Brief regering : Toezegging, gedaan tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen van 5 oktober 2023, over de fiscale consequenties van uitkeringen aan vervolgingsslachtoffers op basis van de Wuv op een rij te zetten
20 454 Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen
Nr. 197 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 oktober 2023
De gevolgen van de verschrikkingen uit de Tweede Wereldoorlog worden ondanks het verstrijken
van tijd ook vandaag de dag gevoeld in de samenleving. Voor veel mensen, zoals de
gerechtigden tot een uitkering op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers
1940–1945 (Wuv), zijn de gevolgen onuitwisbaar.
Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen op 5 oktober 2023 (Handelingen II 2023/24,
nr. 9, Algemene Financiële Beschouwingen) heb ik aan uw Kamer, naar aanleiding van
een vraag van het lid Grinwis, de toezegging gedaan om de fiscale consequenties van
uitkeringen aan vervolgingsslachtoffers op basis van de Wuv op een rij te zetten.
Middels deze brief doe ik deze toezegging gestand. Ik ga achtereenvolgens in op de
historie van de Wuv, het karakter van de Wuv-uitkeringen en de verhouding tot andere
compensatieregelingen voor vervolgingsslachtoffers in een internationale context.
Ten slotte verbind ik daar de conclusie aan dat Wuv-uitkeringen een compensatie vormen
voor gederfd inkomen dat ook tot belastbare inkomen zou hebben behoord, dat de Wuv-uitkeringen
niet vergelijkbaar zijn met zogenoemde Artikel 2-Fonds uitkeringen en dat het vrijstellen
van Wuv-uitkeringen niet voor de hand ligt.
Historie van de Wuv
De Wuv verving in 1972 de Rijksgroepsregeling Vervolgingsslachtoffers 1940–1945. De Wuv vormde een wettelijke verankering van een bijzondere solidariteitsplicht
ten opzichte van slachtoffers van vervolging om redenen van ras, geloof of wereldbeschouwing.
De Wuv biedt financiële ondersteuning aan mensen die in de Tweede Wereldoorlog in
Europa of Azië zijn vervolgd en blijvende geestelijke of lichamelijke gezondheidsschade
aan deze oorlogservaringen hebben overgehouden. Bij vervolging gaat het meestal om
vrijheidsberoving in bewaakte kampen of om onderduiken om hieraan te ontkomen.
Het karakter van Wuv-uitkeringen
De Wuv-uitkering garandeert een individueel vastgesteld inkomen. Dit inkomen is gebaseerd
op het inkomen dat de uitkeringsgerechtigde had kunnen verdienen indien de vervolging
en de daarmee samenhangende gezondheidsschade zich niet zouden hebben voorgedaan.
De Wuv-uitkering biedt derhalve compensatie voor de inkomensschade die een vervolgingsslachtoffer
heeft geleden als gevolg van de ervaringen in de Tweede Wereldoorlog.
De Wuv-uitkeringen zijn in een drietal belangrijke aspecten anders dan andere compensatieregelingen
voor leed aangedaan tijdens de Tweede Wereldoorlog:
• Wuv-uitkeringen hebben een inkomensaanvullend karakter. Het zijn in tegenstelling
tot de meeste andere compensatieregelingen uitdrukkelijk geen schadevergoedingen of
smartengelduitkeringen. De Wuv-uitkeringen vullen het inkomen van de uitkeringsgerechtigde
aan tot het niveau dat hij/zij zou hebben bereikt zonder vervolgd te zijn tijdens
de Tweede Wereldoorlog. Omdat de Wuv-uitkering compensatie biedt voor gederfd inkomen
dat normaal gesproken tot het belastbaar inkomen zou zijn gerekend, ligt het voor
de hand dat de compensatiebetalingen ook tot het belastbaar inkomen van de ontvanger
worden gerekend. Bij de vaststelling van de bruto hoogte van de Wuv-uitkering is rekening
gehouden met de belastingheffing.
• Bij het vaststellen van de hoogte van Wuv-uitkeringen is rekening gehouden met het
feit dat hierover belasting verschuldigd is. Anders waren Wuv-uitkeringen op aanzienlijk
lagere bedragen vastgesteld. Wuv-uitkeringen zijn bedoeld om het bruto inkomen van een vervolgingsslachtoffer gelijk te maken aan het bruto inkomen dat hij/zij zou hebben genoten zonder de gezondheidsschade als gevolg van
de vervolging.
• Wuv-uitkeringen worden toegekend vanuit de Nederlandse overheid en komen ten laste
van de Nederlandse algemene middelen. De meeste andere compensatieregelingen die betrekking
hebben op de periode van de Tweede Wereldoorlog worden betaald vanuit Duitsland of
Japan. Een vrijstelling van een Nederlandse inkomensaanvullende uitkering zou een
belangrijke precedentwerking kunnen hebben naar andere publiekrechtelijke periodieke
uitkeringen.
De belastingheffing over Wuv-uitkeringen draagt bij aan de doelstelling van de Wuv;
het brengen van vervolgingsslachtoffers in een gelijke inkomenspositie als die zij
zouden hebben gehad als zij geen gezondheidsschade zouden hebben geleden als gevolg
van de vervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog.
De verhouding van WUV-uitkeringen ten opzichte van andere compensatieregelingen voor
oorlogsslachtoffers
De vraag rijst waarom er bij andere compensatieregelingen in het kader van de Tweede
Wereldoorlog wel is gekozen voor een fiscale vrijstelling. Lid Grinwis refereerde
in dit kader aan de zogenoemde Artikel 2-Fonds uitkeringen.
In de Wet inkomstenbelasting 2001 is een vrijstelling opgenomen voor zogenoemde Artikel 2-Fonds
uitkeringen1. De benaming «Artikel 2-Fonds uitkeringen» verwijst naar artikel 2 van het herenigingsverdrag
tussen de Bondsrepubliek Duitsland en de voormalige DDR. Het Artikel 2-Fonds is een
door Duitsland ingestelde compensatieregeling voor Joodse vervolgingsslachtoffers
wereldwijd, die wordt uitgevoerd door de Conference on Jewish Material Claims Against
Germany. In tegenstelling tot Wuv-uitkeringen zijn Artikel 2-Fonds uitkeringen afkomstig
uit Duitsland. Dit heeft ook invloed op de fiscale behandeling van de uitkeringen.
Uitkeringen uit het Artikel 2-Fonds hebben een (deels) immaterieel karakter waardoor
deze volgens een onderzoek van de landsadvocaat niet goed vergelijkbaar zijn met bijvoorbeeld
uitkeringen die door de Nederlandse overheid aan slachtoffers van oorlogsgeweld in
de Tweede Wereldoorlog worden verstrekt, waaronder Wuv-uitkeringen. De Nederlandse
uitkeringen beogen immers om te voorzien in een materiële compensatie van een verlies
aan verdiencapaciteit. Uitkeringen uit het Artikel 2-Fonds hebben een meer immaterieel
karakter vanwege het feit dat de uitkering een vast bedrag betreft dat niet is gekoppeld
aan bijvoorbeeld verloren verdiencapaciteit en evenmin het inkomen aanvult tot een
bepaald niveau. Wuv-uitkeringen bieden wel een persoonlijk vastgestelde aanvulling. Ook hoeft de ontvanger
van de uitkering uit het Artikel 2-Fonds geen schade te stellen of te bewijzen; voldoende
is dat hij of zij onder vervolging heeft geleden en geen hoog inkomen heeft. Verder
is hier van belang dat de uitkeringen uit het Artikel 2-Fonds in het bijzonder zijn
bedoeld als verzoenend en goedmakend gebaar van de Duitse regering aan de slachtoffers.2
Artikel 2-Fonds uitkeringen uit Duitsland zijn evenals Wuv-uitkeringen fiscaal aan
te merken als publiekrechtelijke periodieke uitkeringen. Voor Nederlandse ingezetenen
brengt dat mee dat zowel Artikel 2-Fonds uitkeringen als Wuv-uitkeringen voor de inkomstenbelasting
behoren tot het inkomen uit werk en woning (box 1). De fiscale kwalificatie van Artikel 2-Fonds
uitkeringen is ook voorgelegd aan de Hoge Raad. De Hoge Raad oordeelde dat de uitkeringen
zijn aan te merken als tot het inkomen behorende periodieke uitkeringen.3
Echter, op basis van het van toepassing zijnde belastingverdrag met Duitsland is het
recht om belasting te heffen over Artikel 2-Fonds uitkeringen toegewezen aan Duitsland.
Op basis van het internationaal belastingrecht verleent Nederland daarom een aftrek
ter voorkoming van dubbele belasting over Artikel 2-Fonds uitkeringen. Artikel 2-Fonds
uitkeringen zijn op zich, op basis van het belastingverdrag, al vrijgesteld van Nederlandse
inkomstenbelasting, waardoor deze alleen getroffen zouden worden door het progressievoorbehoud:
voor de bepaling van de hoogte van het tarief over de andere inkomsten tellen de uitkeringen
wel mee. Daarnaast zou over de Artikel 2-Fonds uitkeringen in Nederland premie volksverzekeringen
verschuldigd zijn en tellen de uitkeringen mee voor het verzamelinkomen dat bepalend
is voor inkomensafhankelijke regelingen (toeslagen). Om deze gevolgen voor progressievoorbehoud,
premieheffing en toeslagen niet meer te laten optreden is met ingang van 1 januari
2016 een vrijstelling van de Artikel 2-Fonds uitkeringen in de wet opgenomen. Deze
vrijstelling betekent niet dat er minder belasting wordt geheven over de Artikel 2-Fonds
uitkeringen zelf; deze zijn immers op basis van het belastingverdrag met Duitsland
al niet in Nederland belast. De vrijstelling neemt «slechts» de indirecte gevolgen
voor progressievoorbehoud, premie volksverzekeringen en toeslagen weg. Hetzelfde geldt
overigens voor de zogenoemde getto-uitkeringen waarover met ingang van 1 januari 2016
een eindheffing van kracht is waardoor de indirecte gevolgen worden weggenomen4. Dit betekent dat een vrijstelling van Wuv-uitkeringen die vanuit Nederland betaald
worden en waar het recht om er belasting over te heffen wel aan Nederland is toegewezen,
volledig anders zou uitwerken dan de vrijstelling voor Artikel 2-Fonds uitkeringen.
Hoewel Duitsland volgens het belastingverdrag belasting mag heffen over de Artikel 2-Fonds
uitkeringen, betalen de gerechtigden aldaar geen belasting. De uitkeringen zijn in
Duitsland vrijgesteld. Naast het hierboven al gememoreerde immateriële karakter van
de Artikel 2-Fonds uitkeringen is ook van belang om aan te geven dat de Duitse regering
bij de instelling van de Artikel 2-Fonds uitkeringen de uitkeringen op een bepaald
niveau heeft vastgesteld zonder daarbij een verhoging toe te passen voor belasting
of premie die daarover zou moeten worden betaald. In de Duitse context is dat ook
begrijpelijk, want de uitkeringen zijn daar vrijgesteld. Dit maakt de Artikel 2-Fonds
uitkeringen ook anders dan de Wuv-uitkeringen waar sprake is van een uitkering die
bedoeld is om het bruto inkomen van een vervolgingsslachtoffer gelijk te maken aan
het bruto inkomen dat hij/zij zou hebben genoten zonder de gezondheidsschade als gevolg
van de vervolging.
Conclusie
Uit bovenstaande trek ik de conclusie dat de Wuv-uitkeringen een compensatie vormen
voor gederfd inkomen dat ook tot het belastbare inkomen zou hebben behoord. Voorts
verschillen Wuv-uitkeringen zodanig van Artikel 2-Fonds uitkeringen qua karakter en
fiscale consequenties dat daar, mijns inziens, geen parallel te trekken valt en dat
er ook geen aanleiding is om deze inkomensaanvullende uitkeringen vrij te stellen.
Ten slotte merk ik op dat de argumenten die zouden kunnen worden aangevoerd om eventueel
tot vrijstelling van de Wuv-uitkeringen over te gaan, voor veel inkomensaanvullende
uitkeringen gelden op grond waarvan ik ook wil waken voor een precedentwerking op
dit terrein.
De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij
Indieners
-
Indiener
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën