Brief regering : Voortgangsrapportage beschermd wonen en maatschappelijke opvang
29 325 Maatschappelijke Opvang
Nr. 129 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juli 2021
Met een onzeker inkomen, wisselende gezondheid, ingrijpende levensgebeurtenissen en
een uitgeput sociaal netwerk is het lastig jezelf staande te houden. In Nederland
krijgt een grote en diverse groep mensen hiermee te maken. Zij kunnen dak- of thuisloos
worden. Dat brengt persoonlijk leed en grote maatschappelijke gevolgen met zich mee.
Volgens de laatste cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) waren
op 1 januari 2020 ongeveer 36.000 mensen in Nederland dakloos.1 Deze situatie is sindsdien mogelijk verergerd door de coronacrisis. Daarnaast maken
bijna 35.000 mensen in Nederland gebruik van beschermd wonen.
Om hen te ondersteunen vind ik het van groot belang dat we de gezamenlijke inspanningen
voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang voortzetten en versterken. De afgelopen
jaren heb ik samen met andere departementen, gemeenten, koepel- en cliëntorganisaties
en andere betrokkenen ingezet op een forse vermindering van het aantal dak- en thuisloze
mensen in Nederland. Hiervoor zijn onder andere het Actieprogramma Dak- en Thuisloze
Jongeren (2019–2021) en Een (t)huis, een toekomst, de brede aanpak van dak- en thuisloosheid (2020–2021) opgezet. Uit de cijfers van
het CBS blijkt dat het geschatte aantal dak- en thuisloze mensen tussen 2018 en 2020
is gedaald. Dit is een stap in de goede richting. Daarnaast heb ik de afgelopen jaren
stevig ingezet op de implementatie van het advies «Van beschermd wonen naar een beschermd
thuis.»2 Bij het uitvoeren van deze programma’s en trajecten vormden de uitgangspunten en
ambities van de meerjarenagenda beschermd wonen en maatschappelijke opvang (2018)
het vertrekpunt.3
Kernpunten van deze brief
Uw Kamer ontvangt halfjaarlijks een brede voortgangsbrief over de inspanningen op
het gebied van beschermd wonen en maatschappelijke opvang. In deze brief ga ik in
op de volgende punten:
1. De aanpak van dak- en thuisloosheid
– Het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren
– Een (t)huis, een toekomst, de brede aanpak van dak- en thuisloosheid
2. Beschermd wonen
– Implementatie advies «Van beschermd wonen naar een beschermd thuis»
3. Overige relevante ontwikkelingen
– Maatregelen in het kader van de coronacrisis
– Relevante ontwikkelingen geestelijke gezondheidszorg (ggz)
De hoofdboodschap van deze brief is dat de rijksoverheid, gemeenten, hulpverleners
en maatschappelijke organisaties zich de afgelopen periode hard hebben ingezet om
dakloosheid te voorkomen en passende ondersteuning en zorg te bieden aan mensen die
dak- en thuisloos zijn of gebruik maken van beschermd wonen. Tussen 2018 en 2020 is
de langdurige stijging van het aantal dak- en thuisloze mensen tot stilstand gekomen.
Deze daling is positief, maar in absolute zin is het aantal nog veel te hoog. Bovendien
heeft de coronacrisis de problematiek gecompliceerd. Het is daarom van belang dat
we onze inspanningen onverminderd doorzetten en versnellen. Voor beschermd wonen gaat
mijn aandacht uit naar de implementatie van het advies «Van beschermd wonen naar een
beschermd thuis,» met als doel meer inclusie van mensen met een psychische kwetsbaarheid.
1. De aanpak van dak- en thuisloosheid
Volgens recente cijfers van het CBS is de jarenlange stijging van het aantal dak-
en thuisloze mensen tot stilstand gekomen. Maar blijvende aandacht is nodig voor deze
kwetsbare groep. Samen werken we aan het voorkomen van dak- en thuisloosheid en het
bieden van de juiste zorg en ondersteuning wanneer iemand toch zijn (t)huis verliest.
Hieronder geef ik een toelichting op de programma’s die in dit kader zijn opgezet:
het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren (2019–2021) en Een (t)huis, een toekomst (2020–2021). Beide programma’s lopen aan het einde van dit jaar af.
Congres in de week van Werelddaklozendag
Op zondag 10 oktober is het Werelddaklozendag. Een belangrijk moment om gezamenlijk
extra aandacht te besteden aan dak- en thuisloosheid in Nederland. Op 11 oktober 2021
organiseer ik daarom een (online) congres. Het programma is gericht op het uitwisselen
en borgen van relevante kennis en ervaringen die de afgelopen periode zijn opgedaan.
Dit vormt een moment van reflectie en een kans om met betrokkenen te bespreken welke
toekomstige (beleids)inzet voor het voorkomen en verminderen van dak- en thuisloosheid
nodig is. Bij de organisatie betrek ik andere departementen, gemeenten, VNG, brancheorganisaties,
aanbieders en cliëntorganisaties zoals de werkplaats COMO en het Jongerenpanel. Meer
informatie over het congres verschijnt deze zomer op het platform www.iedereenondereendak.nl.
Monitor Dak- en Thuisloosheid
Het kabinet monitort samen met gemeenten de voortgang en effecten van het Actieprogramma
en Een (t)huis, een toekomst via de Monitor Dak- en Thuisloosheid. De monitor bevat indicatoren op persoonsniveau
(waaronder aantallen dakloze mensen, wachttijden voor opvang en oorzaken van dakloosheid)
en indicatoren op geaggregeerd niveau (waaronder aantal en grootte van (nacht)opvangplekken,
realisatie van de extra woonplekken, prestatieafspraken met woningcorporaties en inzet
van ervaringsdeskundigheid). Dit monitoringstraject is zowel landelijk als regionaal
van grote waarde omdat betere data leiden tot betere sturingsinformatie. Dit kan richting
geven aan keuzes in beleid en uitvoering.
Als bijlage bij deze brief is de rapportage over het tweede half jaar van 2020 opgenomen4. De monitor geeft conform de motie van het llid Regterschot c.s. inzicht in de samenstelling
van de groep dak- en thuisloze mensen.5 De monitor maakt gebruik van gegevens over volwassenen die daadwerkelijk in beeld
zijn bij de gemeenten en waar individueel gerelateerde informatie over beschikbaar
is.
In de monitor zijn in 42 van de 43 centrumgemeenten 22.533 dak- en thuisloze mensen
geteld. Hiervan is 71% man en 29% vrouw. Van dit totaal is 25% tussen de 18 en 27
jaar (5.566 dak- en thuisloze jongeren). Onder de jongeren is 58% man en 40% vrouw.
Het gemiddelde aantal weken tussen de start en eind van de opvang is 40 weken, dit
verschilt sterk tussen gemeenten en regio’s. Verder blijkt dat het aantal opvangplekken
is gestegen in het tweede halfjaar van 2020. Dit geldt voor zowel eenpersoonskamers
als meerpersoonskamers. Tenslotte is ongeveer de helft van de ambitie voor het aantal
woonplekken in het kader van Een (t)huis, een toekomst gerealiseerd. Hier kom ik later in deze brief op terug.
Dankzij een gericht verbeterproces is sprake van een toename van het aantal gemeenten
dat informatie heeft aangeleverd, ten opzichte van de vorige rapportage. Hierdoor
ontstaat op diverse indicatoren een vollediger beeld. Toch blijft er ruimte voor verbetering.
Met name het aanscherpen van definities en het uniform registreren bij gemeenten en
opvangorganisaties is een aandachtspunt.
De komende periode wordt samen met gemeenten en partners hard verder gewerkt aan een
betrouwbare monitor met eenduidige indicatoren. Het cliëntperspectief heeft daarbij
onze aandacht. Het doel is om een kernset indicatoren vanaf 2022 op duurzame wijze
in de Gemeentelijke Monitor Sociaal Domein (GMSD) te borgen. De verwachting is dat
registratie in de GMSD tot beter inzicht per gemeente leidt, waarbij trends op de
langere termijn kunnen worden waargenomen. Ook kan hierdoor mogelijk verder invulling
gegeven worden aan de motie Regterschot c.s. doordat het gebruik van andere vormen
van ondersteuning door de doelgroep, zoals bijstand, re-integratie of Wmo-voorzieningen,
beter in beeld komt.
Maatschappelijke kosten-batenanalyses
Om gemeenten te ondersteunen in het maken van keuzes over de inzet van middelen die
aansluiten bij de doelen van Een (t)huis, een toekomst ontwikkelt onderzoeksbureau Cebeon in opdracht van VWS acht maatschappelijke kosten-batenanalyses
(MKBA). Dit doet het bureau in samenwerking met XpertiseZorg en Impuls. Gemeenten
denken mee in kleine werkgroepen en uitwisselingsbijeenkomsten met alle centrumgemeenten.
De eerste drie MKBA’s zijn voorlopig uitgewerkt. Hierin is voorlopig geconcludeerd
dat bij «wonen bij burgers» één euro investering ongeveer 4 à 6 euro kan opleveren
en «kleinschalig opvangen» ongeveer 3 à 4 euro. Zo worden kosten bespaard doordat
de hogere kwaliteit van leven tot meer gezonde levensjaren leidt. Het grootste deel
van deze (im)materiële maatschappelijke baten komt ten goede aan de gemeente. Bij
de «inzet van ervaringsdeskundige ondersteuning» kan één euro investering meer dan
5 euro aan (im)materiële baten opleveren. De steun van ervaringsdeskundigen kan namelijk
tot meer zelfregie en zelfredzaamheid leiden, waardoor mensen eerdere naar wonen en
werk doorstromen. Het grootste deel van deze maatschappelijke baten komt ten goede
aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid. In hoeverre deze aanpakken daadwerkelijk
(im)materiele baten gaan opleveren, is afhankelijk van diverse randvoorwaarden. In
juli 2021 worden de tussenresultaten van drie nieuwe MKBA’s met gemeenten gedeeld.
Het gaat om: «vroegtijdige signalering en aanpak van schulden», «ombouw van de nachtopvang
naar een- en tweepersoonskamers» en «Wonen Plus voor jongeren». Na de zomer worden
nog twee nader te bepalen MKBA’s uitgewerkt.
Europese samenwerking
Ook op Europees niveau is het initiatief genomen om extra in te zetten op de aanpak
van dakloosheid. Op 21 juni jl. is daartoe een brede verklaring ondertekend door een
groot aantal lidstaten, waaronder Nederland. Deze zomer start een Europees platform
over het voorkomen en terugdringen van dakloosheid. Het belangrijkste doel van het
platform is het uitwisselen van kennis en ervaring. Ik ondersteun dit initiatief van
de Europese Commissie en kijk uit naar de internationale lessen voor de Nederlandse
aanpak. In reactie op de motie van het lid Kuzu over het bekijken van de Finse aanpak
van dakloosheid kan ik aangeven dat het principe van Housing First – dat in Finland
centraal staat – een belangrijk uitgangspunt vormde bij de ontwikkeling van het Actieprogramma
en Een (t)huis, een toekomst.6 Via het Europese Platform volg ik interessante aanpakken en bevindingen, waaronder
de Finse, met aandacht. Dit geef ik waar mogelijk en relevant een plek in het Nederlandse
beleid.
Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren
In 2019 is het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren gelanceerd.7 Directe aanleiding daarvoor was het onaanvaardbaar hoge aantal dak- en thuisloze
jongeren (18–27 jaar) in Nederland. De coördinatie van het Actieprogramma ligt bij
het Ministerie van VWS. We werken hierbij samen met 14 pilotgemeenten (waar meer dan
de helft van de betreffende jongeren leven), de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(SZW), Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK), Justitie en Veiligheid (JenV) en tal van maatschappelijke organisaties. De
VNG is betrokken om de verbinding met de overige gemeenten te borgen. Met elkaar hebben
we een gezamenlijke ambitie gesteld: eind 2021 een forse vermindering van het aantal
dak- en thuisloze jongeren en een sterk verbeterende uitvoeringspraktijk. Als jongeren
toch een beroep doen op maatschappelijke opvang, dan dienen zij niet langer dan drie
maanden in de opvang te verblijven.
Een belangrijke pijler van het Actieprogramma is dat de ervaringen en ideeën van jongeren
worden meegenomen in het realiseren van de ambities van het Actieprogramma. Het Jongerenpanel
is hiertoe ingesteld en laat de stem van ervaringsdeskundige jongeren horen en geeft
gevraagd en ongevraagd advies. Ik zie dat de ervaringen en de inbreng van deze jongeren
leidt tot betere beleidskeuzes en ervaar hun inzet dan ook als zeer waardevol.
Van individuele casuïstiek naar structurele oplossingen
Binnen het Actieprogramma wordt in samenwerking met het Kansfonds en het Instituut
voor Publieke Waarden (IPW) gewerkt aan 100%-ambitiepilots. Met behulp van de doorbraakmethode8 zijn professionals uit de 14 pilotgemeenten het afgelopen anderhalf jaar getraind
om complexe casuïstiek op te lossen, waar nodig met gebruik van doorbraakmiddelen.
Deze doorbraakmiddelen zijn beschikbaar gesteld door het Kansfonds en zijn «bureaucratievrij
geld». Tot nu toe hebben zo’n 65 jongeren hier gebruik van gemaakt.
De lessen die uit deze casuïstiek getrokken worden, zijn gebruikt om structurele oplossingen
te ontwikkelen voor (dreigend) dak- en thuisloze jongeren. Samen met het IPW en de
pilotgemeenten wordt gewerkt aan die oplossingsrichtingen op thema’s, zoals inkomen
en schulden en de overgang van 18- naar 18+. Onderdeel hiervan zijn concrete voorstellen
voor andere manieren van financiering om integraal aanbod mogelijk te maken. Gemeenten
en hun bestuurders inspireren elkaar daarbij. Er wordt hard gewerkt om integrale ondersteuning
rondom jongeren te realiseren en het perspectief van jongeren zelf daadwerkelijk centraal
te stellen. Het doet mij deugd de creativiteit en slagkracht bij gemeenten en professionals te zien om tot oplossingen te komen. Ik verwacht dat deze oplossingen dit najaar
definitief zijn uitgewerkt. De komende periode zal erop gericht zijn om alle opbrengsten
en geleerde lessen breed te delen, zodat alle gemeenten er hun voordeel mee kunnen
doen. Ik zal hier onder andere het hierboven aangekondigde congres voor benutten.
Het ingezette beleid lijkt zijn eerste vruchten af te werpen: in 2016 zijn ruim 10.000
dak- en thuisloze jongeren door het CBS geteld, begin 2020 waren dat er nog 8.500.9 De stijgende trend lijkt dus te zijn gekeerd. Maar we weten nog niet precies wat
de impact van de coronacrisis op dak- en thuisloosheid onder jongeren is of gaat worden.
Het is van groot belang om het ingezette beleid voort te zetten. Hieronder neem ik
u aan de hand van de vijf actielijnen mee in de voortgang van het Actieprogramma.
In de bijlage is de actuele Actieagenda opgenomen met de lopende activiteiten en de
prioriteiten voor het laatste half jaar van het Actieprogramma10.
Actielijn 1: Preventie, nazorg en regie
Ambitie: gemeenten gaan (in afstemming met betrokken partijen) actief op zoek naar
(potentiële) dak- en thuisloze jongeren om passende ondersteuning te bieden, met respect
voor de autonomie van de jongere. Dit omvat o.a. het snel bieden van een briefadres
en leveren van maatwerkoplossingen binnen de Participatiewet (zie ook actielijn 2).
Het geldende principe hierbij is dat zodra een (potentiële) dak- en thuisloze wordt
gesignaleerd, er niet losgelaten wordt totdat op alle levensgebieden sprake is van
een voldoende duurzame situatie.
Verbeterde overgang van 18– naar 18+
Nog altijd heeft 60 à 70% van de dak- en thuisloze jongeren een verleden met jeugdhulp.
Een tijdige en geleidelijke voorbereiding op volwassenheid binnen de jeugdhulp is
van belang om dakloosheid onder jongeren te voorkomen. Het is belangrijk dat met een
jongere op tijd een toekomstplan wordt opgesteld, zodat een jongere bestaanszekerheid
heeft als hij 18 wordt. Vanuit het Actieprogramma is daarom in samenwerking met de
aanpak 16–27 van het Programma Zorg voor de Jeugd in de gemeenten Dordrecht en Groningen
een pilot gestart om de uitstroom uit residentiële jeugdhulp sterk te verbeteren.
Vanuit het perspectief van de jongere wordt ruim voor de 18e verjaardag een integraal plan gemaakt op alle relevante leefgebieden. Ook worden
nieuwe financieringsvormen verkend voor een gevarieerd aanbod dat aansluit bij de
behoeften van de doelgroep. Het IPW ondersteunt gemeenten hierbij. De werkzame elementen
en geleerde lessen worden meegenomen bij de aanpak Toekomstgericht Werken (16–27 jaar).11
Goede en vindbare informatie
Goede informatievoorziening helpt jongeren om geïnformeerde keuzes te maken en draagt
bij aan regie over hun eigen leven. Bovendien heeft het een preventieve werking. Het
helpt bijvoorbeeld als jongeren (en ouders) op tijd weten wat zij allemaal moeten
regelen voor hun 18e verjaardag en als zij voor toegang tot voorzieningen zelf de weg kunnen vinden in
het systeem. Het Jongerenpanel heeft meegedacht in de doorontwikkeling van bestaande
(landelijke en regionale) informatievoorziening voor jongeren die 18 jaar worden.
Hierbij geeft het Jongerenpanel aan dat het belangrijk is dat alle relevante informatie
voor jongeren op één plek te vinden is. Steeds meer gemeenten werken om die reden
met een site of app waarin alle informatie overzichtelijk terug te vinden is. Een
voorbeeld hiervan is Kwikstart, waar gemeenten een pagina kunnen vullen met lokale
informatie over alle leefgebieden.12
Jongerenregisseur
In december bracht ik uw Kamer op de hoogte van de ontwikkeling van de jongerenregisseur
(Kamerstuk 29 325, nr. 126). Jongeren vinden het erg belangrijk dat een vast contactpersoon langere tijd naast
hen blijft staan en de regie houdt op de ondersteuning. In de 14 pilotgemeenten is
de afgelopen periode hard gewerkt om dit beter te organiseren voor dak- en thuisloze
jongeren. Ik beschouw het als een zeer positief resultaat van het Actieprogramma dat
elk van de 14 pilotgemeenten aan de slag is met het verbeteren van regie. De goede
voorbeelden op dit gebied worden ingezet om ook andere gemeenten te inspireren.
Actielijn 2: Financiële bestaanszekerheid
Ambitie: elke jongere is in staat om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien, waar
mogelijk met een reguliere baan als bron van inkomen (al dan niet met extra begeleiding).
Hierbij wordt (waar mogelijk) rekening gehouden met de onderhoudsplicht van ouders
tot het 21e levensjaar.
Jongerennorm
Armoede is een van de belangrijkste voorspellers van dakloosheid. Jongeren tussen
18 en 21 jaar zonder steunnetwerk en met vaste woonlasten zijn extra kwetsbaar voor
schulden en (hierdoor) dakloosheid. Juist van dak- en thuisloze jongeren zijn de ouders
veelal langere tijd buiten beeld, of niet in staat om financiële verantwoordelijkheid
te dragen. Gemeenten kunnen in individuele situaties de jongerennorm aanvullen via
de bijzondere bijstand. Dit kan wanneer sprake is van omstandigheden waarbij het beschikbare
inkomen ontoereikend is, bijvoorbeeld als ouders niet in beeld zijn. Samen met het
Ministerie van SZW, de VNG en Divosa is gewerkt aan een rekentool met concrete standaarden
voor gemeenten, zodat het toepassen van maatwerk voor de jongerennorm eenvoudiger
wordt. Met deze rekentool wordt beoogd professionals bij gemeenten houvast te geven
om maatwerk eenvoudiger toe te passen.13 Ik roep gemeenten op om daarvan ook gebruik te maken.
Aanpak van schulden
Veel dak- en thuisloze jongeren hebben te maken met schulden. Daarom wordt vanuit
het Actieprogramma nauw samengewerkt met partijen van de Brede Schuldenaanpak. Concreet
zijn we betrokken bij «the Challenge»: hierbij worden mensen met behulp van de CAK-lijst
«wanbetalers zorgverzekering» opgezocht met huisbezoeken. In Arnhem en Haarlem, twee
pilotgemeenten, wordt specifiek ingezoomd op jongeren. Jongeren op deze lijst worden
proactief benaderd om te bepalen welke problematiek speelt en welke integrale ondersteuning
nodig is.
Financiële weerbaarheid vergroten
Goed burgerschapsonderwijs kan een belangrijke bijdrage leveren aan het weerbaar maken
van jongeren, door hen vaardigheden bij te brengen die zij nodig hebben in de maatschappij.
Financiële vaardigheden zijn daar onderdeel van. Burgerschapsonderwijs krijgt vanaf
1 augustus 2021 een nog belangrijkere positie in het basis- en voortgezet onderwijs.
Met het nieuwe wetsvoorstel wordt de burgerschapsopdracht voor scholen aangescherpt
en er is een uitgebreid ondersteuningsprogramma.14 In het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) is aandacht voor financiële zelfredzaamheid
bij burgerschapslessen. Alle opleidingen dienen aandacht te besteden aan onder andere
budgetteren, kritisch consumeren en de rol van de media.
Actielijn 3: Persoonlijke ontwikkeling en scholing
Ambitie: elke jongere is in staat om een opleiding te volgen of zich op een andere
passende manier persoonlijk te ontwikkelen.
Iedere jongere moet zich naar vermogen kunnen ontwikkelen. Ook is het van belang dat
jongeren die dakloos zijn geraakt, alsnog hun opleiding kunnen afmaken. Het Actieprogramma
stuurt erop dat de verbinding tussen het onderwijs, de Regionaal Meld- en Coördinatiefunctie
voortijdig schoolverlaten (RMC) en het zorgdomein versterkt wordt. Mede op basis van
knelpunten die het Jongerenpanel heeft ingebracht, wordt momenteel bij scholen en
RMC’s getoetst hoe zij in de praktijk met deze knelpunten omgaan om zo gezamenlijk
te komen tot oplossingen. VWS trekt hierin gezamenlijk op met de 14 pilotgemeenten,
OCW en Ingrado, de vereniging voor leerplicht en RMC. In het kader van de aanpak jeugdwerkloosheid
heeft het kabinet € 4 miljoen in 2020 en € 4 miljoen in 2021 vrijgemaakt voor intensivering
en versterking van de RMC-functie in regio’s.15
Actielijn 4: Opvang en wonen
Ambitie: geen enkele jongere meer op straat. Er is geen wachtlijst om in gespecialiseerde
jongerenopvang of beschermd wonen te komen en binnen uiterlijk 3 maanden is sprake
van een duurzame woonplek (waar mogelijk: in de eigen thuissituatie).
Alternatieve woonvormen
Betaalbare huisvesting voor jongeren is schaars. Zowel het Rijk als gemeenten zetten
zich in voor het realiseren van voldoende geschikte woningen. Bouwen kost echter tijd,
waardoor het probleem van schaarste van betaalbare woningen niet direct is opgelost.
Daarom worden ook andere wegen verkend. Een voorbeeld hiervan zijn alternatieve woonvormen,
zoals het benutten van tiny houses, campings, recreatieparken of boten. Het Jongerenpanel
heeft hier een advies over gemaakt. Het Ministerie van BZK is met het Jongerenpanel
en gemeenten in gesprek om in kaart te brengen waar ruimte en kansen liggen om op
korte termijn extra (tijdelijke) huisvestingsplekken te creëren.
Initiatieven voor jongeren
Er zijn in het land veel mooie ontwikkelingen gaande om betaalbare huisvesting met
begeleiding voor jongeren in kwetsbare posities te creëren. Dat stemt mij positief.
Ik wil graag twee voorbeelden uitlichten. Het eerste is het project WoonStAP in Enschede.
WoonStAP is een samenwerkingsverband van de gemeente Enschede, de wijkteams, drie
grote corporaties en de stichting jongerenhuisvesting. Via het wijkteam kan een woonplek
met begeleiding worden toegewezen. Voor jongeren die door de leeftijdsgrens van 18
jaar niet voor een sociale huurwoning in aanmerking komen, kan zo geregeld worden
dat zij onder begeleiding samen met andere jongeren kunnen wonen.
In Utrecht is in 2020 Living Lab Eerst een Thuis van start gegaan. Gemeenten, zorgaanbieders en woningcorporaties in de regio Utrecht
werken hierin samen om meer dan 200 dakloze mensen een eigen woonplek te bieden. Daarin
experimenteren samenwerkende partijen in de praktijk met innovatieve oplossingen voor
betere doorstroom vanuit de maatschappelijke opvang, volgens de uitgangspunten van
Housing First. De doelgroep varieert van jongeren die van bank naar bank hoppen tot
mensen die na een scheiding geen dak boven hun hoofd meer hebben.
Actielijn 5: Helpende regels
Ambitie: geen enkele jongere wordt dak- en thuisloos als gevolg van tekortschietende
(uitvoering van) regels.
Maatwerk in de Participatiewet
Regels, of de uitvoering daarvan, mogen ondersteuning aan jongeren niet belemmeren.
Om gemeenten te helpen maatwerk voor jongeren in te zetten, heeft Divosa met subsidie
van het Ministerie van VWS en SZW in samenwerking met de 14 pilotgemeenten een handreiking
opgeleverd die de mogelijkheden voor maatwerk toelicht.16 De handreiking gaat in op maatwerk met betrekking tot de vier weken zoektermijn,
de jongerennorm tot 21 jaar en de kostendelersnorm. Er zijn inmiddels zeven landelijke
kennisbijeenkomsten en vier maatwerkbijeenkomsten voor beleid en uitvoering van gemeenten
georganiseerd, zodat beleid en uitvoering binnen gemeenten weten op welke wijze zij
het maatwerk kunnen toepassen. Daarnaast zijn een rekenhulp jongerennorm en communicatiemateriaal
ontwikkeld voor jongeren en hun ouders over de kostendelersnorm. Deze communicatie
is verspreid via het netwerk van Divosa en te vinden als bijlage bij de handreiking.
Verkenning kostendelersnorm
Het kabinet heeft naar aanleiding van de maatschappelijke en politieke roep een verkenning
gedaan naar een andere vormgeving van de kostendelersnorm. Recent is uw Kamer door
de Minister van SZW geïnformeerd over deze verkenning, waarbij verschillende opties
zijn uitgewerkt.17 Een andere vormgeving van de kostendelersnorm is alleen mogelijk via een wetswijziging.
Het is aan het volgend kabinet en de Kamer om hierover te beslissen.
Maatwerk briefadres
De wetswijziging van de Wet basisregistratie personen (Kamerstuk 35 772) wordt naar verwachting in 2021 door het parlement behandeld. In deze wet wordt onder
andere het verstrekken van een briefadres wettelijk verplicht voor gemeenten. Gemeenten
worden op verschillende manieren, zoals via webinars en een stappenplan, op de hoogte
gebracht hoe ze aan deze formele aanwijzing invulling kunnen geven. Vanuit het Actieprogramma
werken we samen met een aantal pilotgemeenten, BZK, de vereniging van burgerzaken,
het Jongerenpanel en Divosa aan een handreiking die de uitvoering moet helpen om briefadressen
op een adequate, snellere manier te verstrekken aan dak- en thuisloze jongeren. Hiervan
profiteren ook 27-plussers.
Een (t)huis een toekomst
In juni 2020 heb ik samen met de Minister van BZK en Staatssecretaris van SZW Een (t)huis, een toekomst gelanceerd, een brede aanpak van dak- en thuisloosheid.18 De aanleiding was de inschatting van het CBS dat het aantal dak- en thuisloze mensen
sinds 2009 meer dan verdubbeld was naar bijna 40.000 mensen in 2019. In Een (t)huis, een toekomst staan drie thema’s centraal: preventie, vernieuwing van de opvang en wonen met begeleiding.
Om de ambitie en doelstellingen te behalen heeft het kabinet voor de jaren 2020 en
2021 een extra financiële impuls beschikbaar gesteld van 200 mln. euro aan gemeenten
voor de uitvoering van regionale plannen van aanpak, gericht op het voorkomen en terugdringen
van dak- en thuisloosheid.
Een groep van 21 centrumgemeenten (van de in totaal 43 centrumgemeenten) is inmiddels
een jaar bezig met de extra inzet. Een tweede groep van 22 centrumgemeenten is na
indiening van regionale plannen van aanpak, in september 2020, begin dit jaar van
start gegaan. De ambitie is om dak- en thuisloosheid zoveel mogelijk te voorkomen
en ervoor te zorgen dat niemand op straat hoeft te slapen. Het beeld dat ik uit de
Monitor Dak en Thuisloosheid en mijn gesprekken met o.a. wethouders krijg is dat gemeenten
zich, in samenwerking met partijen, enorm inspannen voor deze doelgroep. De verhalen
van gemeenten, woningcorporaties, maatschappelijke organisaties en andere partners
die voortvarend aan de gang zijn, inspireren mij en wil ik breed delen. Het tweede
online magazine van Iedereen onder een dak is onderdeel van deze voortgangsrapportage.19 Ik krijg van de wethouders en van de boegbeelden, die gemeenten ondersteunen bij
het vinden van oplossingen voor knelpunten in de aanpak, echter ook signalen dat de
uitvoering van de regioplannen vertraging oploopt. Dit komt onder andere doordat de
coronacrisis gemeenten voor grote uitdagingen plaatst. Desondanks blijven de betrokken
partijen zich vol overgave voor dak- en thuisloze mensen inzetten. Onze aanpak blijft
erop gericht om gemeenten met diverse instrumenten zo goed mogelijk te ondersteunen.
Hieronder ga ik aan de hand van de drie thema’s in op de recente ontwikkelingen.
Thema 1: Preventie
Ambitie: alle gemeenten hebben beleid geformuleerd op het gebied van de preventie
en vroegsignalering van schulden om huisuitzettingen te voorkomen; alle centrumgemeenten
zetten in op preventie van dak- en thuisloosheid; alle gemeenten voorkomen dat dak-
en thuisloosheid plaatsvindt na uitstroom uit een institutie.
Boegbeelden
Sinds 3 november 2020 ondersteunen de boegbeelden Leen van Dijke en Bert Frings, op
verzoek van de Ministeries van BZK, VWS en SZW, gemeenten bij de realisatie van de
ingediende regioplannen. Zij voeren gesprekken met gemeenten, corporaties en betrokken
partijen in de opvangsector en de bouwsector en doen aanbevelingen. De boegbeelden
zetten daarbij in op de visieontwikkeling van opvang naar wonen, het aanreiken van
oplossingen bij knelpunten in de praktijk en met name ook realisatie van woonplekken
voor dak- en thuisloze mensen. De komende tijd zullen de boegbeelden aansluiten bij
regionale overleggen van gemeenten. Hierbij ligt de nadruk op de daadwerkelijke realisatie
van tijdelijke woonplekken, het doen uitvoeren van regionale woon-zorgbehoefteonderzoeken
en het maken van prestatieafspraken tussen gemeenten en woningcorporaties. Het doel
is om volledig commitment van alle gemeenten te krijgen om gezamenlijk de visie op
preventie, opvang en wonen met begeleiding te realiseren. Op basis van hun bevindingen
hebben de boegbeelden aanbevelingen gedaan aan het huidige en het te vormen kabinet,
gericht op o.a. het aanpakken van stigmatisering en de realisatie van meer woonplekken.20
Brede Schuldenaanpak
Het voorkomen en oplossen van schulden is van groot belang in het tegengaan van dak-
en thuisloosheid. In de Brede Schuldenaanpak werkt het kabinet samen met gemeenten,
uitvoeringsorganisaties, maatschappelijke organisaties en private partijen. Zij richten
zich op preventie en vroegsignalering van schulden, het ontzorgen en ondersteunen
van mensen met schulden en zorgvuldig en maatschappelijk verantwoord incasseren. Op
11 maart 2021 informeerde de Minister van SZW uw Kamer over actuele projecten.21 Een voorbeeld is het laagdrempeliger maken van de toegang tot hulp via Geldfit.nl
en de hulplijn bij schulden 0800–8115. Een ander voorbeeld is de gesprekshandreiking
van het NIBUD om niet-financiële professionals te helpen signalen over geldzorgen
te herkennen en mensen naar de juiste hulp te verwijzen. Verder maken hulpverleners
en schuldeisers collectieve afspraken om schulden sneller op te lossen in het project
Collectief Schuldregelen.
Voorkomen huisuitzettingen
Het aantal huisuitzettingen is in 2020 met meer dan een derde afgenomen: van 5.000
huisuitzettingen in 2019 naar 3.100 huisuitzettingen in 2020. Het kabinet blijft zich
inzetten om gedwongen huisuitzettingen als gevolg van betalingsachterstanden zo veel
mogelijk te voorkomen. Daarom hebben de Minister van BZK, de verhuurdersorganisaties,
brancheverenigingen (Aedes, IVBN, Kences, Vastgoed Belang) en de VNG de afspraken
over huisuitzettingen hernieuwd.33 Onderdeel hiervan is de inzet op sociale incasso en de vroege signalering van betalingsachterstanden.
Snel contact tussen verhuurder en huurder, waarbij bijvoorbeeld een betalingsregeling
wordt getroffen, helpt de groei van verdere schulden én uiteindelijk huisuitzetting
te voorkomen. De afspraken over huisuitzettingen gelden in ieder geval tot na de coronacrisis,
de Minister van BZK gaat in gesprek met partijen over het vervolg van de inzet na
die periode. Daarnaast is de wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening
op 1 januari 2021 in werking getreden. Dit zorgt ervoor dat schuldhulpverleners een
intakegesprek aanbieden naar aanleiding van signalen over betalingsachterstanden van
inwoners bij woningverhuurders, energie- en drinkwaterleveranciers en zorgverzekeraars.
In het Landelijk Convenant Vroegsignalering, dat eind 2020 onder leiding van de NVVK
(financiële hulpverleners) tot stand is gekomen, hebben onder andere gemeenten en
verhuurdersorganisaties afspraken gemaakt over de uitvoering van de nieuwe regelgeving
over vroegsignalering. Steeds meer gemeenten kunnen sinds 1 januari signalen veilig,
digitaal en grotendeels geautomatiseerd ontvangen en zo inwoners sneller (schuld)hulp
aanbieden.
Preventie Alliantie
De Preventie Alliantie, bestaande uit experts op het terrein van dak- en thuisloosheid,
biedt gemeenten sinds eind vorig jaar ondersteuning bij hun preventieve aanpak van
dakloosheid. De Preventie Alliantie heeft hiervoor in een pilot met 21 gemeenten een
Scanner Preventie ontwikkeld die gemeenten inzicht biedt in de stand van hun preventiebeleid
dakloosheid. Dit wordt afgezet tegen goed onderbouwd preventiebeleid, met aanknopingspunten
voor de versterking ervan. Zowel tijdens het invullen van de scanner als bij de overdracht
van de rapportage met uitkomsten heeft de Preventie Alliantie op ambtelijk en op bestuurlijk
niveau gesprekken gevoerd met gemeenten. Dit proces heeft geresulteerd in meer bewustwording
van het belang van preventie en geeft gemeenten aanknopingspunten om het beleid aan
te passen en te versterken. De resultaten van de pilot laten zien dat op veel vlakken
verbetering mogelijk is als gemeenten o.a. besluiten om meer maatwerk in de uitvoering
toe te passen, bijvoorbeeld door in specifieke situaties de kostendelersnorm niet
toe te passen of door bijzondere bijstand te verlenen. De pilotgemeenten werken momenteel
aan een uitvoeringsplan. De mogelijkheden voor de uitrol van de Scanner Preventie
worden onderzocht. De Preventie Alliantie werkt daarnaast aan hulpmiddelen voor gemeenten,
zoals masterclasses en handreikingen met bouwstenen voor goed onderbouwd preventiebeleid.
Verder kunnen gemeenten een beroep doen op de experts van de Alliantie wanneer zij
behoefte hebben aan extra ondersteuning.
Uitstroom uit instituties
Dak- en thuisloosheid veroorzaakt na uitstroom uit een institutie, zoals na verblijf
in de jeugdzorg, een ggz-instelling of detentie, dient te allen tijde voorkomen te
worden. In de Monitor Dak- en Thuisloosheid geven 24 centrumgemeenten aan preventiebeleid
voor uitstroom uit instituties te hebben. De boegbeelden concludeerden daarnaast op
basis van gesprekken met gemeenten dat mensen die voor korte tijd in detentie verblijven
nog te vaak hun huis kwijtraken. Het is daarom van groot belang om het bewustzijn
over de meerwaarde van robuust preventiebeleid en heldere afspraken met zorgaanbieders
te vergroten.
Hier zet ik op diverse manieren op in. Eerder noemde ik de twee pilots in Dordrecht
en Groningen die zijn opgezet om de uitstroom uit residentiële jeugdhulp sterk te
verbeteren. Daarnaast heeft de Preventie Alliantie een informatieblad ontwikkeld om
inzichtelijk te maken wat gemeenten minimaal op orde moeten hebben om dakloosheid
na vertrek uit een instelling te voorkomen. Verder stelt Divosa na de zomer een handreiking
beschikbaar over het handelingsperspectief en de maatwerkmogelijkheden binnen de Participatiewet
voor mensen die in een ggz-instelling of in detentie verblijven om een betere uitstroom
te bevorderen. Divosa zal ook voorlichtingsbijeenkomsten voor hulpverleners en medewerkers
van gemeenten organiseren. De «Handreiking Bestuurlijk akkoord Re-integratie van (ex)
gedetineerde burgers» is een uitwerking van het «Bestuurlijk akkoord Kansen bieden
voor re-integratie» tussen het Ministerie van J&V, DJI, reclassering en gemeenten
en zal deze zomer worden geactualiseerd.23 De VNG let als partij bij deze handreiking er op dat de juiste voorwaarden voor het
voorkomen van dak- en thuisloosheid na uitstroom uit detentie zijn verwerkt. Het is
belangrijk dat de centrale gedachte van al deze trajecten haar weg vindt naar de betrokkenen
in de uitvoering. Om deze reden brengen de boegbeelden in de gesprekken met centrum-
en regiogemeenten de voorwaarden voor goed preventiebeleid op het gebied van uitstroom
uit instituties onder de aandacht.
Subsidie lokale initiatieven
Dak- en thuisloosheid is een breed maatschappelijk probleem dat we samen moeten oppakken.
Om lokale partijen in staat te stellen bij te dragen aan de ambitie om het aantal
dak- en thuisloze mensen te verminderen en te voorkomen zijn in mei 2021 via ZonMW
lokale, kleinschalige initiatieven van start gegaan. Zij richten zich op het vergroten
van het welzijn van dak- en thuisloze mensen, het bevorderen van acceptatie in de
wijk en het tegengaan van stigmatisering van dak- en thuisloze mensen. Dit zijn uiteenlopende
initiatieven die variëren van bewustwordingsbijeenkomsten en activiteiten in de wijk
met buurtbewoners tot een documentaire en een foto-expositie.24
Thema 2: Vernieuwing van de opvang
Ambitie: alle centrumgemeenten realiseren succesvolle uitstroom naar een passende
woonplek; alle regio’s zetten in op de kwaliteit en kleinschaligheid van de maatschappelijke
(nacht)opvang.
De ambitie is om dak- en thuisloosheid zoveel mogelijk te voorkomen en ervoor te zorgen
dat niemand op straat hoeft te slapen. Alleen als er echt geen andere mogelijkheid
is verblijven mensen in de maatschappelijke opvang, idealiter nooit langer dan drie
maanden. Deze ambitie is nog niet gerealiseerd en daarom vind ik het van belang om
in te zetten op kleinschalige en kwalitatief hoogwaardige maatschappelijke opvang.
Want een omgeving waarin mensen kunnen rekenen op rust en maatwerkbegeleiding leidt
tot een betere gezondheid en ruimte voor herstel. In de maatschappelijke opvang worden
mensen gestimuleerd om te participeren, zelf de regie te nemen over hun eigen leven
en uit te stromen naar een eigen woonplek met begeleiding.
Kwaliteit en kleinschaligheid van de opvang
In de regionale plannen van centrumgemeenten is aandacht voor kleinschalige opvang,
bijvoorbeeld door mensen in de wijk op te vangen of door slaapzalen om te bouwen naar
een- en tweepersoonskamers. De Monitor Dak- en Thuisloosheid laat zien dat het aantal
eenpersoonskamers tijdens de analyseperiode, tussen juli en december 2020, met 7 procent
is toegenomen en het aantal tweepersoonskamers met 8 procent. Om gemeenten te helpen
zet de projectgroep «Vernieuwen Opvang» bestaande uit Valente, VNG, Aedes, Stichting
Werkplaats COMO, het Jongerenpanel en VWS in op kennisdeling. Zo is een aantal inspiratiesessies
georganiseerd waarin gemeenten goede voorbeelden en gedeelde knelpunten uitwisselden.
Daarnaast maakte bureau Cebeon in opdracht van VWS een analyse van de maatschappelijke
kosten en baten van kleinschalig opvangen, waaruit blijkt dat één euro investering
ongeveer 3 à 4 euro kan opleveren.
Momenteel onderzoekt de projectgroep andere mogelijkheden voor kennisontwikkeling
en -verspreiding, zoals de opzet van leerkringen. Uit de monitor blijkt namelijk ook
dat tijdens de analyseperiode een stijging van 15 procent in opvangplekken met meer
dan twee personen op één kamer plaatsvond. Dit is te verklaren door de tijdelijke
coronacrisisopvang in slaapzalen. Als gevolg van de versoepelingen van de coronamaatregelen,
en de daaruit voortvloeiende richtlijn voor de opvang van dak- en thuisloze mensen,
zijn deze slaapzalen inmiddels weer afgebouwd. Gemeenten geven aan dat de coronacrisisopvang
in eenpersoonskamers tot een versnelling van het realiseren van de doelstellingen
in de regioplannen heeft geleid. Een deel van de gemeenten behoudt de faciliteiten
om die reden.
Verbeteren samenwerking schuldhulpverlening
In het kader van het professionaliseringsprogramma voor schuldhulp «Schouders Eronder»
werken schuldhulpverlening en maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en beschermd
wonen van verschillende gemeenten aan het sneller en eerder oplossen van schulden
van mensen in de opvang en beschermd wonen. Vanaf medio 2021 wordt in regio’s aan
de slag gegaan in praktijkwerkplaatsen om de lokale ketens rondom schuldhulpverlening
te versterken. De ambitie is de uitvoeringspraktijk te verbeteren door de samenwerking
tussen sociale diensten en hulpverlening te versterken. Hiermee wordt voorkomen dat
mensen met betalingsachterstanden niet in problematische schulden raken en mensen
met grotere schulden sneller en beter worden geholpen. Verder heeft Valente samen
met onder meer het CJIB en de Belastingdienst het kennisaanbod «Eerste hulp bij administratie»
voor professionals in de opvang beschikbaar gesteld. Zij gaan dit in 2021 digitaliseren
en nog breder bekend maken met behulp van trainingen en een online portal, zodat professionals
werkzaam in de maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en beschermd wonen hun cliënten
kunnen helpen met financiën en sneller kunnen toeleiden naar schuldhulp.
Opvang zelfredzame remigrantengezinnen met de Nederlandse nationaliteit
Zelfredzame remigrantengezinnen met de Nederlandse nationaliteit met minderjarige
kinderen zonder dak boven hun hoofd vragen ook onze aandacht. Samen met de Minister
van BZK en de VNG heb ik overeenstemming bereikt over een vervolgstap wat betreft
deze groep. Met een aantal gemeenten wordt bezien of het mogelijk is criteria te formuleren
op basis waarvan getoetst kan worden of sprake is van een zeer schrijnende situatie,
die rechtvaardigt dat deze gezinnen ondanks zelfredzaamheid opgevangen kunnen worden.
Vervolgens wordt gekeken welk vervolgperspectief deze gezinnen kan worden geboden.
Thema 3: Wonen met begeleiding
Ambitie: gemeenten pakken dak- en thuisloosheid aan op basis van het principe «wonen
eerst», de gezamenlijke ambitie is om eind 2021 10.000 extra tijdelijke of permanente
woonplekken te realiseren met de benodigde (ambulante) begeleiding voor (dreigend)
dak- en thuisloze mensen; alle gemeenten hebben eind 2021 (aangescherpte) prestatieafspraken
gemaakt met woningcorporaties en huurdersorganisaties over het aantal extra te realiseren
woonplekken voor (dreigend) dak- en thuisloze mensen.
In Een (t)huis, een toekomst is de ambitie opgenomen om uiterlijk eind 2021 10.000 extra woonplekken voor dak-
en thuisloze mensen te realiseren met de benodigde begeleiding. Bij de beantwoording
van schriftelijke vragen van de leden Van den Hil en Koerhuis, informeerde ik uw Kamer
hoe dit aantal via drie sporen wordt gerealiseerd.25
1. Allereerst hebben gemeenten regionale plannen opgesteld waarin zij aangeven met de
financiële impuls ongeveer 4.500 extra woonplekken te kunnen creëren. Inmiddels blijkt
uit de Monitor Dak- en Thuisloosheid dat gemeenten in jaar 1 (tot eind 2020) ongeveer
de helft van de door hen geambieerde woonplekken hebben kunnen verwezenlijken.
2. Ten tweede stimuleren Aedes en de VNG hun leden om de mogelijkheden voor flexibele
woonvormen zo goed mogelijk te benutten. De inschatting is dat dit 3.000 extra flexplekken
oplevert. Uit de Monitor Dak- en Thuisloosheid en de Corporatiemonitor Dakloosheid
blijkt dat 4.000–4.500 dak- en thuisloze mensen door corporaties zijn gehuisvest.
3. Ten derde zijn verschillende initiatieven genomen om de realisatie van extra woonplekken
te stimuleren bij gemeenten. Zoals de realisatie van 2.600 plekken met behulp van
de stimulans huisvesting aandachtsgroepen. Onderstaand licht ik de inspanningen binnen
deze drie sporen toe. Hiermee geef ik tevens uitvoering aan de motie van het lid Regterschot
c.s. die opriep inzicht te verschaffen in de concrete afspraken die zijn gemaakt over
het beschikbaar stellen van woningen aan dak- en thuisloze mensen.26
Realisatie van flexwoningen
Veel gemeenten zetten, naast het realiseren van permanente huisvesting, in op het
creëren van kleinschalige tijdelijke woonvoorzieningen. Dit zijn zogenaamde flexwoningen,
waarmee plaatsing in de maatschappelijke opvang over wordt geslagen. Met de Stimuleringsaanpak
Flexwonen, die op 29 mei 2019 naar uw Kamer is verstuurd, geeft het kabinet aan op
welke manieren wordt ingezet op flexwonen om op korte termijn flexibele huisvesting
te realiseren.27 Gemeenten, corporaties en andere partijen worden bij het realiseren van flexwonen
ondersteund met bijvoorbeeld het aanbod van de Versnellingskamers Flexwonen28 en het Expertteam Woningbouw.29
Daarnaast zijn in juni 2020 met Aedes en VNG bestuurlijke afspraken gemaakt om de
komende twee jaar 10.000 flexwoningen te realiseren, waarvan 3.000 flexwoningen voor
dak- en thuisloze mensen zijn bestemd. Ook hebben Aedes en VNG bestuurlijke afspraken
gemaakt over de versnelling van de bouw van 150.000 sociale huurwoningen en een groei
van de bouwproductie naar minimaal 25.000 woningen per jaar, binnen twee jaar. Sinds
begin dit jaar volgt de gezamenlijke Taskforce Nieuwbouw Woningcorporaties van BZK,
VNG en Aedes de voortgang van de bouw. Om de ontwikkelingen in de praktijk te volgen
worden de enquête van RVO in de corporatiesector en de gegevens uit de Regeling Vermindering
Verhuurderheffing Nieuwbouw gebruikt. Het percentage uitval en vertraging is op dit
moment laag. De Taskforce onderhoudt nauwe contacten met de regio’s waar de woningmarkt
het meest gespannen is en zet expertise en bemiddeling in bij projecten die dreigen
vast te lopen. Ook doet zij concrete aanbevelingen om het besluitvormingsproces en
de planprocedures te versnellen. Zo kunnen woningen efficiënter, sneller of beter
worden gerealiseerd.
Verder wordt via verschillende kanalen ingezet op kennisdeling over wonen en zorg
en het stimuleren van woonvormen als flexwoningen of geclusterde woonvormen. Zo hebben
VNG en Aedes drie webinars georganiseerd waarin de mogelijkheden om op dit type woningen
in te zetten onder de aandacht is gebracht van gemeenten en corporaties. Woningcorporaties
geven echter aan dat de druk te hoog is en er te weinig locaties beschikbaar komen
voor de realisatie van flexibele woonplekken. Deze signalen neem ik serieus, maar
ik ben ook positief gestemd over de voortgang. Uit de Corporatiemonitor Dakloosheid
van Aedes blijkt dat 140 corporaties in 2020 ongeveer 2.500 dak- en thuisloze mensen
hebben gehuisvest. Deze 140 corporaties vertegenwoordigen ruim 50 procent van de sociale
woningvoorraad. Het werkelijk aantal dakloze mensen dat bij woningcorporaties is gehuisvest,
ligt naar verwachting dan ook hoger (namelijk zo’n 4.800 dakloze mensen).
Stimulans huisvesting aandachtsgroepen
Daarnaast heeft de Minister van BZK in 2020 50 mln. euro vrijgemaakt voor het versnellen
van de bouw van (flexibele) huisvesting van kwetsbare groepen. 59 gemeenten ontvingen
een financiële bijdrage voor de (flexibele) huisvesting van dak- en thuisloze mensen,
arbeidsmigranten en andere spoedzoekers. Dit heeft geresulteerd in plannen voor ca.
2.600 woonplekken voor dak- en thuisloze mensen30. Dit overlapt deels met de ambities zoals die zijn opgenomen in de regioplannen.
Voor 2021 stelt de Minister van BZK opnieuw 50 mln. euro beschikbaar voor een versnelling
van de bouw van huisvesting van kwetsbare groepen. Op dit moment wordt de regeling
vormgegeven. De verwachting is dat deze in het najaar weer wordt opengesteld.
Platform Woonplek
Platform Woonplek is een landelijk publiek-privaat platform om woonplekken voor dak-
en thuisloze mensen te realiseren. De verantwoordelijkheid voor de problematiek van
dak- en thuisloosheid wordt ook met private partijen gedeeld die intrinsiek gemotiveerd
zijn om gezamenlijk dit maatschappelijk probleem aan te pakken. Het platform werkt
aan verschillende innovatieve huisvestingsinitiatieven door middel van een samenwerking
tussen publieke en private partijen. Dit gebeurt onder andere in de gemeenten Amersfoort,
Den Haag, Amstelveen, Nissewaard en Utrecht. Platform Woonplek wil hiermee toewerken
naar een waaier van verschillende projecten voor verschillende kwetsbare doelgroepen.
Dit leidt tot oplossingsrichtingen die ook geschikt zijn om landelijk op te schalen.
Inmiddels is het eerste succesvolle huisvestingsinitiatief in Amstelveen gerealiseerd.
Dankzij de samenwerking tussen een private vastgoedeigenaar, gemeente Amstelveen,
een leegstandsbeheerder en een zorgpartij hebben de eerste dak- en thuisloze mensen
woonplekken in een leegstaand bedrijfspand in gebruik genomen.
Inzet Rijksvastgoedbedrijf
Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) is in opdracht van het Ministerie van VWS in 2020 gestart
met het ondersteunen van centrumgemeenten bij het in kaart brengen en transformeren
van potentieel leegstaand rijks-, gemeentelijk en maatschappelijk vastgoed. Dit doet
het RVB in samenwerking met het Atelier Rijksbouwmeester. Bij het in kaart brengen
van geschikte locaties zijn ca. 80 panden naar voren gekomen. Inmiddels is echter
gebleken dat het grootste deel van deze locaties niet beschikbaar of geschikt is voor
transformatie voor huisvesting van dak- en thuisloze mensen. Voor de panden die wel
als geschikt zijn aangemerkt door gemeenten wordt momenteel verder onderzocht op welke
wijze een transformatie kan plaatsvinden. De komende periode brengt het RVB in kaart
waar het Rijk en gemeenten tegenaan lopen bij het beschikbaar stellen van publiek
en maatschappelijk vastgoed. Dit wordt opgenomen in de eindrapportage samen met een
advies met aanbevelingen.
Daarnaast ondersteunt het RVB gemeenten via bestaande (verkoop)procedures bij de huisvesting
van dak- en thuisloze mensen. Zo is onlangs de voormalige jeugdinrichting De Hartelborgt
aan de gemeente Rotterdam verkocht voor de opvang van dak- en thuisloze mensen. Ook
zijn met de gemeente Utrecht afspraken gemaakt over een openbare verkoop van het voormalig
Pieter Baan Centrum, deels voor de huisvesting van kwetsbare doelgroepen. Dit past
binnen een bredere beweging waarbij het RVB zich gericht inzet voor huisvesting van
aandachtsgroepen. Zo zijn er voor het pilotproject Skills in de Stad concrete plannen
om leegstaand rijksvastgoed in te zetten voor kwetsbare jongeren met een afstand tot
de arbeidsmarkt.31
Expertteam Weer Thuis
Uit de Monitor Dak- en Thuisloosheid volgt dat het grootste deel van de centrumgemeenten
prestatieafspraken met corporaties heeft gemaakt voor dak- en thuisloze mensen. Om
ook andere gemeenten en corporaties hierbij te ondersteunen is recent het landelijk
Expertteam Weer Thuis van start gegaan.32 Het Expertteam Weer Thuis is bij de RVO belegd en bestaat uit een groep experts.
Dit team ondersteunt gemeenten, corporaties en zorgaanbieders vraaggericht bij lokale
vraagstukken rond huisvesting met passende zorg en ondersteuning van mensen die uitstromen
uit de maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, beschermd wonen en ggz-instellingen.
Gemeenten, regio’s, corporaties en zorgaanbieders kunnen een beroep doen op het Expertteam
voor ondersteuning bij het in kaart brengen en concretiseren van hun vraagstukken
over wonen en zorg en het kiezen van oplossingsrichtingen. Hierbij kan gedacht worden
aan het ontwikkelen van een woonzorgvisie, prestatieafspraken, (meerjarige) samenwerking
en monitoring rond passende huisvesting.
Beleid huisvesting aandachtsgroepen
Momenteel wordt gewerkt aan een integrale benadering van het beleid gericht op de
huisvesting van aandachtsgroepen. Hiervoor is een interbestuurlijke werkgroep ingesteld
met BZK, SZW, JenV, VWS, OCW, VNG, Aedes, G4 en G40, onder voorzitterschap van Bernard
ter Haar.33 De werkgroep kijkt onder andere naar de beleidsdomeinen wonen, zorg, inkomenszekerheid,
onderwijs, veiligheid en integratie. De werkgroep heeft als taak een adviesrapport
op te stellen met aanbevelingen voor: a) nieuwe werkwijzen die tot verbeterde samenwerking
leiden tussen ministeries en met medeoverheden en corporaties in het geval van gedecentraliseerd
beleid, en b) mogelijke aanpassingen in de stelsels waardoor het bereiken van verschillende
beleidsdoelen beter op elkaar aansluiten. De werkgroep neemt daarbij ook de gevolgen
van het Rijksbeleid voor gemeenten en corporaties in ogenschouw. Het rapport wordt
8 juli opgeleverd, met concrete aanbevelingen en indien mogelijk een financiële uitwerking.
Hiermee kan een nieuw kabinet vorm geven aan integraal beleid gericht op de huisvesting
van aandachtsgroepen.
2. Beschermd wonen
Beschermd wonen is een vorm van wonen onder begeleiding. Deze woonvorm is gericht
op mensen met psychische of psychosociale problemen. Per 2022 wordt, zoals ik heb
weergegeven in mijn voortgangsrapportage van 18 december 2020, door gemeenten gestart
met de (inhoudelijke) doordecentralisatie van beschermd wonen. Dat betekent dat niet
alleen de 43 centrumgemeenten, maar alle 352 gemeenten zich volledig gaan inzetten
voor inwoners die behoefte hebben aan een vorm van beschermd wonen. Onderstaand schets
ik de belangrijkste ontwikkelingen op dit gebied.
Implementatie advies «Van beschermd wonen naar een beschermd thuis»
Inwoners met een psychische kwetsbaarheid kunnen volwaardig deelnemen aan de maatschappij.
Mensen wonen in een «beschermd thuis» in hun eigen wijk, waar hun sociale netwerk
en ambulante begeleiding ondersteuning biedt.
Eind 2015 bracht de commissie Dannenberg een advies uit over de toekomst van beschermd
wonen: «Van beschermd wonen naar een beschermd thuis». Het uitgangspunt was hierbij
om toe te werken naar meer sociale inclusie. Zodat ook mensen met een psychische kwetsbaarheid
volwaardig deel kunnen nemen aan de maatschappij. Het streven is dat geleidelijk steeds
meer mensen in hun eigen wijk kunnen blijven wonen en daar kunnen herstellen, met
behoud van en met hulp van hun sociale netwerk. Waar mogelijk in de vorm van een «beschermd
thuis» met ambulante begeleiding, indien nodig in combinatie met ambulante behandeling.
Gemeenten zijn sinds 2015 formeel verantwoordelijk voor beschermd wonen. Om ze te
helpen deze visie in de praktijk te realiseren, adviseerde de commissie Dannenberg
om de middelen voor beschermd wonen geleidelijk door te decentraliseren van de centrumgemeenten
naar alle gemeenten. Dat vormt – samen met de invoering van het woonplaatsbeginsel
voor beschermd wonen – een prikkel voor alle gemeenten om te investeren in passende
lokale voorzieningen en in preventie voor de eigen inwoners. Het advies van de commissie
Dannenberg is breed omarmd en sinds 2016 werken diverse partijen aan de implementatie.
In 2019 heeft een expertiseteam, ingesteld door de VNG, tien bouwstenen geformuleerd
voor een zorgvuldige en geleidelijke invoering van de doordecentralisatie. Vervolgens
hebben het Rijk en gemeenten in december 2020 geconcludeerd dat er voldoende fundament
was om te starten met de doordecentralisatie.34 Dit gebeurt in twee stappen.
Ten eerste starten gemeenten op 1 januari 2022 met de inhoudelijke doordecentralisatie
van beschermd wonen. De Norm voor Opdrachtgeverschap (NvO) vormt daarvoor het kader.
Met de NvO verplichten gemeenten zich onderling samen te werken om te zorgen voor
een evenwichtig zorglandschap, de continuïteit van het aanbod van (specialistische)
vormen van beschermd wonen en opvang en het vermijden van onnodige administratieve
lasten voor gemeenten, aanbieders en cliënten. Deze samenwerkingsafspraken moeten
per 1 januari 2022 gereed zijn. Ten tweede wordt naar verwachting op 1 januari 2023
het nieuwe verdeelmodel voor de middelen beschermd wonen en het woonplaatsbeginsel
ingevoerd. Daarmee wordt geregeld dat alle gemeenten voortaan verantwoordelijk zijn
voor beschermd wonen voor de eigen inwoners (ook als die aankloppen bij een andere
gemeente) en daartoe ook de middelen ontvangen.
Inmiddels is het advies van de Raad van State op het conceptwetsvoorstel woonplaatsbeginsel
ontvangen. Ik laat de indiening van het wetsvoorstel en toezending van het nader rapport
aan het nieuwe kabinet. Begin 2022 wordt bezien of alle regio’s samenwerkingsafspraken
conform de NvO hebben gemaakt, opdat de regio’s goed op de nieuwe situatie per 1 januari
2023 voor zijn bereid. De voorbereidende stappen die op dit moment worden gezet verbeteren
de uitvoering van beschermd wonen en betreffen geen onomkeerbare maatregelen. De belangrijkste
voorbereidende activiteiten ten aanzien van de ondersteuning van gemeenten, de NvO
en het verdeelmodel licht ik hieronder toe.
Ondersteuning gemeenten
Een in te stellen transitieteam gaat een belangrijke rol spelen bij de implementatie
van de doordecentralisatie. Dit team van experts zal gemeenten ondersteunen op drie
gebieden: 1) het opstellen van samenwerkingsafspraken in het kader van de NvO, het
invoeren van het nieuwe verdeelmodel en het woonplaatsbeginsel; 2) ondersteunen bij
het helpen oplossen van eventuele financiële knelpunten als gevolg van de transitie;
en 3) regio’s inhoudelijk voorbereiden op de invoering van het woonplaatsbeginsel,
bijvoorbeeld door het opstellen van een routekaart en een handreiking. Het Transitieteam
adviseert op verzoek van regio’s, maar kan ook op eigen initiatief contact zoeken
met een regio waar knelpunten zijn. Tot eind augustus loopt voor het transitieteam
een Europees aanbestedingstraject. Het transitieteam is vanaf september 2021 operationeel.
Bij de voorbereiding van de implementatie van het woonplaatsbeginsel is het voornemen
dat zowel het Transitieteam als het Ketenbureau i-sociaal domein een rol hebben.
Ook zal het landelijk Expertteam Weer Thuis een rol spelen bij het ondersteunen van
gemeenten. Zoals eerder toegelicht zal dit team van experts gemeenten helpen bij het
maken van prestatieafspraken met corporaties over wonen met begeleiding. ZonMw stelt
daarnaast een subsidie beschikbaar aan hogescholen om leernetwerken van gemeenten
op te zetten en te ondersteunen. Het doel van deze leernetwerken is het ondersteunen
van de implementatie van de doordecentralisatie en bijbehorende NvO. Op 11 mei 2021
is de eerste subsidieoproep geplaatst rond de thema’s governance en toegang, de leernetwerken
starten na de zomer.35
Implementatie NvO
Een belangrijk doel van de NvO is het zoveel mogelijk tegengaan van onnodige administratieve
lasten bij gemeenten, aanbieders en cliënten. VWS en de VNG hebben daarom gefaciliteerd
dat modelbepalingen voor de contractering van beschermd wonen zijn opgesteld. Die
zijn in mei gepubliceerd in een rapport, opgesteld door het Ketenbureau i-Sociaal
Domein en het programma Inkoop en Aanbesteden Sociaal Domein.36 Daarnaast is in het kader van de implementatie van de NvO een ambtelijk en bestuurlijk
netwerk van de VNG opgericht. Hier worden vraagstukken waar regio’s tegenaan lopen
besproken en oplossingen uitgewisseld. De VNG heeft tevens georganiseerd dat regio’s
desgewenst een beroep kunnen doen op een viertal bestuurlijke ambassadeurs. Ook heeft
de VNG samen met andere partijen een monitor ontworpen om de voortgang van de implementatie
van de NvO te meten. De monitor wordt vanaf juli maandelijks gepubliceerd. Een team
van regioadviseurs staat in permanent contact met de regio’s en zorgt voor de vulling
van de monitor; de bevindingen worden teruggekoppeld en gecheckt bij de regio’s. In
de volgende voortgangsrapportages zullen de resultaten worden gerapporteerd.
Nieuw verdeelmodel
In de brief van 9 april 2021 heeft de Minister van BZK de Tweede Kamer geïnformeerd
over de voortgang van de herijking van de verdeling van het gemeentefonds (Kamerstuk
35 570 B, nr. 18). Dit omvat ook de invoering van het nieuwe verdeelmodel voor beschermd wonen. Naar
aanleiding van de reacties van uw Kamer, de Raad voor het Openbaar Bestuur en gemeenten
werken de fondsbeheerders aan een aangepast verdeelvoorstel. Dit is naar verwachting
begin juli gereed en zal dan ter advisering worden aangeboden aan de ROB en de VNG.
Uw Kamer ontvangt hiervan een afschrift. Besluitvorming over de invoering van de nieuwe
verdeling van het gemeentefonds is aan het nieuwe kabinet. De invoering van de nieuwe
verdeling is voorzien per 1 januari 2023.
Gevolgen eigen bijdrage
De doordecentralisatie naar alle gemeenten en de voorgenomen invoering van het woonplaatsbeginsel
per 2023 heeft ook gevolgen voor de uitvoering van de eigen bijdrage. Zoals ik u bij
brief van 16 april 2021 heb bericht heeft het CAK op mijn verzoek een uitvoeringstoets
uitgebracht.37 Op basis daarvan is besloten om de centrumgemeenten aan te sluiten op de informatiestandaard
beschermd wonen (de iEb). Dit start naar verwachting per 1 april 2022. Berichtenuitwisseling
vindt vervolgens uitsluitend plaats met gemeenten, via het Gemeentelijk Gegevensknooppunt
(GGk). Dit is een no regret-maatregel; de voorgestelde aanpassingen lossen namelijk bestaande knelpunten op en
dragen bij aan een verdere standaardisering en uniformering van de keten. Daarnaast
worden daarmee de goede randvoorwaarden gecreëerd voor de doordecentralisatie.
Thematisch toezicht op beschermd wonen instellingen
Ambitie: er komt meer focus in het toezicht op instellingen die beschermd wonen aanbieden.
De Minister van VWS heeft in de beleidsreactie op het IGJ-rapport 2018 aangekondigd
in 2020 meer focus aan te brengen in het toezicht op instellingen die beschermd wonen
aanbieden.38 Vaak is zowel de Wmo-toezichthouder als de IGJ bij het toezicht betrokken. Het doel
is om aan de hand van gezamenlijk thematisch toezicht kennis over te dragen, de samenwerking
tussen beide toezichthouders te verstevigen en hiermee het Wmo-toezicht te versterken.
Vanwege de coronacrisis zijn de bezoeken uitgesteld naar eind 2020 met een doorloop
naar 2021. De IGJ heeft een separate rapportage opgeleverd in de vorm van een factsheet.
Deze factsheet is 30 april jl. gepubliceerd op de website van de IGJ en is als bijlage
bij deze brief opgenomen39. De IGJ en de Wmo-toezichthouders concluderen dat het van toegevoegde waarde kan
zijn om samen te werken en dat er voldoende aanknopingspunten zijn om van elkaar te
leren. De Minister van VWS heeft eerder aangegeven dat op basis van de resultaten
van dit thematisch toezicht bezien zou worden of de Kwaliteitseisen beschermd wonen
en maatschappelijke opvang een update nodig hebben. De resultaten van dit thematisch
toezicht geven daartoe geen aanleiding.
Toegang tot de Wlz voor mensen met psychische problematiek
Vanaf 1 januari 2021 ontvangt een deel van de cliënten in beschermd wonen passende
ondersteuning en zorg vanuit de Wet Langdurige Zorg (Wlz).
Vanaf 1 januari 2021 is het voor cliënten met een psychische stoornis mogelijk om
directe toegang te krijgen tot de Wlz. Hun zorgvraag is zodanig dat zij blijvend zijn
aangewezen op permanent toezicht of 24 uur zorg in de nabijheid. Zij kunnen daardoor
niet voldoen aan het uitgangspunt van Wmo Beschermd wonen om naar zelfstandig wonen
te streven. De verwachting was dat 8.500 mensen vanuit het gemeentelijk domein de
overstap zouden maken van beschermd wonen naar de Wlz. Door het grotere aantal aanvragen
voor een Wlz-indicatie zijn er meer dan 15.000 toekenningen Wlz afkomstig uit het
gemeentelijk domein (waarvan ruim 13.000 uit beschermd wonen). Rijk en gemeenten hebben
geconstateerd dat dit hogere aantal toekenningen ook invloed heeft op het bedrag van
structureel € 495 mln. dat reeds per 2021 is uitgenomen uit het gemeentefonds. Er
wordt nu gewerkt aan de nacalculatie van deze uitname, waarbij ook de uitname per
centrumgemeente wordt berekend. De uitkomsten van de nacalculatie zullen in de ontwerpbegroting
2022 van het Ministerie van VWS en de septembercirculaire 2021 van het gemeentefonds
worden gepubliceerd.
3. Overige relevante ontwikkelingen
Verschillende ontwikkelingen zijn van invloed voor de ondersteuning van de groep mensen
die gebruik maakt van de maatschappelijke opvang en beschermd wonen. Zo heeft de coronacrisis
een grote impact gehad op de mensen die gebruik maken van beschermd wonen of de maatschappelijke
opvang. Daarnaast is goede zorg voor mensen met psychische problematiek een belangrijk
thema dat onverminderd de aandacht verdient. Verschillende ontwikkelingen op deze
thema’s licht ik hieronder toe.
Maatregelen in het kader van de coronacrisis
De lange duur van de coronacrisis heeft een grote impact op cliënten in beschermd
wonen en maatschappelijke opvang en hun hulpverleners. Gelukkig is de vaccinatie ook
voor deze doelgroepen in volle gang en zijn de eerste effecten daarvan zichtbaar.
Cliënten die gebruik maken van beschermd wonen kunnen – eventueel met behulp van hun
begeleider – een afspraak maken bij de GGD of zij worden in de instelling gevaccineerd.
Voor cliënten in de maatschappelijke opvang is een aparte vaccinatiestrategie ontwikkeld
waarbij zo laagdrempelig mogelijk op opvanglocaties geprikt wordt. Ik heb bewondering
voor de veerkracht van cliënten en hulpverleners in deze sector, die zich steeds flexibel
hebben opgesteld als de maatregelen daarom vroegen.
Daarnaast is de afgelopen periode ingezet op de volgende zaken.40 Allereest is de richtlijn voor de opvang van dak- en thuisloze mensen steeds in overleg
met partijen aangepast naar gelang de maatregelen.41 Zo heb ik gemeenten gedurende de gehele lockdown van december tot juni opgeroepen
de opvang open te stellen voor alle dak- en thuisloze mensen, ook de mensen die daar
normaal gesproken geen recht op hebben. Ten tweede ben ik een werkgroep gestart met
gemeenten en de Ministeries van SZW, BZK en JenV om gemeenten handvatten te bieden
voor dakloze EU-migranten. De noodopvang heeft nogmaals inzichtelijk gemaakt dat met
name de problematiek rondom deze doelgroep groot is. Daarnaast hebben gemeenten in
samenwerking met de Ministeries van VWS, SZW en JenV aan het Stichting Instituut voor
Onderzoek naar Leefwijzen & Verslaving (IVO) de opdracht gegeven onderzoek te doen
naar de problemen van deze specifieke groep en te bezien welke interventies succesvol
zijn om hen sneller naar werk of het land van herkomst te begeleiden. Ten derde is
vanuit het steunpakket sociaal en mentaal welzijn en leefstijl € 10 miljoen toegekend
voor extra begeleiding voor dak- en thuisloze mensen gedurende de coronacrisis.
De komende maanden zullen we het crisisoverleg met alle partijen uit het veld, waaronder
de VNG, Valente en de werkplaats Como, benutten om te reflecteren op de geleerde lessen
voor deze kwetsbare doelgroepen.
Relevante ontwikkelingen geestelijke gezondheidszorg (ggz)
Veel mensen die gebruik maken van de (curatieve) ggz kampen met brede, maatschappelijke
problematiek, zoals uitdagingen op het gebied van wonen, werken en schulden. Een goede
verbinding tussen de curatieve ggz en het gemeentelijke domein is daarom van groot
belang.
Een aantal ontwikkelingen en (beleids)voornemens is relevant voor mensen die gebruik
maken van de maatschappelijke opvang of beschermd wonen. De afgelopen jaren heeft
zich een aantal belangrijke (beleidsmatige) veranderingen voorgedaan ten aanzien van
mensen met psychische problematiek. Gemeenten hebben sinds de inwerkingtreding van
de Wmo 2015 een bredere verantwoordelijkheid gekregen in de ondersteuning van mensen
met psychische problematiek. In deze periode is veel veranderd, waaronder de implementatie
van het advies «Van beschermd wonen naar een beschermd thuis» (zie eerder in deze
brief), de inwerkingtreding van het hoofdlijnenakkoord ggz in 2019 en de toegang tot
de Wlz voor mensen met psychische problematiek.
Monitoring
Het is van belang dat betrokken partijen een zinvol gesprek kunnen voeren op basis
van gegevens over ondersteuning en zorg aan mensen met psychische problematiek. Daarom
is er behoefte aan een breed en samenhangend beeld op welke wijze deze ondersteuning
en zorg in de wijk is vormgegeven, welk deel hiervan uit welk wettelijk kader gefinancierd
wordt en wat hierin (mogelijke) toekomstige ontwikkelingen zijn. Daarmee wordt het
gesprek over relevante ontwikkelingen tussen Rijk, gemeenten, aanbieders en cliënten
beter mogelijk. Daarom heb ik in de voortgangsrapportage van 4 juni 2020 aangegeven
dat ik eerst een set indicatoren zal laten ontwikkelingen die relevant en passend
is bij het bieden van ondersteuning en zorg aan mensen met psychische problematiek.
Daarna laat ik een monitor opstellen en periodiek tot uitvoering brengen. Ik heb aangegeven
dat mijn streven is dat de monitor ontwikkelingen vanaf begin 2021 in kaart brengt.42
Het onderzoek naar passende indicatoren, dat door het adviesbureau KPMG is uitgevoerd,
is inmiddels gereed en is als bijlage opgenomen43. In het onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen structuurindicatoren, zoals het
aantal klinische bedden en het aantal plekken beschermd wonen, en proces- en uitkomstindicatoren,
zoals cliëntervaringen, wachtlijsten en (overlast)meldingen. Ook is onderscheid gemaakt
naar kwantitatieve- en kwalitatieve indicatoren. KPMG heeft een haalbaarheidsanalyse
gedaan, waarbij gekeken is naar de zeggingskracht van indicatoren en de gevolgen voor
administratieve lasten. Behalve het ontwikkelen van een set passende indicatoren had
het onderzoek verder als doel te komen tot een gemeenschappelijke «taal,» logische
afbakening en indeling van de indicatoren en het bepalen van noodzakelijke vervolgstappen
(ontwikkelagenda). Ten slotte zijn relevante ontwikkelingen van de afgelopen jaren
in kaart gebracht door een uitgebreid onderzoek in drie regio’s.
Het onderzoek vormt een belangrijk vertrekpunt voor het ontwikkelen en uitvoeren van
de monitor. Hiervoor is een (Europees) aanbestedingstraject in gang gezet. Na overleg
met de VNG en gemeenten is besloten dat de eerste editie van de monitor hoofdzakelijk
gegevens bevat die nu al beschikbaar zijn en/of met beperkte administratieve lasten
extra verzameld kunnen worden. In het onderzoek zal waar mogelijk aansluiting worden
gezocht met andere trajecten die hiermee samenhangen, zoals «zicht op de doelgroep».
Dit is een traject met als doel om zowel op lokaal/regionaal als landelijk niveau
beter zicht te krijgen op de groep mensen die verward gedrag (kunnen gaan) vertonen.
Parallel aan de uitvoering van de monitor is het van belang dat de ontwikkelagenda
uitgevoerd gaat worden, waarbij Rijk en gemeenten onder andere afspraken maken over
eenduidige definities en dataverzameling. Hierbij betrek ik Zorgverzekeraars Nederland
(ZN). In dit proces wordt de balans gezocht tussen enerzijds de wens om (op termijn)
een omvangrijke, brede monitor tot uitvoering te brengen en anderzijds het voorkomen
van belasting van gemeenten, aanbieders en cliënten. Inmiddels is gebleken dat het
niet opportuun is om nog in 2021 een eerste rapportage uit te brengen, vanwege de
complexiteit van het onderwerp en de benodigde doorlooptijd van het aanbestedingstraject.
Het is mijn verwachting dat de eerste editie van de monitor in 2022 beschikbaar komt
en vooral gegevens zal bevatten uit 2019 en 2020.
Uitstroom forensische zorg
Vanuit de VNG en diverse gemeenten is het signaal gekomen dat er behoefte bestaat
om meer «grip» te krijgen op het aantal mensen (en hun mogelijke ondersteuningsbehoefte)
dat vanuit de forensische zorg terugkeert naar een plek in de wijk en/of door de gemeente
gefinancierde instelling, zoals beschermd wonen. Gemeenten willen ruim voordat de
strafrechtelijke titel afloopt zicht krijgen op de zorg en ondersteuning die (waarschijnlijk)
nodig is en hierover duidelijke afspraken maken met instellingen die betrokken zijn
bij forensische zorg. Op die manier is er zoveel mogelijk sprake van continuering
van noodzakelijke ondersteuning en zorg en wordt ook terugval voorkomen. In afstemming
met het Ministerie van Justitie en Veiligheid en diverse relevante stakeholders zal
ik daarom een handreiking laten ontwikkelen voor betere aansluiting tussen forensische
zorg, vrijwillige ggz-zorg en het gemeentelijke domein zoals Wmo-zorg, een vorm van
beschermd wonen of inkomensondersteuning. Een aantal actuele ontwikkelingen, zoals
de invoering van het woonplaatsbeginsel, zal ik hierbij betrekken.
Discussienota ggz en bekostiging consultatiefunctie
Voor de curatieve ggz is recent een discussienota «zorglandschap ggz» verschenen.44 De ambitie binnen de ggz is om kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid voor
iedereen te garanderen. De ggz moet daarbij meebewegen, met het oog op een toekomstbestendige
inrichting van het zorglandschap. In de discussienota worden beleidsopties voor de
ggz van de toekomst geschetst en worden afwegingen die hierin van belang zijn zichtbaar.
Eén van de centrale thema’s in de discussienota is de samenwerking tussen de curatieve
ggz en (actoren en voorzieningen in) het sociaal domein. De beschikbaarheid van genoeg
ambulante behandelcapaciteit en passende ambulante voorzieningen in de wijk voor kwetsbare
mensen, zoals inloopvoorzieningen en voldoende woonplekken met begeleiding, is van
groot belang voor het realiseren van een toekomstbestendige ggz. Net als bij dak-
en thuisloze mensen en mensen die gebruik maken van beschermd wonen zijn ook bij de
curatieve ggz acceptatie (in de wijk) en de-stigmatisering belangrijke thema’s. Waar
mogelijke en relevant zoek ik bij de uitwerking van programma’s en trajecten de verbinding
en samenhang.
Ook is het van belang dat voldoende samenwerking mogelijk is tussen ggz-behandelaren
en gemeentelijke professionals, zodat zij gezamenlijk kunnen bepalen welke ondersteuning
en (psychische) zorg het meest passend is. Dit werkt twee kanten op. Soms hebben gemeentelijke
professionals behoefte aan bepaalde specifieke kennis en ervaring van ggz-behandelaren
of -specialisten; soms zijn het juist de ggz-behandelaren of -specialisten die in
hun behandeltraject rekening willen houden met sociale- en/of gezinsproblematiek die
speelt bij de cliënten die zij behandelen. Uiteraard dient daarbij steeds rekening
gehouden te worden met de grenzen van wat mogelijk is in het onderling uitwisselen
van gegevens. In opdracht van het Ministerie van VWS heeft GGD GHOR recent een herziening
van de bestaande handreiking over gegevensuitwisseling in de bemoeizorg uitgebracht.
Deze herziene versie is aangepast aan nieuwe of gewijzigde wetgeving zoals de Algemene
Verordening Gegevensbescherming (AVG), de Jeugdwet en de Wmo 2015, ook bevat de handreiking
praktijkvoorbeelden.45
Met name als mensen niet in behandeling zijn is er onduidelijkheid over de financiering
van de inzet van de ggz-behandelaar of -specialist. In het Hoofdlijnenakkoord ggz
is opgenomen dat er behoefte is aan (duidelijkheid over) de bekostiging van deze consultatiefunctie.
Mede in reactie op de motie van het lid Kerstens c.s. (Kamerstuk 25 424, nr. 576) kan ik u melden dat ik samen met onder andere de VNG, Zorgverzekeraars Nederland,
het Zorginstituut en de NZa een aantal concrete oplossingsrichtingen uitwerk. Ik streef
ernaar u na de zomer te informeren over de wijze waarop de consultatiefunctie gefinancierd
kan worden.46
Tot slot
In deze voortgangsbrief heb ik u een overzicht gegeven van de relevante ontwikkelingen
op het gebied van de maatschappelijke opvang en beschermd wonen. De twee programma’s
die de extra inspanningen markeren – het Actieprogramma Dak- en Thuislozen Jongeren
en Een (t)huis een toekomst – lopen aan het einde van dit jaar af. De uitvoering van deze programma’s wordt door
veel gemeenten voortvarend ter hand genomen. Het is nu al duidelijk dat een stevige
inzet de komende jaren nodig blijft. Want in de huidige, complexe maatschappij moeten
we omkijken naar kwetsbare mensen. Zodat iedereen mee kan doen aan onze samenleving
vanuit een thuis met de juiste zorg en ondersteuning.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport