Brief regering : Kabinetsreactie op het onderzoeksrapport "Afwegingskader legitieme belangenvertegenwoordiging"
36 101 Initiatiefnota van de leden Dassen en Omtzigt over wettelijke maatregelen om de integriteit bij bewindspersonen en de ambtelijke top te bevorderen
Nr. 16
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 mei 2023
Op 23 december 2022 heb ik het onderzoeksrapport van prof. dr. C.H.J.M. Braun en dr. B. Fraussen
van de Universiteit Leiden «Afwegingskader legitieme belangenvertegenwoordiging» aan
uw Kamer aangeboden.1 Aanleiding voor deze onderzoeksopdracht was gelegen in de motie van de leden Dassen
en Omtzigt2 en de eerdere motie van het lid Dassen c.s.3 waarin de regering werd verzocht om te komen tot een verplicht lobbyregister. In
deze brief reflecteer ik namens het kabinet op de bevindingen in het onderzoeksrapport
en geef ik aan op welke wijze het kabinet opvolging wenst te geven aan de bovengenoemde
moties.
Braun en Fraussen merken in hun onderzoeksrapport allereerst op dat het van belang
is om de onderliggende doelstellingen van een gewenst lobbyregister in kaart te brengen,
omdat volgens hen vermenging van onderliggende doelstellingen kan leiden tot ineffectieve
instrumenten en regulering. Zij noemen als voorbeeld dat een lobbyregister dat hoofdzakelijk
is opgericht vanuit een minimale interpretatie van transparantie, niet kan voldoen
aan de doelstelling om beleidsbeïnvloeding bloot te leggen. In het onderzoeksrapport
is door Braun en Fraussen daarom een afwegingskader geformuleerd om tot heldere doelstellingen
van regulering en daarmee doelstellingen voor een register te komen. Bij iedere doelstelling
zijn in het onderzoeksrapport passende vormen van registers opgenomen.
Het kabinet leest in de eerdergenoemde moties van het lid Dassen c.s. en van de leden
Dassen en Omtzigt de onderliggende wens om inzichtelijk te maken welke belangenvertegenwoordigers
contacten onderhouden met bewindspersonen en de daarmee besproken onderwerpen. In
het onderzoeksrapport van Braun en Fraussen worden openbare agenda’s van bewindspersonen
genoemd als een vorm van een lobbyregister, omdat openbare agenda’s inzichtelijk maken
welke contacten plaatsvinden tussen bewindspersonen en belangenvertegenwoordigers.
Tegelijkertijd heeft het kabinet kennisgenomen van kritiek van onder andere de Open
State Foundation, die concludeert dat de openbare agenda’s van bewindspersonen de
afgelopen periode beter zijn bijgehouden, maar nog onvoldoende transparant zijn.4 Het kabinet kiest er daarom voor om de transparantie van agenda-afspraken van bewindspersonen
in hun openbare agenda’s te verbeteren door deze nauwgezet bij te houden met inachtneming
van de Uitvoeringsrichtlijn Openbare Agenda’s en de Voorlichtingsraad-notitie «Openbare
agenda’s bewindslieden». In laatstgenoemde notitie is het streven opgenomen om contactgegevens
op te nemen bij agenda-items en een korte beschrijving te geven van het onderwerp
van het betreffende agenda-item.
Daarnaast zal het kabinet extra aandacht besteden aan de inbreng van externe partijen
in de toelichting bij wet- en regelgeving teneinde inzichtelijk te maken welke inbreng
daadwerkelijk invloed heeft gehad op de totstandkoming van wet- en regelgeving. In
de Nederlandse context ligt de nadruk op evenwichtige vorming van beleid. In Aanwijzing 4.44
van de Aanwijzingen voor de regelgeving is opgenomen dat in de toelichting, voor zover
mogelijk en relevant voor de inhoud van de regeling, wordt vermeld welke externe partijen
inbreng hebben geleverd bij de totstandkoming van de regeling, op welke wijze dat
is gebeurd, wat de strekking van de inbreng was en wat er met die inbreng is gedaan.
Deze inbreng wordt in de praktijk opgenomen in de toelichting onder het kopje «advies
en consultatie», in een gedeelte waarin de gemaakte belangenafweging en de overwogen
alternatieven worden besproken. Soms komt externe inbreng terug in de passage over
de aanleiding voor het wetsvoorstel, indien die (mede) bestaat uit een duidelijke
wens van een externe partij. Op die manier kan iedere bewindspersoon inzichtelijk
maken welke inbreng heeft geleid tot eventuele aanpassing van het ontwerp en welke
belangenafweging heeft plaatsgevonden. Het kabinet zal de in de komende periode de
inhoud van Aanwijzing 4.44 extra onder de aandacht brengen bij alle departementen.
Met deze opvolging wordt niet gekozen voor de invoering van een lobbyregister naar
Iers model, waar de motie van het lid Dassen c.s. om verzoekt.5 Een eerste vraag die wordt opgeworpen bij de invoering van een lobbyregister naar
Iers model is de reikwijdte van het begrip «lobbyist». Braun en Fraussen concluderen
dat verschillende landen met een lobbyregister moeilijkheden ondervinden met de definitie
van «lobbyist». Een concrete definitie van lobbyist heeft het risico dat (georganiseerde)
burgers een drempel ervaren bij toegang tot de overheid. Het onderzoeksrapport laat
tegelijkertijd ook zien dat een enge definitie van «lobbyist» anticiperend gedrag
in de hand kan werken, wat ervoor kan zorgen dat bepaalde contacten buiten de regels
en kaders geplaatst worden. Uit oogpunt van een responsieve overheid acht het kabinet
het van belang dat burgers geen onnodige drempels ervaren bij de toegang tot de ambtelijke
of politieke top van een ministerie, omdat dit hen zou kunnen weerhouden om hun weg
naar de overheid te zoeken. Omdat bovengenoemde nadelen ten aanzien van de definitie
van lobbyist bij de openbare agenda’s van bewindspersonen of vermelding van inbreng
van externen in de toelichting bij wet- en regelgeving niet aan de orde is, aangezien
in beginsel alle contacten of inbreng openbaar worden gemaakt, acht het kabinet voornoemde
twee initiatieven de beste route om meer transparantie over de contacten van bewindspersonen
en het wetgevingsproces te bewerkstelligen.
Zowel de invulling van de openbare agenda’s van bewindspersonen als de vermelding
van inbreng van externen in memories van toelichting vallen onder de individuele verantwoordelijkheid
van bewindspersonen. Zij leggen daarover desgewenst verantwoording af aan uw Kamer.
Het kabinet is voornemens om begin 2024 te evalueren of de transparantie van openbare
agenda’s van bewindspersonen is verbeterd en of de vermelding van inbreng van externen
in de toelichting bij wet- en regelgeving voldoet. Op welke manier de evaluatie zal
plaatsvinden, zal de komende periode nader worden uitgewerkt.
Daarnaast blijft het kabinet graag met uw Kamer in gesprek over transparantie van
agenda-afspraken en het wetgevingsproces, waaronder tijdens het commissiedebat over
integriteit van het openbaar bestuur op 9 mei aanstaande.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties