Brief regering : Verzamelbrief justitiële jeugd
28 741 Jeugdcriminaliteit
Nr. 119 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 juni 2024
Met deze brief breng ik uw Kamer op de hoogte van een aantal ontwikkelingen met betrekking
tot justitiële jeugd. Het gaat om de volgende onderwerpen:
1. ontwikkelingen justitiële jeugdinrichtingen (JJI’s);
2. wachtlijst jeugdige zelfmelders;
3. pilot Halt 18+ met licht verstandelijke beperking;
4. verbetertraject adolescentenstrafrecht;
5. last onder dwangsom door burgemeesters;
6. implementatie Ritax 2.0;
7. jongerenrechtbank.
1. Ontwikkelingen justitiële jeugdinrichtingen
1.1 Stand van zaken capaciteitsuitbreiding justitiële jeugdinrichtingen
De JJI’s kampen al langere tijd met hoge capaciteitsdruk, onder andere door arbeidsmarktkrapte
en een tekort aan capaciteit.1 Daarom heb ik eerder al besloten om de capaciteit uit te breiden.2 Voor deze uitbreiding ben ik afhankelijk van een succesvolle werving. Ik heb aan
de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) gevraagd om Penitentiaire Inrichting (PI)
Klein Bankenbosch in Veenhuizen te herbestemmen tot een JJI met maximaal 70 hoogbeveiligde
plekken. Deze nieuwe JJI zal de naam «De Haven» krijgen. Ik verwacht op dit moment
dat de eerste leefgroep (in totaal 10 plekken) van JJI De Haven in oktober 2024 geopend
kan worden. De ingebruikname van de overige leefgroepen volgt in de loop van 2025.
Daarnaast wordt JJI Teylingereind uitgebreid. Er is in februari 2024 een leefgroep
geopend. Ik heb in mijn Kamerbrief van 22 april 2024 aangegeven dat ik verwachtte
dat de volgende leefgroep na de zomer van 2024 geopend kon worden.3 Daar moet ik helaas op terugkomen. De werving van personeel verloopt minder succesvol
dan gehoopt, waardoor de uitbreiding vertraging heeft opgelopen. Ik verwacht op dit
moment dat de volgende extra leefgroep van JJI Teylingereind vóór de zomer van 2025
geopend kan worden, mits de werving van personeel succesvol verloopt.
Een solide personele bezetting is nodig om de kwaliteit van het verblijf en de behandeling
in de JJI’s te kunnen waarborgen. In de huidige arbeidsmarkt is dat een continue uitdaging.
Ik heb uw Kamer eerder geïnformeerd over mijn besluit om altijd drie, in plaats van
twee, medewerkers als groepsleiding op een volle leefgroep in te roosteren.4 Dit levert uitdagingen op met betrekking tot de ingebruikname van nieuwe capaciteit
zoals in Teylingereind en in Veenhuizen, maar ook met betrekking tot de huidig beschikbare
capaciteit in de JJI’s. Vanwege een tekort aan personeel is bijvoorbeeld op dit moment
één leefgroep in Rijks Justitiële Jeugdinrichting locatie Den Hey-Acker (van 10 plekken)
tijdelijk gesloten. Deze leefgroep zal uiteraard weer geopend worden zodra er voldoende
medewerkers zijn geworven. Daarbij is het uitgangpunt een veilig en pedagogisch verantwoord
klimaat voor zowel de medewerkers als de jeugdigen.
1.2 Extra afdeling in het gevangeniswezen voor jongvolwassenen
Als gevolg van de eerder genoemde capaciteitsdruk is het noodzakelijk om jongvolwassenen
in het gevangeniswezen in een Huis van Bewaring (HvB) te plaatsen, op basis van artikel
9 Penitentiaire Beginselenwet.5 Ik heb uw Kamer op 10 april 2024 geïnformeerd over mijn besluit om, naast de al bestaande
afdeling voor jongvolwassenen in Justitieel Complex Zeist (JC Zeist), een extra afdeling
in het gevangeniswezen vrij te maken waar jongvolwassenen gezamenlijk worden geplaatst.6 Hierna ga ik nader in op de mogelijkheden voor dagbesteding op deze afdeling, zoals
toegezegd tijdens het commissiedebat Gevangeniswezen en tbs van 16 mei 2024.7
Zoals ik tijdens dit commissiedebat al aangaf, heb ik het besluit genomen om deze
extra jongvolwassenafdeling in het gevangeniswezen in PI Almelo te openen. Sinds eind
april 2024 stromen op deze HvB-afdeling jongvolwassenen in. Aanvankelijk zaten er
ook volwassen gedetineerden op deze afdeling. Deze zijn in de periode daarna overgeplaatst
dan wel uitgestroomd. Sinds 15 mei 2024 is de afdeling geheel beschikbaar voor jongvolwassenen.
Op peildatum 17 juni 2024 verbleven hier 20 jongvolwassenen.8
De afdeling in PI Almelo waar jongvolwassenen bij elkaar worden geplaatst is een HvB-afdeling.
Het dagprogramma van een HvB bestaat uit 42,5 uur aan activiteiten per week, waaronder
arbeid en sport. Er is geen avondprogramma en een beperkt weekendprogramma. De DJI
spant zich in om, binnen het kader van het HvB-regime, zoals in JC Zeist, extra elementen
toe te voegen binnen het reguliere dagprogramma met expertise ten aanzien van het
omgaan met jongvolwassenen. De mogelijkheden hiertoe zijn echter beperkt. Voor de
extra elementen is de DJI afhankelijk van de inzet van externe organisaties en extern
personeel. Ik ben mij ervan bewust dat het dagprogramma, ook met de extra elementen,
niet volledig aansluit op de behoeften van deze doelgroep.
Verder zijn er verschillen tussen de afdelingen voor jongvolwassenen in JC Zeist en
PI Almelo. Beide bieden een HvB-dagprogramma, met daarbinnen elementen die waar mogelijk
aansluiten bij de specifieke behoeften van de doelgroep, maar tegelijkertijd is er
sprake van een andere gebouwelijke en personele situatie.
Ik blijf de plaatsing van jongvolwassenen in het gevangeniswezen nauwgezet volgen.
Daarnaast worden de Inspectie van Justitie en Veiligheid, de Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd, de Inspectie van het Onderwijs en de Nederlandse Arbeidsinspectie periodiek
door de DJI geïnformeerd over de plaatsing van jongvolwassenen in het gevangeniswezen.
1.3 Motie over voortzetting onderwijs voor jongeren in volwassendetentie
Op 28 mei 2024 is een motie aangenomen van het lid Lahlah (GroenLinks/PvdA) c.s.,
waarin de regering wordt verzocht om de mogelijkheden te onderzoeken op welke manieren
jongeren tijdens hun verblijf in volwassendetentie toch hun onderwijs kunnen voortzetten
als zij dat willen, bijvoorbeeld door te kijken naar onlineonderwijs en/of aansluiting
bij de onderwijsmogelijkheden voor volwassenen.9 Ik gaf tijdens het commissiedebat Gevangeniswezen en tbs van 16 mei 2024 al aan dat
in het gevangeniswezen niet hetzelfde niveau van onderwijs kan worden geboden als
in een JJI, onder andere vanwege het gebrek aan faciliteiten en personeel. Desalniettemin
heb ik de DJI gevraagd om deze mogelijkheden nader te onderzoeken en informeer uw
Kamer uiterlijk in oktober 2024 over de uitkomst daarvan.
2. Wachtlijst jeugdige zelfmelders
Op 22 april 2024 informeerde ik uw Kamer over de wijze waarop ik de wachtlijst van
jeugdige delinquenten ga oplossen.10 In die Kamerbrief heb ik een grove uitsplitsing gemaakt naar delicttypen; vermogens-
en geweldsdelicten en overtredingen van de Wet Wapens en Munitie. Die uitsplitsing
was niet uitputtend. In het kader van transparantie doe ik u in de bijlage bij deze
brief de actuele11 wachtlijst integraal toekomen.
Deze zaken worden, zoals ik uw Kamer eerder liet weten, allemaal opnieuw aan de rechter
voorgelegd. De zes zaken met een jeugddetentie van vier weken of meer worden aan de
rechter voorgelegd voor omzetting van de straf. De vijfentwintig zaken met een straf
van minder dan vier weken en de vijf zaken met vervangende jeugddetentie van meer
dan vier weken12 worden aan de rechter voorgelegd voor een advies over de wenselijkheid van het alsnog
tenuitvoerleggen, verminderen, veranderen of kwijtschelden van de oorspronkelijke
straf. Naar verwachting zal de wachtlijst in het voorjaar van 2025 zijn opgelost.
3. Pilot Halt 18+ met licht verstandelijke beperking
Naar aanleiding van het notaoverleg over de initiatiefnota van het lid Verkuijlen
op 16 oktober 2023 is een motie van het lid Ellian (VVD) aangenomen, waarin wordt
verzocht om nogmaals in gesprek te gaan met de ketenpartners over het inrichten van
een nieuwe pilot waarbij «first offenders» van Halt-waardige feiten in de leeftijd
van 18 tot 23 jaar met een diagnose licht verstandelijke beperking (verder: LVB) voor
een Halt-afdoening kunnen kiezen13
Aan de motie ligt de eerdere pilot «Halt voor jongvolwassenen» ten grondslag, waarin
is gekeken of Halt moet worden opengesteld voor jongvolwassenen die vallen onder het
adolescentenstrafrecht. Deze pilot in de regio Rotterdam is in november 2019 van start
gegaan met een looptijd van een jaar en is verlengd tot 11 maart 2021. Deze pilot
is geëvalueerd door het Verwey-Jonker instituut.14 Op 5 juli 2022 heb ik uw Kamer geïnformeerd over dit onderzoek en over mijn standpunt
om de Halt-afdoening niet open te stellen voor jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar.
Hiervoor waren zowel inhoudelijke als procesmatige argumenten.15
Naar aanleiding van de aangenomen motie ben ik opnieuw in gesprek gegaan met ketenpartners
over de mogelijkheden tot het inrichten van een nieuwe pilot, ditmaal voor uitsluitend
jongvolwassenen met een LVB.16 Uit deze gesprekken kan geconcludeerd worden dat de ketenpartners, met uitzondering
van Halt, geen voorstander zijn van de openstelling van de Halt-afdoening voor deze
specifieke doelgroep. Hieraan liggen drie belangrijke argumenten ten grondslag. Ten
eerste wijzen de ketenpartners op praktische bezwaren, zoals die ook eerder naar aanleiding
van de vorige pilot zijn benoemd. Uitgangspunt bij zowel de pilot uit 2019 als de
eventuele nieuwe pilot is dat de wetssystematiek van het adolescentenstrafrecht wordt
gevolgd. Dat betekent dat bij jongvolwassen (18–23 jaar) het volwassenstrafrecht wordt
toegepast, tenzij op grond van de persoonlijkheid van de verdachte of de omstandigheden
waaronder het feit is begaan aanleiding bestaat om het jeugdstrafrecht toe te passen.
Dit maakt dat er een selectie gemaakt dient te worden binnen de brede groep van jongvolwassenen.
In de aangenomen motie gaat het om jongvolwassenen met een LVB. Het praktische bezwaar
is hier echter, dat op het moment dat een zaak kan worden doorverwezen naar Halt,
er onvoldoende informatie beschikbaar is om de jongeren die in aanmerking komen voor
Halt in verband met een LVB, te selecteren.
Als tweede reden wordt verwezen naar enkele conclusies uit het eerdere evaluatierapport
waaruit blijkt dat er geen bewijs aanwezig is dat (elementen van) de Halt-afdoening
werkzaam zouden zijn voor jongvolwassenen, of dat er bewezen werkzame elementen voor
jongvolwassenen zijn die toegevoegd zouden kunnen worden aan de Halt-afdoening.
Ten slotte wordt aangegeven dat er voor deze specifieke doelgroep meerdere passende
alternatieven beschikbaar zijn, zowel in het reguliere sanctiepalet (zoals de reprimande,
een (voorwaardelijk) sepot of mediation) als in het bieden van een interventie, gericht
op de LVB-diagnose. Zo wordt bij de reclassering in de opleiding en vervolgtrainingen
aandacht besteed aan LVB, wat medewerkers in staat stelt hun handelen en bejegening
af te stemmen op het verstandelijk vermogen van de jongvolwassene. Daarnaast heeft
de reclassering specifieke gedragstrainingen voor mensen met een LVB, zoals de Training
Cognitieve Vaardigheden voor Licht Verstandelijk Beperkten.
Dit alles bij elkaar genomen maakt dat er inhoudelijke en procesmatige bezwaren zijn
om de Halt-afdoening open te stellen voor jongvolwassenen met een LVB. Ik zal daarom
niet overgaan tot het inrichten van een nieuwe pilot.
4. Verbetertraject adolescentenstrafrecht
In juli 2023 informeerde ik uw Kamer uitgebreid over de voortgang van het verbetertraject
adolescentenstrafrecht (ASR).17 Ik heb daarbij toegezegd dat ik uw Kamer in juni 2024 opnieuw zou informeren over
de stand van zaken van dit verbetertraject. Die toezegging doe ik hierbij gestand.
In het verbetertraject ASR werkt mijn ministerie samen met de ketenpartners18 aan het verbeteren van de toepassing van het adolescentenstrafrecht door het oplossen
van knelpunten in de uitvoeringspraktijk. In het afgelopen jaar hebben de ketenpartners
doorgewerkt aan de acties die ik eerder uiteenzette.19 Ik noem de belangrijkste ontwikkelingen.
1. Om bij te dragen aan een meer eenduidige ASR-doelgroep en de selectie daarvan is het
Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) dit voorjaar
gestart met het onderzoek naar het aanpassen van de huidige drie ASR-selectie-instrumenten.20 Op basis van de meest recente wetenschappelijke inzichten wordt één eenduidig selectie-instrument
opgesteld dat in de hele keten kan worden gebruikt. Het nieuwe selectie-instrument
komt naar verwachting in het voorjaar van 2025 gereed en biedt een goede aanleiding
om de toepassing van het ASR opnieuw onder de aandacht te brengen. Dit zal bijdragen
aan de kennis en communicatie over het ASR.
2. Om beter gebruik te maken van de expertise van de Raad van de Kinderbescherming (RvdK)
voor de ASR-doelgroep is de adviserende rol van de RvdK in het nieuwe Wetboek van
Strafvordering21 uitgebreid. Om hier invulling aan te geven wordt een beleidskader opgesteld. Op basis
van een conceptbeleidskader zullen de RvdK en de volwassenreclassering dit jaar starten
met het in kaart brengen van de uitvoeringsconsequenties daarvan.
3. In ASR-teams worden periodiek ASR-zaken besproken om maatwerk te kunnen leveren en
de samenwerking te verstevigen. De volwassenreclassering brengt op dit moment, samen
met de andere ketenpartners, de succesfactoren en uitdagingen van de ASR-teams in
kaart. De eerste inventarisatie levert het beeld op dat er in iedere regio diverse
afstemmingsmomenten zijn tussen de ketenpartners, maar dat er grote regionale verschillen
zijn. Dit wordt in de komende periode verder uitgediept om te bezien hoe hiervan kan
worden geleerd en welke succesfactoren (meer) kunnen worden benut.
In de eerste maanden van 2025 zal de balans van het verbetertraject ASR worden opgemaakt;
wat is er bereikt en welke optimalisatie van de uitvoeringspraktijk kan nog worden bereikt? Dit wordt gedaan op het moment dat het onderzoek naar de kenmerken van minderjarigen
en jongvolwassenen in justitiële jeugdinrichtingen (JJI’s) gereedkomt. Dit onderzoek
zal aanknopingspunten bieden voor het verbeteren van de behandeling van de ASR-doelgroep
in de JJI’s. Zoals toegezegd zal mede op basis van de uitkomsten van dit onderzoek
een verhoging van de strafmaat voor jongvolwassenen bij toepassing van het ASR opnieuw
worden overwogen.22 Dan zal logischerwijs ook invulling worden gegeven aan de opgave uit het hoofdlijnenakkoord
dat wanneer bij ernstige misdrijven het adolescentenstrafrecht bij meerderjarigen
wordt toegepast, dat uitgebreider moet worden gemotiveerd.
5. Last onder dwangsom door burgemeesters
In de initiatiefnota «Opvoeden die handel» van het lid Verkuijlen (VVD) worden verschillende
voorstellen gedaan om ouderbetrokkenheid te stimuleren (Kamerstuk 36 261, nr. 2). Naar aanleiding daarvan is op 20 maart 2023 een kabinetsreactie verstuurd aan uw
Kamer (Kamerstuk 36 261, nr. 3) en is op 16 oktober 2023 een notaoverleg gevoerd. Een van de voorstellen van het
lid Verkuijlen die het kabinet heeft toegezegd te willen uitvoeren, is het stimuleren
van de inzet van de last onder dwangsom door gemeenten in geval van herhaald delinquent
of ongewenst gedrag. Lid Verkuijlen verzocht de toepassing hiervan door gemeenten,
die deze last onder dwangsom kunnen opnemen in de algemene plaatselijke verordening
(APV), te stimuleren. Daarbij pleitte hij tevens voor het opstellen van kaders in
samenwerking met de gemeenten, zoals het bepalen van het type overtreding dat zich
leent voor de last onder dwangsom en de waarborgen voor een prudente uitvoering.
Bij het ontwikkelen van kaders voor de juiste inzet van de last onder dwangsom bij
wapenbezit is de juridische houdbaarheid hiervan randvoorwaardelijk. Er zijn verschillende
gemeenten in Nederland die reeds gebruikmaken van de last onder dwangsom om wapenbezit
of ander strafbaar gedrag te kunnen tegengaan, en er is inmiddels enige jurisprudentie
beschikbaar. Ik heb kennisgenomen van de ervaringen in elf gemeenten die in hun APV-bepalingen
hebben opgenomen om (herhaald) wapenbezit en eventueel ander ongewenst dan wel strafbaar
gedrag tegen te gaan, met als in te zetten sanctie een last onder dwangsom. De meeste
ondervraagde gemeenten hadden wel een dergelijke APV-bepaling opgenomen, maar hier
nog geen gebruik van gemaakt. Van de gemeenten die al wel ervaring hadden opgedaan
met het opleggen van de last onder dwangsom, was het bij de meesten niet tot daadwerkelijke
invordering van een dwangsom gekomen. Er is zodoende onvoldoende ervaring opgedaan
met het inzetten van de last onder dwangsom in dit kader om op basis daarvan te kunnen
spreken van «best practices». Bovendien blijkt jurisprudentie hierover geen eenduidig
beeld op te leveren op basis waarvan gemeenten kunnen worden geïnstrueerd.23 Daarom zijn het niet zozeer richtlijnen als wel overwegingen die meegegeven kunnen
worden aan burgemeesters voor prudente inzet van dit middel.
In de zomer van 2024 zal een handreiking beschikbaar worden gesteld op de website
van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid met daarin juridische en
praktische overwegingen voor burgemeesters die zich beraden op het inzetten van een
last onder dwangsom ter preventie van ongewenst of strafbaar gedrag zoals messenbezit.
6. Implementatie Ritax 2.0
Een goede risicotaxatie van jeugdige delinquenten met het instrument Ritax is de basis
van de aanpak in de jeugdstrafrechtketen. Daarom zijn zowel het ministerie in de rol
van eigenaar en beheerder van het instrument als de RvdK en de jeugdreclassering die
het instrument inzetten, voortdurend bezig de kwaliteit en het gebruik te verbeteren.
In mijn brief van 27 september 2023 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de evaluatie
van de invoering van de nieuwe versie van dit risicotaxatie-instrument, de Ritax 2.0,
en gaf ik aan dat ik uw Kamer voor juli 2024 nader informeer hoe het staat met de
drie aanbevelingen uit deze evaluatie. Die aanbevelingen waren 1) om na te gaan of
de vragenlijst bij het instrument korter kan door te focussen op de dynamische risicofactoren
en minder op statische factoren, 2) om blijvend aandacht te vragen voor het (tijdig)
invullen van Ritax, en 3) te bevorderen dat de RvdK en jeugdreclassering na het afnemen
of actualiseren van Ritax de uitkomsten tijdig vrijgeven in het systeem van het LIJ.
De stand van zaken is dat met de Universiteit van Amsterdam wordt onderzocht of en
in hoeverre het instrument kan worden ingekort. In het najaar van 2024 vindt hierover
overleg plaats met de betrokken ketenpartners. Daarnaast wordt de kwaliteit van de
uitvoering van de Ritax verder verhoogd door opleiding en intervisie van de professionals
en het verbeteren van de handleiding van de Ritax. Eind 2024 is dat gereed. Voor het
(tijdig) invullen en vrijgeven van uitkomsten van Ritax blijf ik aandacht vragen in
de reguliere afstemmingsmomenten met de RvdK.
7. Jongerenrechtbank
Tijdens het notaoverleg over de initiatiefnota van het lid Verkuijlen op 16 oktober
2023 heb ik aan het Lid Mutluer (GroenLinks/PvdA) toegezegd om een bezoek te brengen
aan Stichting Jongerenrechtbanken.24 Op 22 april 2024 heb ik een bezoek gebracht aan het Cartesius Lyceum, alwaar uitleg
is gegeven over de Stichting Jongerenrechtbanken en een zitting is nagespeeld. Het
was een zeer interessant en inspirerend werkbezoek, waarbij ik het bijzonder vond
om te zien hoe leerlingen onderlinge conflicten zelfstandig minnelijk oplossen. De
achtergrond van dit werkbezoek ligt in het verzoek van het Lid Mutluer om dit initiatief
breder onder de aandacht te brengen.
De jongerenrechtbank is een instrument dat op scholen de sociale veiligheid kan vergroten
en leerlingen kan helpen ervaring op te doen met burgerschap. Daarom is de jongerenrechtbank
zowel opgenomen op de website van de stichting School en Veiligheid25 als op de website van het Expertisecentrum Burgerschap26. Via diverse wegen wordt de jongerenrechtbank daarmee bij scholen onder de aandacht
gebracht. Het is echter aan de scholen zelf om te bepalen of zij gebruik willen maken
van deze specifieke interventie. De jongerenrechtbank is namelijk één van meerdere
manieren waarop een school conflicten kan aanpakken en oplossen. Scholen kiezen zelf
een methode/programma die passend is voor hen.
Met alle hiervoor genoemde ontwikkelingen zet ik in op een snelle, effectieve, pedagogische
en toekomstgerichte aanpak van jeugdcriminaliteit.
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming