Brief regering : Verzamelbrief Digitalisering december 2023
26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Nr. 1112
BRIEF VAN STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 december 2023
Inleiding
Digitalisering heeft grote gevolgen voor hoe we leven, wonen en werken. Het verandert
de samenleving ingrijpend. De invloed van digitalisering is overal merkbaar: het internet,
smartphones, apps en online platformen zijn niet meer weg te denken uit ons dagelijks
bestaan. Nieuwe technologieën als generatieve artificiële intelligentie (AI) zullen
die impact alleen maar vergroten. Als Nederland zich niet goed voorbereidt op deze
fundamentele verandering, is er een risico dat kansen worden gemist, maar ook dat
de samenleving opgescheept wordt met producten en diensten die onze belangen niet
dienen en grote risico’s met zich meebrengen. De voorbeelden zijn inmiddels talloos:
van het doelbewust verspreiden van misleidende informatie om het publieke debat te
verstoren tot discriminerende effecten van gebruik van algoritmes door overheidsinstellingen.
Het vinden van oplossingen begint met het stellen van de juiste vragen. In welke digitale
wereld willen we leven? Hoe zorgen we dat iedereen de digitale wereld kan vertrouwen
en hoe borgen we dat iedereen mee kan doen? Het antwoord op dit soort vragen heeft
een gemene deler: als we willen dat digitale technologie (hierna: «technologie») vóór
onze samenleving blijft werken, als we kansen willen benutten en risico’s willen mitigeren,
dan moet digitalisering waardengedreven en mensgericht zijn vormgegeven en moeten
we als samenleving, bedrijfsleven en overheid samen optrekken. Het kabinet heeft hier
vanaf 2022 werk van gemaakt en gezamenlijke ambities voor waardengedreven digitaliseren
in de hoofdlijnenbrief digitalisering1 opgenomen. Op basis van deze brief is de Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren
(hierna: «de Werkagenda») opgesteld en uitgevoerd. De eerste versie hiervan werd op
4 november 2022 aan uw Kamer aangeboden2. Verder is door het kabinet onder meer een eerste coördinerend bewindspersoon voor
Digitalisering aangesteld, die samen met de collega-bewindspersonen de waardengedreven
digitalisering verder vormgeeft.
Conform toezegging aan uw Kamer wordt de Werkagenda jaarlijks bijgewerkt. De geactualiseerde
versie van de Werkagenda voor 2024 treft u aan in Bijlage 1 van deze brief. Om uw
Kamer een meer integraal overzicht te bieden van de stappen die het kabinet zet om
waardengedreven digitaliseringsbeleid te realiseren heb ik besloten om de relevante
informatie over de voortgang van alle activiteiten die samenhangen met de kabinetsbrede
Werkagenda en met het digitaliseringsbeleid in brede zin zoveel mogelijk te bundelen
in een periodieke verzamelbrief die in de komende periode vier keer per jaar wordt
uitgebracht. Hierin komt de samenhang tussen en coördinatie over de verschillende
digitaliseringsonderwerpen en de ontwikkelingen daarbinnen beter tot uiting dan wanneer
over elk onderwerp een separate kamerbrief wordt verzonden. Deze verzamelbrief vormt
de start.
De verzamelbrief is voornamelijk opgebouwd langs de vijf sporen van de Werkagenda.
Per spoor kijk ik terug op de behaalde resultaten in beleid en onderzoek en informeer
ik u over de plannen en ontwikkelingen voor komende periode. Daarnaast bevat deze
brief een hoofdstuk waarin een aantal dwarsdoorsnijdende onderwerpen aan de orde komt
zoals mijn inzet op internationaal vlak en mijn reactie op het manifest «Herprogrammeer
de Overheid».
Met deze brief informeer ik u tot slot ook over de opvolging van een aantal moties
en de afdoening van gedane toezeggingen. In Bijlage 2a is het overzicht van de afgedane
moties en toezeggingen opgenomen. In Bijlage 2b zijn de nog openstaande moties en
toezeggingen vermeld inclusief het moment waarop ik verwacht deze af te doen.
Leeswijzer
Hoofdstukken
1. Spoor 1: Iedereen kan meedoen in het digitale tijdperk (blz. 3 e.v.)
2. Spoor 2: Iedereen kan de digitale wereld vertrouwen (blz. 8 e.v.)
3. Spoor 3: Iedereen heeft regie op het digitale leven (blz. 18 e.v.)
4. Spoor 4: Een digitale overheid die waardengedreven en open werkt voor iedereen (blz.
24 e.v.)
5. Spoor 5: Versterken van de digitale samenleving in het Caribisch deel van het Koninkrijk
(blz. 33 e.v.)
6. Dwarsdoorsnijdende thema’s (blz. 36 e.v.)
Bijlagen
1. Geactualiseerde Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren voor 2024
2.
A. Overzicht afgedane toezeggingen en opgevolgde moties
B. Overzicht openstaande moties en toezeggingen
3. Opvolging motie van de leden Bouchallikh en Kathmann betreffende aanbevelingsalgoritmes
4. GDI-Programmeringsplan 2024
5. Reactie AcICT-rapport Logius Infrastructuur
6. Herplanning routekaarten I-strategie Rijk
7. Rijksbrede beschouwing departementale informatieplannen 2023
8.
A. Financiële overzichten inzake digitalisering
B. Totaalbeeld financiële overzichten 2024
9. Reactie Manifest «Herprogrammeer de Overheid»
Terugkijkend op dit afgelopen jaar ben ik trots op wat er is bereikt. Wij zijn erin
geslaagd om vanuit het ingezette beleid een aantal belangrijke stappen te zetten richting
een waardengedreven digitale samenleving. Dit natuurlijk op de inhoud: we hebben onder
meer de Informatiepunten Digitale Overheid versterkt, een Kinderrechten Impact Assessment
ontwikkeld, het algoritmeregister gemaakt dat steeds verder gevuld wordt, realiseren
serieuze verbeteringen in de transparantie en openbaarheid van gegevens- en informatiehuishouding
van de overheid en bereiden de invoering van het Burgerservicenummer en bijbehorende
versterkte dienstverlening in Caribisch Nederland voor. Maar ook in onze werkwijze:
als kabinet werken we met medeoverheden, experts en Europa integraal samen aan digitaliseringsonderwerpen,
bijvoorbeeld aan de overheidsbrede visie op generatieve artificiële intelligentie
(AI). In de afgelopen periode is ook de basis gelegd voor verdere en verstevigde coördinatie
op digitalisering. Het ingezette beleid, de versterkte samenwerking en de ambities
verdienen wat mij betreft opvolging in de komende jaren, om voor Nederland de digitale
kansen te pakken en de risico’s te blijven mitigeren. Ik hoop dan ook zeer dat een
nieuw kabinet hierop voortbouwt en de coördinatie op digitalisering verder versterkt.
1. Spoor 1: Iedereen kan meedoen in het digitale tijdperk
Het is belangrijk dat we ook in de digitale samenleving niemand in de steek laten.
We investeren daarom fors in de digitale vaardigheden van alle burgers én zorgen voor
ondersteuning bij het gebruik van dienstverlening door de overheid. De overheidsdienstverlening
moet voor iedereen zo makkelijk mogelijk zijn.
Om te zorgen dat iedereen kan meedoen in de digitale wereld zet het Kabinet zich in
voor:
• een vaste plek voor digitale geletterdheid in het landelijk curriculum voor primair
en voortgezet onderwijs.
• het vergroten van digitale vaardigheden en kennis van burgers, werkgevers en werknemers
door het aanbieden van verscheidene opleidingsmogelijkheden via programma’s als Tel mee met Taal en Digitaal Burgerschap.
• het vergroten van de digitoegankelijkheid van websites en apps van overheidsorganisaties door het publiceren van toegankelijkheidsverklaringen
en het bieden van transparantie met het Dashboard DigiToegankelijkheid.
• het realiseren van toegankelijke en proactieve (digitale) overheidsdienstverlening
via initiatieven zoals de Informatiepunten Digitale Overheid en een passend loket voor iedereen.
Digitale vaardigheden en kennis
Iedereen moet kunnen meedoen in de digitale samenleving. Daarvoor is het nodig dat
iedereen over volgende digitale vaardigheden en kennis beschikt. Het beleid is daarom
gericht op het bereiken van digitale inclusie. Het Centraal Bureau voor de Statistiek
(CBS) en Eurostat onderzoeken in het onderzoek «ICT-gebruik van huishoudens en personen»
eens per twee jaar het percentage Nederlanders dat digitale vaardigheden bezit in
relatie tot andere Europese landen. Volgens de meting van 2023 beschikt 83% van de
Nederlanders van 16 tot 75 jaar over ten minste digitale basisvaardigheden. Twee jaar
geleden was dit nog 79%. Hiermee heeft Nederland de Europese doelstelling voor 2030
nu al ruimschoots bereikt: in dat jaar moet 80 procent van de EU-bevolking over ten
minste digitale basisvaardigheden beschikken.3
Dit is iets om trots op te zijn maar betekent niet dat ons beleid daarmee af is. Aanvullend
op dit onderzoek monitoren we daarom jaarlijks digitale vaardigheden van Nederlanders
met het DIGCOM-onderzoek van de Universiteit van Amsterdam. Dit is een uitgebreid
onderzoek naar de digitale kennis en competenties van Nederlanders. Van knoppenkennis
tot kritische vaardigheden en van nettiquette tot aan AI. In 2022 is er een tussentijdse
rapportage van dit onderzoek opgeleverd. Begin 2024 volgt de eerstvolgende rapportage
van het DIGCOM-onderzoek. Deze rapportages helpen om ons beleid te richten.
Het Kabinet zet zich in voor een vaste plek van digitale geletterdheid in het landelijk curriculum voor primair en voortgezet onderwijs. De concept kerndoelen worden begin 2024 met uw Kamer gedeeld. Om scholen nu al te
ondersteunen bij het onderwijzen van digitale geletterdheid is op 22 november jl.
het Expertisepunt digitale geletterdheid gelanceerd.
Volwassenen kunnen hun digitale basisvaardigheden verbeteren met lesaanbod in bibliotheken,
buurthuizen en ROC’s via het interdepartementale actieprogramma Tel mee met Taal. Ook werken we samen met de DigiHandig app, waarmee mensen zelf hun smartphone leren
te gebruiken. Dit jaar zijn de lessen in de app verder uitgebreid. Daarbij is ook
een nieuw lespakket aan de app toegevoegd waarmee hulporganisaties fysieke workshops
in buurthuizen kunnen organiseren.
Uit de eerste DIGCOM-rapportage komt verder naar voren dat er aandacht nodig is voor
kritische digitale vaardigheden. Denk aan het kritisch beoordelen van online informatie,
online weerbaarheid en kennis en vaardigheden op vlak van AI. In 2023 zijn wij daarom
onder meer gestart met het programma «digitaal burgerschap» in samenwerking met bibliotheken
en geven we nog meer aandacht aan mediawijsheid4. Digitaal burgerschap betekent dat mensen zich actief, vaardig en weerbaar kunnen
bewegen in de online informatiesamenleving. Veel mensen hebben moeite om online media
te duiden. Daarom heb ik mede in reactie op de motie van de leden Ceder en Bontenbal5 mediawijsheid voor opvoeders onderdeel gemaakt van de Werkagenda. Het Netwerk Mediawijsheid,
primair bekostigd door het Ministerie van OCW, heeft als missie «Iedereen Mediawijs».
Hierbij is ook aandacht voor de rol van opvoeders. Een voorbeeld hiervan is de MediaDiamant,
een hulpmiddel voor opvoeders om met hun kinderen in gesprek te gaan over hun mediagebruik.
Daarnaast start het Ministerie van BZK in 2024 met publiekscommunicatie Kinderrechten
Online, waarbij ook aandacht is voor mediawijsheid gericht op opvoeders.
Digitale toegankelijkheid
Naast het fors investeren in de digitale vaardigheden van burgers is het ook belangrijk
om de digitale toegankelijkheid van websites en apps te verbeteren, zodat iedereen ze kan gebruiken. Het dashboard
op www.digitoegankelijk.nl dat begin 2023 is gelanceerd, geeft inzicht in de actualiteit van de gepubliceerde
toegankelijkheidsverklaringen en het aantal overheidsorganisaties dat nog geen verklaring
heeft gepubliceerd. Door een toegankelijkheidsverklaring te publiceren geeft een organisatie
duidelijkheid of er aan alle toegankelijkheidseisen wordt voldaan en, of dat er toegankelijkheidsfouten
zijn gevonden die worden verholpen. We stimuleren overheidsorganisaties hun toegankelijkheidsverklaring
in te vullen en te publiceren in het toegankelijkheidsregister om de voortgang te
monitoren. Momenteel hebben we 9282 websites en apps in beeld die aan de wettelijke
verplichting moeten voldoen. Daarvan voldoen nu 3419 overheidswebsites en apps aan
de wettelijke verplichting. Een jaar geleden waren dit nog 2892 websites en apps6. Dit is een positieve trend, maar is nog te weinig. Hier heeft de overheid dus nog
werk te doen. Het DigiToegankelijk OndersteuningsProgramma (DT TOP) helpt overheidsorganisaties
daarom bij het verbeteren van de digitale toegankelijkheid van hun websites en mobiele
applicaties. Wij blijven dit monitoren en zullen hierover rapporteren in de komende
verzamelbrieven.
Publieke dienstverlening
Voor veel mensen is zaken regelen met publieke dienstverleners niet eenvoudig. Daarom
is het nodig dat de digitale dienstverlening wordt verbeterd én meer lokale plekken
worden gerealiseerd waar mensen hierin worden geholpen. We doen dit onder meer via
de Informatiepunten Digitale Overheid (IDO’s), waar we informatie geven over publieke dienstverlening en uitleggen hoe toegang
verkrijgen tot de overheid werkt. Ook versterken we lokale netwerken door ketensamenwerking
te stimuleren tussen gemeenten, maatschappelijke partners en private partijen om digitale
inclusie te bevorderen. Vijftien koplopergemeenten werken samen met de VNG en Alliantie
Digitaal Samenleven aan lokale ondersteuningsnetwerken digitale inclusie. Zo werken
in gemeente Westerkwartier o.a. een hogeschool, sociale (vrijwilligers)instanties,
het Taalhuis en een internetprovider samen aan een sociaal internetaanbod. Dit biedt
gezinnen met een minimaal inkomen de mogelijkheid tegen een kleine prijs een internetaansluiting
af te sluiten en om cursusaanbod te volgen in bibliotheken en buurthuizen, zoals de
cursus Klik en Tik.
Daarnaast richten we overheidsbrede loketten in waar mensen geholpen worden die iets
moeten regelen met de overheid en hier zelf niet uitkomen. Voorbeelden hiervan zijn
de praktijkinitiatieven in Amsterdam, Utrecht, Enschede en vanaf december jl. ook
bij de regionale samenwerking WerkSaam Westfriesland. Hier hebben medewerkers tijd
en ruimte om het gesprek te voeren met de burger en de beschikking over professionallijnen
om betrokken uitvoeringsorganisaties (CAK, CJIB, DUO, IND, Dienst Toeslagen, SVB en
UWV) snel te bereiken om tot een oplossing te komen. Begin 2024 volgt het advies over
de effectieve inrichting van de loketten en te nemen vervolgstappen op basis van de
lessen uit de praktijkinitiatieven en onderzoek.
Om de publieke dienstverlening verder te verbeteren gaat de overheid mensen ook actief
informeren per e-mail over bekendmakingen uit hun eigen woonomgeving. Deze dienst
wordt de komende maanden per gemeente uitgerold aan alle inwoners 25 jaar en ouder,
met een gevalideerd emailadres in MijnOverheid. Er is voor deze leeftijdsgrens gekozen
omdat uit onderzoek van het CBS blijkt dat er onder deze grens weinig behoefte is
aan deze bekendmakingen, en de overheid wil voorkomen dat deze leeftijdsgroep zich
direct afmeldt. Geïnteresseerden onder de 25 jaar kunnen zich wel op eigen initiatief
aanmelden via MijnOverheid.nl.
Inmiddels zijn de eerste 96.373 mensen aangemeld, verspreid over negen gemeenten.
Tot nu toe heeft minder dan één procent aangegeven de berichten liever niet te ontvangen.
Deze mensen worden dan direct uitgeschreven en kunnen zich desgewenst op een later
moment opnieuw inschrijven op MijnOverheid.nl. De uitrol zal in de eerste helft van
2024 worden afgerond.
Informatiepunten Digitale Overheid
Om publieke dienstverlening op een goede wijze vorm te geven heb ik laten analyseren
wat mensen kwetsbaar maakt in het contact met de overheid. Dit naar aanleiding van
het Jaarverslag 2022 van BZK7 en het onderzoek van de Algemene Rekenkamer (ARK) naar de IDO’s. Hiermee voldoe ik
aan de toezegging die ik deed bij de schriftelijke beantwoording van de vragen die
gesteld zijn door 100 Nederlanders die kritisch op de jaarverslagen hebben meegelezen,
ten behoeve van Verantwoordingsdag, de zogenaamde V-100 vragen8.
De uitgevoerde analyse9 stelt dat, anders dan nu vaak gebeurt, we niet kunnen spreken van één groep kwetsbare
burgers en dus ook niet van één ondersteuningsbehoefte. De analyse definieert namelijk
vijf categorieën waarin mensen kwetsbaar kunnen zijn in het contact met de overheid:
1. Economische kwetsbaarheid
2. Sociale kwetsbaarheid
3. Gezondheidsfactoren met een verhoogd risico
4. Gezinssituaties met verhoogd risico
5. Beperkte basisvaardigheden
De analyse benadrukt dat het belangrijk is om gevoelens van de burgers te horen en
erkennen, het sociaal-maatschappelijk netwerk te versterken en doorverwijzingen te
verminderen. Verder is het van belang om toegankelijke en begrijpelijke informatie
aan te bieden, persoonlijk en fysiek contact te faciliteren en voorzieningen en contact
op maat aan te bieden.
In het eerdergenoemde Jaarverslag 2022 van BZK erkent de ARK de sociaal-maatschappelijk
functie van de IDO’s, maar trekt zij ook kritische conclusies over het bereik ervan
en de gestelde doelen. Al voor verschijning van het onderzoek van de ARK heb ik een
aantal veranderingen in gang gezet om het bereik van de IDO’s te vergroten. Het gaat
hierbij onder andere om het inrichten van een regierol voor gemeenten en inzet op
IDO’s buiten de muren van de bibliotheek, bijvoorbeeld in een school of medische instelling.
Deze maatregelen laten inmiddels hun effect in de praktijk zien: het aantal vragen
dat wordt gesteld in het IDO stijgt. In de eerste drie kwartalen van 2023 zijn 51.097
vragen geregistreerd. Ter vergelijking: van 2019 tot met 2022 werden er ruim 71.000
vragen geregistreerd in totaal, waarvan 46.102 in 2022.
De geboden hulp in het IDO is vooral praktisch van aard: hulp bij het installeren
van een app (zoals DigiD), het aanvragen van een account of hulp bij het invullen
van formulieren. Ook wordt er vaak gezamenlijk met de bezoeker informatie opgezocht
op de computer. IDO-medewerkers geven aan dat bezoekers in hoge mate tevreden zijn:
zij waarderen met name het persoonlijke contact en de tijd die genomen wordt om hen
te helpen.
Uit een analyse van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)10 blijkt dat de samenwerkingsrelatie tussen gemeenten en bibliotheken nog in ontwikkeling
is. Ik werk samen met de VNG aan het versterken van deze samenwerkingsrelatie, zodat
meer mensen het IDO weten te vinden, bijvoorbeeld door betere communicatie vanuit
de gemeente over de hulp die geboden wordt in het IDO. Ook blijkt uit deze analyse
dat mensen met beperkte basisvaardigheden in de huidige sterk digitaliserende samenleving
met name behoefte hebben aan formele en informele helpers vanuit hun sociale netwerk
en simpelere informatie vanuit de overheid. IDO’s in hun huidige vorm sluiten tot
op bepaalde hoogte aan bij deze en bij de algemene ondersteuningsbehoeften. Hier zijn
echter nog stappen in te zetten.
In de loop van 2024 kom ik daarom met een voorstel welke instrumenten kunnen worden
ingezet om het bereik onder mensen die behoefte hebben aan laagdrempelige ondersteuning
bij publieke dienstverlening te vergroten. Dit is onderdeel van het versterken en
versimpelen van de loketfunctie van de overheid. De positie van de IDO’s binnen deze
loketfunctie neem ik hierin mee.
Feedback geven aan de overheid
Om te zorgen dat burgers en bedrijven op een laagdrempelige wijze feedback kunnen
geven aan de overheid, werk ik aan een overheidsbrede feedbackfunctionaliteit. Deze
zal aan het begin van het tweede kwartaal van 2024 gereed zijn en worden gerealiseerd
op het vernieuwde Overheid.nl. De feedback wordt aan de juiste organisaties gestuurd,
waarna de voortgang zal worden gemonitord.
Daarnaast wordt er gekeken naar het uitbreiden van de feedbackmogelijkheden op andere
overheidsbrede portalen zoals nederlandwereldwijd.nl, ondernemersplein.kvk.nl en rijksoverheid.nl.11 Ik verwacht uw Kamer voor de zomer van 2024 hierover nader te kunnen informeren.
Online en offline dienstverlening
In de samenleving zal er altijd een groep mensen zijn die geen gebruik kan of wil
maken van digitale producten of diensten van de overheid. Mensen moeten zelf kunnen
kiezen op welke wijze ze gebruik maken van publieke dienstverlening: digitaal of via
alternatieve kanalen. In de Wet Modernisering Elektronisch Bestuurlijk Verkeer (WMEBV)
is geregeld dat er altijd een niet-digitaal alternatief voor het verkeer tussen overheid
en burgers blijft bestaan. Mensen hebben het recht om digitaal zaken te doen, maar
niet de verplichting daartoe. Het recht voor burgers en bedrijven om te kunnen kiezen
voor de papieren weg blijft in de wet verankerd. De WMEBV introduceert bovendien een
zorgplicht die vanaf 1 januari a.s. bestuursorganen verplicht om in hun contacten
met burgers en ondernemers zorg te dragen voor passende ondersteuning. Bestuursorganen
hebben, gelet op de aard en context van hun dienstverlening, de ruimte om te bepalen
voor welke doelgroep(en) welk type van ondersteuning in de rede ligt, waarbij de ondersteuning
passend moet zijn voor de doelgroep. Hiermee zorg ik ervoor dat er altijd een ander
kanaal open staat voor mensen die niet digitaal met de overheid willen of kunnen communiceren
en dat dienstverleners in hun interactie met mensen zorgen dat zij ondersteuning bieden
die passend is voor de doelgroep. Daarmee voldoe ik aan de toezegging die ik deed
tijdens het Commissiedebat Bescherming persoonsgegevens en digitale grondrechten van
2 november 2022 over het principe van het recht om offline te zijn.
Aanpak Levensgebeurtenissen
In de Aanpak Levensgebeurtenissen wordt gewerkt aan het verbeteren van de dienstverlening
aan burgers en ondernemers, waarbij de belevingswereld van mensen centraal staat.
In het burgerdomein staan er verschillende levensgebeurtenissen centraal. Zo zijn
er binnen de levensgebeurtenis Studeren concrete oplossingen ontwikkeld voor (aankomende) studenten. Er is bijvoorbeeld een
poster ingezet met de belangrijkste regelzaken rond studeren, waarop ook verwezen
wordt naar het persoonlijk overzicht op rijksoverheid.nl. Deze poster wordt verspreid
onder decanen, evenals een flyer met daarop een overzicht van alle financiële regelingen
waar studenten gebruik van kunnen maken.
Rond de levensgebeurtenis 18 jaar worden is verdere afstemming met de andere departementen gezocht. Zo wordt het persoonlijk
overzicht 18 jaar worden op rijksoverheid.nl doorontwikkeld in samenwerking met het Ministerie van VWS, om
jongeren die gebruik maken van zorg en jongeren met geldzorgen van passende informatie
te voorzien. Dit overzicht wordt begin 2024 gepubliceerd.
Ook in het ondernemersdomein is er gewerkt aan het verbeteren van de dienstverlening.
Bij het starten van een bedrijf komt veel kijken, waaronder het bepalen van een unieke
bedrijfsnaam. Daarbij moet de ondernemer niet alleen naar de handelsnaam, maar ook
naar de merknaam en domeinnaam kijken. Om dit in één keer te kunnen controleren is
de Naamchecker ontwikkeld, die voor het einde van dit jaar live gaat.
Met het Ministerie van EZK is een succesvolle samenwerking opgezet rond de levensgebeurtenis
Duurzaam ondernemen, waarbinnen momenteel gewerkt wordt aan oplossingen voor kleine ondernemers. In het
najaar van 2023 heeft het Ministerie van EZK het eigenaarschap hiervan overgenomen
van Ministerie van BZK.
2. Spoor 2: Iedereen kan de digitale wereld vertrouwen
Iedereen moet erop kunnen vertrouwen dat in de digitale wereld, net zoals in de fysieke
wereld, publieke waarden zoals veiligheid, privacy en non-discriminatie gewaarborgd
zijn. In de onlinewereld zijn deze waarborgen niet altijd vanzelfsprekend.
Om te zorgen dat iedereen de digitale wereld kan vertrouwen zetten we ons in Nederland,
Europa en daarbuiten in voor het beter waarborgen van publieke waarden door:
• het beschermen van Europese burgers via waardengedreven wet- en regelgeving, zoals
de Digital Services Act, Digital Markets Act, de herziene eDIAS verordening en de AI-verordening.
• het organiseren van dialogen met specifieke groepen in de samenleving, zoals in de
Jongerenraad Digitalisering.
• het ontwikkelen van gericht beleid, zoals op het gebied van online desinformatie en kinderrechten online met het Kinderrechten Impact Assessment.
• ons sterk te maken voor naleving en passend toezicht van belangrijke richtlijnen,
zoals de Europese richtlijn
Network and Information Security.
• het vergroten van cyber security en digitale weerbaarheid door verschillende instrumenten.
Denk aan het Overheidsbreed Cyberprogramma en de ontwikkeling van een eenduidige overheidsdomeinnaamextensie.
Waardengedreven Europese Wetgeving
Om publieke waarden en mensenrechten bij de inzet van digitale technologie goed te
kunnen borgen werken we nauw samen met onze Europese partners. In 2022 en 2023 is
op dit terrein een aantal belangrijke wetten in werking getreden. De Digital Markets Act (DMA) versterkt de bescherming van Europese consumenten en bedrijven. Zo bepaalt de DMA
dat poortwachters berichtendiensten, zoals berichtenverkeer apps, interoperabel moeten
maken met andere aanbieders als zij daarom vragen. Daarnaast krijgen gebruikers meer
controle over hun data, omdat ze hun data makkelijker mee kunnen nemen naar een ander
platform.
Ook trad in november 2022 de Digital Services Act (DSA) in werking. Sinds afgelopen augustus is deze Europese Verordening van toepassing
op negentien aangewezen zeer grote online platforms en zoekmachines waaronder YouTube,
TikTok, Meta (Facebook en Instagram) en X. Vanaf februari 2024 moeten ook alle overige
tussenhandeldiensten, waaronder hostingdiensten en online platforms, aan de DSA voldoen.
De DSA bepaalt regels voor de omgang met illegale inhoud en desinformatie. Ook moeten
de platformen transparanter zijn over online reclame en bevat de wet een aantal bepalingen
om kwetsbare groepen – zoals kinderen – beter te beschermen.
Sinds de invoering van de DSA heeft de Europese Commissie de bevoegdheid om zeer grote
online platforms en zoekmachines te verplichten om maatregelen te nemen, zoals om
te onderzoeken of hun dienst (waarschijnlijk) bijdraagt aan de bedoelde crisis. Dit
is vastgelegd in Artikel 36. Deze bevoegdheid kan alleen worden ingezet na aanbeveling
van de digitaledienstenraad. Op dit moment is deze raad nog niet operationeel. Hiervoor
moeten alle lidstaten eerst een digitaledienstencoördinator aanwijzen. De deadline
hiervoor staat op 17 februari 2024. Vanaf dan kan de digitaledienstenraad zich buigen
over het proces dat nodig is om een aanbeveling te doen over de activering van het
crisisresponsmechanisme. Hierdoor kan ik mijn toezegging aan uw Kamer om voor het
einde van het jaar een update te geven over de vormgeving van de kaders van toezichthouders
omtrent de «crisis response mechanism»12 nog niet afdoen. Duidelijkheid over de te volgen procedure door de digitaledienstenraad
zal pas beschikbaar worden tijdens de activatie van het crisisresponsemechanisme.
Wel heeft de Commissie op 20 oktober jl. een Aanbeveling13 gepubliceerd, waarin zij beoogde digitaledienstencoördinatoren aanspoort om deel
te namen aan bijeenkomsten van een informeel netwerk van potentiële digitaledienstencoördinatoren.
Dit informele netwerk is in wezen de voorloper van de digitaledienstenraad, die de
Commissie vanaf februari 2024 zal bijstaan bij het toezicht op de zeer grote online
platforms- en zoekmachines, onder meer in crisissituaties.
De DSA bevat ook een aantal bepalingen die specifiek strekken ter bescherming van
minderjarigen. Zo mogen aanbieders van onlineplatforms geen reclame tonen op basis
van profilering met gebruikmaking van bijzondere persoonsgegevens of persoonsgegevens
van minderjarige gebruikers. In combinatie met de Algemene Verordening Gegevensbescherming
(AVG) die strengere eisen stelt aan het verwerken van gegevens van kinderen wordt
hiermee voldaan aan de motie van het lid Drost (CU), die verzoekt om te zorgen dat
kindergegevens niet worden verwerkt voor advertenties, profilering en microtargeting14.
Hiermee verbonden is de motie van de leden Bouchallikh (GL) en Kathmann (PvdA)15, die de regering verzoekt om zich in Europees verband sterk te maken voor de wettelijke
aanpak van aanbevelingsalgoritmes en verslavend ontwerp van onlinediensten, met name
sociale media platforms. Deze motie voer ik, mede namens de Minister van Economische
Zaken en Klimaat, uit. De Commissie onderzoekt momenteel of de huidige regels consumenten
ook online voldoende beschermen. Het is belangrijk dat het verslavend ontwerp van
onlinediensten wordt aangepakt. Dit breng ik dan ook samen met de Minister van EZK
bij de Commissie onder de aandacht. De juiste plek hiervoor binnen de Europese wetgeving
zal door de Commissie moeten worden bezien. In Bijlage 3 ga ik nader in op hoe invulling
wordt gegeven aan de motie.
Voldoen aan Europese wetgeving
De Europese wetgeving die hiervoor aan de orde is gekomen moet worden geïmplementeerd
door Nederland, waarna (mede-)overheden en het bedrijfsleven moeten voldoen aan de
gestelde regels. Het is vanwege de complexiteit en hoeveelheid regels noodzakelijk
om extra ondersteuning te bieden aan medeoverheden en midden- en kleinbedrijf zodat
zij compliant kunnen zijn aan de betreffende wet- en regelgeving. Om deze reden is
de inzet van het Kenniscentrum Europa Decentraal (KED) en de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland (RVO) geïntensiveerd met hulp van een subsidie vanuit BZK. Zij organiseerden
onder meer evenementen om te informeren over de inhoud van de wetgeving en de wijze
waarop aan de wetgeving kan worden voldaan, maar ook over het beter gebruik maken
van beschikbare Europese subsidies. Daarnaast is er gewerkt aan impactanalyses van
de nieuwe digitale wetgeving die breed beschikbaar zijn gesteld. Ook werken de betrokken
digitale toezichthouders samen. Zij hebben zich georganiseerd in het Samenwerkingsverband
Digitale Toezichthouders (SDT). Met deze activiteiten is een goede eerste stap gezet.
Dit zetten we komend jaar voort. Samen met onze partners, waaronder KED, VNG, Interprovinciaal
Overleg (IPO), UvW, RVO en EZK wordt bezien hoe we dit verder uit kunnen bouwen om
zowel medeoverheden als bedrijven nog beter te helpen bij het effectieve en juiste
compliance.
Publieke waarden borgen: nationale initiatieven
Aanvullend op (Europese) wetgeving om publieke waarden bij digitalisering te waarborgen,
werkt het kabinet aan nationale instrumenten. Zo is in het kader van openbare orde
en veiligheid een handreiking voor gemeenten gepubliceerd over monitoring van sociale
media16.
In samenwerking met het Rathenau Instituut zal in 2024 een aantal maatschappelijke
dialogen over nieuwe technologie worden georganiseerd. Het doel daarvan is met de
samenleving in gesprek te gaan over opkomende technologieën en mogelijke waardenspanningen,
en waar nodig dient dit als nieuwe input voor ons beleid. Ook richtte ik in september
samen met UNICEF de Jongerenraad Digitalisering op die mij vier keer per jaar adviseert over digitaliseringsvraagstukken.
Daarnaast organiseerde ik op 8 november jl. een expertsessie over bestaande waardenkaders
die van toepassing zijn op digitale technologie. Een belangrijke uitkomst uit deze
sessie was dat de Code Goed Digitaal Openbaar Bestuur (CODIO)17 een gedegen en breed kader voor digitalisering biedt, maar praktischer kan worden
gemaakt en beter ingebed kan worden in bestaande processen bij overheden. Dit ga ik
in 2024 oppakken. Hiermee voldoe ik aan mijn eerdere toezegging om een expertsessie
te organiseren en opvolging te geven aan de uitkomsten daarvan18.
Kinderrechten online
Het versterken van kinderrechten in de digitale wereld is een belangrijk onderdeel
van het borgen van publieke waarden bij de ontwikkeling en inzet van digitale technologie.
Het ontwikkelde Kinderrechten Impact Assessment (KIA) helpt ontwikkelaars van onlineproducten en diensten om risico’s voor kinderrechten
in kaart te brengen en te beperken. Daarnaast heb ik in het najaar een afwegingskader
ontwikkeld dat ontwikkelaars van online producten en diensten voor kinderen helpt
om te komen tot een adequate vorm van leeftijdsverificatie voor hun onlineproduct
of dienst19. Hiermee voldoe ik ook aan de toezegging aan uw Kamer om de stand van zaken te doen
toekomen met betrekking tot de ontwikkeling van de methode van leeftijdsverificatie.
Ik zal beide instrumenten onder de aandacht brengen van de Europese Commissie en aanbieden
voor hergebruik.
Om de werking van toezicht op het kinderrechten dossier in kaart te brengen zijn er
toezichttafels georganiseerd met de Kinderombudsman, Autoriteit Persoonsgegevens,
ACM, Arbeidsinspectie en het College voor de Rechten van de Mens als betrokken toezichthouders,
waarbij toezichtvraagstukken en mogelijk oplossingen in kaart zijn gebracht.
Zoals ik impact assessments voor privacy – en mensenrechten uitvoer op digitale producten
en diensten om te toetsen of deze aan de eisen voldoen, zal ik dat ook met het Kinderrechten
Impact Assessment en het Afwegingskader leeftijdsverificatie gaan doen. Het Afwegingskader
leeftijdsverificatie kan bijvoorbeeld worden toegepast op online alcohol verkoop en
het Kinderrechten Impact Assessment op een social media platform. Ik werk, zoals in
de Werkagenda was aangekondigd, ook aan de ontwikkeling van een Beeldmerk Kinderrechten
dat voor ouders en kinderen op toegankelijke wijze de risico’s van bepaalde onlineproducten
of diensten in beeld brengt.
Digitale Gemeenschapsgoederen
Waardengedreven alternatieven voor commerciële online producten en diensten zijn van
belang in een digitaliserende samenleving, met name daar waar private dienstverleners
niet in staat blijken om publieke waarden te waarborgen. Daarom stimuleren we als
overheid alternatieven onder de noemer digitale gemeenschapsgoederen. Deze bieden
kennen een democratisch en open karakter. Zij reiken een structuur aan waarin publieke
waarden, mensenrechten, democratische besluitvorming en (technologische) soevereiniteit
centraal worden gesteld. Samen met NL.Net en de Stichting Internet Domeinregistratie
Nederland (SIDN fonds) ben ik daarom gestart met het identificeren én stimuleren van
betekenisvolle digitale gemeenschapsgoederen, waaronder alternatieve sociale media
als PubHub’s, Mastodon en Pol.is. Zij ontvangen ook financiële middelen ter ondersteuning
van de opschaling. Begin 2024 wordt er door het SIDN fonds bekend gemaakt welke projecten
nog meer zijn geselecteerd en daarmee op ondersteuning kunnen rekenen. Ook start ik
een programma dat zich gaat richten op het vergroten van het gebruik van digitale
gemeenschapsgoederen door overheden. Ik ondersteun hen hierbij door onder andere het
beschikbaar stellen van expertise en implementatie-advies. Ook zal BZK zelf meer optreden
als gebruiker van deze digitale gemeenschapsgoederen en dit verder stimuleren.
In Europees verband wordt ook gewerkt aan de ontwikkeling en opschaling van waardengedreven
technologie. Hiervoor wordt een European Digital Infrastructure Consortium (EDIC)
opgezet. Hierin neemt Nederland het co-voorzitterschap op zich, samen met Frankrijk.
De EDIC zal zich mede gaan richten op het versterken van de Europese digitale autonomie
door onze afhankelijkheid van niet-waardengedreven techbedrijven te verkleinen.
Daarbij signaleer ik dat bij verschillende digitale gemeenschapsgoederen dezelfde
vraagstukken spelen, zoals hoe een adequate governance in te richten. Er zal daarom
een voorbeeld organisatiemodel voor digitale gemeenschapsgoederen ontwikkeld worden.
Dit model zal getest worden bij verschillende implementaties van digitale gemeenschapsgoederen20. Daarnaast zal komend jaar ingezet worden op kennisdeling en bewustwording, onder
andere door actief stakeholders, maatschappelijke organisaties en burgers te betrekken
en het organiseren van een congres in december 2024 over open source overheidssamenwerking
ten behoeve van waardengedreven digitalisering binnen de Nederlandse overheid. Om
in de jaren na 2024 het beleid voor digitale gemeenschapsgoederen aanzienlijk te kunnen
intensiveren overweeg ik een voorstel daartoe in te dienen bij het Nationaal Groeifonds.
Ik ben reeds gestart te verkennen welke publieke en private partijen een consortium
zouden willen vormen. Dit vormt een opmaat voor het realiseren van een breed gedragen
strategie gericht op het structureel verminderen van onze strategische digitale afhankelijkheden.
Ook zetten we hiermee een volgende stap in het implementeren van het «open, tenzij»
beleid. Op deze manier groeit de overheid daadwerkelijk toe naar een praktijk waarin
open (source) wordt gewerkt én het ontwikkelen – en gebruiken – van open alternatieven
centraal staat.
Desinformatie
Desinformatie ondermijnt het publieke debat en tast de open economie, volksgezondheid,
nationale veiligheid en het vertrouwen aan. Daarom heeft uw Kamer eind 2022 de nieuwe
Rijksbrede strategie voor de effectieve aanpak van desinformatie ontvangen21. Om de negatieve impact van online desinformatie te verminderen heb ik de afgelopen maanden een aantal concrete stappen gezet. Zo
is de website isdatechtzo.nl actief om burgers te informeren en wordt deze in 2024
doorontwikkeld. Voor de verkiezingen van 22 november 2023 bood de website onder andere
artikelen met tips voor factchecken en het vinden van duurzame bronnen, en een handout
voor gemeentemedewerkers. Hierover is ook gecommuniceerd in de Kamerbrief «Weerbaarheid
verkiezingsproces Tweede Kamerverkiezing 22-11-2023»22. Daarnaast kijk ik uit naar de literatuurstudie over welke aspecten van social media
bijdragen aan risico’s voor onze democratie en welke rol anonimiteit speelt in de
verspreiding van online content. Dit onderzoek wordt eind dit jaar opgeleverd als
onderdeel van de opvolging van de motie van het lid Gündoğan23.
Ook op Europees niveau blijf ik mij inzetten voor het verminderen van de negatieve
impact van online desinformatie. Afgelopen jaar was ik in dat kader mede-ondertekenaar
van het non-paper «on ensuring commitments of online platforms in countering disinformation»,
waarin de Europese Commissie werd opgeroepen helder met lidstaten informatie uit te
wisselen over het toezicht op zeer grote online platforms. Daarnaast hebben de zeer
grote platforms, met uitzondering van X (voorheen Twitter), de vernieuwde EU Code
of Practice on Disinformation ondertekend. Deze wordt vanaf 17 februari 2024 omgezet
naar een Code of Conduct die onder de eerdergenoemde DSA wetgeving valt en verplichtend
werkt voor de ondertekenaars. Een van de doelen van de Code is wetenschappers toegang
tot data bieden. In het licht hiervan ondersteun ik een pilot dat door de European
Digital Media Observatory (EDMO) wordt uitgevoerd om datatoegang te faciliteren. Deze
initiatieven worden volgend jaar doorgezet. Het volledige beleid met betrekking tot
desinformatie wordt uitgebreid toegelicht in de voortgangsbrief «Rijksbrede strategie
voor de effectieve aanpak van desinformatie» die in het eerste kwartaal van 2024 aan
uw Kamer zal worden verzonden. Het beleid wordt, waar nodig, aangevuld met aanvullende
acties naar aanleiding van nieuwe technologische ontwikkelingen zoals generatieve
AI. Daarbij kijken we naar best practices van andere EU-lidstaten.
Anticiperen op nieuwe digitale technologieën
Nieuwe digitale technologieën ontwikkelen zich in rap tempo. Om in wetgeving en beleid
sneller hierop te kunnen anticiperen heb ik het afgelopen jaar in samenwerking met
het Rathenau Instituut voor specifieke technologieën kansen, risico’s en het handelingsperspectief
van de overheid in kaart gebracht. Hierbij zijn we gestart met immersieve technologie
en generatieve AI. Het Rathenau heeft hiervoor een methodiek ontwikkeld genaamd de
Techscan.
Mede op basis van de «Techscan generatieve AI»24 wordt gewerkt aan een overheidsbrede visie op generatieve AI en op basis van de «Techscan
immersieve technologie»25 aan een interdepartementale beleidsreactie en beleidsagenda. We zullen voor wat betreft
generatieve AI de dialoog versterken, bijvoorbeeld door middel van de AI Parade, in
samenwerking met de Nederlandse AI Coalitie, en door het Rathenau Instituut georganiseerde
gesprekken over digitalisering. Ook verkennen we de mogelijkheden van een Rapid response
team AI, waartoe de motie van de leden Dekker-Abdulaziz (D66) en Rajkowski (VVD) de
overheid oproept. Deze motie stelt een groep met experts voor (binnen en buiten de
overheid) die bijhoudt wat de nieuwste technologieën (op AI gebied) zijn om hier snel
op te kunnen reageren, maar het liefst ook vooruitkijkt26.
Komend jaar zullen we Techscans blijven uitvoeren wanneer we zien dat een technologie
volwassen genoeg is, het gebruik ervan toeneemt en de technologie maatschappelijke
effecten met zich meebrengt. Zo kunnen we in een vroegtijdig stadium risico's en kansen
identificeren waarvoor mitigerende (beleids)maatregelen nodig zijn. In 2024 gaat het
daarbij onder meer om neurotechnologie in samenwerking met onder andere het Ministerie
van JenV. Op basis van de handelingsopties die uit een Techscan komen, zetten we concrete
beleidsacties in gang.
Om het gesprek over de inzet van nieuwe technologieën te bevorderen, stelde de Sociaal-Economische
Raad (SER) in maart van dit jaar de Commissie Digitale Transitie in. Een eerste adviesaanvraag
van het kabinet aan de SER is in voorbereiding. Deze richt zich op de impact van alle
vormen van AI op de arbeidsmarkt. De commissie gaat in het eerste kwartaal van 2024
aan de slag met de adviesaanvraag.
Onderzoek naar de cookieregeling
Over de cookieregeling informeerde het kabinet uw Kamer op 5 september jl.27. In deze brief beschrijft het kabinet de problematiek en de inzet van het kabinet.
Een van de aangekondigde acties is het versterken van het toezicht bij de Autoriteit
Persoonsgegevens (AP), waarvoor ik in 2023 al een budget heb toegekend en vanaf 2024
structureel geld heb vrijgemaakt.28 Zoals ook aangekondigd wordt een meting uitgevoerd naar het gebruik van cookies op
overheidswebsites. Deze is dit najaar gepubliceerd op basisbeveiliging.nl29. Daaruit bleek dat op 4% van de voorpagina’s van overheidswebsites tracking cookies
gebruikt werden. In een tweede onderdeel van het onderzoek, dat nog nader uitgewerkt
wordt, wordt gekeken naar cookies op onderliggende pagina’s en naar het gebruik van
cookiebanners op overheidswebsites. Ik zal dit blijven meten, waarbij het doel is
om geen tracking cookies – ook niet met toestemming – te plaatsen bij bezoek van overheidswebsites.
Verder werk ik zoals toegezegd in mijn brief samen met andere lidstaten aan een non-paper
over het onderwerp cookies. Ik ben voornemens deze begin 2024 aan uw Kamer te sturen.
In het Eerste Kamerdebat over algoritmische besluitvorming werd door het lid Dittrich
(D66) ook gevraagd naar de relatie tussen cookies en het publieke goed van dataeigenaarschap.
Dataeigenaarschap betekent hier dat gebruikers hun eigen gegevens kunnen gebruiken
of dat die gegevens gebruikt kunnen worden voor maatschappelijke doelen. Het gaat
dus niet over eigendom zoals we dat kennen in het privaatrecht. In de Kamerbrief over
onder andere cookiebeleid30 is toegelicht dat het vaak onduidelijk is voor eindgebruikers wanneer gegevens uit
cookies terecht komen bij derde partijen. Dit bemoeilijkt het recht op gegevensoverdraagbaarheid
uit de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). In de AVG is opgenomen dat
betrokkene het recht heeft dat de persoonsgegevens die hij heeft verstrekt aan een
verwerkingsverantwoordelijke te verkrijgen in een gestructureerd, gangbaar, machineleesbaar
en interoperabel formaat, en die aan een andere verwerkingsverantwoordelijke te verzenden.
Breder op het onderwerp van het publieke goed van dataeigenaarschap heeft de Europese
Unie stappen gezet. Bijvoorbeeld met de recente Dataverordening (Data Act). Deze verordening,
die naar verwachting in 2025 in werking treedt, geeft gebruikers van Internet of Things
producten (IoT) het recht op toegang tot de gegevens die door hun gebruik worden gegenereerd
en het recht deze gegevens te delen met derde partijen.
Cybersecurity bij de overheid
Cybersecurity is een essentiële randvoorwaarde voor succesvolle digitalisering. Als
onderdeel van deze brede maatschappelijke opgave heeft de overheid als taak het goede
voorbeeld te geven en op een veilige manier met gegevens van burgers om te gaan, en
burgers bewust te maken van de risico’s.
Nieuwe Europese Cybersecurity wetgeving
Momenteel wordt de herziene Europese richtlijn
Network and Information Security (NIS2) omgezet naar Nederlandse wetgeving. NIS2 heeft als doel de digitale weerbaarheid
van organisaties binnen de EU te vergroten. Alle overheidsorganisaties die binnen
de scope van NIS2 vallen moeten aan de richtlijn voldoen. Het Ministerie van BZK werkt
hierbij samen met andere ministeries bij de omzetting van de richtlijn en informeert
en betrekt de medeoverheden hier actief bij via de koepelorganisaties.
Met NIS2 valt ook de overheid als sector binnen de reikwijdte, waar dit voorheen alleen
was daar waar de overheid betrokken was bij vitale processen als watermanagement of
de basisregistratie personen. De NIS2 richtlijn kent een zorgplicht, meldplicht en
verplicht toezicht. Voor het toezicht wordt een stelsel-toezichthouder voor de sector
overheid aangesteld, waarbij de basis wordt gevormd door bestaande toezichts- en verantwoordingsstructuren
in de verschillende overheidslagen (zogenoemd horizontaal toezicht). Daarbij moet
aangetoond kunnen worden dat aan de zorgplicht wordt voldaan.
De zorgplicht wordt voor de overheid onder meer ingevuld met de Baseline Informatiebeveiliging
Overheid (BIO). Overheidsorganisaties werken al jaren met de BIO als instrument om
hun informatiebeveiliging passend en evenredig in te vullen. Goed toegangsbeheer vormt
een belangrijk onderdeel van de BIO. Er is een apart hoofdstuk (hoofdstuk 9) in de
BIO opgenomen waarin de eisen ten aanzien van de toegangsbeveiliging zijn opgenomen.
De verplichte afweging ten aanzien van het toegangsbeheer, alsook de toets op het
op orde houden van dat toegangsbeheer, zijn in de BIO geborgd. Hiermee bevestig ik
de motie Dekker-Abdulaziz31 als zijnde onderdeel van lopend beleid.
In de doorontwikkeling van de BIO wordt rekening gehouden met enkele aanvullende verplichtingen
uit NIS2, bijvoorbeeld de aandacht voor leveranciersketens. In navolging op de evaluatie32 van de BIO is er een eerste ontwerp gemaakt van de nieuwe BIO dat nu besproken wordt
met de verschillende overheidslagen. De herziene BIO wordt in 2024 opgeleverd.
Overheden kunnen daarnaast gratis een online instrument gebruiken, genaamd Inkoopeisen
Cybersecurity Overheid (ICO)33, waarmee een set van informatiebeveiligingseisen kan worden samengesteld voor inkopen/aanbestedingen
en contracten met ICT-leveranciers. Op dit moment wordt verkend of de onderliggende
normensets van ICO geborgd kunnen worden in wetgeving. Het ligt voor de hand om dit
via een verplichting in de herziene BIO op te nemen.
Cyberweerbaarheid
In het kader van de Nederlandse Cybersecurity Strategie34 (NLCS) is een Bestuurlijk Convenant opgesteld tussen Rijk en gemeenten35, om opvolging te geven aan acties ter versterking van de digitale veiligheid van
gemeenten. Op 9 oktober jl. heeft de Minister van Justitie en Veiligheid u de eerste
voortgangsrapportage NLCS doen toekomen36.
Momenteel werk ik samen met VNG aan het in kaart brengen van de cyberweerbaarheid
van de gemeenten. Dit doen we door eerst een aantal gerichte vraagstukken te onderzoeken,
om scherper te krijgen voor welke uitdagingen gemeenten staan ten aanzien van cyberweerbaarheid.
Ik hoop u in de verzamelbrief van juni 2024 nader te informeren over de resultaten
van deze onderzoeken en daarmee de uitwerking van de motie Kathmann c.s.37.
Ook wordt onderling geoefend en kennis gedeeld. Zo vindt jaarlijks het Overheidsbreed Cyberprogramma plaats. Hier is zowel binnen als buiten de overheid veel animo voor. Het programma
bestaat uit verschillende webinars en masterclasses. In sommige gevallen gaat het
over thema’s waar juist de private sector de overheid op wenst mee te nemen. Een vast
onderdeel van het programma is de Overheidsbrede Cyberoefening, die dit jaar plaats
vond op 30 oktober. Tijdens de oefening werd een hackaanval gesimuleerd, waarbij afzonderlijke
overheidsorganisaties gelijktijdig konden oefenen.
Digitale weerbaarheid rijksoverheid en Appbeleid
De rijksoverheid werkt onverminderd aan de uitvoering van de I-strategie met recente
successen zoals de vaststelling van de handreiking risicobeheersing public cloud en
het beleid voor een verplichte basisopleiding digitale weerbaarheid voor alle Rijksambtenaren38. Ook wordt actief gewerkt aan kwantumveilige cryptografie als reactie op de opkomst
van krachtige kwantumcomputers39. Hiervoor is een programma ingericht om bewustwording en samenwerking te realiseren.
De volgende stap is het opstellen van cryptobeleid en bijbehorende kaders. Ik zal
uw Kamer hier naar verwachting in het vierde kwartaal van 2024 over informeren.
Om de feitelijke veiligheid van kritieke functies te testen worden red teamingtesten
steeds breder binnen de rijksoverheid toegepast. Het programma Red Teaming rijksoverheid
zal overgaan in een vast organisatieonderdeel binnen CIO Rijk dat ondersteuning biedt
aan het opzetten en uitvoeren van geavanceerde red teamingtesten binnen de rijksoverheid.
Daarnaast is op 21 maart jl. per direct het gebruik van applicaties ontraden uit landen
met een offensief cyberprogramma gericht tegen Nederland en/of Nederlandse belangen40. Het gebruik van dergelijke applicaties bevat inherente risico’s, waardoor het noodzakelijk
wordt geacht om een aantal stappen te zetten om deze risico’s zoveel mogelijk te mitigeren.
Hiervoor is besloten om voor de rijksoverheid over te stappen naar een situatie waarbij
mobiele apparaten zo zijn ingericht dat alleen vooraf toegestane apps, software en/of
functionaliteiten kunnen worden geïnstalleerd en gebruikt.
In de Kamerbrief «Stand van zaken appbeleid» van 24 november jl. is uiteengezet welke
stappen sinds de oorspronkelijke Kamerbrief uit maart zijn genomen41. Rijksambtenaren zijn ontraden om gebruik van dergelijke applicaties te maken op
hun zakelijke apparaten. Steekproefsgewijs is gezien dat aan deze oproep gehoor is
gegeven.
Momenteel wordt gewerkt aan een plan van aanpak voor het ontwikkelen en implementeren
van zogeheten «managed apparaten». Hiermee wordt bereikt dat alléén gebruik gemaakt
kan worden van een risicogebaseerde lijst van toegestane apps. In de komende verzamelbrieven
zal ik uw Kamer verder informeren over de ontwikkelingen op dit gebied.
Online weerbaarheid van burgers
In de Nederlandse Cybersecuritystrategie 2022–2028 (NLCS) is vastgelegd dat het Ministerie
van BZK samen met de Ministeries van JenV, EZK en OCW, acties onderneemt om burgers
online weerbaarder te maken. Zo is het Ministerie van BZK in het najaar van 2023 samen
met JenV en EZK gestart met een Rijksbrede campagneaanpak op cybersecurity, bestaande
uit verschillende publiekscampagnes. De eerste campagne is gericht op «social engineering»
met de slogan «Laat je niet interneppen». Binnen deze aanpak start de eerste helft
van 2024 de zesde ronde van de campagne gericht op veilige slimme apparaten «Doejeupdates».
Ook heeft het Ministerie van BZK de Tool Cyberweerbaarheid42 laten ontwikkelen om medewerkers uit het maatschappelijke en culturele middenveld
(zoals onder andere de medewerkers van de IDO’s) te ondersteunen als burgers vragen
of problemen hebben met betrekking tot online veiligheid. Daarnaast werkt het Ministerie
van BZK via de «City Deal Lokale Weerbaarheid Cybercrime» aan het stimuleren van beproefde
lokale en regionale interventies én het ontwikkelen van nieuwe interventies, specifiek
gericht op het helpen van kwetsbare groepen in de samenleving, zoals ouderen en laaggeletterden.
Uniforme domeinnaamextensie voor overheidswebsites
Tijdens het Commissiedebat Digitaliserende Overheid van 28 juni jl., zegde ik toe43 een nader onderzoek uit te voeren naar de toepassing van een overheidsdomeinnaamextensie bij de overheid. Inmiddels is dit onderzoek afgerond en gepubliceerd op rijksoverheid.nl44. Uit het onderzoek blijkt aantoonbaar dat een uniforme extensie burgers helpt om
makkelijk te kunnen bepalen of een website van de overheid is of niet. Dat geldt ook
voor laaggeletterden en mensen met beperkte digitale vaardigheden die nadrukkelijk
zijn meegenomen in dit onderzoek. Op grond van veiligheidsoverwegingen en internationale
best practices heb ik het principebesluit genomen om te kiezen voor de extensie .gov.nl.
Om inzicht te krijgen in de financiële en organisatorische gevolgen laat ik een uitvoeringstoets
doen.
Het voorstel van het lid Rahimi (VVD) om de topleveldomeinnaam extensie .nld voor
de Nederlandse overheid te introduceren blijkt niet mogelijk. In de beantwoording
op schriftelijke vragen van 30 oktober jl. heb ik uw Kamer daarover geïnformeerd.
De Internet Corporation for Assigned Names and Numbers (ICANN) geeft topleveldomeinen
uit en hierover heeft ICANN in haar beleid opgenomen dat drie letterige ISO 3166 alpha-3
codes zoals .nld niet toegekend worden op topleveldomeinnaamniveau45.
Naast de uniforme domeinnaamextensie werk ik ook aan het Register Internetdomeinen
Overheid (RIO) als bron waar burgers terechtkunnen voor een snelle check op de echtheid
van websites. Het RIO wordt momenteel gevuld met websites van het Rijk en komt nog
in december van dit jaar in een eerste versie beschikbaar voor burgers. In 2024 zal
het register worden uitgebreid met de websites van de medeoverheden. Dan zal ook via
gebruikersonderzoeken worden onderzocht hoe burgers het beste ondersteund kunnen worden
bij hulpvragen over overheidswebsites.
Privacygovernance
Burgers en ondernemers moeten erop kunnen rekenen dat de overheid rechtmatig en zorgvuldig
met hun gegevens omgaat. Vanuit de rijksoverheid is hier een aantal belangrijke stappen
in gezet.Zo is met de start van de Chief Privacy Officer (CPO)-raad de Rijksbrede
privacygovernance versterkt. Om de bewustwording binnen de overheid te verhogen wordt
een privacy-opleiding voor managers binnen de Algemene Bestuursdienst (ABD) ontwikkeld.
Het nieuwe Rijksmodel Data Protection Impact Assessment (DPIA) standaardiseert de
totstandkoming van privacy assessments. Ook is een handleiding opgesteld voor het
toepassen van de verplichte risico assessments voor mensenrechten en algoritmes (IAMA)
en gegevensbescherming (DPIA).
De CPO’s zullen in 2024 worden opgenomen in het vernieuwde CIO-stelsel om de privacy
aanpak verder te standaardiseren, privacy op te nemen in het formele besluitvormingsproces
en de Rijksbrede kennisuitwisseling te stimuleren. Parallel hieraan wordt ook gewerkt
om de positie en competenties van de Functionaris Gegevensbescherming (FG) te versterken.
De gedachte is om dit onder meer te doen door het installeren van een Rijksbreed platform
voor FG’s.
3. Spoor 3: Iedereen heeft regie op het digitale leven
Elke burger moet waar mogelijk de eigen gegevens bij de overheid kunnen inzien, ophalen
en waar nodig laten corrigeren. Bovendien moeten burgers binnen de grenzen van de
wet kunnen bepalen met wie gegevens worden gedeeld. Om te voorkomen dat publieke en
private partijen onrechtmatig allerlei persoonlijke data verzamelen, verhandelen en
soms kwijtraken is regelgeving en beleid nodig. Bijvoorbeeld rond wallets en andere
basisvoorzieningen. Ook algoritmes kunnen het gevoel geven dat je de grip op je leven
verliest. Met wetgeving, kaderstelling en toezicht maken we algoritmes en hun toepassingen
eerlijk en transparant, zodat men op goede behandeling kan vertrouwen.
Om te zorgen dat iedereen regie heeft op het digitale leven richt het Kabinet zich
op:
• regie op gegevens zodat burgers en ondernemers grip hebben op welke informatie de overheid van hen
heeft, zaken kunnen wijzigen en over de gegevens kunnen beschikken als dat nodig is.
• de ontwikkeling van een digitale identiteitswallet als onderdeel van het identiteitsstelsel zodat mensen conform de Wet digitale overheid op het juiste betrouwbaarheidsniveau toegang krijgen tot digitale dienstverlening.
• een waardengedreven en mensgerichte ontwikkeling en inzet van algoritmes aan de hand
van verschillende instrumenten zoals het algoritmeregister en de ontwikkeling van AI Validatie.
Regie op eigen gegevens
Via de website wiegebruiktmijngegevens.nl kunnen burgers voor steeds meer overheidsbesluiten inzien welke gegevens overheidsorganisaties
gebruiken bij het nemen van besluiten. Dit kan nu voor 80 van de circa 600 overheidsbesluiten
voor burgers. Daarnaast is het mogelijk om via MijnOverheid de meest (her)gebruikte
gegevens in te zien en kan iedereen ook zien welke organisaties een melding krijgen
als persoonsgegevens in de BRP wijzigen. Zo ontstaat er op verschillende plekken overzicht
voor burgers en bedrijven van (persoons)gegevens die door de overheid worden gebruikt,
verstrekt en verwerkt.
Burgers moeten hun eigen gegevens ook kunnen delen met derden, bijvoorbeeld voor de
aankoop van een woning. De eerste proeftuin voor het delen van (overheids)gegevens
met private partijen is recent gestart. Op basis van de resultaten zal gekeken worden
wat nodig is voor implementatie en opschaling.
Europese Digitale Identiteit (EDI)
Nederland is op het domein van digitale identiteit een voorbeeldland als het gaat
om publieke, private en wetenschappelijke ontwikkelingen. Zo wordt er gewerkt aan
een digitale identiteitswallet waarmee gebruikers straks kunnen inloggen en zelf kunnen bepalen met wie ze hun gegevens
delen.
De ontwikkeling van de publieke wallet en de voorbereiding voor het Nederlandse EDI-stelsel
vindt op open en transparante wijze plaats. De eerste demonstratie versie voor de
Nederlandse voorbeeld-wallet is inmiddels beschikbaar en wordt gebruikt tijdens presentaties
aan belangstellenden en betrokkenen46. Naar verwachting wordt in het eerste kwartaal van 2024 een werkende, eerste versie
van een Nederlandse open source voorbeeld-wallet opgeleverd. Deze versie zal een deel
van de uiteindelijk benodigde functionaliteiten kunnen ondersteunen, zoals het online
personaliseren van de id-wallet, online identificatie en authenticatie en het kunnen
laden en delen van gegevens. Voordat de wallet beschikbaar wordt gesteld, wordt in
het tweede kwartaal 2024 de betrouwbaarheid en veiligheid van deze eerste versie getoetst
in keten(integratie)-testen. Als deze testen slagen, streef ik ernaar in de tweede
helft van 2024 de werking in de praktijk te beproeven met een representatieve groep
testgebruikers op basis van vrijwillige deelname.
Ik heb u recentelijk over de uitkomsten van de triloog-onderhandelingen van de herziening
van de eIDAS verordening geïnformeerd47. Vanuit Nederland is ingezet op voor ons belangrijke punten bij onderhandelingen
op het Europees Raamwerk voor Digitale Identiteit. De triloogfase zal naar verwachting
begin 2024 worden afgerond. Dat betekent dat er dan een Europese verordening ligt
waaruit verplichtingen volgen die geïmplementeerd moeten worden. Er zal op EU-niveau
daarna worden gewerkt aan uitvoeringshandelingen en aan pilots.
Voortgang stelsel Toegang
De Wet digitale overheid (Wdo) biedt de mogelijkheid om naast publieke inlogmiddelen (DigiD) ook private inlogmiddelen
voor burgers en bedrijven toe te laten op de hogere betrouwbaarheidsniveaus. Het stelsel
Toegang, dat nog in ontwikkeling is, moet het technisch mogelijk maken dat in de nabije
toekomst bij de dienstverleners in de (semi)publieke sector kan worden ingelogd met
zowel publieke inlogmiddelen, zoals DigiD, als met erkende private middelen.
De ontwikkeling van het stelsel Toegang zal in drie fasen verlopen gedurende de periode
2024–2026 en is afgestemd op de functionaliteit die dan via het nieuwe stelsel beschikbaar
zal komen. Tegelijkertijd zal de continuïteit van de beschikbaarheid van de huidige
inlogmiddelen DigiD en eHerkenning gewaarborgd blijven.
• Fase 1 betreft het realiseren van het inloggen voor jezelf in het burgerdomein.
• Fase 2 betreft het realiseren van het inloggen voor een ander in het burgerdomein.
• Fase 3 ziet op het realiseren van het inloggen namens een bedrijf of organisatie in
het bedrijvendomein.
De precieze data voor de realisatie zijn op dit moment nog niet te geven. Hiervoor
is eerst nadere prioriteitstelling nodig voor Logius, de beoogd beheerder van het
stelsel. Als gevolg hiervan wordt ook aan alternatieve scenario’s gewerkt met mogelijke
andere partners voor het beheer van het stelsel. In de verzamelbrief van juni 2024
zal ik uw Kamer informeren over de nieuwe planning.
In fase 2 en 3 van de ontwikkeling van het stelsel wordt mogelijk gemaakt dat private
aanbieders in respectievelijk het burger- en bedrijvendomein kunnen toetreden. Deze
inlogmiddelen dienen te beschikken over de vereiste betrouwbaarheidsniveaus, conform
de eIDAS-verordening, wat nu in de wet is vastgelegd. De dienstverleners bepalen,
op basis van de regels die de Wdo stelt, op welk betrouwbaarheidsniveau een burger
of bedrijf moet inloggen om toegang te krijgen tot hun dienstverlening.
De afstemming met de overheidsdienstverleners en andere betrokken partijen over de
planning en ontwikkelingen wordt geïntensiveerd en richt zich specifiek op de vraag
hoe dienstverleners kunnen aansluiten. Hiermee voer ik ook mijn toezegging aan uw
Kamer uit om met de VNG te spreken over hoe gemeenten kunnen aansluiten op het stelsel
van toegang48. Ook ben ik voornemens een monitor over nieuwe inlogmiddelen in te richten.
De Wdo treedt gefaseerd in werking afgestemd op het ontwikkeltempo van de benodigde
stelselvoorzieningen. Het stelsel zal ook voorzien in een mogelijkheid om misbruik
vroegtijdig te herkennen en herstellen, zodat burgers bij problemen snel kunnen worden
geholpen.
Door de ontwikkeling van het stelsel wordt mogelijk gemaakt dat private aanbieders
in respectievelijk het burger- en bedrijvendomein kunnen toetreden. Wanneer een nieuw
middel wordt toegelaten zal het formele besluit worden gepubliceerd. Ook zal in dat
kader richting burgers en bedrijven aanvullende communicatie plaatsvinden, inclusief
de bij toelating gehanteerde criteria, zoals ik heb toegezegd aan het lid Prins (CDA)
van de Eerste Kamer49. Doel hiervan is de maatschappij goed te informeren over de betrouwbaarheid van het
middel en zo het vertrouwen in het nieuwe stelsel te versterken.
Machtigen en vertegenwoordigen
Op 12 december jl. heeft de Nationale ombudsman het rapport «DigiD helpt niet mee»
50 gepubliceerd. Het rapport stelt dat de digitale toegang voor wettelijk vertegenwoordigers
en mensen die namens een naaste digitaal zaken willen doen met de overheid nog steeds
niet goed geregeld is.
Iedereen in bezit van een DigiD kan in principe digitaal zaken doen met de overheid.
Ik vind het belangrijk dat we in Nederland zelf kunnen kiezen hoe we gebruikmaken
van de dienstverlening van de overheid: digitaal, met papier, bij een loket of telefonisch.
Ik ben het daarom eens met de oproep van de Ombudsman dat hier goede toegang voor
nodig is. Voor het vertegenwoordigen van personen ligt dat ingewikkelder. Met mijn
Kamerbrief van 12 oktober jl.51 heb ik uw Kamer geïnformeerd over welke voortgang is geboekt op het gebied van digitaal
vertegenwoordigen en een vooruitblik gegeven op de (nabije) toekomst.
Bij het vertegenwoordigen maken we onderscheid tussen vrijwillig machtigen en wettelijk
vertegenwoordigen. Handelingsbekwame burgers kunnen vrijwillig iemand aanwijzen (machtigen)
om zich te laten vertegenwoordigen in de interactie met publieke dienstverleners.
Op dit moment is dit voor 554 diensten bij 528 dienstverleners mogelijk, waaronder
veel grote dienstverleners zoals bijvoorbeeld de Belastingdienst en het UWV. Dit zijn
nog lang niet alle publieke dienstverleners, omdat dienstverleners hiervoor onder
andere aanpassingen in de eigen processen moeten doen.
Burgers die (deels) handelingsonbekwaam zijn en niet zelfstandig mogen handelen, zoals
personen die onder bewind of curatele staan of minderjarigen, hebben een door de wet
of door de rechter aangestelde wettelijk vertegenwoordiger (bewindvoerder, curator,
mentor of een persoon met gezag over een minderjarige). Onder mijn regie zijn hiervoor
een tweetal digitale oplossingen gerealiseerd: de bevoegdheidsverklaringsdienst en
de gezagsmodule.
De bevoegdheidsverklaringsdienst wordt vanaf begin 2024 in gebruik genomen. Gestart
wordt met bewindvoerders en curatoren, die dan de mogelijkheid hebben om bij een paar
eerste dienstverleners in te kunnen loggen namens hun cliënt, daarna volgen ook mentoren.
De gemeenten Rotterdam en Den Haag hebben de bevoegdheidsverklaringsdienst beproefd
en nemen het binnenkort in gebruik.
Voor het vaststellen van gezag over minderjarigen is in aanvulling op de bevoegdheidsverklaringsdienst
de gezagsmodule ontwikkeld. Met de gezagsmodule kunnen overheidsinstanties vaststellen
wie het gezag over een minderjarige heeft op basis van de informatie in de BRP. Wettelijk
vertegenwoordigers van minderjarigen kunnen met de gezagsmodule, in combinatie met
de bevoegdheidsverklaringsdienst, namens hen langs digitale weg diensten afnemen.
Ook deze voorzieningen vragen aanpassing van de systemen van de dienstverleners. Ik
werk daarom samen met Logius en de publieke dienstverleners aan het verbeteren van
het aansluitproces en stimuleer dienstverleners om hun systemen gereed te maken en
aan te sluiten. Zo zal ik bijvoorbeeld overleg initiëren met software leveranciers
voor de gemeentelijke markt om hun software pakketten geschikt te maken voor aansluiting
op de vertegenwoordigingsvoorzieningen.
Algoritmes reguleren
Ook algoritmes en artificiële intelligentie (AI) moeten aan publieke waarden voldoen.
Om de eigen inzet van algoritmes te toetsen, deden het afgelopen jaar 18 overheidsorganisaties
mee met een pilot voor de toepassing van de Impact Assessment Mensenrechten en Algoritmes
(IAMA). Of een IAMA is uitgevoerd kan worden aangegeven in het openbare algoritmeregister. Zoals toegezegd in de Kamerbrief «algoritmes reguleren»52 heeft CIO Rijk de departementen gevraagd een planning aan te leveren om het algoritmeregister
gevuld te hebben in 2025. Alle departementen zullen uw Kamer apart over hun voortgang
informeren. Het Ministerie van BZK heeft onlangs ook de eigen planning naar uw kamer
gestuurd53. Conform de motie van het lid Dekker-Abdulaziz (D66) van de Tweede Kamer zullen nieuwe
hoog-risico AI-systemen worden geregistreerd door organisaties54. Het algoritmeregister is op dit moment gevuld met meer dan 254 algoritmes van meer
dan 64 organisaties.
In 2023 is de AP gestart als algoritmetoezichthouder. Tot de taken behoren het signaleren,
analyseren en rapporteren van algoritmerisico’s. Daarnaast werkt de AP aan het versterken
van de samenwerking tussen toezichthouders op het gebied van algoritmes en aan het
komen tot gezamenlijke uitleg en overzicht in normen en kaders. In juni publiceerde
de AP de eerste Rapportage Algoritmerisico’s Nederland55, zoals ook is toegezegd56 aan uw Kamer. In de aan uw Kamer gezonden brief opschaling algoritmetoezichthouder57 ga ik nader in op de intensivering van de activiteiten van de directie Coördinatie
Algoritmes binnen de AP en het daarbij behorende budget. Voor het overige geldt dat
de digitale toezichthouders intensief en goed samenwerken als het gaat om het toezicht
op AI en algoritmes.
Om overheden te helpen met het voldoen aan alle verplichtingen, werd dit jaar de eerste
versie van het Implementatiekader Inzet van algoritmes gepubliceerd58. Dit kader helpt overheidsorganisaties om bij de inzet van algoritmes te voldoen
aan de normen en wettelijke verplichtingen59. Zo laat het in een volgende versie, die we in 2024 zullen publiceren, zien wie gedurende
de levenscyclus van algoritmische systemen verantwoordelijkheden dragen, en wordt
er gewerkt aan toevoeging van inkoopvoorwaarden voor de inkoop van algoritmes door
de overheid.
Als het gaat om eerlijke en transparante toepassing van algoritmes door de overheid,
zijn overheden volgens de Algemene wet bestuursrecht verplicht om hun besluiten te
motiveren, of er algoritmes worden gebruikt of niet. Op dit moment onderzoekt het
Ministerie van JenV samen met mijn ministerie, mede ter uitvoering van de motie Van
Baarle (DENK)60 en de motie Slootweg (CDA)61, de mogelijkheden om de individuele transparantie van algoritmegebruik bij besluitvorming
in de zin van de Awb te bevorderen. In de preconsultatie van het voorstel voor de
Wet versterking waarborgfunctie Awb heeft een expertsessie plaatsgevonden over dit
onderwerp en zijn vragen aan uitvoeringsinstanties voorgelegd. Ter gelegenheid van
de internetconsultatie van dit wetsvoorstel worden uitvoeringsinstanties, decentrale
overheden, de rechtspraak, andere belanghebbenden en belangstellenden uitgenodigd
deze vragen te beantwoorden en nader op het onderwerp algoritmische besluitvorming
te reflecteren.
Artificiële intelligentie
Zoals bekend wordt er gewerkt aan de Europese AI-verordening. Deze wet legt regels
op aan ontwikkelaars en gebruikers van AI om rechten van Europese burgers te beschermen.
De Nederlandse inzet voor de AI-verordening heeft zich gericht op de bescherming van
fundamentele rechten, het vergroten van veiligheid en het versterken van innovatie(mogelijkheden).
De Europese lidstaten (Raad) en het Europese Parlement hebben in respectievelijk december
2022 en juni 2023 ieder hun eigen positie ingenomen. In december 2023 is voor deze
verordening een politiek akkoord op hoofdlijnen bereikt in de triloog. Nu zal nog
technische uitwerking plaatsvinden tussen de instellingen. Naar verwachting zal de
verordening in 2024 in werking gaan treden. Voor de implementatie van de verordening
zijn nu al de eerste stappen gezet. Daarnaast lopen ook onderhandelingen over het
AI verdrag van de Raad van Europa. Naar verwachting zullen de verdragsonderhandelingen
in het voorjaar van 2024 worden afgerond, wat een belangrijke bijdrage zal leveren
aan het waardenkader voor AI, ook buiten de Europese Unie.
Naast onze Europese inbreng ontwikkelen we momenteel een overheidsbrede visie op generatieve
AI, waarmee ook invulling wordt gegeven aan de motie van de leden Dekker-Abdulaziz
(D66) en Rajkowski (VVD) over een integrale visie op nieuwe AI-producten62. Deze visie zal in januari 2024 verschijnen.
Om verdere kennis en ervaring op te doen met de validatie van AI63, heb ik binnen BZK een AI Validatie team opgericht. Het AI Validatie team buigt zich ook over het meetbaar maken van risico’s
en kansen van generatieve AI. Het team bestaat uit software engineers die samen met
beleidsmakers gaan werken aan concrete hulpmiddelen om algoritmes te valideren. Ook
gaat dit team onderzoeken wat er nodig is aan specifieke datasets om verschillende
AI-toepassingen te kunnen testen. Zo kan bijvoorbeeld getest worden of algoritmes
discrimineren en worden tools ontwikkeld om algoritmische besluitvorming transparanter
te maken.
Met de aangekondigde visie op generatieve AI en de eerder in deze brief genoemde adviesaanvraag
aan de SER, geeft het kabinet gedeeltelijk invulling aan de motie Dassen (Volt) c.s.
64, om de impact van de effecten en de toepassing van kunstmatige intelligentie (AI)
door de overheid in kaart te brengen. Deze motie roept op om een impactanalyse per
ministerie met betrekking tot de effecten en de toepassing van kunstmatige intelligentie
door de overheid, op de banen van de toekomst, beleidsontwikkeling en onze manier
van werken op te stellen. In mijn volgende verzamelbrief hoop ik u te kunnen informeren
over de voortgang van deze trajecten en daarmee de verdere invulling van de motie
Dassen.
Op basis van adviezen van de Landsadvocaat Pels Rijcken en de AP heb ik een voorlopig
standpunt ingenomen op het gebruik van generatieve AI door Rijksorganisaties65. Het standpunt benadrukt zorg vanuit geldende wet- en regelgeving bij verantwoord
gebruik van generatieve AI. Veel niet-gecontracteerde generatieve AI-toepassingen
zoals ChatGPT, Bard en Midjourney voldoen immers over het algemeen niet aantoonbaar aan geldende wetgeving. Deze zijn
dus in beginsel niet toegestaan, tenzij er bijvoorbeeld via een (pre-scan) DPIA of
een algoritme impact assessment (zoals een IAMA) aantoonbaar kan worden gemaakt dat
wel wordt voldaan aan geldende wet- en regelgeving.
Ik wil het gebruik van generatieve AI binnen de rijksoverheid op een veilige en verantwoorde
manier bevorderen. Met een aantal vervolgstappen wil ik zorgen dat er binnen de rijksoverheid
geëxperimenteerd kan worden met generatieve AI, dat de kennis op dit gebied wordt
vergroot en dat deze technologie verantwoord kan worden ingekocht. Het standpunt zelf
wordt herijkt in 2024, mede in lijn met de AI-Verordening.
4. Spoor 4: Een digitale overheid die waardengedreven en open werkt voor iedereen
Volwaardige digitalisering van de overheid is vereist voor succes in de eerste drie
sporen van de Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren en ook om als overheid zelf,
intern én naar buiten toe, goed te kunnen functioneren. Daarvoor moet de overheid
open en gedreven door publieke waarden werken (onder andere professioneel, integer
en transparant).
Om een goed functionerende digitale overheid te realiseren die waardengedreven en
open werkt voor iedereen zet het kabinet zich in voor:
• een Generieke Digitale Infrastructuur voor alle publieke dienstverleners voor hun digitale dienstverlening aan burgers en
ondernemers
• een Interbestuurlijke Datastrategie en een Federatief Datastelsel voor verantwoord inzet van data voor maatschappelijke opgaven.
• open standaarden en informatiebeveiligingsstandaarden om gegevensuitwisseling tussen systemen te verbeteren.
• de I-strategie Rijk om de veranderkracht van digitalisering van de verder te benutten bij het Rijk met
aandacht voor onder andere de informatiehuishouding en de doorontwikkeling van het CIO-stelsel.
Generieke Digitale Infrastructuur
De Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) vormt het fundament voor een goed functionerende
digitale overheid en is cruciaal voor een betrouwbare dienstverlening aan burgers
en ondernemers. De voorgenomen programmering wordt jaarlijks in het GDI-Programmeringsplan
opgesteld en aan uw Kamer aangeboden. In Bijlage 4 bij deze brief ontvangt u het GDI-Programmeringsplan
voor het komende jaar. Het plan verantwoordt de besteding van het bijbehorende budget
vanuit de Centrale financiering GDI. Het totaal beschikbare budget van de Centrale
Financiering is € 332 miljoen. Ruim 80% daarvan wordt besteed aan beheer- en exploitatie,
het resterende deel gaat naar vernieuwing, waarbij het zwaartepunt ligt bij het domein
«toegang».
AcICT advies IT-infrastructuur Logius
De uitwerking van het advies van het Adviescollege ICT-toetsing (hierna: AcICT) op
de IT-infrastructuur van Logius heeft gevolgen voor de programmering van de GDI in
2024. In het advies van het AcICT staan onder meer zorgen over de complexiteit van
en het maatwerk op het beoogde IT-platform van Logius, en over de (sturing op de)
migraties van GDI-voorzieningen als DigiD en MijnOverheid naar dit platform. In opvolging
van dit advies worden de migratiestrategie en -planning herijkt, wat gevolgen heeft
voor met name de doorontwikkeling van de GDI-voorzieningen. De haalbaarheid van en
consequenties voor de programmering zijn en worden voor sommige onderdelen nog apart
onderzocht en leiden tot bijstelling van de voorgenomen programmering. Het GDI-Programmeringsplan
2024 benoemt de uitdagingen waar we gezamenlijk voor staan en wordt op basis van nieuwe
inzichten in het eerste kwartaal van 2024 herijkt. De aanpassingen in de programmering
worden daarna met een addendum aan uw Kamer aangeboden. Deze herijking richt zich
vooral op het domein Toegang. De uitwerking van het AcICT-advies heeft ook gevolgen
voor de doorontwikkeling van de GDI. Zo kunnen de door de afnemers gewenste doorontwikkeling
van de GDI en wettelijke en/of technisch noodzakelijke vernieuwingen daardoor niet
in de gewenste vorm en snelheid worden uitgevoerd. Een nadere duiding van het AcICT
advies is opgenomen als Bijlage 5.
In navolging van de adviezen werken we aan een stabiel en bruikbaar IT-platform en
aan beheerste migratie van de voorzieningen zodat er een toekomstbestendige basis
ligt voor de GDI. De vertraging brengt de stabiliteit van de GDI niet in gevaar. Net
als in 2023 wordt ook voor 2024 alles op alles gezet om de bestaande onderdelen van
de GDI betrouwbaar, beschikbaar en veilig te laten zijn. Samen met partners en stakeholders
blijven we bouwen aan een overheid die beter aansluit bij de behoeften van burgers
en ondernemers, met de GDI als solide basis voor deze ambitie.
Realisatie Interbestuurlijke Datastrategie (IBDS) en federatief datastelsel (FDS)
Om de grote interbestuurlijke maatschappelijke opgaven op te lossen en dienstverlening
aan burgers en bedrijven te verbeteren, is verantwoorde inzet van data onmisbaar.
Het interbestuurlijke programma realisatie IBDS helpt overheidsorganisaties bij het
creëren van duidelijkheid over wat technisch kan, juridisch mag en ethisch wenselijk
is bij datagebruik. Dit programma heeft in het afgelopen jaar haar eerste resultaten
opgeleverd. Zo bracht de Adviesfunctie verantwoord datagebruik diverse adviezen uit
die door verschillende overheidsorganisaties te gebruiken zijn, zoals het hergebruik
van camerabeelden in de openbare ruimte. Ik ga deze adviesfunctie op aangeven van
het Netwerk Publieke Dienstverlening uitbreiden om gedegen analyses te doen en impasses
rondom het delen van gegevens te doorbreken. Hierover heb ik uw Kamer nader geïnformeerd
in de Voortgangsrapportage «Transformatie overheidsbrede publieke dienstverlening»66.
Zo is er een methodiek ontwikkeld die gebruikt wordt om het gesprek te faciliteren
bij botsende waarden rondom gegevensdelingsvraagstukken. Om de vindbaarheid, bruikbaarheid
en uitwisselbaarheid van data te vergroten wordt gewerkt aan een federatief datastelsel
als doorontwikkeling van het stelsel van basisregistraties. Het FDS is te zien als
het data-ecosysteem van de Nederlandse overheid. Het bestaat onder meer uit afspraken
en standaarden zodat iedereen op dezelfde manier werkt en burgers inzicht hebben welke
gegevens over hen worden gebruikt voor welk doel. Hiermee realiseren we op een veilige
manier privacy by design, betere accountability van overheidsdienstverleners en meer transparantie zodat data
makkelijker gebruikt kunnen worden voor maatschappelijke opgaven en verbeteren van
de dienstverlening. Momenteel beschrijven organisaties hun datasets op een gestandaardiseerde
manier zodat de vindbaarheid toeneemt, het CBS heeft datasets toegevoegd op data.overheid.nl
en er is een werkplaats ingericht (Digilab) waarin gewerkt wordt aan het ontwikkelen
en beproeven van nieuwe standaarden om data op een verantwoorde manier te gebruiken.
Bij de realisatie van het FDS leren we van goede voorbeelden in het buitenland zoals
X-road in Estland en de Kruispuntbank in België.
Open standaarden en informatieveiligheidstandaarden
Open standaarden
Het belang om open standaarden toe te passen in de publieke sector is met de vergaande
digitalisering van de samenleving verder toegenomen. Een open standaard heeft betrekking
op de specificatie van de taal die computers onderling spreken. Het gaat om een gemeenschappelijke
afspraak over het formaat van gegevensuitwisseling tussen ICT-systemen. Iedere leverancier
mag een open standaard in zijn software implementeren en iedere gebruiker mag deze
gebruiken. Open source software maakt vaak gebruik van open standaarden, omdat de
juridische gebruiksvoorwaarden van open standaarden compatibel zijn met open source
licenties. Voor alle open standaarden geldt dat toepassing voor meer interoperabiliteit
en leveranciersonafhankelijkheid kan zorgen. Forum Standaardisatie onderzoekt jaarlijks
het gebruik van de standaarden van de «Pas toe of leg uit»-lijst.
Het «pas toe of leg uit»-beleid zegt dat overheidsorganisaties bepaalde open standaarden
moeten gebruiken als ze nieuwe of verbeterde ICT-systemen of -diensten kopen. Als
ze dat niet doen, moeten ze uitleggen waarom niet. Op de website basisbeveiliging.nl
worden kaarten en rapporten gepubliceerd die laten zien hoe overheidsorganisaties
online voldoen aan beveiligingseisen. Dit wordt gedaan door voortdurend de van buitenaf
meetbare beveiligingsmaatregelen te scannen met open data en volgens open source methodiek
in lijn met ons beleid. Deze metingen worden regelmatig uitgebreid en dragen daarmee
bij aan beleidsontwikkelingen omtrent online weerbaarheid van overheden door in kaart
te brengen hoe digitaal weerbaar overheden zijn. Met alle overheden wordt er gewerkt
aan een interbestuurlijke aanpak om gerichter werk te maken van een hogere adoptiegraad,
waar nog winst te boeken is. De Monitor Open Standaarden controleert daarnaast of
de organisaties zich aan deze regels houden. Op hoofdlijnen laat de monitor67 een positieve trend zien. Blijvende inspanning is echter nodig om te zorgen dat er
aan de standaarden voldaan wordt.
Informatieveiligheidstandaarden
Uit de laatste halfjaarlijkse meting van afgelopen zomer68 van Forum Standaardisatie naar de implementatie van de informatieveiligheidstandaarden
bij overheidsorganisaties blijkt dat veel organisaties nog niet voldoen aan de verplichte
web- en e-mailstandaarden en het Internet Protocol versie 6 (IPv6). Dit levert beveiligingsrisico’s
op. Er zijn verbeteringen zichtbaar ten opzichte van eerdere metingen, maar ook hier
moet het tempo omhoog69. Overheidsbreed is daarom een zwaardere vorm van sturing afgesproken en zijn er afspraken
gemaakt om standaarden voor internetveiligheid en informatieveiligheid versneld te
adopteren, de zogeheten streefbeeldafspraken. Een aantal standaarden is per 1 juli
2023 verzwaard tot een wettelijke verplichting via het «Besluit beveiligde verbinding
met overheidswebsites en -webapplicaties».
De Wet digitale overheid (Wdo) maakt het mogelijk nadere besluiten (in de vorm van
Algemene Maatregelen van Bestuur) te nemen. Dit jaar heb ik aan het Bureau Forum Standaardisatie
de opdracht gegeven een nulmeting op de toepassing van de wettelijke verplichte standaarden
uit te voeren. De resultaten worden uiterlijk eind dit jaar verwacht en op digitaleoverheid.nl
gepubliceerd. De resultaten zullen gebruikt worden om de toepassing van de verplichting
te monitoren.
Implementatie van standaarden door Microsoft
Naast de beveiliging voor publiek toegankelijke websites en webapplicaties is het
ook van belang om mailverkeer te beveiligen. In mei dit jaar heeft het Ministerie
van Justitie en Veiligheid in samenwerking met mijn ministerie daarom het bedrijf
Microsoft aangeschreven én nogmaals opgeroepen DNSSEC/DANE (Domain Name System Security
Extensions/DNS-based Authentication of Named Entities) in Exchange Online te implementeren
om het mailverkeer van de overheid beter te beveiligen. De standaard DANE voorkomt
dat aanvallers mailverkeer kunnen «afluisteren» en bouwt voort op de standaard DNSSEC
en geeft zekerheid over de identiteit van de ontvangende mailserver. De overheid is
afhankelijk van de leverancier Microsoft om DNSSEC en DANE correct toe te passen in
Exchange Online zodat de overheidsmail goed beveiligd is. In juli ben ik samen met
de Minister van JenV in gesprek gegaan met Microsoft en in september vond een vervolggesprek
plaats. Microsoft heeft nu toegezegd de implementatie in 2024 te voltooien. Dat zullen
wij blijven bewaken.
Digitalisering van de Rijksdienst
In de I-strategie Rijk 2021 – 202570 is de ambitie van het Rijk op het terrein van digitalisering en informatievoorziening
geconcretiseerd in tien thema’s en per thema in speerpunten. De I-strategie Rijk is
meer gedetailleerd uitgewerkt in routekaarten. Deze routekaarten worden jaarlijks
geactualiseerd in het licht van nieuwe ontwikkelingen en inzichten. Op 13 juli jl.
heb ik de geactualiseerde routekaarten met u gedeeld.71 De I-strategie Rijk is daarmee een meerjarig voortschrijdend strategisch plan, dat
als uitgangspunt dient voor de I-plannen van de departementen.
In de afgelopen periode hebben we aanzienlijke vooruitgang geboekt op verschillende
thema’s van de I-strategie Rijk.
Informatiehuishouding
Zo zijn de Meerjarenplannen digitale informatiehuishouding
72 opgeleverd, waarin staat hoe de overheid in de komende jaren de digitale overheidsinformatie
duurzaam toegankelijk maakt en openbaarmaking verbetert. Een goede informatiehuishouding
en openbaarmaking zijn namelijk belangrijke voorwaarden voor een responsieve overheid.
Ook is het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding in het leven geroepen
om de regering en het parlement, zowel gevraagd als ongevraagd, te adviseren over
openbaarheid en goed beheer van overheidsinformatie.
Een andere belangrijke mijlpaal is de jaarlijkse meting van de volwassenheid van de
informatiehuishouding door Rijksorganisaties. In 2022 is het gemiddelde volwassenheidsniveau
ten opzichte van de eerste meting in 2021 gestegen van 1,9 naar 2,1 op een schaal
van 4. Er kan voorzichtig worden geconcludeerd dat er in 2022 meer bewustwording is
ontstaan voor het beschrijven van processen, procedures en beleid en er minder sprake
is van ad hoc werken. Deze metingen bieden waardevolle inzichten en stellen ons in
staat om gerichte verbeteringen door te voeren.
Rijksorganisaties nemen zelf maatregelen op het gebied van het werven van informatiehuishouding
professionals, het verkrijgen van meer grip op volume en soorten informatie. Hierbij
is ook aandacht voor onderliggende systemen om de informatiehuishouding op orde te
brengen. Hierbij worden zij ondersteund door Rijksbrede maatregelen en voorzieningen,
zoals tools om informatie conform de WOO te openbaren, een Rijksbrede arbeidsmarktcampagne
en een Rijksdashboard. De regeringscommissaris Informatiehuishouding heeft met vastberadenheid
deze Rijksbrede veranderopgave aangewakkerd.
Rijksbrede Cloudbeleid
Daarnaast is het nieuwe Rijksbrede cloudbeleid, inclusief implementatiekader en handreiking,
vastgesteld. Deze vervangt het verouderde beleid uit 2011. Onder het nieuwe beleid
kunnen overheidsdiensten, met enkele uitzonderingen, onder strenge voorwaarden publieke
clouddiensten gebruiken.
Herplanning routekaarten I-strategie Rijk
Op het terrein van digitalisering en informatievoorziening van het Rijk wordt nauw
samengewerkt met andere departementen, uitvoeringsorganisaties, kennisinstellingen
en private partijen. Dit komt bijvoorbeeld tot uiting in de CIO-cafés, waar onderling
kennis wordt uitgewisseld.
Helaas kunnen sommige toezeggingen of resultaten minder snel gerealiseerd worden dan
vorig jaar aangegeven. De reden hiervoor is dat op sommige trajecten interdepartementale
afstemming meer tijd vroeg dan was voorzien. Ook speelden capaciteitsproblemen een
rol. In Bijlage 6 is een overzicht gegeven van de toezeggingen waarvan de uitvoering
minder snel loopt dan verwacht en de planning moest worden aangepast.
Legacy aanpak
Randvoorwaardelijk voor een betere samenwerking binnen de rijksoverheid en een verbeterde
dienstverlening aan burgers en bedrijven is een ordentelijke lifecyclemanagement.
Ik onderschrijf daarom het belang van de aanpak van problematische verouderde ICT-systemen,
oftewel «legacy».
ICT is voortdurend in beweging. Dit geldt voor de vraagkant, die voortkomt uit bijvoorbeeld
hogere eisen aan beschikbaarheid, performance of veiligheid en waarvoor extra ICT-kennis
en capaciteit nodig is. En ook voor de aanbodkant, waar het gaat om nieuwe techniek,
die vaak voordelen biedt in functionaliteit, mogelijkheden voor ontwikkeling en in
het beheer, maar ook om het stoppen van leveranciers met het onderhoud van bepaalde
versies of soms zelfs met complete oplossingen. Dit stoppen van ICT vraagt meer managementaandacht
dan het omgaan met nieuwe ontwikkelingen. Daarom heb ik vorig jaar samen met de ministeries
het Convenant Lifecycle Management opgesteld. In dit convenant is een groeipad afgesproken
om Rijksbreed beter inzicht krijgen in het IV-landschap; om te weten welke systemen
en applicaties er zijn en in welke staat deze zich bevinden. In 2024 zetten we de
volgende stap, namelijk het planmatig werken aan het realiseren van de gewenste situatie.
De bedoeling is dat elk departement op basis van de verkregen inzichten en Rijksbrede
afspraken rondom lifecycle management een specifieke aanpak of strategie ontwikkelt
om tot ICT-renovatie te komen.
De realisatie van de doelstellingen zoals de doorontwikkeling van het Convenant Lifecycle
Management tot een handboek, de uitvoering van volwassenheidsmetingen per departement
en het opstellen van een legacy aanpak/-strategie per departement liggen op schema.
Een uitzondering is de pilot voor de legacy Peer Review. Deze was oorspronkelijk gepland
voor het vierder kwartaal van 2023, maar zal plaatsvinden in het tweede kwartaal van
2024.
Rijksbrede beschouwing meerjarige departementale informatieplannen
«I in het hart» is het eerste thema van de I-strategie Rijk en betekent dat beleid
en uitvoering samenwerken om de kansen van digitalisering te benutten. Een belangrijk
speerpunt is het opstellen van een informatieplan. Alle departementen hebben voor
het tweede jaar een informatieplan73 opgesteld en met u gedeeld. Ik geef u hieronder graag een korte beschouwing op deze
plannen en een blik op de toekomst van deze plannen. In Bijlage 7 van deze brief ontvangt
u een rode draden analyse op deze plannen met daarin de belangrijkste acties op de
prioritaire onderwerpen. Hierin zijn ook de verwijzingen naar de departementale plannen
opgenomen.
De vijf thema’s die voor de komende jaren als belangrijkste worden gezien in de informatieplannen
zijn; «I in het hart», digitale weerbaarheid, I-vakmanschap, data & algoritmes en
informatiehuishouding. Wat daarnaast als rode draad in de informatieplannen doorklinkt
is dat de druk groot is omdat er veel speelt en de complexiteit alleen maar toeneemt.
Naast het voldoen aan bestaande wettelijke verplichtingen, zijn er nieuwe beleidsmatige
ontwikkelingen en nieuwe EU-regelgeving waaraan moet worden gewerkt. Alles is urgent,
maar niet alles kan tegelijk. Niet voor niets wordt onder andere in de «Staat van
de Uitvoering» opgeroepen tot minder complexiteit in wet- en regelgeving.74 Dit knelpunt wordt ook gevoeld in het I-domein. Daarnaast maakt de krappe arbeidsmarkt
het lastig om extra capaciteit aan te trekken. De capaciteit die er is moet worden
verdeeld tussen het implementeren van nieuw beleid en het onderhouden of vervangen
van bestaande informatiesystemen. Dit alles vraagt om verantwoorde keuzes in prioritering
waarbij ik in nauw contact blijf met de departementen.
In mijn aanbiedingsbrief bij de plannen van vorig jaar gaf ik aan welke verbeteringen
ik wilde doorvoeren op het gebied van concretisering en uniformering. Er zijn dit
jaar nieuwe afspraken gemaakt over de uniformiteit van de informatieplannen. Hierdoor
hebben alle departementen dezelfde opbouw voor de plannen gehanteerd en is er een
duidelijkere aansluiting gemaakt met de Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren en
de I-strategie Rijk. Dit is een vooruitgang ten opzichte van vorig jaar. Wat ik echter
ook zie is dat de plannen nog altijd een grote diversiteit laten zien op inhoud en
concretisering. Zo zijn bijvoorbeeld de plannen van het Ministerie van OCW en het
Ministerie van JenV een stuk concreter uitgewerkt dan sommige andere plannen. In het
dit jaar opgestelde kwaliteitskader voor de informatieplannen is er afgesproken om
te waken voor een te hoog abstractieniveau, maar hierin zijn nog niet alle departementen
voldoende geslaagd. De verschillen tussen de departementen zijn op dit gebied nog
te groot.
Voor volgend jaar zal de samenwerking tussen de departementen in het schrijfproces
verder geïntensiveerd worden om hierin meer op één lijn te komen. Al wil ik ook benadrukken
dat verschillen tussen de departementen soms logisch zijn, ieder departement heeft
immers zijn eigen rol in de samenleving. De informatieplannen zijn nog altijd in ontwikkeling
waarbij we volgend jaar weer nieuwe stappen gaan zetten. Dit geldt ook voor de ontwikkeling
van de andere onderdelen van het CIO-stelsel. Daarnaast zie ik dat het informatieplan
bij steeds meer departementen benut wordt voor de interne sturing. Zo is er een aantal
departementen dat het informatieplan gebruikt om binnen het departement de diverse
opgaven in kaart te brengen en het gesprek te voeren over prioritering en gezamenlijke
acties. Op dezelfde manier zou ik de rode draden uit de informatieplannen willen gebruiken
als input voor Rijksbrede acties. Het feit dat veel departementen aangeven moeite
te hebben met het aantrekken van extra capaciteit benadrukt het belang om vroegtijdig
gezamenlijk op te trekken. Dit om schaarse mensen en middelen zo effectief mogelijk
in te zetten en te voorkomen dat ieder departement zelf het wiel moet uitvinden. De
informatieplannen kunnen daarbij een hulpmiddel zijn.
Financiële overzichten inzake digitaliseringsbudgetten
Naar aanleiding van de motie Van Ginneken (D66) en Leijten (SP)75 heb ik in de Kamerbrief Rijksbrede
beschouwing bij de meerjarige, departementale informatieplannen76 toegezegd om u dit jaar een eerste overzicht van geoormerkte budgetten voor digitalisering
te sturen. Ik heb u in mijn brief over de actualisatie van de routekaarten van de
I-strategie Rijk77 gemeld hoe ik hier dit jaar uitvoering aan heb gegeven. Ik meldde u dat de rijksoverheid
gebruik maakt van verschillende informatieproducten om inzicht in te geven in digitaliseringsuitgaven.
Het Rijks ICT-dashboard, de Rijksbegroting en de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk (JBR) bevatten verschillende
gegevens en zijn niet altijd goed aan elkaar te relateren. In het format financiële
overzicht heb ik deze informatieproducten samengevoegd om de gegevens in samenhang
te presenteren. Elk departement heeft voor zover mogelijk dit format ingevuld en stuurt
dit uiterlijk in januari 2024 aan uw Kamer. Ik heb op basis van de departementale
overzichten een totaalbeeld opgesteld dat u als bijlage bij deze brief ontvangt (Bijlage
8). Daarbij geef ik ook een nadere toelichting bij de overzichten en gegevens en een
analyse van het totaalbeeld.
De overzichten zijn niet volledig of eenduidig ingevuld en daarom is het totaalbeeld
niet volledig of controleerbaar. Departementen hebben aangegeven met name moeite te
hebben met de beleidstrajecten omdat deze op basis van de gehanteerde definitie niet
met voldoende zekerheid konden worden geïdentificeerd. Omdat dit leidt tot een onvolledig
en onvergelijkbaar overzicht is de tabel beleidstrajecten uit het totaalbeeld gelaten.
Dat de overzichten niet eenduidig zijn ingevuld heeft als gevolg dat er geen betrouwbare
vergelijking tussen departementen kan worden gemaakt. Desondanks heeft dit inzichten
opgeleverd over de complexiteit van het verzamelen en presenteren van deze gegevens.
Ik constateer dat er veel uitdagingen liggen om deze gegevens volledig en goed vergelijkbaar
te maken. Daarbij vind ik het van belang dat de gegevens voldoende tegemoetkomen aan
de informatiebehoefte van de Kamer. Ik ga daarover graag met uw Kamer in debat voordat
we vervolgstappen zetten. Het toegezegde plan van aanpak78 daarvoor zal u dan daarna ontvangen. Dit traject heeft mij tegelijkertijd inzichten
opgeleverd over de informatievoorziening in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk
(JBR) en op het Rijks ICT-dashboard. Ik zie mogelijkheden om die informatie aan te
vullen, inzichtelijker te presenteren en te voorzien van meer analyse en duiding.
Bijvoorbeeld door de uitgaven aan intern en extern ICT-personeel naast elkaar te presenteren
zodat de verhouding duidelijk zichtbaar is. Vanaf komend jaar ga ik dit doorvoeren
in de JBR. Concreet betekent dit dat er een duidelijker onderverdeling komt van de
ICT-kostencategorieën in de JBR, waaronder ICT-personeel (intern en extern). Daarnaast
wil ik de rapportage Grote ICT-activiteiten uitbreiden met meer inhoudelijke duiding.
Ik denk dan onder meer aan een beter inzicht in het soort ICT-activiteit en de maatschappelijke
waarde van ICT-activiteiten. Daarnaast is het Rijks ICT-dashboard afgelopen jaar doorontwikkeld.
Zo is er nu ook informatie opgenomen over beheer- en onderhoudsactiviteiten. De komende
jaren breiden we dit uit om het inzicht in ICT-activiteiten te vergroten.
I-vakmanschap
Het hebben van voldoende goed gekwalificeerd personeel met kennis van IV en ICT (I-personeel)
is essentieel voor het functioneren van de rijksoverheid. Vanuit de Werkagenda is
daarom afgelopen jaar ingezet op het aantrekken en behouden van I-personeel voor de
rijksoverheid om digitaal vakmanschap te vergroten. Zo organiseerde BZK bijvoorbeeld een succesvol wervingsevenement voor
de rijksoverheid waar ruim 500 geïnteresseerde ICT’ers aan deelnamen. De ICT’ers maakten
hierbij kennis met bijna 50 Rijksorganisaties. Naar aanleiding van dit evenement solliciteerden
ruim 160 deelnemers naar een ICT-functie bij deze organisaties.
Afgelopen jaar is er naast het aantrekken van I-personeel extra aandacht gegaan naar
het behoud van I-personeel. De in de Werkagenda benoemde verkenning naar (onconventionele)
maatregelen is uitgevoerd79 en heeft geleid tot aanvullende maatregelen om meer talent aan te trekken, te behouden
en te ontwikkelen. Uit de verkenningen zijn vijf maatregelen gekomen die ik verder
zal oppakken:
1. Leiderschapsleergang digitalisering voor bestuursraden
In 2024 wordt een maatwerk leiderschapsleergang digitalisering gefaciliteerd voor
topbestuurders.
2. Uitbreiden centrale ICT-expertise
In 2024 wordt de eerste stap in de uitbreiding gezet, door middel van een uitbreiding
van de flexibele schil met 50 fte aan ICT-expertise. Dit zal in 2025 worden uitgebreid
naar een Rijksbrede pool met topspecialisten op cruciale I-functies.
3. Aanboren nieuwe doelgroepen
In 2024 wordt komt een plan om meer MBO’ers, anderstaligen en doelgroepen met een
afstand tot de arbeidsmarkt aan te trekken.
4. Loopbaanpaden ontwikkelen
In 2024 voor 50% van de I-profielen een loopbaanpad gereed, en in 2026 voor 100% van
de I-profielen.
5. Startersnetwerk ICT opzetten
In 2024 wordt een startersnetwerk opgezet en worden twee bijeenkomsten georganiseerd.
Voor de hierboven genoemde projecten worden projectplannen opgesteld. Deze zijn klaar
in het eerste kwartaal van 2024. Uw Kamer ontvangt informatie over de voortgang in
de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk, die in het voorjaar wordt gepresenteerd.
Er is ook extra aandacht voor het verminderen van externe inhuur, met als doel voldoende
kennis in eigen huis te krijgen en te houden. Om meer zicht te krijgen op de factoren
die een rol spelen bij het beheersen van externe ICT-inhuur is ABD TOPConsult gevraagd
een verkenning uit te voeren en op basis daarvan te adviseren over handelingsperspectieven
om meer grip te krijgen op deze inhuur en sturingsmogelijkheden te krijgen om onnodige
en/of ongewenste ICT-inhuur terug te dringen. Ik zie deze verkenning als onderdeel
van de uitvoering van de motie van het lid Nijboer (PvdA)80 inzake een plan van aanpak om de externe inhuur terug te dringen en verwacht u hierover
in het tweede kwartaal van 2024 te kunnen informeren.
Doorontwikkeling CIO-stelsel
De doorontwikkeling van het CIO-stelsel staat centraal binnen thema 9 van de I-strategie Rijk, gericht op het versterken van
de besturing in het I-domein. De departementen zijn voortvarend aan de slag gegaan
met de implementatie van het «Besluit CIO-stelsel Rijksdienst 2021».81 Volgens het besluit is er een evaluatie gepland na de initiële inwerkingtreding en
vervolgens elke drie jaar. Het doel is om zowel de implementatie als het functioneren
van het stelsel te evalueren, zowel binnen de individuele departementen als bij CIO
Rijk. Inmiddels is de Auditdienst Rijk (ADR) gestart met de evaluatie. Hiertoe was
een startbijeenkomst medio november in het CIO Beraad. De afronding van de evaluatie
is voorzien in het tweede kwartaal van 2024.
Tijdens het commissiedebat op 12 oktober jl. met de vaste commissie voor Digitale
Zaken, heb ik benadrukt dat het van cruciaal belang is om de positie van de CIO’s
van de departementen te verstevigen, zowel op departementaal niveau als die van de
CIO Rijk. Dit met als doel de CIO in staat te stellen om ervoor te zorgen dat bijvoorbeeld
de informatiehuishouding op orde is, de kwaliteit van IT-systemen wordt verbeterd,
problematische legacy wordt aangepakt en de continuïteit van de digitale dienstverlening
geborgd blijft. Een bijzonder punt van aandacht daarbij is doorzettingskracht. CIO’s
hebben immers in het kader van het CIO-stelsel een meer directe rol in het aansturen
van de digitale transformatie binnen hun departement of organisatie. De CIO’s hebben
een voortrekkersrol om «I in het hart» te brengen binnen de departementen. Door de
CIO al in een vroeg stadium te betrekken bij het ontwikkelen van beleid, wordt de
essentiële rol van informatietechnologie («I») in het centrum van het proces geplaatst.
Dit houdt in dat het beleid en de uitvoering gezamenlijk de mogelijkheden van digitalisering
benutten. De digitale component is vanaf de start een integraal onderdeel van de beleidsvorming.
Dit zorgt ervoor dat aspecten zoals de uitvoerbaarheid en handhaving van het beleid
direct worden meegenomen en aangepakt. Daarbij hoort ook het verstevigen van de positie
van de CIO Rijk. Als coördinator van het CIO-stelsel binnen de Rijksdienst speelt
de CIO Rijk een belangrijke rol bij de ontwikkeling en coördinatie van het Rijksbrede
informatievoorziening- en digitaliseringsbeleid. Volgens het Besluit CIO-stelsel Rijksdienst
2021 is de CIO Rijk verantwoordelijk voor het opstellen en beheren van Rijksbrede
kaders met betrekking tot informatiesystemen, waarbij hij toeziet op naleving. Dit
wordt bereikt door te investeren in een cultuur van kennisdeling en het stimuleren
van het lerend vermogen op het gebied van digitalisering. De behoefte aan de coördinerende
rol door de CIO Rijk is in de afgelopen jaren aanzienlijk toegenomen. Om deze redenen
ga ik in het eerste kwartaal 2024 verbeteringen aan het huidige stelsel doorvoeren
in de vorm van een addendum. In het tweede kwartaal van 2024 staat een herziening
van het stelsel gepland, waarbij ik de evaluatie van de ADR zal betrekken.
5. Spoor 5: Versterken van de digitale samenleving in het Caribisch deel van het Koninkrijk
Het kabinet vindt het belangrijk dat burgers en bedrijven op Bonaire, Sint Eustatius
en Saba (Caribisch Nederland) ook kunnen profiteren van de kansen van waardengedreven
digitalisering en dat zij in staat zijn risico’s van digitalisering te mitigeren.
Dat is nu nog niet voldoende het geval. Daarom versterken we de digitale dienstverlening
van de overheid, verbeteren de infrastructuur en vergroten de kennis en kunde van
burgers en bedrijven. Ook op Aruba, Curaçao en Sint Maarten spelen soortgelijke vraagstukken
die we in gezamenlijkheid willen oplossen.
Overheidsdienstverlening in Caribisch Nederland
In het eerste jaar is de aanpak van het kabinet om de digitale uitdagingen in Caribisch
Nederland gezamenlijk aan te pakken verder ingevuld. Er is snel gestart met wat niet
hoeft te wachten en ik neem juist de tijd voor wat moeilijk is. Ik zorg ervoor dat
de oplossingen aansluiten bij de lokale context en door alle betrokkenen gedragen
worden.
We werken aan de opgave door:
• betere overheidsdienstverlening te verwezenlijken met een stapsgewijze verkenning
en invoering van een volwaardig stelsel basisregistraties en digitale voorzieningen aan de hand van de invoering van het BSN, DigiD en het opzetten van een adressen- en gebouwenregistratie.
• de internettoegang te verbeteren samen met de Minister van EZk en de openbare lichamen.
Meedoen in de digitale samenleving vergt namelijk toegang tot de digitale wereld.
Ook maken we mensen digitaal vaardiger er zorgen we dat er hulp is in lastige situaties.
• het Papiaments als taal beter beschikbaar te maken in de digitale wereld.
• samen te werken met Aruba, Curaçao en Sint Maarten, want ook daar verandert digitalisering
de samenleving.
Digitalisering is een middel om betere overheidsdienstverlening te verwezenlijken,
ook in Caribisch Nederland. Door online en fysieke dienstverlening te combineren worden
mogelijkheden voor het burgers en ondernemers groter zodat ze (uiteindelijk) zelf
kunnen kiezen op welke wijze ze gebruik willen maken van overheidsdienstverlening.
In Caribisch Nederland ontbreekt het nog aan het datafundament en de voorzieningen
die hiervoor nodig zijn. Om de gezamenlijke doelen van spoor 5 in de Werkagenda te
verwezenlijken is het belangrijk dat alle de openbare lichamen kennis en capaciteit
hebben om dit traject aan te gaan. Bonaire, Saba en Sint Eustatius zullen gedurende
het programma ondersteund worden.
Het aantal overheidsregistraties in Caribisch Nederland is beperkt. Gegevens zijn
vaak niet aan elkaar gekoppeld en ook niet authentiek. Om daar verandering in te brengen
werken we toe naar een volwaardig stelsel van basisregistraties
en digitale voorzieningen. Om de persoonsregistratie te verbeteren zet ik stappen in het gebruik van het Burgerservicenummer
(BSN). Allereerst is ervoor gezorgd dat studenten uit de Caribische eilanden binnen
ons Koninkrijk vanaf aankomend studiejaar via DUO een BSN krijgen zodra ze zich inschrijven
voor studiefinanciering. De verbeteringen in de basispersoonsregistratie voor Caribisch
Nederland worden voortgezet, met de invoering van het BSN voor alle inwoners in 2025, zodat dit gebruikt kan gaan worden in overheidsdienstverlening.
Dit is een essentiële stap om overheidsdienstverlening betrouwbaarder, sneller en
klantgerichter te maken.
Daarnaast wordt in de komende jaren een adressen- en gebouwenregistratie ingericht met koppelingen naar andere basisregistraties, waarbij ik streef naar oplevering
in 2026. In 2023 en 2024 brengen we Bonaire, Sint Eustatius en Saba met luchtfoto’s,
satellietbeelden en LiDAR (hoogtekaarten) volledig in beeld om hoge kwaliteit geografische
referenties te kunnen maken, als eerste richting een adressen- en gebouwenregistratie.
Tegelijkertijd met deze registratie voer ik in 2026 de postcode in. Een snellere invoering
van de postcode op Bonaire, Sint Eustatius en Saba is helaas niet mogelijk, omdat
de postcode niet losstaat van de adressenregistratie82. Ik bereid de inrichting van andere basisregistraties en de opwaardering van huidige
registraties tot basisregistratie voor.
Om online dienstverlening mogelijk te maken wordt in 2025 het inlogmiddel DigiD ingevoerd voor burgers en moet in 2026 een generiek inlogmiddel voor bedrijven actief
zijn. Bij zeven overheidsorganisaties loopt nu de pre-check voor het gebruik van DigiD
als inlogmiddel. Deze organisaties zijn er zelf verantwoordelijk voor om vervolgens
online dienstverlening mogelijk te maken. Al deze veranderingen vergen dat de betrokken
overheidsorganisaties beschikken over goede en veilige IT en sterke ICT-afdelingen.
Tegelijkertijd is ICT-capaciteit en kennis op de eilanden en in de regio schaars.
Samen met de Openbare Lichamen werk ik komend jaar aan een passende oplossing. In
de recent gesloten bestuursakkoorden met Saba en Sint Eustatius heb ik hierover al
afspraken gemaakt. Als eerste stap is Saba versterkt met een projectleider digitalisering
en gebeurt dit ook op Sint Eustatius. Bonaire, Saba en Sint Eustatius hebben ook financiële
middelen gekregen voor het aanstellen van een Chief Information Officer (CIO) en voor
de ontwikkeling van digitale voorzieningen.
Zo is binnen de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) al een CIO gestart, die namens
alle diensten de rol van opdrachtgever aan het SSO-CN oppakt voor generieke ICT-diensten.
De CIO RCN stelt ook de kaders voor de Rijksdienst aldaar op, die noodzakelijk zijn
voor generieke dienstverlening zoals DigiD, zodat de ICT-voorzieningen steeds meer
in lijn worden gebracht met die van de rijksoverheid in Europees Nederland. Bonaire
is daarnaast afgelopen zomer aangesloten op de Informatiebeveiligingsdienst (IBD)
van de VNG. Voor Saba en Sint Eustatius is dit in voorbereiding. Dit betekent dat
zij ondersteund worden bij preventie, detectie en kennisopbouw op het gebied van informatiebeveiliging.
Met Saba en Sint Eustatius werken we ook aan de vernieuwing van hun websites, zodat
die digitaal toegankelijk zijn en geschikt voor digitale dienstverlening. Ook worden
de websites alvast technisch gereed gemaakt voor de invoering van DigiD. Dit wordt
begin 2024 opgeleverd.
Digitale kennis en vaardigheden in Caribisch Nederland
Meedoen in de digitale samenleving vergt toegang tot de digitale wereld, vaardigheden
en soms een beetje hulp. Daarin zit geen verschil tussen Europees Nederland en Caribisch
Nederland. Wel moeten oplossingen aansluiten bij de lokale context. Voor de ontwikkeling
van vaardigheden laat ik, als eerste stap, volgend jaar het bestaande Nederlandstalige
leeraanbod voor het vergroten van digitale basisvaardigheden vertalen naar het Papiaments zodat daarmee een bredere doelgroep kan worden bereikt op Bonaire en naar het Engels voor het bereik op Saba en Sint Eustatius.
Het Papiaments verbindt Aruba, Curaçao, Bonaire en de vele Papiamentstaligen in Europees
Nederland. De taal is online echter niet goed ontsloten. Dat beperkt mensen in toegang
tot informatie in hun eerste taal. Ik vind het daarom belangrijk dat het Papiaments
wordt opgenomen in digitale taaltechnologie. Als eerste stap laat ik een taalcorpus
Papiaments ontwikkelen dat voor hergebruik beschikbaar wordt gesteld, ten behoeve
van vertaalalgoritmes en andere toepassingen. De ontwikkelfase loopt tot begin 2025
en parallel voer ik met de grote internetplatforms gesprekken over de integratie van
dit taalcorpus in hun diensten.
De kwaliteit en betaalbaarheid van internet zijn daarnaast duidelijk naar voren gekomen
als zorgpunten. Samen met EUTEL en de zeekabelmaatschappij SSCS is in een proefopstelling
de kwaliteit van het internet op een school op Sint Eustatius verbeterd. De Minister
van OCW werft nu een ICT-specialist die de scholen in Caribisch Nederland gaat ondersteunen
met het op orde brengen van de ICT-infrastructuur op scholen. De Minister van EZK
heeft afgelopen jaar de staat van de digitale infrastructuur in Caribisch Nederland
laten onderzoeken, in samenwerking met de Openbare lichamen en mijn ministerie. Over
de reeds genomen maatregelen om de betaalbaarheid te bevorderen en de digitale infrastructuur
te verbeteren informeert de Minister van EZK u binnenkort nader via de Staat van de
Digitale Infrastructuur. Ik draag daaraan bij waar dat kan. Daarnaast werk ik aan
het vergroten van het aantal publieke plekken met veilige en goede wifi-gastnetwerk
en gastcomputers. Daardoor kunnen ook mensen in sociaaleconomisch kwetsbare posities
meedoen. Verder heb ik in de recent gesloten bestuursakkoorden met Saba en Sint Eustatius
met de openbare lichamen afgesproken om hen te ondersteunen in hun eigenaarsrol van
de lokale telecombedrijven Satel en Eutel, zodat ze meer grip krijgen op goed en betaalbaar
internet als basisvoorwaarde voor digitalisering.
Samenwerken aan de digitale samenleving binnen het Koninkrijk
Aruba, Curaçao en Sint Maarten willen, net als Nederland, meer gebruik maken van de
voordelen die digitalisering biedt en reageren op de nadelen. Vaak zijn de uitdagingen
te vergelijken met Bonaire, Sint Eustatius en Saba, of met Nederland als geheel. We
zijn in gesprek met de landen hoe we gezamenlijk kunnen optrekken en kunnen samenwerken
in het digitale domein. Inmiddels zijn de eerste acties gezamenlijk geformuleerd.
Zo kunnen vanaf aankomend studiejaar studenten uit Aruba, Curaçao en Sint Maarten
via DUO een BSN krijgen zodra ze zich inschrijven voor studiefinanciering, om in Nederland
te gaan studeren. De paspoortuitgevende instanties in de Caribische landen mogen voortaan
het BSN in het paspoort zetten bij ingezetenen die al over een BSN beschikken. Verder
is Nederland samen met Aruba aan de slag gegaan om het administratienummer in het
burgerzakensysteem als uniek persoons-identificerend nummer te introduceren. Binnen
de Arubaanse overheid kan dit als basis dienen voor de digitalisering van overheidsprocessen.
In 2024 werken we gezamenlijk de juridische en technische randvoorwaarden daarvoor
uit. Het land Aruba bepaalt vervolgens hoe en op welke termijn volgende stappen worden
gerealiseerd.
6. Dwarsdoorsnijdende thema's
Agenda Coalities voor de Digitale Samenleving
Op 7 juli 2023 heb ik uw Kamer de «agenda Coalities voor de Digitale Samenleving»
(ADS) toegestuurd.83 Deze brief is tevens de uitwerking van het thema «digitale samenleving» zoals genoemd
in de brief over de hoofdlijnen van het digitaliseringsbeleid.84 De ADS beoogt om domein- en sector overstijgende digitaliseringsvraagstukken verder
te brengen, waarbij samen optrekken in coalitieverband helpt te komen tot doorbraken
en versnellingen bij de aanpak van maatschappelijke opgaven. In interbestuurlijke
coalitieverbanden werken we aan de vier thema’s.
Voor het thema digitale ethiek is het doel via een coalitie de toepassing van bestaande instrumenten en methoden
voor waardengedreven digitaliseren te bevorderen, zoals opleidingsmateriaal, handreikingen
en kaders, met continue aandacht voor ethische overwegingen. Zoals eerder in deze
brief vermeld wordt er mede op verzoek van uw Kamer gewerkt aan de aanscherping van
het waardenkader voor de inzet van nieuwe technologie. Meer concreet betreft dit de
Code Goed Digitaal Openbaar Bestuur (CODIO).85 De CODIO geeft een overzicht van waarden ten aanzien van democratie, rechtsstaat
en bestuurskracht die geborgd moeten worden bij de inzet van digitale technologie
door de overheid en geeft concrete handvatten hiertoe. De coalitie wordt benut om
de CODIO verder aan te scherpen. Dit moet in 2024 worden afgrond. Daarmee wordt de
coalitie ook geïntegreerd in de bredere beleidsinzet.
De coalitie AI in actie is gestart om te werken aan verantwoorde en mensgerichte inzet van AI-innovaties
voor de maatschappelijke uitdagingen van de digitale samenleving van de toekomst.
Inmiddels werkt BZK hiervoor samen met de Nederlandse AI Coalitie, de Hogescholen
in Nederland en het platform PRIO86 en is het thema geïntegreerd in de visie van de Nederlandse AI Coalitie. Deze wordt
in nauwe samenwerking uitgewerkt. Het doel is om academische onderzoeken en innovaties
praktisch toepasbaar te maken, en mensgerichte en verantwoorde AI te implementeren.
De coalitie verantwoord datagebruik voor de maatschappelijke opgaven werkt aan het stimuleren van verantwoorde gegevensdeling en -verwerking, waarbij
publieke waarden zijn gewaarborgd. Deze coalitie verbindt steeds meer reeds langer
bestaande coalities op het terrein van datagebruik. Er zijn inmiddels 23 datadeelcoalities
in beeld, waarin wordt samengewerkt door departementen, medeoverheden, publieke dienstverleners
en andere samenwerkingsverbanden. Er wordt gewerkt langs drie actielijnen:
1. Creëren van inzicht in en overzicht van de strategische doelstellingen en activiteiten
van de 23 datadeelcoalities. Daarmee wordt duidelijk waar we initiatieven omtrent
verantwoord datagebruik voor de maatschappelijke opgaven kunnen verbinden en versnellen;
2. Periodieke intervisiebijeenkomsten, waarbij steeds een dilemma van één van de datadeelcoalities
centraal staat en gezamenlijk oplossingsrichtingen worden verkend, zoals het opschalen
van innovaties;
3. Identificeren van organisatie-overstijgende vraagstukken op het gebied van verantwoord
datagebruik voor de maatschappelijke opgaven, waarvoor de deelnemende coalities in
samenwerking een oplossing zoeken, zoals een basisarchitectuur voor federatieve datastelsels,
de realisatie van Europese dataruimtes (European data spaces)87, een generieke oplossing voor autorisaties en best practices op het gebied van publiek-private
samenwerking met data. Hierdoor maken we slim gebruik van elkaars inspanningen en
voorkomen we dat we op diverse plekken het wiel opnieuw moeten uitvinden.
Dit gebeurt in nauwe samenwerking met het programma Interbestuurlijke Datastrategie
(IBDS). Het is de bedoeling om de activiteiten van deze coalitie in de loop van 2024
te integreren met de IBDS.
Voor het thema duurzaamheid en digitalisering is na een eerste verkenning besloten geen nieuwe coalitie op te richten, maar deel
te nemen aan de bestaande Nationale Coalitie Duurzame Digitalisering. Hierin werken
stakeholders binnen de overheid, bedrijfsleven en kennistellingen samen. Op dit onderwerp
moet de overheid, ook voor haar eigen digitaliseringsopgave een voorbeeldrol spelen.
Het gaat daarbij zowel om het toepassen van digitalisering om duurzaamheid te bevorderen,
als om het afwegen van de gevolgen op het terrein van duurzaamheid van digitalisering
zelf. Daarom werken we vanuit mijn ministerie aan een aantal acties die ook zijn opgenomen
in de Werkagenda, zoals het verminderen van dataopslag en het virtualiseren van servers.
Onder regie van EZK en in nauwe samenwerking met BZK en andere departementen wordt
een actieplan over digitalisering en duurzaamheid opgesteld dat in de loop van 2024
ook met uw Kamer gedeeld zal worden. Daartoe is door de Minister van EZK al een onderzoek
naar de impact van digitalisering op duurzaamheid en vice versa uitgevoerd. Dit is
ook met uw Kamer gedeeld op 28 november jl.88. Daarnaast maken we met alle departementen een plan van aanpak om de inzet op dit
gebied te versterken.
Deelnemers aan de coalities geven aan deze werkwijze om gezamenlijk overstijgende
vraagstukken op te pakken zeer te waarderen. In coalitieverband met verschillende
partners en bestuurslagen samenwerken aan digitaliseringsvraagstukken faciliteert
namelijk organisatie-overstijgende kennisdeling, de agendering van gedeelde vraagstukken
en het aanbrengen van versnellingen. Daarom wil ik deze productieve aanpak vasthouden.
Het is aan een volgend kabinet om hier verder invulling aan te geven.
Internationale inzet
Waardengedreven en mensgerichte digitalisering vindt ook weerklank binnen de Europese
Unie (EU) en bij de VN, OESO, UNESCO en G20/G7. Nederland heeft diverse fora aangegrepen
om het belang van waardengedreven digitalisering te benadrukken. Voorbeelden hiervan
zijn deelname aan grote Europese en internationale bijeenkomsten zoals Telecomraden,
de ministeriële bijeenkomsten in het kader van de G20 in India, bijeenkomsten tijdens
de High-level Week van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en de UK AI Safety Summit. Ook in bilaterale gesprekken met andere landen kwam het belang van waardengedreven
digitalisering veelvuldig aan bod.
Verder heeft mijn ministerie veel samengewerkt met in het bijzonder de Ministeries
van EZK, JenV en OCW op het terrein van (generatieve) AI, ook in de internationale
context. Ook vindt internationale samenwerking plaats binnen Europees consortium voor
digitale infrastructuur (EDIC) en instrumenten voor technische ondersteuning (TSI’s),
wat Europese methoden zijn om onderling kennis uit te wisselen en financiële middelen
voor de ontwikkeling van en ondersteuning op digitalisering vorm te geven.
In 2024 zal de internationale inzet worden doorgezet, zowel binnen Europa als in de
samenwerking met andere internationale gremia. In 2024 vinden verkiezingen plaats
voor het Europese Parlement, waarna een nieuwe Europese Commissie wordt benoemd. Vanuit
Nederland benadrukken we de waardengedreven inzet van digitalisering in de aanloop
daar naartoe en zullen we de nieuwe Commissie meegeven om in te zetten op adequate
implementatie van- en effectief toezicht op de afgeronde en onderhanden wet- en regelgeving.
Daarnaast is Nederland in 2024 opnieuw voorzitter van de Freedom Online Coalition die intussen 38 lidstaten telt. Nederland zal het voorzitterschap vormgeven rond
vier thema’s: een open en vrij internet, de vormgeving van waardengedreven en mensgerichte
normen en standaarden voor mondiale AI governance, het tegengaan dat technologie voor
repressieve doeleinden wordt ingezet, en digitale inclusie. Verder steun ik van harte
de wijze waarop de High-level Advisory Body on AI van de Verenigde Naties zal opereren. De Secretaris-Generaal van de VN maakte hiervan
onlangs de leden bekend; hierin nemen twee Nederlanders zitting, waaronder de rapporteur.
Landenrapport Digital Decade
Op 27 september heeft de Europese Commissie (hierna: «de Commissie») het eerste landenrapport
van het Digitaal Decennium gepubliceerd.89 Ik heb uw Kamer toegezegd om in deze brief met een reactie te komen op de onderdelen
van dit rapport die toezien op BZK-beleidsterreinen.90 Dit betreft digitale vaardigheden en publieke dienstverlening.
Het landenrapport benadrukt dat Nederland historisch gezien een sterke positie heeft
op het gebied van digitalisering in internationaal vergelijkend perspectief. De Commissie
noemt het hoge niveau van digitale basisvaardigheden van de Nederlandse bevolking,
evenals de geavanceerde staat van gedigitaliseerde dienstverlening voor zowel burgers
als bedrijven. Daarbij benadrukt de Commissie de noodzaak voor voortdurende aandacht
om de digitaliseringsdoelstellingen te verwezenlijken. Dit kan door continuering van
de implementatie van het ingezette Nederlandse beleid rond digitale vaardigheden en
de verdere digitalisering van overheidsdiensten.
Ik kan deze aanbeveling van de Commissie natuurlijk onderschrijven: we moeten doorpakken
om ons beleid op het gebied van vaardigheden en dienstverlening verder uit te rollen.
Zoals in deze brief en de actualisatie van de Werkagenda aan de orde komt, werken
we hier momenteel hard aan. Zo investeren we in het vergroten van een brede waaier
aan digitale vaardigheden van alle burgers, waarmee we breder inzetten dan de EU-doelstelling
op dit gebied die beperkt is tot basale digitale vaardigheden. Daarnaast richt Nederland
zich op het verbeteren van haar digitale dienstverlening, waarbij er aandacht is voor
de balans tussen het aanbieden van digitale en analoge dienstverlening door de realisatie
van meer lokale ondersteuning.
Ik zie de aanbevelingen van de Commissie in het landenrapport dan ook als een belangrijke
steun in de rug en blijf mij inzetten om ook in Europees verband te werken aan de
digitaliseringsdoelstellingen uit het Digitaal Decennium.
Manifest Herprogrammeer de Overheid
In het commissiedebat van de vaste Kamercommissie voor Digitale Zaken op 12 oktober
heb ik toegezegd91 te reageren op het manifest «Herprogrammeer de overheid»92. Ik herken de heldere probleemstelling in het manifest: we moeten nú aan de slag
met onze ICT-infrastructuur om ervoor te zorgen dat deze weer op orde komt, we als
overheid ons werk goed kunnen blijven doen en we nieuw beleid snel en efficiënt kunnen
implementeren. Ik waardeer het dan ook dat hier aandacht voor wordt gevraagd. Zoals
de opstellers terecht stellen: digitale infrastructuur is geen bijzaak maar een kerncompetentie.
Ik signaleer vanuit mijn rol als coördinerend bewindspersoon voor digitalisering dat
het besef dat digitalisering een kernopgave is steeds verder indaalt. Dit kabinet
schreef een hoofdlijnenbrief digitalisering en heeft daaraan de Werkagenda Waardengedreven
Digitalisering verbonden, waarover ik in deze brief en bijlagen heb gerapporteerd.
Met de Werkagenda en andere initiatieven werkt dit kabinet aan de door de indieners
beschreven uitdagingen in het manifest. Het beeld dat er nu niet of nauwelijks serieus
aan deze onderwerpen wordt gewerkt herken ik niet: elke dag werken er duizenden professionals
aan het verbeteren van onze digitale overheid. Ook vanuit internationaal perspectief
krijgen wij hier erkenning voor. Zo staat Nederland in 2023 op plaats 6 van 35 Europese
landen op het gebied van digitale overheidsdienstverlening in de Europese eGovernment Benchmark.93 In 2021 stond Nederland nog op plaats 9. In de Digitale Economy and Society Index (DESI) van 2022 staat Nederland in de top drie.94 Digitalisering bij de overheid kan nog veel beter, maar gaat gelukkig dus ook steeds
beter. Er is een vruchtbare bodem om de door de opstellers van het Manifest en dor
het kabinet gewenste versnelling te realiseren.
In Bijlage 9 ga ik in op de voorstellen uit het manifest en licht ik toe hoe het kabinet
daar nu mee aan de slag is.
Uitvoerbaarheid en financiën
Zoals eerder aangegeven bij de aanbieding van de Werkagenda aan uw Kamer95 zijn er afspraken gemaakt ten aanzien van de uitvoering en dekking van de beschreven
initiatieven. De Werkagenda brengt richting aan in een aantal bestaande initiatieven,
versnelt bestaande initiatieven en introduceert ook nieuw beleid.
Bij bestaande initiatieven geldt dat dit wordt gedekt vanuit de daarvoor bestemde
budgetten op de departementale begrotingen. De uitvoeringsconsequenties van versnelling
van bestaande initiatieven worden eerst getoetst, inclusief de impact op bestaande
activiteiten en middelen.
Een belangrijk deel van het nieuwe beleid vloeit voort uit EU-regelgeving. Mochten
als gevolg hiervan financiële gevolgen optreden, dan dienen deze te worden ingepast,
conform de regels van de budgetdiscipline. Voor ontwikkeling van nieuw beleid waarvoor
BZK eerstverantwoordelijke is zal BZK herprioriteren op haar begroting. Nieuwe initiatieven
worden nog getoetst op uitvoeringsconsequenties, inclusief de impact op bestaande
activiteiten en middelen en mogelijke fasering. Eventueel wordt bezien of beroep gedaan
kan worden op EU-fondsen of dat er (met private partijen) voorstellen worden ingediend
bij het Nationaal Groeifonds.
Afsluiting
Met deze verzamelbrief heb ik uw Kamer geïnformeerd over de ontwikkelingen in het
digitaliseringsbeleid en in het bijzonder over de voortgang van de Werkagenda Waardengedreven
Digitaliseren. Indien uw Kamer behoefte heeft aan meer duiding en uitleg, zijn wij
uiteraard bereid om op onderwerpen uit deze brief technische briefings te verzorgen.
Met dit werk leggen we de basis voor een digitale samenleving waarin mensen centraal
staan, waarin iedereen mee kan doen, de digitale wereld kan vertrouwen en burgers
grip hebben op het digitale leven. Een digitale samenleving die gebaseerd is op de
grondrechten en publieke waarden die we in Nederland en Europa belangrijk vinden.
Met een overheid die het goede voorbeeld geeft bij de verantwoorde inzet van digitale
technologie en op een open en transparante manier werkt.
Maar met alleen deze basis zijn we er nog niet. De acties die nu zijn ingesteld moeten
worden doorgezet of zelfs worden versneld om de basis op orde te brengen, maar de
digitale ontwikkelingen gaan zo snel en hebben zo'n enorme impact dat we onze gezamenlijke
inspanningen serieus op moeten schroeven. Het is dan ook mijn stellige overtuiging
dat de investeringen die we nu en de komende jaren op dit thema doen zullen renderen,
zowel financieel en economisch, als in een betere relatie tussen burgers en de overheid.
Op basis van mijn ervaringen als eerste coördinerend bewindspersoon voor digitalisering
concludeer ik dat dit moet worden gedaan door digitalisering als apart onderwerp centraal
te stellen. Dat betekent dat we digitale vraagstukken niet als «randvoorwaarde» of
slechts ondersteunend aan onze primaire processen zien, maar als iets wat centraal
en integraal moet worden opgepakt. Ik hoop en vertrouw er dan ook op dat een nieuw
kabinet de nodige maatregelen neemt om de sturing van deze veelomvattende en ongelooflijk
impactvolle transitie op een stevige manier in te richten. Want alleen met stevige
sturing komen we tot een succesvolle en waardengedreven digitale transitie.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A.C. van Huffelen
Indieners
-
Indiener
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties