Brief regering : Huisvesting Aandachtgroepen
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
Nr. 752
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 mei 2021
Politiek, bestuurlijk en maatschappelijk is in toenemende mate aandacht voor het gebrek
aan adequate huisvesting, en de gevolgen daarvan, voor mensen met minder kansen dan
anderen op de woningmarkt. Dat komt door hun behoefte aan een bepaald type huisvesting
(een specifiek soort woning of woonvorm), wat zij kunnen betalen voor de huisvesting,
wat extra nodig is aan begeleiding en zorg en het draagvlak in de buurt. Meestal gaat
het om een combinatie van bovenstaande factoren. Geschikte huisvesting is voor deze
groepen bovendien vaak van belang voor om de juiste ondersteuning, begeleiding of
zorg te kunnen ontvangen of (opnieuw) mee te doen in de samenleving. De huisvesting
van aandachtsgroepen is een maatschappelijke opgave waar meerdere ministeries zich
mee bezighouden, het Ministerie van BZK is hierin verantwoordelijk is voor de fysieke
aspecten. In deze brief beschrijf ik de huidige situatie rondom de huisvesting van
aandachtsgroepen, informeer ik uw Kamer over de resultaten van de huidige beleidsinzet,
schets ik dilemma’s die zich voordoen en informeer ik u over het instellen van de
interbestuurlijke werkgroep versterking beleid huisvesting aandachtsgroepen. Ten slotte
geef ik, in het stuk dat u als bijlage1 bij deze brief treft, invulling aan de toezegging over de regeling ontmoetingsruimten
in ouderenhuisvesting en de specifieke bijtellingsregeling in het woningwaarderingsstelsel
(WWS) voor zorgwoningen.
Urgente maatschappelijke opgave
Nederland kent naar schatting een huidig tekort van 331.000 woningen2. Het tekort zal naar verwachting de komende periode nog verder toenemen. Het woningtekort
raakt alle groepen in de samenleving. Voor sommige mensen geldt nog meer dan voor
anderen dat zij daar negatieve gevolgen van ondervinden op andere leefgebieden. Het
gebrek aan geschikte huisvesting leidt er bijvoorbeeld toe dat mensen noodgedwongen
langer in een AZC, in een opvangvoorziening voor dak- of thuisloze mensen, bij vrienden
of familie op de bank, op een vakantiepark of een niet-passende woning moeten verblijven.
Dat geeft voor hen persoonlijk allerlei onzekerheid, ongemak en onrust. Maar ook in
maatschappelijk opzicht is het ontbreken van passende huisvesting niet wenselijk;
het remt bijvoorbeeld de inburgering van nieuwkomers als statushouders en arbeidsmigranten,
bemoeilijkt herstel en het opbouwen van een sociaal netwerk na een verblijf in de
opvang of detentie, en belemmert de maatschappelijke participatie zoals het volgen
van een opleiding, of het verrichten van betaald werk. De geschiktheid van huisvesting
bepaalt ook de mate waarin ouderen langer zelfstandig thuis kunnen blijven wonen.
Naast persoonlijk leed leidt het tekort aan adequate huisvesting voor aandachtsgroepen
dus ook tot hoge maatschappelijke kosten buiten het wonen-domein. Bovendien is het
bieden van kwalitatief goede huisvesting in combinatie met de juiste zorg en ondersteuning
aan aandachtsgroepen door de coronacrisis verder onder druk komen te staan. Het gaat
dan bijvoorbeeld om mensen die nu dak- of thuisloos zijn of om arbeidsmigranten waar
de kwaliteit van huisvesting belangrijker is geworden door de coronacrisis.
De opgave voor de huisvesting van aandachtsgroepen is groot en urgent. Gemeenten slaagden
er de afgelopen jaren ondanks de krapte op de woningmarkt in om statushouders te huisvesten
en hebben in 2021 opnieuw de opdracht voor 24.500 statushouders een woonplek te organiseren.
Na een lichte daling, schat het CBS dat het aantal dak- en thuisloze mensen in Nederland
momenteel 36.000 mensen betreft. De maatschappelijke opvang kent op veel plekken een
wachtlijst, terwijl er tegelijkertijd mensen in de opvang verblijven die eraan toe
zijn om zelfstandig, al dan niet met begeleiding, in de wijk te wonen. Door de verschuiving
van opvang (in de maatschappelijke opvang of het beschermd wonen) naar een beschermd
thuis in de wijk neemt de behoefte aan woonplekken voor deze groepen mensen de komende
jaren verder toe. Binnen Een (t)huis, een toekomst, de brede aanpak van dak- en thuisloosheid, is daarom als doel gesteld om 10.000
extra woonplekken voor dak- en thuisloze mensen te realiseren. Jaarlijks zoeken tienduizenden
studenten woonruimte in de stad waar ze studeren, en is er een tekort van 22.000 woonplekken
voor hen. Er zijn te weinig woonplekken voor arbeidsmigranten in Nederland die een
belangrijke economische bijdragen leveren door doorgaans laag- of ongeschoold werk
te verrichten in essentiële sectoren.
Huidige inzet en resultaten op terugdringen woningtekort voor specifieke aandachtgroepen
De afgelopen periode heb ik uw Kamer vaker geïnformeerd over de diverse programma’s,
actieplannen en aanjaagteams waarmee ik samen met andere departementen en gemeenten
de huisvesting van diverse aandachtsgroepen stimuleer.3 Binnenkort ontvangt uw Kamer de bestuurlijke afspraken Wonen en Zorg waarin ambities
over ouderenhuisvesting zijn geformuleerd en wat ervoor nodig is om deze te realiseren.
Ook stuurt de Minister van VWS, mede namens mij, de voortgangsrapportage van het Programma
Langer Thuis aan uw Kamer, waarin we de stand van zaken op ouderenhuisvesting schetsen.
De Staatssecretaris van VWS stuurt u binnenkort, mede namens mij, de voortgangsrapportage
Maatschappelijke Opvang en Beschermd Wonen. Daarin wordt ook verslag gedaan over de
voortgang op Een (t)huis, een toekomst, de brede aanpak dak- en thuisloosheid.
Via deze brief wil ik u op de hoogte stellen van een aantal recent behaalde resultaten
en in gang gezette acties ten aanzien van de huisvesting van aandachtsgroepen. Hieronder
volgt een opsomming hiervan.
• In 2020 stelde ik voor de huisvesting van de meest kwetsbare groepen € 50 miljoen
beschikbaar om plannen te versnellen. 59 gemeenten ontvingen een financiële bijdrage
voor de (flexibele) huisvesting van dak- en thuisloze mensen, arbeidsmigranten en
andere spoedzoekers. Hier kan bijvoorbeeld transformatie van bestaande gebouwen als
winkels en kantoren en de toepassing van flexwoningen onderdeel van zijn. Op korte
termijn kunnen met de verschillende projecten bijna 12.400 woningen/woonplekken versneld
worden gerealiseerd.
○ Zo heeft Schiedam flexwoningen gerealiseerd voor mensen die direct woonruimte nodig
hebben in een voormalig zorgpand. De woonplekken zijn voor een mix aan doelgroepen
beschikbaar, van reguliere spoedzoekers tot bewoners met een zorgvraag.
○ Een ander voorbeeld van een project dat mede met de regeling uit de ronde van 2020
wordt gestimuleerd, zijn Wonen bij Lars en Wonen bij Lily in Lelystad, twee complexen
met verplaatsbare woningen voor mensen die acuut woonruimte nodig hebben. Een deel
van de woningen zijn gereserveerd voor de huisvesting van statushouders.
• In 2021 zet ik de stimulans voort voor de bouw van huisvesting van aandachtsgroepen
voort. De regeling voor 2021 wordt momenteel uitgewerkt. Deze regeling is bedoeld
voor alle gemeenten. Ik zal uw Kamer daarover deze zomer informeren.
• Voor zowel 2021 als 2022 stel ik € 20 miljoen beschikbaar voor het stimuleren van
geclusterde woningen voor ouderen via een financiële tegemoetkoming voor algemene
voorzieningen zoals de ontmoetingsruimte. In de bijlage van deze brief treft u ten
aanzien van ouderenhuisvesting zowel de contouren van deze regeling als een beschouwing
van de specifieke bijtellingsregeling in het woningwaarderingsstelsel (WWS) en mogelijke
knelpunten die daaruit voortvloeien voor geclusterde ouderenhuisvesting.
• Met Aedes en VNG maakte ik de afspraak dat binnen twee jaar gestart wordt met de bouw
van 150.000 betaalbare sociale huurwoningen en er 10.000 flexwoningen gerealiseerd
kunnen worden.
• Eind 2020 zijn in het kader van Een (t)huis, een toekomst, de brede aanpak van dak- en thuisloosheid, twee bestuurlijke boegbeelden aangesteld.
Leen van Dijke en Bert Frings gaan langs gemeenten om hen te helpen met het vinden
van oplossingen voor knelpunten in de aanpak van dak- en thuisloosheid.
• Dit jaar is Jantine Kriens aangesteld als bestuurlijk aanjager voor de huisvesting
van statushouders. Mevrouw Kriens bespreekt de urgentie van de situatie bespreken
met Commissarissen van de Koning, burgemeesters en wethouders, lokale bestuurders
ondersteunen bij het verkrijgen van draagvlak en bijdragen aan oplossingen door verbindingen
te leggen met betrokken partijen en departementen. In het najaar presenteert zij haar
eindrapportage aan de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie.
• Om gemeenten vraaggericht te ondersteunen met kennis rondom de huisvesting van aandachtsgroepen
kunnen zij terecht bij het Expertteam Woningbouw, het Expertteam Weer Thuis en het
Ondersteuningsteam Wonen en zorg die zijn ondergebracht bij de RVO.
• Gemeenten kunnen vergunninghouders huisvesten in tussenvoorzieningen: tijdelijke,
alternatieve woonruimte waarmee de sociale woningvoorraad wordt ontlast. Om gemeenten
hierbij te steunen stelt het Ministerie van BZK een handreiking op, een leidraad die
beschrijft wat de mogelijkheden voor tussenvoorzieningen zijn. Om de ontwikkeling
van deze woonruimten te steunen, worden enkele pilots ondersteund. Voor deze tussenvoorzieningen
is een bedrag van 3 miljoen euro beschikbaar uit de 50 miljoen euro voor de huisvesting
van aandachtsgroepen 2021.
Concurrentie om schaarse woonruimte en draagvlak
De huidige aandacht en beleidsinzet richten zich met name op de huisvestingsproblematiek
van specifieke groepen. Omdat deze groepen met elkaar concurreren om, en samenkomen
in, dezelfde schaarse voorraad woonruimte, is het wenselijk om het beleid voor deze
groepen in samenhang te bezien. Een deel van de regulier woningzoekenden zijn gebaat
bij hetzelfde type woningen als mensen uit aandachtsgroepen. Daarom is het van belang
vol in te zetten op het bouwen van meer woningen.
De zorg voor de huisvesting van de diverse aandachtsgroepen en de bijkomende problematiek
komt samen bij de gemeenten en woningcorporaties, die hier een complexe taak aan hebben.
De concurrentie om de schaarse woonruimte vraagt van hen om keuzes te maken over hoe
zij woonruimte en middelen verdelen. Zo geeft het college van B&W van Amsterdam aan
dat zij verwachten dat de verdeling van de sociale huurwoningen van corporaties extra
knellend wordt. Met het beschikbaar stellen van 30% van de vrijkomende sociale woningvoorraad
voor bijzondere doelgroepen, 1800 woningen per jaar, kunnen zij slechts ongeveer de
helft van de huishoudens uit groepen die met voorrang in aanmerking komen voor huisvesting,
woonruimte aanbieden.
De realisatie van woonruimte voor aandachtsgroepen stuiten in wijken regelmatig op
maatschappelijke weerstand waar gemeenten mee moeten omgaan. De huisvesting van aandachtsgroepen
vergt van gemeenten, corporaties en andere betrokkenen extra inzet en capaciteit om
de domeinen van wonen, zorg, welzijn, leefbaarheid en de fysieke leefomgeving aan
elkaar te verbinden om ervoor te zorgen dat de druk op kwetsbare wijken en haar bewoners
niet te groot wordt. Het is daardoor een hele opgave voor betrokken partijen om businesscases
voor nieuwe woonprojecten sluitend te maken.
Omdat de problematiek op de woningmarkt voor aandachtsgroepen nijpender is geworden,
is het van belang het beleid te versterken. In deze kabinetsperiode heb ik hier reeds
op ingezet met de 2 x € 50 miljoen voor de huisvesting van deze groepen. Deze regeling
stimuleert de bouw van passende woningen door het financieren van de onrendabele top.
Mede door de coronacrisis neemt de problematiek verder toe. Er is meer beleidsinzet
nodig om de urgente opgave aan te pakken. Ik denk daarbij aan een sterkere en meer
integrale beleidsinzet voor de opgave met daarin de volgende elementen:
• Het bouwen van meer woningen en woonplekken die passend en betaalbaar zijn voor mensen
die behoren tot de aandachtsgroepen
• Meer samenhang in huisvesting van de diverse aandachtsgroepen, waarbij Rijk en gemeenten
in gezamenlijkheid zoeken naar oplossingen
• Het bieden van financiële en personele ondersteuning aan gemeenten, bijvoorbeeld door
het bundelen van bestaande trajecten
• Een eenduidig beleid vanuit de rijksoverheid dat hieraan bijdraagt.
Om het volgende kabinet een goede basis te geven met interdepartementaal en interbestuurlijk
daagvlak heb ik daarvoor een interbestuurlijke werkgroep ingesteld die aanbevelingen
zal doen voor de versterking van het beleid rondom de huisvesting van aandachtsgroepen.
Interbestuurlijke werkgroep versterking beleid huisvesting aandachtsgroepen
Het huisvestingsbeleid voor aandachtsgroepen kent een sterke relatie met het beleid
van andere ministeries gericht op deze groepen. Beleidswijzigingen bij andere ministeries
hebben invloed op de behoefte aan huisvesting voor aandachtsgroepen. Zo zorgt het
feit dat ouderen langer zelfstandig thuis wonen ervoor dat er jaarlijks minder woningen
vrijkomen om opnieuw te worden verhuurd. Dit vraagt om de bouw van meer voor ouderen
geschikte woningen en maatregelen om de doorstroming te bevorderen. De Taskforce Wonen
en Zorg, bestaande uit VNG, Aedes, ActiZ en de Ministeries van VWS en BZK onder voorzitterschap
van Hans Adriani, wijst hier ook op. Doordat mensen met een begeleidingsbehoefte in
toenemende mate zo «normaal» mogelijk deelnemen aan de maatschappij en hen de benodigde
hulp aan huis wordt geboden (de zogenaamde ambulantisering van de zorg) is tevens
de vraag naar betaalbare huisvesting toegenomen. Gemeenten zijn ook soms terughoudend
om extra woonruimte voor deze doelgroepen toe te voegen: zij vrezen bij sommige groepen
een extra beroep op middelen voor bijstand en/of de Wet maatschappelijke ondersteuning
2015 te kunnen verwachten. Door de (terechte) inzet om achterstanden bij het beoordelen
van asielaanvragen in te halen, lopen gemeenten en woningcorporaties bovendien tegen
hun grenzen aan om voor deze statushouders woonruimte beschikbaar te stellen.
Het is noodzakelijk om het beleid ten aanzien van de huisvesting van aandachtsgroepen
meer integraal te benaderen, te versterken en te verbeteren. Daarom heb ik het initiatief
genomen om een interbestuurlijke werkgroep in te stellen waarin BZK, SZW, JenV, VWS,
OCW, VNG, Aedes, G4 en G40 samen participeren. Voorzitter van de werkgroep is Bernard
ter Haar. De werkgroep heeft als opdracht zowel de beleidsdomeinen van het Ministerie
van BZK als ook die van andere ministeries zoals zorg, inkomenszekerheid, onderwijs,
veiligheid en integratie te beschouwen. Tevens neemt de werkgroep de gevolgen van
het Rijksbeleid gericht op deze aandachtsgroepen voor gemeenten in ogenschouw. De
werkgroep heeft als taak om een adviesrapport op te stellen met aanbevelingen voor:
a) nieuwe werkwijzen die tot verbeterde samenwerking leiden, niet alleen tussen ministeries
onderling maar ook met medeoverheden in het geval van gedecentraliseerd beleid, en
b) mogelijke aanpassingen in de stelsels waardoor het bereiken van verschillende beleidsdoelen
beter op elkaar aansluiten.
Het rapport van deze werkgroep dat begin juli naar verwachting zal worden opgeleverd,
bevat concrete aanbevelingen en zo mogelijk een financiële uitwerking waarmee een
nieuw kabinet vorm kan geven aan integraal beleid gericht op de huisvesting van aandachtsgroepen.
De werkgroep legt de lat hierbij hoog: de ambitie is dat iedereen in 2030 een prettig
en betaalbaar (t)huis heeft, waar nodig met de juiste zorg, opvang, ondersteuning
en begeleiding.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties