Brief regering : Geannoteerde agenda Raad Buitenlandse Zaken Defensie d.d. 6 mei 2021
21 501-28 Defensieraad
Nr. 217
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 april 2021
Inleiding
Hierbij ontvangt u de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) met
de ministers van Defensie die op 6 mei aanstaande zal plaatsvinden. Ik ben voornemens
deel te nemen aan deze Raad en de hieronder beschreven aanvullende bijeenkomsten.
Zoals gebruikelijk, zal de RBZ eerst spreken over actualiteiten, waarbij mogelijk
EU-operatie Irini en de zorgwekkende situatie in Mozambique aan bod komen. Andere
agendapunten zijn het EU Strategisch Kompas en de Raadsaanbeveling ten aanzien van
de herziening van de nader gepreciseerde doelstellingen in het kader van permanent
gestructureerde samenwerking (PESCO). Ook worden naar verwachting de Raadsbesluiten
aangenomen over de deelname van Canada, Noorwegen en de Verenigde Staten aan het door
Nederland geleide PESCO-project Militaire Mobiliteit.
En marge van deze RBZ Defensie zal een ministeriële bestuursraad van het Europees
Defensieagentschap (EDA) plaatsvinden, waar onder andere over de Coordinated Annual Review on Defence (CARD) gesproken zal worden. Ook vindt er en marge van de RBZ Defensie een ministeriële
bijeenkomst plaats van het EU Satellite Centre (SatCen). Tot slot organiseert het EDA op 6 mei een high level symposium over militaire mobiliteit.
In deze geannoteerde agenda geef ik tevens een reactie naar aanleiding van de motie
van het lid Belhaj (Kamerstuk 35 570 X, nr. 47) en maak ik van de gelegenheid gebruik uw Kamer nader te informeren over het onderwerp
Army Prepositioned Stocks Eygelshoven (APS-E).
Actualia
De EU Hoge Vertegenwoordiger (HV) Borrell zal onder dit agendapunt naar verwachting
een stand van zaken geven over EU Operatie Irini en de situatie in Mozambique. Operatie
Irini is primair gericht op de handhaving van het VN-wapenembargo tegen Libië (VNVR-resolutie
2292), speelt zo een ondersteunende rol in het Libische vredesproces en is hiermee
onderdeel van de bredere geïntegreerde EU-aanpak in Libië. Naast de handhaving van
het VN-wapenembargo in de internationale wateren voor de Libische kust draagt Irini
bij aan de bestrijding van illegale petroleumsmokkel, het ontwrichten van mensensmokkelnetwerken
en de ondersteuning van EU-capaciteitsopbouw initiatieven door middel van steun aan
de Libische kustwacht en marine (LCG&N). Dat betekent dat als de Libische autoriteiten
een memorandum of understanding (MOU) met de EU ondertekenen Operatie Irini ook de Libische kustwacht en marine gaat
trainen. In het nieuwe mandaat, dat op 26 maart jl. met twee jaar werd verlengd (tot
en met 31 maart 2023), wordt in meer detail omschreven hoe in beslag genomen wapens
en andere goederen die in strijd zijn met het VN-wapenembargo worden vernietigd, opgeslagen
of overgedragen aan een EU-lidstaat of derde partij.
In Mozambique is de veiligheidssituatie in de noordelijke regio Cabo Delgado recentelijk
verslechterd. In deze regio vinden sinds oktober 2017 gewelddadige aanslagen plaats
door extremistische opstandelingen. De opstandelingen hebben zich sinds begin 2020
geaffilieerd met de Centraal Afrikaanse Provincie van de Islamitische Staat (ISCAP).
Het aantal aanvallen en de ernst daarvan zijn het laatste jaar toegenomen en de Mozambikaanse
veiligheidstroepen slagen er niet in het geweld te stoppen. Recentelijk zijn bij geweld
in Palma tientallen burgers omgekomen en duizenden gevlucht. Op verzoek van het Politiek
en Veiligheidscomité (PSC) heeft de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) een
Political Framework for Crisis Approach (PFCA)-document opgesteld. Naast diplomatieke, economische, humanitaire en ontwikkelingssamenwerking-instrumenten
wordt hierin ook bezien welke rol de EU zou kunnen spelen op het gebied van veiligheid.
Het PFCA-document is een eerste stap richting mogelijke GVDB-inzet. Het PFCA-document
stelt dat een mogelijke EU-trainingsmissie (EUTM) kan bijdragen aan de professionalisering
van de Mozambikaanse veiligheidstroepen die ingezet worden in Cabo Delgado, met inachtneming
van de mensenrechten en de principes van de rechtsstaat. Op basis van de standpunten
en goedkeuring van de lidstaten zal verder worden gewerkt aan een Crisis Management Concept, dat kan uitmonden in het lanceren van een trainingsmissie als onderdeel van een
geïntegreerde inzet van middelen. De HV zal de ministers vragen hoe zij aankijken
tegen de situatie en of zij mogelijkheden zien om bij te dragen aan een eventuele
trainingsmissie.
Nederlandse inzet
Nederland steunt Operatie Irini als onderdeel van een geïntegreerde EU-aanpak van
de complexe conflictdynamiek in Libië. Momenteel zijn drie Nederlandse stafofficieren
op het missiehoofdkwartier van de operatie in Rome actief1. De Nederlandse stafofficieren dragen bij aan de planning, inlichtingen en dagelijkse
inzet van de operatie.
Nederland maakt zich zorgen over de verslechterde situatie in Mozambique en heeft,
gezien de precaire humanitaire situatie, begrip voor het onderzoeken van een mogelijke
EU-trainingsmissie. Voor dit onderzoek is onder de lidstaten breed draagvlak. Mede
met het oog op de geografische ligging en strategische prioriteiten voor Nederland
ligt een militaire bijdrage niet voor de hand. Voorts zal Nederland benadrukken dat
een effectieve aanpak van het conflict een integrale aanpak vergt. Eigenaarschap van
de situatie door de Mozambikaanse autoriteiten, contact en coördinatie met andere
partners in de regio (zoals meer betrokkenheid van de regionale organisatie Southern African Development Community (SADC) en de Afrikaanse Unie) en een focus op mensenrechten zijn eveneens belangrijke
aandachtspunten.
Strategisch Kompas
De RBZ van 16 juni jl. (Kamerstuk 21 501-28, nr. 206) gaf opdracht tot het opstellen van een EU Strategisch Kompas2. Het doel van het Strategisch Kompas is om duidelijk richting te geven aan het EU
Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB), door te bepalen waartoe de
EU op het gebied van veiligheid en defensie de komende vijf tot tien jaar in staat
moet zijn, en hoe dat gerealiseerd moet worden. Daarmee zullen de algemeen geformuleerde
prioriteiten3 van de EU Global Strategy van 2016 geconcretiseerd worden. De Europese Raad van 26 februari jl. (Kamerstuk
21 501-20, nr. 1647)concludeerde dat het Strategisch Kompas in maart 2022, onder Frans EU-voorzitterschap,
moet worden aangenomen.
Op dit moment loopt de zogenoemde «strategische dialoog», ofwel brainstormfase, waarin
de lidstaten, de EU instellingen en denktanks – onder meer aan de hand van workshops
en seminars – met concrete ideeën komen voor het Strategisch Kompas. Deze fase loopt
van januari jl. tot aan deze zomer. In het najaar zal EDEO een conceptversie van het
Strategisch Kompas presenteren en worden de onderhandelingen daarover in de Raad opgestart.
Het Strategisch Kompas zal daarmee de komende maanden op de agenda’s van de Raad Buitenlandse
Zaken en de Raad Buitenlandse Zaken Defensie vaker terugkomen.
Als aftrap voor het proces werd aan de VTC RBZ Defensie van 20 november jl. (Kamerstuk
21 501–28, nr. 216) een gemeenschappelijke en vertrouwelijke EU dreigingsanalyse gepresenteerd. Deze
is opgesteld door de Single Intelligence Analysis Capacity van de EDEO, met input van de inlichtingendiensten van alle EU lidstaten.
Het Strategisch Kompas zal in vier hoofdstukken worden ingedeeld: crisismanagement,
weerbaarheid, capaciteitsontwikkeling en partnerschappen. Bij crisismanagement gaat
het onder meer over het type missies en operaties dat de EU zou moeten kunnen uitvoeren.
Bij weerbaarheid («resilience») gaat het om het beschermen van de Unie en haar burgers tegen o.a. hybride dreigingen,
waaronder cyberaanvallen en desinformatie. Bij capaciteitsontwikkeling gaat het om
de vraag welke defensiecapaciteiten nodig zijn om de taken ten behoeve van crisisbeheersing
en weerbaarheid goed te kunnen uitoefenen. Bij partnerschappen gaat het om de vraag
welke EU-partnerschappen met andere internationale organisaties (o.a. de NAVO) en
landen nodig zijn of verbeterd moeten worden om de genoemde taken optimaal te realiseren.
Tijdens deze RBZ zal de HV een update geven over de strategische dialoog en zullen
de lidstaten de voor hen belangrijke onderwerpen voor het Strategisch Kompas naar
voren brengen. Hierbij zal waarschijnlijk de nadruk liggen op het hoofdstuk crisis
management. De overige hoofdstukken van het Strategisch Kompas zullen de komende maanden
op de agenda’s van de Raad Buitenlandse Zaken en de Raad Buitenlandse Zaken Defensie
terugkomen.
Nederlandse inzet
Nederland onderschrijft de noodzaak en het nut van het opstellen van een EU Strategisch
Kompas. De doelstellingen in de EU Global Strategy behoeven precisering en concretisering. Op die manier kan op politiek niveau duidelijker
richting worden gegeven aan de doelstellingen van het EU veiligheid- en defensiebeleid
in de komende vijf tot tien jaar. Dat geldt voor de vele nieuwe EU-instrumenten die
sinds 2016 zijn gestart, zoals PESCO en het Europees Defensiefonds (EDF), en voor
het zetten van nieuwe stappen op het gebied van crisismanagement en weerbaarheid.
De verslechterde veiligheidssituatie rond Europa vraagt erom dat de EU beter in staat
wordt gesteld om meer verantwoordelijkheid te nemen op veiligheidsgebied, inclusief
op militair vlak. Dit is niet los te zien van het nemen van meer verantwoordelijkheid
door de lidstaten, waaronder Nederland. Die ambitie heeft het kabinet uitgesproken
in de kabinetsreacties op het AIV-advies4 en de IOB-evaluatierapporten5 en in de Defensievisie 20356. Daarbij heeft het kabinet ook consequent vermeld dat we inzetten op zowel een sterkere
EU als een sterkere NAVO, de zogenoemde «en-en benadering». Daarbij blijft de NAVO
voor Nederland de primaire organisatie voor collectieve verdediging.
Het Strategisch Kompas moet leiden tot een heldere, gezamenlijk geplaatste stip op
de horizon en in de tijd weggezette prioriteiten. De centrale vraag is: waartoe moet
de EU in staat zijn en welke middelen, capaciteiten en partnerschappen zijn daarvoor
nodig? Inzicht in de benodigde middelen, capaciteiten en partnerschappen moet er aan
bijdragen dat keuzes kunnen worden gemaakt die bijdragen aan het systematisch verkleinen
van de huidige kloof tussen het ambitieniveau en het daadwerkelijke handelingsvermogen
van de EU.
Ten aanzien van het hoofdstuk crisis management is het voor Nederland van belang dat het GVDB als onderdeel van het bredere EU-instrumentarium
wordt gezien (geïntegreerde benadering) en wordt gekeken naar verbetering van zowel
militaire als civiele crisisbeheersingsinstrumenten. Deze brede gereedschapskist is
immers één van de comparatieve voordelen van de EU in vergelijking met de NAVO. Op
dit moment voert de EU naast militaire, non-executieve trainingsmissies ook enkele
executieve missies uit. Om haar veiligheidsbelangen goed te waarborgen is het van
belang dat de EU op termijn in staat wordt gesteld om ook operaties in het hoogste
geweldsspectrum uit te voeren. De EU heeft in 1999 een Headline Goal afgesproken, waarbij de EU in staat moet zijn om binnen 60 dagen 60.000 militairen
binnen 6.000 kilometer te ontplooien. Om deze doelstellingen te realiseren zullen
de lidstaten nog de nodige stappen moeten zetten. Nederland is er dan ook voorstander
van om in het Strategisch Kompas voor de kortere termijn meer haalbare tussenstappen
te formuleren waar de EU de focus op kan leggen, zonder aan het ambitieniveau te tornen.
In dat verband steunt Nederland een Frans voorstel voor het toevoegen van een tussenstap,
te weten een scenario met een mogelijke inzet van 5.000 militairen voor het stabiliseren
van een regio in de nabijheid van de Unie.
Nederland is daarnaast voorstander van snellere besluitvorming en effectievere en
flexibele mandaten voor GVDB-missies en -operaties. Ook is Nederland voorstander van
een stapsgewijze doorontwikkeling van het Military Planning and Conduct Capability (MPCC). Deze stuurt op dit moment enkel de EU-trainingsmissies aan, maar zou op termijn
alle militaire missies en operaties binnen het ambitieniveau van de EU moeten kunnen
plannen en aansturen. Ook hier geldt dat daarvoor nog veel stappen nodig zijn. Zo
is het MPCC nog niet volledig door de lidstaten gevuld en beschikt het niet over de
juiste communicatiesystemen voor de uitwisseling van gerubriceerde informatie. Deze
zaken zullen eerst moeten worden opgelost, voordat het MPCC toe is aan een volgende
stap. Bij al deze thema’s is het van belang dat er tijdig militair advies wordt meegenomen,
zodat zeker wordt gesteld dat de in het Strategisch Kompas te bepalen doelen ook militair
uitvoerbaar zijn.
Nederland bepleit daarnaast dat de EU een pro-actiever en sterker anticiperend veiligheid-
en defensiebeleid zou moeten voeren waarbij early warning-signalen door EU-instellingen en -lidstaten effectief worden omgezet in early action en conflictpreventie.
Ten aanzien van het hoofdstuk weerbaarheid gaat het onder meer om de bescherming van de Unie en haar burgers tegen dreigingen
van buitenaf, waaronder hybride, cyber en desinformatie, maar ook om samenwerking
tussen krijgsmachten bij de bestrijding van pandemieën, de beveiliging van kritieke
infrastructuur en de toegang tot de global commons (ruimte, maritiem, cyber, luchtruim). Nederland onderkent de noodzaak van betere
EU-samenwerking op deze gebieden en pleit voor het duidelijk definiëren van de beoogde
rol van de EU en de rol van de krijgsmachten van de lidstaten in dat verband. Nederland
ziet graag duidelijke afspraken in het Strategisch Kompas over het verbeteren van
de coördinatie van en het oefenen met het bestrijden van hybride dreigingen. Nederland
zet daarnaast in op een versterking van de cyberweerbaarheid van de EU, in aanvulling
op en in nauwe samenwerking met de NAVO. Hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan gecoördineerde
reacties op cyber- en hybride aanvallen en betere informatiedeling tussen de EU en
de NAVO. Ook moet het Strategisch Kompas bijdragen aan de operationalisering van artikel.
42.7 van het EU-verdrag7, dat voorziet in wederzijdse bijstand tussen lidstaten indien een EU lidstaat gewapenderhand
wordt aangevallen. Dit laat onverlet dat voor Nederland en andere NAVO-bondgenoten
artikel 5 van de NAVO de grondslag voor de collectieve territoriale verdediging blijft.
Ten aanzien van het hoofdstuk capaciteitsontwikkeling acht Nederland het van belang dat meer prioriteit wordt gegeven aan het oplossen
van de belangrijkste tekortkomingen op capaciteitengebied. Die tekortkomingen zijn
in EU-verband reeds in kaart gebracht, maar dit overzicht vergt waarschijnlijk een
update zodra de doelstellingen met betrekking tot de hoofdstukken crisismanagement
en weerbaarheid nader zijn bepaald. Een stapsgewijze benadering, waarbij wordt aangegeven
welke tekortkomingen met voorrang moeten worden geadresseerd, moet ervoor zorgen dat
deze op een gefaseerde manier structureel worden weggewerkt. De prioritering kan ertoe
leiden dat het Capability Development Plan (CDP) moet worden herzien, en moet het mogelijk maken dat andere instrumenten, zoals
PESCO en EDF, beter en gerichter kunnen worden ingezet. Nederland acht het van belang
dat het Strategisch Kompas nog meer coherentie tussen EU en NAVO capaciteitsplanningsprocessen
aanbrengt en dat de focus ligt op implementatie van de huidige instrumenten door lidstaten.
Bij het vaststellen van de prioriteiten van benodigde capaciteiten is het van belang
dat deze zowel ten goede komen aan de EU en de NAVO. In het kader van specialisatie
is in de Defensievisie 2035 de beleidsinzet opgenomen om in de NAVO en in de EU te
komen tot verder specialisatie en optimale interoperabiliteit. Elk land heeft een
natuurlijke focus op bepaalde capaciteiten en type inzet. Van die respectievelijke
meerwaarde moeten we meer gebruik maken om gezamenlijk meer effecten te bereiken en
de kwaliteit van ons optreden te verhogen. Specialisatie is iets om samen en gecoördineerd
met onze internationale partners op te pakken. Het doel blijft tenslotte om gezamenlijk
onze veiligheid te kunnen beschermen en alle dreigingen aan te kunnen. Het Strategisch
Kompas biedt de gelegenheid om met onze partners hierover het gesprek aan te gaan.
Nederland zal dit thema dan ook in het kader van het Strategisch Kompas opbrengen.
Ten aanzien van het hoofdstuk partnerschappen zet Nederland vooral in op versterking van de EU-NAVO samenwerking. Dat geldt zowel
op politiek niveau als ten aanzien van de meer praktische samenwerking tussen beide
organisaties. Hiervoor moet meer focus worden aangebracht in de huidige lijst van
74 gezamenlijke EU-NAVO samenwerkingsthema’s. Nederland ziet vooral mogelijkheden
voor synergie tussen de EU en NAVO op het gebied van militaire mobiliteit, hybride
dreigingen, cyberweerbaarheid, klimaat en defensie en disruptieve technologieën. Nederland
zou graag zien dat er ten aanzien van deze thema’s specifieke afspraken worden gemaakt
om de informatiedeling en samenwerking tussen de EU en de NAVO te vergroten. Nederland
pleit tevens voor betere afstemming tussen beide organisaties op het gebied van interoperabiliteit
en standaardisatie, aangezien dit zowel de samenwerking binnen de EU als met de NAVO
zal verbeteren8.
Als horizontaal thema zal Nederland zich inzetten voor het verbeteren van militaire
mobiliteit. Nederland heeft op dit thema reeds een sterk profiel als coördinator van
het PESCO-project Militaire Mobiliteit en het is een thema dat voor alle hoofdstukken
van het Strategisch Kompas relevant is. Hierbij is het van belang om voort te bouwen
op de bestaande EU-doelstellingen en deze te verbinden aan nieuwe concrete mijlpalen
voor de komende vijf tot tien jaar. Zo acht Nederland het van belang dat militaire
belangen door de lidstaten beter worden meegewogen bij relevante civiele wet- en regelgeving
zoals op gebied van infrastructuur, en dat in de hele EU grensoverschrijdend militair
vervoer binnen 72 uur mogelijk moet zijn in plaats van de huidige doelstelling van
vijf werkdagen. Om dat mogelijk te maken moet gebruik worden gemaakt van geharmoniseerde
processen en digitale innovaties. Deze concrete ideeën zal Nederland ook uitdragen
tijdens het high level symposium dat door de EDA en marge van de RBZ Defensie over dit onderwerp wordt georganiseerd.
Toetreding Canada, Noorwegen en de VS tot PESCO-project Militaire Mobiliteit
Zoals reeds aan uw Kamer gemeld9 is er in november jl. overeenstemming bereikt over het Raadsbesluit met betrekking
tot de voorwaarden waaronder derde landen kunnen deelnemen aan PESCO projecten. Over
dit Raadsbesluit is meerdere jaren onderhandeld en Nederland is zeer tevreden dat
onder het Duitse EU-voorzitterschap eindelijk een akkoord kon worden bereikt. Strategische
partnerlanden van buiten de EU kunnen vanwege hun expertise, ervaring en middelen
van grote toegevoegde waarde zijn voor PESCO-projecten. Dit geldt in het bijzonder
voor het door Nederland geleide PESCO-project Militaire Mobiliteit.
In februari jl. hebben Canada, Noorwegen en de Verenigde Staten, conform de procedure,
bij Nederland een verzoek tot deelname aan dit PESCO-project ingediend. Het betreft
het eerste verzoek van derde landen om aan een PESCO-project deel te nemen. Op 19 maart
jl. hebben alle 25 aan het project deelnemende EU-lidstaten op projectniveau ingestemd
met het verzoek van de drie landen. Daarbij is conform het Raadsbesluit beoordeeld
of de drie landen voldoen aan de criteria voor deelname aan het PESCO-project en zijn
de lidstaten tot een positief oordeel gekomen. De toegevoegde waarde van de VS, Canada
en Noorwegen op het gebied van militaire mobiliteit in Europa is groot. De VS en Canada
verplaatsen beiden geregeld grote aantallen eenheden door Europa en hebben hier veel
expertise in. Noorwegen heeft veel ervaring met verplaatsingen in het Noorden van
Europa. De toetreding van deze drie NAVO-bondgenoten tot het PESCO-project zal ook
de EU-NAVO samenwerking op dit gebied bevorderen. De verwachting is dat tijdens de
RBZ Defensie van 6 mei a.s. de Raadsbesluiten over de toetreding van deze drie landen
zullen worden aangenomen. Daarna worden deze landen door Nederland uitgenodigd om
deel te nemen aan het PESCO-project.
Raadsaanbeveling PESCO nader gepreciseerde doelstellingen
In november jl. bereikten de Ministers van Defensie overeenstemming over de strategische
evaluatie van PESCO, waarmee de eerste fase van PESCO (2017–2020) is geëvalueerd en
richting is gegeven aan de tweede fase van PESCO (2021–2025). De lidstaten concludeerden
onder andere dat de huidige PESCO commitments nog voldoende houvast bieden voor de tweede fase van PESCO, maar dat meer voortgang
geboekt moet worden op de implementatie ervan. Hiertoe is overeengekomen om bij de
herziening van de more precise objectives (nader gepreciseerde doelstellingen) van PESCO uit 2018 de voortgang op de commitments beter meetbaar en inzichtelijk te maken.
In de PESCO commitments is onder meer vastgelegd dat lidstaten binnen de grenzen van middelen en vermogens
aanzienlijke steun dienen te verlenen aan GVDB-missies en -operaties. Aanzienlijke
steun is in dit kader niet verder gedefinieerd in de PESCO commitments. In de Raadsaanbeveling, waarmee de nader gepreciseerde doelstellingen uit 2018 worden
herzien, wordt derhalve voorgesteld om duidelijkere doelen te stellen in het kader
van de bijdrage van EU lidstaten aan GVDB-missies en -operaties, op basis van een
fair-share principe. Dit is ingegeven door het feit dat door de lidstaten momenteel maar in
zeer beperkte mate invulling wordt gegeven aan de PESCO verplichtingen inzake missies
en operaties, waardoor de vulling van missies achterblijft. Dit geldt ook voor Nederland.
Als we onze eigen fair-share bijdrage aan militaire EU-missies zouden afmeten aan de hand van onze bevolkingsomvang,
leveren we de afgelopen jaar slechts 10% (circa 13 militairen) van wat we eigenlijk
zouden moeten leveren (circa 120 militairen). In de Raadsaanbeveling is nog geen definitie
opgenomen van fair-share, maar wordt wel vastgelegd dat lidstaten hierover binnen afzienbare tijd overeenstemming
moeten bereiken.
Daarnaast wordt in de Raadsaanbeveling aandacht besteed aan het rapporteren over samenwerking
tussen de lidstaten op het gebied van hybride dreigingen, klimaatverandering, energie,
maritieme veiligheid, space en disruptieve technologieën, waaronder kunstmatige intelligentie. Voorts dienen
lidstaten in de toekomst duidelijker te rapporteren over de wijze waarop gebruik wordt
gemaakt van de aanbevelingen uit het tweejaarlijkse Coordinated Annual Review on Defence (CARD)-rapport.
Ook dienen lidstaten eind 2025 aan te geven hoe gebruik gemaakt wordt, of zal worden,
van de resultaten van de Preparatory Action on Defence Research (PADR, 2017–2019), het European Defence Industrial Development Programme (EDIDP, 2019–2020) en het Europees Defensiefonds (EDF, 2021–2027).
Nederlandse inzet
Nederland acht het van belang dat in de tweede PESCO-fase meer concrete resultaten
worden geboekt, zowel op het vlak van de projecten, als in het kader van de implementatie
van de PESCO commitments. Nederland verwelkomt dan ook de wijzigingen die zijn aangebracht in de nader gepreciseerde
doelstellingen. Deze zullen bijdragen aan het voeren van een meer transparante discussie
in de Raad over Europese defensiesamenwerking. Dit biedt de mogelijkheid meer te sturen
op resultaten en waar mogelijk te komen tot een eerlijkere lastenverdeling. Ook verwelkomt
Nederland het feit dat met de Raadsaanbeveling een extra impuls wordt gegeven aan
het inbedden en systematisch gebruik maken van de verschillende EU defensie-instrumenten
in de defensieorganisaties.
Ministeriële Bestuursraad Europees Defensieagentschap
De Ministers van Defensie zullen tijdens de bestuursraad van het Europees Defensieagentschap
(EDA) spreken over de stappen die door de lidstaten zijn ondernomen om de aanbevelingen
uit het CARD-rapport van eind 2020 te implementeren. De verwachting is dat de focus
van de discussie zal liggen op de geïdentificeerde samenwerkingsmogelijkheden op het
gebied van capaciteitsontwikkeling inclusief de zes focus-gebieden.10
De CARD-analyse biedt een overzicht van de belangrijkste trends in de EU lidstaten
op het gebied van o.a. defensie-uitgaven, planning en samenwerking. Zoals eerder aan
uw Kamer gemeld11 is een van de kernboodschappen uit het CARD-rapport dat er sprake is van veel fragmentatie
op het gebied van capaciteiten. Dit vraagt om gecoördineerde actie op het gebied van
de inzet van defensiebudgetten, planning en samenwerking.
De aanbevelingen uit het CARD-rapport richten zich onder andere op het belang van
een gedegen defensiebudget, het systematisch gebruik van de EU defensie-instrumenten
in nationale planningsprocessen, toenemende inzet op het gebied van GVDB-missies en
operaties, en inzet op geïdentificeerde samenwerkingsmogelijkheden en de zes focus-gebieden.
Nederlandse inzet
Nederland onderschrijft de aanbevelingen van het CARD-rapport en onderkent dat nadere
Europese defensiesamenwerking en implementatie van de verschillende EU-initiatieven
zal leiden tot meer coherentie, interoperabiliteit en schaalvoordelen. Nederland acht
het dan ook van belang dat aanbevelingen hieromtrent worden opgevolgd. Ook ziet Nederland
kansen in de geïdentificeerde samenwerkingsmogelijkheden op het gebied van capaciteitsontwikkeling
en R&T. Nederland zal aangeven dat er op dit moment wordt gewerkt aan het institutionaliseren
van EU-instrumenten in het Nederlandse planningsproces om deze nog beter te kunnen
benutten. Voorts wordt bezien of Nederland de mensen en middelen heeft om kartrekker
te worden van één van de zes focus-gebieden of deel te nemen aan activiteiten onder
deze gebieden.
Ministeriële Bestuursraad EU Satellite Centre
In de ministeriële bestuursraad van het EU Satellite Centre (SatCen) zullen de ministers spreken over de toekomst van het SatCen: het ambitieniveau,
de ontwikkeling van de capaciteiten, en de rol van het SatCen in EU-missies en operaties.
Een formele agenda is nog niet verspreid. Het SatCen ondersteunt de besluitvorming
van de EU op het gebied van het GVDB door analyses van satellietbeelden en aanverwante
informatie beschikbaar te stellen aan de lidstaten en EDEO. Het SatCen is daarmee
een uniek instrument dat ondersteuning biedt bij het behalen van de strategische doelen
van de EU. De afgelopen jaren is het beroep op de diensten van SatCen sterk gegroeid
in termen van volume, complexiteit, flexibiliteit en interoperabiliteit. Naar verwachting
zal de vraag naar, en het belang van de diensten van het SatCen in de toekomst verder
toenemen. Een doorontwikkeling van het SatCen is noodzakelijk om te kunnen blijven
voldoen aan de groeiende ambitie van de EU en het GVDB op het gebied van space, big data, artificial intelligence en in relatie tot de complexere veiligheidsomgeving. De verhoging van het benodigde
budget die dit tot gevolg zal hebben, zal worden opgevangen binnen de Nederlandse
Defensiebegroting.
Nederlandse inzet
Nederland hecht veel waarde aan het SatCen. Nederland behoort tot de lidstaten die
de meeste diensten en producten van het SatCen afnemen. Ook vervult het SatCen een
waardevolle rol voor de EU-missies en operaties en FRONTEX. Het is daarom in het belang
van Nederland en Defensie dat het SatCen goed kan blijven functioneren. Nederland
stelt zich dan ook constructief op ten opzichte van de (ambitieuze) toekomstplannen
van het SatCen.
Motie Belhaj
Met de hierboven gegeven beschrijving van de Nederlandse inzet op het Strategisch
Kompas en onderstaande uitwerking van de Defensievisie wordt invulling gegeven aan
de motie van het lid Belhaj (Kamerstuk 35 570 X, nr. 47). Deze motie verzoekt het kabinet aan te geven op welke dreigingen Nederland het
beste kan focussen in het kader van de verdere uitwerking van het Strategisch Kompas
en de Kamer te informeren over de ontwikkelingen en de Nederlandse inzet voor de strategische
dialoog. Dezelfde motie verzoekt de regering, op basis van de Defensievisie12 aan te geven hoe dreigingen het meest effectief en in welk verband (nationaal, bilateraal
niveau, EU- en NAVO-verband) het best geadresseerd kunnen worden.
In de Defensievisie is een uitgebreide analyse opgenomen van de dreigingen waarmee
we worden geconfronteerd. Door in te zetten op een wendbare en flexibele organisatie
moet Defensie in staat zijn om goed op de verschillende dreigingen in te spelen, omdat
niet is te voorspellen wanneer welke dreiging zich zal manifesteren.
Het kunnen confronteren van dreigingen doen we zoveel mogelijk binnen partnerschappen.
Een politiek en militair sterke NAVO is onze belangrijkste veiligheidsgarantie. Daarnaast
dient wat Nederland betreft de EU ook een steeds belangrijkere rol te spelen op gebied
van veiligheid en defensie. Dit zal zowel de EU als de NAVO sterker maken. De EU moet
in de toekomst beter zelfstandig kunnen optreden wanneer de Europese belangen in het
geding zijn. De EU beschikt bovendien over een breder politiek-civiel-militair instrumentarium
dat complementair is aan dat van de NAVO: politieke dialoog, sanctiebeleid, ontwikkelingssamenwerking,
handelsbeleid en een combinatie van civiele en militaire missies. Deze missies zijn
deels gericht op training en capaciteitsopbouw en deels op executieve taken zoals
antipiraterij en tegengaan van wapensmokkel. De EU speelt verder een belangrijke rol
bij het stimuleren van Europese samenwerking tussen de lidstaten (via PESCO) en de
defensie industrie (EDF), waarbij ook de nodige financiële middelen worden ingezet.
Op het gebied van het versterken van de weerbaarheid van Europa spelen de NAVO en
de EU allebei een belangrijke rol. Het gaat hierbij om het voorkomen van cyberaanvallen,
hybride dreigingen, de aanpak van pandemieën en natuurrampen. Op deze gebieden liggen
kansen voor samenwerking tussen de EU en de NAVO.
Tevens is er nauwe samenwerking in kleinere multilaterale verbanden zoals de Northern Group, Joint Expeditionary Force en het European Intervention Initiative. Deze verbanden bieden de mogelijkheid om in een kleinere groep ervaringen en informatie
met elkaar te delen en kunnen eventueel ook als katalysator dienen voor verdere samenwerking
binnen EU- en NAVO-verband. Nederland kent een voor Europese begrippen vergaande vorm
van bilaterale defensiesamenwerking met de strategische partners België, Duitsland,
Frankrijk, Luxemburg, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.
Onderdeel uitmaken van een partnerschap betekent dat we daar een relevante bijdrage
aan moeten kunnen leveren. In de Defensievisie is beschreven hoe we daar invulling
aan kunnen geven, door bijvoorbeeld samenwerkingen in Europa te intensiveren, in te
zetten op verdere specialisatie en optimale interoperabiliteit en standaardisatie
binnen de EU en de NAVO en door afspraken in EU- en NAVO-verband na te komen. Als
we als betrouwbaar bondgenoot willen kunnen bijdragen, moeten we ons defensiebudget
de komende jaren laten groeien, rekening houdend met de ruimte die daarvoor beschikbaar
wordt gesteld door een volgend kabinet.
Army Prepositioned Stocks Eygelshoven (APS-E)
Graag maak ik van deze gelegenheid gebruik om uw Kamer te informeren over het besluit
om 38 miljoen euro te investeren in Army Prepositioned Stocks Eygelshoven (APS-E). De investeringen zijn bedoeld voor aanpassingen in de infrastructuur buiten
het APS-E terrein, namelijk de spoorverbinding, en op het APS-E terrein voor de werk-
en leefomstandigheden van het Nederlandse personeel, waarbij het gaat om het moderniseren
van bestaande loodsen en het bouwen van nieuwe loodsen. De A-brief ten behoeve van
deze vastgoedinvestering wordt rond de zomer aan uw Kamer gestuurd. Deze investering
draagt bij aan de trans-Atlantische en Europese veiligheid. Het is een investering
in het verbeteren van de militaire mobiliteit in Europa en past daarmee in de brede
Nederlandse inzet op dit thema. Nederland geeft met deze investering nader invulling
aan zijn rol als doorvoer- en gastland voor troepen en materieel van NAVO-bondgenoten.
De Minister van Defensie,
A.Th.B. Bijleveld-Schouten
Indieners
-
Indiener
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.