Brief regering : Diverse onderwerpen op het gebied van migratie
30 573 Migratiebeleid
19 637
Vreemdelingenbeleid
Nr. 220
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ASIEL EN MIGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 december 2024
1. Inleiding
Op 2 december jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de actuele situatie in de asielketen
en de stand van zaken met betrekking tot de Oekraïense ontheemden. In die brief1 hebt u kunnen lezen dat de druk op de Migratieketen onverminderd hoog is. Ik heb
u een schets gegeven van de opgave van dit kabinet en de organisaties in en rond de
Migratieketen.
In deze brief kom ik terug op verschillende – door uw Kamer aangenomen – moties en
toezeggingen met betrekking tot verschillende onderwerpen in de Migratieketen.
2. Moties/toezeggingen opvang
In het tweeminuten debat Vreemdelingen- en asielbeleid heeft het lid Podt een motie2 ingediend om samen met de VNG te onderzoeken hoe de financiering van opvang en huisvesting
van verschillende doelgroepen kan worden ontschot. Dit onderwerp is één van de centrale
thema’s in het interdepartementale traject Effectief Onderdak. Concreet wordt gewerkt
aan het ontwerp van een doelgroep-flexibele regeling, waarmee het onderdak van verschillende
doelgroepen kan worden bekostigd. Ik verwacht uw Kamer voor de zomer 2025 te kunnen
informeren over de vormgeving hiervan.
Tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Asiel en Migratie op 5 en
7 november jl. heeft het lid Podt een motie3 ingediend om kleinschalige reguliere voorzieningen te blijven faciliteren en gemeenten
die hierom verzoeken welwillend tegemoet te komen. De Uitvoeringsagenda Flexibilisering
Asielketen4 (hierna: uitvoeringsagenda), die eerder dit jaar met de Tweede Kamer is gedeeld,
schetst het toekomstbeeld van het asielopvanglandschap. Het realiseren van grootschalige
sobere locaties, verdeeld over Nederland, blijft nodig om voldoende betaalbare duurzame
opvangplekken te realiseren. Tegelijkertijd blijft het mogelijk voor het COA en gemeenten
om kleinschalige locaties te realiseren. Ook het uitgangspunt om de asielopvang van
alleenstaande minderjarige vreemdelingen kleinschalig in te richten, blijft binnen
de uitvoeringsagenda gewaarborgd.
Ook de leden Ceder en Boomsma hebben tijdens genoemde begrotingsbehandeling een motie5 ingediend. Het betreft hier het toezien op de naleving van de termijnen voor het
verblijf van kinderen in de noodopvang en gezinnen met voorrang in de reguliere opvang
plaatsen. Lid van Nispen diende twee moties in: een motie over zorgen dat kinderen
opgevangen worden op plekken waar voorzieningen voor kinderen zijn6 en een motie7 om uiterlijk op 1 december 2024 met een plan te komen om uitvoering te geven aan
het uitgangspunt dat kinderen worden opgevangen op locaties met de juiste voorzieningen.
Op 12 december heeft de vaste commissie voor Asiel en Migratie mij tevens besloten
te verzoeken uw Kamer zo spoedig mogelijk een brief te sturen over de uitvoering van
de motie van het lid Van Nispen8.
Het uitgangspunt van het COA is dat kinderen niet of zo kort mogelijk in noodopvanglocaties
verblijven. Met de aanhoudende druk op de opvangcapaciteit van het COA is het momenteel
niet mogelijk om hieraan te voldoen. Dit is reden tot grote zorg. Met het verblijf
van kinderen in noodopvanglocaties en de verhuisbewegingen die kinderen noodgedwongen
maken door het tijdelijke karakter van noodopvanglocaties, is het niet altijd mogelijk
om kinderen de aandacht en de begeleiding te bieden die zij nodig hebben. Het streven
van het COA blijft om kinderen en andere kwetsbare doelgroepen met voorrang in de
reguliere opvanglocaties te plaatsen, zodra hier plek vrijkomt.
Daarbij moet opgemerkt worden dat de bezetting op opvanglocaties nog steeds blijft
toenemen en op veel plekken al zeer hoog is, waardoor er bijna geen bewegingsruimte
meer zit in (ver)plaatsingen. In november 2024 had het COA 90 reguliere locaties en
195 noodopvanglocaties. Daarbij bevindt 40% van alle asielzoekers die bij het COA
verblijven zich inmiddels op noodopvanglocaties. Voorts zijn kinderen niet de enige
doelgroep die voorrang hebben. Er zijn meer kwetsbaren die bij voorkeur niet in noodopvang
worden geplaatst. U kunt hierbij denken aan bijvoorbeeld zwangere vrouwen. Daarnaast
is sprake van kwaliteitsverschillen tussen noodopvanglocaties. Sommige locaties doen
qua voorzieningenniveau niet onder voor reguliere locaties waar kinderen verblijven.
Mijn ministerie voert met het COA het gesprek over hoe de bovengenoemde uitgangspunten
binnen de huidige context beter nageleefd kunnen worden,
De oplossing voor het verbeteren van de situatie van kinderen in de noodopvang ligt,
naast het beperken van de instroom, ook in het creëren van voldoende duurzame opvangplekken.
Momenteel loopt de realisatie van voldoende duurzame opvangplekken achter op het geprognosticeerde
benodigde aantal. Een andere oorzaak van de grote druk op de asielopvang is het achterblijven
van de uitstroom van statushouders naar huisvesting in gemeenten. Met de Minister
van VRO ben ik hierover in gesprek.
Omdat kinderen een kwetsbare doelgroep betreft, is binnen de asielopvang extra aandacht
voor de kwaliteit van opvanglocaties waar zij verblijven. Het COA doet er alles aan
om de veiligheid en het welbevinden van kinderen op alle opvanglocaties te waarborgen.
Daar waar noodopvang nodig is, wordt ingezet om de kwaliteit van de voorzieningen
zoveel mogelijk te borgen, inclusief onderwijs en andere voorzieningen voor kinderen.
Dit is echter, hoe dan ook, sterk afhankelijk van de door gemeenten aangeboden locaties.
Mijn ambtsvoorganger heeft toegezegd9 uw Kamer te informeren over de uitbreiding van de logeerregeling, tevens heeft hij
uw Kamer toegezegd10 de geactualiseerde handleiding crisisnoodopvang toe te sturen. Met betrekking tot
de handleiding, deze is als bijlage bij deze brief gevoegd. Aangaande de logeerregeling:
de regeling biedt statushouders, die in afwachting zijn van woonruimte in een gemeente,
de mogelijkheid om bij vrienden, familie of een gastgezin te verblijven. Tijdens het
logeren houden logeerders recht op basisvoorzieningen van het COA, zoals weekgeld
en toegang tot medische zorg. Het recht op een bed bij het COA vervalt. Daarom ontvangen
bewoners van 21 jaar en ouder een extra financiële toelage. De logeerregeling draagt
niet alleen bij aan de integratie van statushouders, maar zorgt er ook voor dat er
bedden in de COA-opvang vrijkomen. Om die reden is gekeken naar uitbreiding van deze
regeling. Inmiddels is een gedeeltelijke uitbreiding van de doelgroep gerealiseerd.
Ook asielzoekers van wie de aanvraag in de algemene en verlengde asielprocedure wordt
behandeld en die in bezit zijn van een Burgerservicenummer (BSN) kunnen gebruik maken
van de logeerregeling. Het hebben van een BSN is een harde voorwaarde gebleken, omdat
anders de toegang tot zorg niet geborgd kan worden. Zonder BSN kan een asielzoeker
zich niet inschrijven bij de huisarts. Dat betekent dat verdere uitbreiding van de
logeerregeling, van asielzoekers in de algemene en verlengde asielprocedure zonder
BSN, of van asielzoekers gedurende of na het aanmeldproces in principe niet mogelijk
is.
De gemeenten kunnen tot eind 2025 gebruik maken van de Hotel- en accommodatieregeling
(hierna: de HAR), daar deze wordt verlengd tot 1 januari 2026. Dat betekent dat gemeenten
tot die tijd statushouders, voorafgaand aan huisvesting, tijdelijk onderdak kunnen
bieden in hotels en andere accommodaties met gebruikmaking van de HAR. De regeling
en voorwaarden waaronder de HAR gebruikt kan worden zijn hetzelfde gebleven. Statushouders
zijn nu tijdens het tijdelijk onderdak – net als personen in de asielopvang – wel
verplicht om bij inkomen en vermogen een eigen bijdrage te leveren aan het tijdelijk
onderdak. Statushouders doen melding over hun inkomen en vermogen bij het COA. Voorts
is het maximaal aantal statushouders per half jaar dat tijdelijk onderdak kan krijgen
via de HAR verlaagd naar 2.000. Aan het einde van 2025 wordt opnieuw bezien of de
HAR opnieuw wordt opengesteld.
Tot slot wil ik Uw Kamer graag informeren dat de gesprekken tussen de gemeente Almere
en het Ministerie van AenM ertoe hebben geleid dat in de voormalig PI in Almere Buiten
geen procesbeschikbaarheidslocatie voor vreemdelingen met een kansarme aanvraag komt.
De Staatssecretaris voor JenV gaat met de gemeente verkennen of de voormalige PI voor
het gevangeniswezen en/of vreemdelingenbewaring ingezet kan worden.
3. Motie over een robuuste en wendbare asielketen
Het lid Bisschop heeft een motie11 ingediend over het inventariseren van noodzakelijke structurele investeringen in
de asielketen om te komen tot een robuust en wendbaar geheel. In de afgelopen jaren
is gebleken dat het op- en afschalen van de capaciteit van de IND en het COA en het
meebewegen met de actuele asielinstroom en opvangbehoefte niet langer werkt.
Het COA is, voor opvangplekken, afhankelijk van draagvlak bij gemeenten en omwonenden,
geschikt vastgoed en personeel die vaak op korte termijn niet beschikbaar zijn of
alleen tegen hoge kosten. Bij voorjaarsnota 2023 is daarom besloten dat het Rijk een
vaste capaciteit van 41.000 opvangplekken met bijbehorende personele bezetting bij
het COA meerjarig (stabiel) financiert. Er wordt niet afgeschaald onder deze vaste
capaciteit van opvangplekken van reguliere kwaliteit. Als er minder asielzoekers zijn
dan kan een deel ingezet worden voor andere groepen (bijvoorbeeld studenten, spoedzoekers
en daklozen). Het COA kan hierdoor beter anticiperen op fluctuaties in de bezetting
tegen lagere kosten voor personeel en huisvesting dan bij noodopvang het geval is.
Met de vanaf 2027 beschikbare middelen in de begroting is het niet mogelijk om deze
stabiele capaciteit van 41.000 opvangplekken aan te blijven houden. Daarmee is de
structurele financiering van de vaste voorraad niet geborgd in de Rijksbegroting.
Bij de IND is begin 2024 de opdracht gegeven aan een externe partij om een advies
met betrekking tot de toekomstbestendige bekostigingssystematiek voor IND te geven.
In de afgelopen maanden is onderzoek gepleegd om te komen tot dit advies met betrekking
tot de structurele financiering. Het uitgangspunt is dat de financieringsvorm ondersteunend
is aan de meerjarige opdrachten van de IND. Op korte termijn wordt dit advies verder
geconcretiseerd en zal het gedeeld worden met uw Kamer.
4. Moties/toezeggingen Immigratie en Naturalisatiedienst (IND)
De leden Van Nispen, Piri en Bontenbal hebben diverse moties12 ingediend met betrekking tot een plan van aanpak van de IND over het verkorten van
de beslistermijnen in asiel- en nareiszaken en het wegwerken van de wachtlijsten.
Bij asiel- en nareis aanvragen heeft de IND al jaren te kampen met oplopende voorraden.
Onbeperkt in omvang groeien om voorraden terug te dringen en binnen de beslistermijnen
te beslissen, is onhoudbaar en biedt geen soelaas. Een eenvoudige oplossing om op
korte termijn deze problemen op te lossen is er niet. Om die redenen heeft de IND
als meerjaren ambitie om de productie vanaf 2025 jaarlijks te verhogen en daarmee
in te lopen op de voorraden. Concreet betekent dit dat de IND de komende periode in
gaat zetten op slimmer werken door het automatiseren van administratieve handelingen
en het vroegtijdig labelen van aanvragen en bijpassende behandelprocessen. Ook andere
(IV)-vernieuwingen moeten de komende jaren zorgen dat de productiviteit wordt verhoogd.
Zo wordt er een nieuw asielsysteem in gebruik genomen tegelijkertijd met de inwerking-treding
van het Migratiepact. Door implementatie van een productiesturingsmodel waarbij wordt
ingezet op kleinere behandelteams met afgebakende taken en in te zetten op workforcemanagement
kan efficiënter gebruik gemaakt worden van personeel en beter gestuurd worden op de
beschikbaarheid en inzetbaarheid van medewerkers.
Een ander belangrijk speerpunt voor de IND om de meerjaren ambitie waar te maken is
in te zetten op het minder ingewikkeld maken van de behandeling van aanvragen. Omdat
dit voor de IND een belangrijk thema is, is daartoe ook een IND-breed programma opgezet.
Dit moet ervoor zorgen dat de noodzaak om zaken minder ingewikkeld te maken in de
gehele organisatie onder de aandacht komt en blijft. Dit kan zowel op processen zien
die minder complex gemaakt kunnen worden, als op inhoudelijke complexiteit. Waar mogelijk
past de IND ingewikkelde interne processen aan om zo ook een efficiëntieslag te slaan.
De IND heeft daarnaast ook de hulp nodig van het departement en de politiek om beleid,
wet- en/of regelgeving minder complex te maken. Vanuit de IND zal bij het opstellen
van nieuw beleid, wet- en/of regelgeving daarbij steeds blijvend aandacht worden gevraagd
voor de uitvoeringsimplicaties en de noodzaak om beleid, wet- en regelgeving zo eenvoudig
mogelijk te houden. Ook zal de IND waar mogelijk, verzoeken om ruimte aan de uitvoering
te geven.
De inwerkingtreding van het Migratiepact in 2026 past bij de ambitie van de IND. Het
Migratiepact biedt de mogelijkheid om de asielprocedure opnieuw in te richten. De
IND zal zich bij het uitdenken van dit nieuwe asielproces dan ook steeds inzetten
voor een zo efficiënt en flexibel mogelijke asielprocedure met zo min mogelijk verplichte
stappen. De verwachting is dat de IND haar productie daarmee op termijn kan verhogen.
De inzichten die in het project Bespoediging Afdoening Asiel (BAA) zijn opgedaan worden
meegenomen in de herinrichting van de asielprocedure.
Als laatste zal de IND inzetten op het werven van extra personeel waar dat nodig is.
De IND leidt nu al voortdurend op om de uitstroom van personeel op te kunnen vangen.
Omdat de IND niet eindeloos kan groeien, zal steeds kritisch bekeken moeten worden
of het nodig is om extra personeel aan te nemen. Daarbij moet steeds de afweging gemaakt
worden tussen hoeveel investeringen de IND daarvoor moet doen en wat dit aan extra
productie oplevert.
Tijdens het tweeminuten debat in september jl. heb ik uw Kamer toegezegd u te informeren
over de voortgang van het onderzoek naar fraude bij de IND. Naar aanleiding van meldingen
bij de Interdepartementaal Bijzonder Vertrouwenspersoon van het Ministerie van Justitie
en Veiligheid, heeft de IND besloten om onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren.
Het eerste gedeelte van dit onderzoek, uitgevoerd in opdracht van de plaatsvervangend
Secretaris-Generaal, is onlangs afgerond. De conclusies van dit vooronderzoek geven
aanleiding tot vervolgonderzoek. De volgende fase van dit onderzoek zal naar verwachting
begin 2025 zijn afgerond.
De leden Van Zanten en Boomsma hebben tijdens de begrotingsbehandeling begin november
een motie13 ingediend over het stopzetten van asielprocedures en het intrekken van verblijfsvergunningen
voor bepaalde tijd wanneer blijkt dat asielzoekers of statushouders afreizen naar
het land van herkomst. Graag informeer ik uw Kamer over de inrichting van de asielprocedures
in deze situaties. De procedures waren op deze punten al zodanig ingericht dat deze
tegemoetkomen aan de wensen van uw Kamer, zoals deze per aangenomen motie aan de regering
zijn verzocht door de leden Van Zanten (BBB) en Boomsma (NSC).
Als wordt geconstateerd dat personen met een asielvergunning voor bepaalde tijd hun
herkomstland hebben bezocht, wordt reeds onderzocht of de asielvergunning kan worden
ingetrokken. De IND werkt samen met de KMar en andere ketenpartners om te controleren
of vreemdelingen met een asielvergunning naar hun herkomstland zijn gereisd. Als wordt
geconstateerd dat vreemdelingen met een asielvergunning hun herkomstland hebben bezocht,
dan start de IND in de regel een herbeoordelingsprocedure. In deze procedure wordt
individueel beoordeeld of de asielvergunning kan worden ingetrokken. Intrekken kan
als de grond voor verlening is komen te vervallen en gebleken is dat bescherming niet
langer nodig is en vindt plaats conform de EU-regelgeving. De asielvergunning is immers
bedoeld om mensen te beschermen tegen een reëel gevaar in dat herkomstland. Indien
een asielzoeker tijdens de procedure terugkeert naar het land van herkomst dan wordt
de asielaanvraag buiten behandeling gesteld.
5. Overige moties/toezeggingen
Terugkeerborden
Zoals uw Kamer weet zet ik mij, samen met het kabinet, in om grip te krijgen op migratie.
Nederland moet gaan behoren tot het land met het strengste asielregime ooit. Om daartoe
te komen verken ik alle mogelijke maatregelen. Mede naar aanleiding van de motie14 van het lid Bontenbal heb ik echter besloten af te zien van de maatregel om terugkeerborden
bij opvanglocaties voor asielzoekers te plaatsen.
Westerwolde
Daarnaast heb ik uw Kamer toegezegd de gemeente Westerwolde schadeloos te stellen
voor de kosten voor jeugdzorg voor kinderen die inmiddels elders in het land zijn
geplaatst. Mijn departement heeft de gemeente geholpen met het aanvragen van de juiste
financiering. Met betrekking tot de Jeugdzorg in Ter Apel is in januari 2024 toegezegd
dat de gemaakte kosten voor Westerwolde vergoed zouden worden door gebruik te maken
van de specifieke uitkering van VWS. Indien dit niet toereikend zou zijn, zou het
Rijk garant staan voor de overige kosten. Daarnaast wordt gezamenlijk met het COA
gewerkt aan een structurele oplossing omtrent de processen en inschrijving in de BRP,
zodat de juiste gemeenten de juiste kosten dragen. Ik kan bevestigen dat de gemeente
Westerwolde de bedragen voor de gemaakte kosten inmiddels heeft ontvangen.
Regeling eigenbijdrage asielzoekers
Eerder dit jaar heb ik uw Kamer geïnformeerd over de Regeling Eigen Bijdrage Asielzoekers
in relatie tot de uitbetaling van dwangsommen. Daarbij heb ik toegezegd15 uw Kamer te informeren over de resultaten van het onderzoek door het COA en de IND.
Daarbij wordt onderzocht of het mogelijk is om het Reba-proces verder te stroomlijnen
met verbeterde informatie-uitwisseling, zodat in meer zaken een eigen bijdrage geïnd
kan worden. Op 1 november jl. is een pilot gestart voor versnelde gegevenslevering
tussen IND en COA. De pilot duurt tot en met 31 december 2024 waarna een evaluatie
zal plaatsen. Zodra ik de resultaten uit deze evaluatie heb ontvangen, zal ik ze delen
met uw Kamer.
Rapport parlementaire enquête-commissie Fraudebestrijding en Dienstverlening
Op 2 april 2024 heeft uw Kamer de motie van het lid Van Baarle16 aangenomen die de regering verzoekt om ook op het terrein van asiel en migratie lering
te trekken uit de conclusies van het rapport van de parlementaire enquête-commissie
Fraudebestrijding en Dienstverlening.
In het kader van het besteden van meer aandacht aan de zogenoemde menselijke maat
in beleid en dienstverlening van de overheid, voortvloeiend uit de Parlementaire enquête
over de Toeslagenaffaire, is ook binnen het migratiebeleid kritisch gekeken naar mogelijkheden
tot verbetering in de omgang van de overheid met de burger. Er zijn diverse acties
in gang gezet om deze te verbeteren die tot op heden worden gecontinueerd. Hiermee
wordt ook gevolg gegeven aan de conclusies van het rapport van de parlementaire enquêtecommissie
Fraudebestrijding en Dienstverlening. Ik verwijs u naar Kamerstukken 19 637, nrs. L, K (verslagen nader schriftelijk overleg met de Staatssecretaris van Jen V over de menselijke
maat en dienstverlening in de migratieketen van 11 november 2022 en 27 maart 2023)
en 19 637, nr. J (brief van de Staatssecretaris van JenV over de menselijke maat en dienstverlening
in de migratieketen van 25 juli 2022).
Ongedocumenteerde kinderen
In het Commissiedebat van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid van 10 mei
2023 (Kamerstuk 19 637, nr. 3115), heeft het lid Podt gevraagd om een schriftelijke toelichting over het Nederlandse
beleid ten aanzien van de groep ongedocumenteerde kinderen (i.c. kinderen zonder asielverleden)
in vergelijking van het beleid in Duitsland, Frankrijk en Spanje. De context van de
vraag was de situatie van ongedocumenteerde kinderen die in Nederland weliswaar onderwijs
hebben gevolgd, maar die geen aanspraak maken op een reguliere verblijfsvergunning.
Omdat het maken van een internationale vergelijking niet eenvoudig is en arbeidsintensief
bleek kan ik deze vraag nu pas beantwoorden. Om een antwoord te kunnen geven is het
European Migration Network (EMN), waarbij alle EU-lidstaten zijn aangesloten, bevraagd
en is gesproken met het Spaanse Ministerie van Inclusie, Sociale Zekerheid en Migratie.
Nederland kent geen specifiek, regulier toelatingsbeleid ten aanzien van ongedocumenteerde
kinderen. Deze kinderen mogen onderwijs volgen in Nederland zo lang als zij leerplichtig
zijn en een stage, aangevangen voor het 18de jaar, mag worden afgerond. Eén en ander geeft echter geen recht op verblijf na het
18de jaar.
Vreemdelingen zonder verblijfsvergunning zijn uitgesloten van toegang tot hoger onderwijs.
Voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning moet aan de algemene voorwaarden voor
de bestaande reguliere verblijfsdoelen worden voldaan. In een aantal gevallen kan
een geslaagd beroep worden gedaan op artikel 8 EVRM.
In Duitsland kunnen ongedocumenteerden betaald werk doen wanneer zij een tijdelijke
uitzettingsstop hebben gekregen, bijvoorbeeld omdat hun terugkeer niet kan worden
uitgevoerd. Dit beleid richt zich niet specifiek op ongedocumenteerde kinderen die
meerderjarig worden, als bedoeld in de vraag. Ook stelt Duitsland ongedocumenteerden
in staat hoger onderwijs te volgen of een beroepsopleiding, mits zij een uitzettingsstop
hebben.
Ongedocumenteerden kunnen in Duitsland alleen een verblijfsvergunning voor studiedoeleinden
krijgen, indien zij deze aanvragen in hun land van herkomst. Na succesvolle afronding
van een opleiding kan dan vervolgens een verblijfs-vergunning van twee jaar worden
afgegeven voor werk dat overeenkomt met de verworven kwalificatie.
In Frankrijk is beroepsonderwijs niet toegankelijk voor ongedocumenteerden, omdat
daarvoor een werkvergunning nodig is. Ongedocumenteerden kunnen zich wel inschrijven
voor hoger onderwijs, omdat het niet aan onderwijsinstellingen is om te controleren
of studenten een verblijfsvergunning hebben. Na succesvolle afronding van hun opleiding
kunnen ongedocumenteerden, zij het in uitzonderlijke gevallen, ook een verblijfsvergunning
krijgen.
Spanje is van de onderzochte landen het enige land dat hier een specifieke verblijfsregeling
kent. Vanaf 2021 is beleid in werking voor ongedocumenteerde kinderen die meerderjarig
worden. Het gaat om derdelanders in brede zin.
Voorwaarde is dat het gaat om alleenstaande minderjarigen die onder een vorm van toezicht van de overheid staan (voogdij, gezag,
voorlopige bescherming of zorg van een dienst voor kinderbescherming). Voor minderjarige
alleenstaande vreemdelingen die onder toezicht staan van een overheidsinstantie geldt
dat, als wordt vastgesteld dat zij niet kunnen terugkeren, tot het 18de jaar er een verblijfsvergunning wordt verstrekt. Hiervoor geldt een specifieke procedure
die moet worden ingesteld bij de vreemdelingendienst. Gedurende de minderjarigheid
is de vergunning geldig voor twee jaar en is een verlenging geldig voor twee jaar
mogelijk. Het verrichten van arbeid is toegestaan. Vervolgens kan een vergunning voor
langdurig verblijf worden aangevraagd. Minderjarigen in het bezit van een dergelijke
vergunning, kunnen bij het bereiken van de meerderjarigheid een verlenging van de
vergunning aanvragen.
Voor minderjarigen die onder toezicht staan van een overheidsinstantie, de meerderjarige
leeftijd bereiken en (nog) geen verblijfrecht hebben geldt dat zij een tijdelijke
verblijfsvergunning op grond van uitzonderlijke omstandigheden kunnen aanvragen. Aangetoond
moet worden dat men over voldoende middelen beschikt om in het levensonderhoud te
kunnen voorzien en dat er geen sprake is van criminele antecedenten. Ook met deze
vergunning heeft betrokkene toestemming te werken. Tot slot is een dergelijke vergunning
geldig voor twee jaar en is steeds verlengbaar met perioden van twee jaar, tenzij
er een vergunning voor langdurig verblijf kan worden verleend.
Mijn inzet is en blijft om te komen tot grip op Migratie, alle inspanningen van de
organisaties in de Migratieketen zijn en blijven daarop gericht. Ik ga ervan uit uw
Kamer voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Asiel en Migratie, M.H.M. Faber-van de Klashorst
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie