Brief regering : Kabinetsreactie aanbevelingen Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten
29 861 Arbeidsmigratie en sociale zekerheid
Nr. 52
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID, MINISTERS
VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT, BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN
JUSTITIE EN VEILIGHEID EN DE STAATSECRETARISSEN VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
EN VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juli 2020
Op donderdag 11 juni jl. heeft het «Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten» onder
leiding van Emile Roemer aanbevelingen gepresenteerd om de positie van arbeidsmigranten
op de korte termijn te verbeteren (Bijlage bij Kamerstuk 29 861, nr. 51). Daarnaast geeft het Aanjaagteam alvast een inkijkje in de mogelijke aanbevelingen
op de langere termijn om structurele problemen en misstanden rond arbeidsmigranten
aan te pakken. In deze brief vindt u de appreciatie van het kabinet van de aanbevelingen
van het Aanjaagteam.
Allereerst wil het kabinet het Aanjaagteam bedanken voor de snelheid waarmee het zijn
taken heeft opgepakt. Besmettingen in de vleesindustrie en de fruithandel maken pijnlijk
duidelijk dat er maatregelen moeten worden getroffen om arbeidsmigranten te beschermen.
Deze incidenten laten zien dat de problemen urgent zijn en dat de bescherming van
arbeidsmigranten tegen het coronavirus niet kan wachten. Het kabinet reageert door
middel van deze brief op de aanbevelingen die zijn gericht aan de rijksoverheid en
aan de toezichthouders.
Omdat de risico’s op besmetting van arbeidsmigranten met het coronavirus een acuut
probleem vormen, pakt het kabinet de implementatie van de aanbevelingen van het Aanjaagteam
die gericht zijn op de korte termijn met urgentie op. De problematiek kent verschillende
facetten die zowel verschillende onderdelen van de rijksoverheid als van de lagere
overheden raken. Daarom is gecoördineerde actie nodig waarbinnen iedere partij vanuit
haar eigen rol een verantwoordelijkheid heeft. Het kabinet neemt daartoe diverse initiatieven
en gaat in gesprek met sociale partners. In het geval van acute brandhaarden die ontstaan
op locaties met veel arbeidsmigranten, weten veiligheidsregio’s, GGD-en en landelijke
inspectiediensten als NVWA en de Inspectie SZW, elkaar beter te vinden. In de reactie
op aanbeveling 6.1 wordt hier nader op ingegaan.
Een groot aantal aanbevelingen van het Aanjaagteam is gericht op inleners en uitzendbureaus
en het kabinet verwacht van hen dat zij juist onder de huidige omstandigheden hun
verantwoordelijkheid nemen. Voorop staat dat een veilige en gezonde werkplek primair
een verantwoordelijkheid is van de werkgevers. Veel werkgevers, inleners en uitzendbureaus
hebben zich de afgelopen tijd van hun beste kant laten zien door arbeidsmigranten
te helpen en hen onder moeilijke omstandigheden zo goed mogelijk te beschermen tegen
besmetting met het coronavirus. Sociale partners in veel sectoren hebben protocollen
voor wonen, werken en reizen ontwikkeld en beschikbaar gesteld aan werkgevers en,
vertaald in hun eigen taal, aan arbeidsmigranten.
Helaas waren er de afgelopen tijd ook slechte voorbeelden te zien. Zo waren er gevallen
waarin het soms veel te lang duurde voordat de autoriteiten van de verantwoordelijke
uitzendbureaus een overzicht kregen van hun medewerkers die werkzaam waren binnen
een bedrijf waar een uitbraak van het coronavirus plaatsvond. In het vervolg mag dat
niet meer voorkomen. Zowel inleners als uitzendbureaus moeten meehelpen met de autoriteiten,
zodat besmettingen snel kunnen worden opgespoord en verdere verspreiding van het virus
kan worden voorkomen.
Diverse aanbevelingen vragen extra inspanningen van gemeenten of provincies, in het
bijzonder van de gemeenten waar de problematiek van arbeidsmigranten speelt.1 Deze extra inspanningen zullen optellen bij alle andere opgaven waar gemeenten voor
aan de lat staan. Daarom moet worden bezien in hoeverre en onder welke voorwaarden
deze extra inspanningen haalbaar zijn voor gemeenten, dan wel in welke mate gemeenten
bereid zijn hier binnen hun mogelijkheden prioriteit aan te geven, in de wetenschap
dat de urgentie van de problematiek per gemeente verschilt. Hierover zal met de VNG
het gesprek worden aangegaan.
1. Registratie
Aanbeveling 1.1 (korte termijn)
Neem in de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, een daarop gebaseerde regeling of
een soortgelijke wet de verplichting voor inleners en uitzendbureaus op direct de
beschikking te hebben over het BSN-nummer, woonadres en telefoonnummer of e-mailadres
van de arbeidsmigranten die voor de inlener/het detacherings- of het uitzendbureau
werken. Dit is extra relevant indien de arbeidsmigrant in Nederland werkt en in het
buitenland woont. Indien sprake is van huisvesting op een recreatiepark of een andere
vorm van meer massale huisvesting, dient de huisvester direct inzicht te kunnen geven
welke personen gebruik maken van de huisvesting inclusief specificatie van gebouwnummer
of stacaravannummer. Dit geldt ongeacht de duur van het verblijf, dus ook wanneer
een arbeidsmigranten slechts voor een paar maanden in Nederland verwacht te blijven.
Om effectief beleid te kunnen maken is kennis over het verblijf van arbeidsmigranten
onmisbaar. Daarvoor bestaat een wettelijk arrangement. In de eerste aanbeveling van
het Aanjaagteam zit een verplichting die in principe bestaat op grond van artikel
7:655 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Artikel 7:655 BW bepaalt dat de werkgever verplicht
is een schriftelijke of elektronische opgave te verstrekken van (onder meer) de naam
en woonplaats van de werknemer. In artikel 7:690 BW wordt de uitzendovereenkomst als
bijzondere vorm van een arbeidsovereenkomst benoemd, zodat ook bij uitzendovereenkomsten
deze voorwaarde geldt. Dat betekent dat degene met wie de werknemers een arbeidsovereenkomst
hebben, een overzicht moet hebben van de woonadressen. Toezichthouders zullen goed
moeten samenwerken om uitzendbureaus of werkgevers aan te pakken die niet willen meewerken.
Bij de aanbevelingen onder de thema’s «4. Werken» en «6. Samenwerking van toezichthouders»
zal hier verder op worden ingegaan.
Aanbeveling 1.2 (richting voor structurele oplossingen)
Onderzoek hoe het een uitzendbureau onmogelijk kan worden gemaakt in Nederland actief
te zijn, wanneer gebleken is dat het uitzendbureau systematisch onoorbare praktijken
heeft uitgeoefend. Zie ook aanbeveling 4.8 voor de aanpak van malafide bestuurders
van uitzendbureaus.
Zie voor de reactie op deze aanbeveling de reactie onder aanbeveling 4.8, die verband
houdt met deze aanbeveling.
Aanbeveling 1.3 (richting voor structurele oplossingen)
Maak met inachtneming van relevante Europese regels werk van een complete en actuele
registratie van arbeidsmigranten in de Basis Registratie Personen (BRP), zodat de
arbeidsmigrant achterhaalbaar en traceerbaar is en leg de verplichting daartoe vast
in de gemeentelijke woonverordening. Creëer bovendien prikkels voor werkgevers om
arbeidsmigranten zich goed te laten registreren.
De verplichting voor arbeidsmigranten om zich tijdig bij een gemeente in te laten
schrijven volgt uit de Wet BRP.2 Conform de Wet BRP zijn arbeidsmigranten (net als ieder ander) verplicht om zich
bij een (naar verwachting) langer verblijf dan vier maanden in Nederland (binnen een
periode van zes maanden) in te laten schrijven als ingezetene in de BRP (met een geregistreerd
woonadres in Nederland). In de praktijk blijkt echter dat te vaak niet aan deze verplichting
wordt voldaan door arbeidsmigranten.
Om dit probleem te ondervangen werken de ministeries van BZK en SZW en de Inspectie
SZW intensief samen aan een plan van aanpak om de registratie van arbeidsmigranten
te verbeteren. Vanwege de urgentie worden op korte termijn (in het jaar 2020) al de
eerste stappen gezet. Het kabinet houdt goed de totstandkoming van het tweede advies
van het Aanjaagteam in de gaten zodat de aanpak daar nog verder voordeel van kan hebben.
Ten slotte gaat het Ministerie van BZK onderzoeken of en hoe de huidige termijnen
in de wet BRP met betrekking tot de aangifteplicht aangepast zouden kunnen worden
(bijvoorbeeld door aan te sluiten bij termijnen in andere (Europese) regelgeving)
om deze eenvoudiger te maken en ook de handhaving ervan te vereenvoudigen. De huidige
termijn uit de Wet BRP (aangifteplicht bij verblijf van naar verwachting langer dan
vier maanden, binnen een periode van zes maanden) levert onduidelijkheden op en maakt
handhaving ingewikkeld.
2. Wonen
Het kabinet herkent de problematiek die het Aanjaagteam met betrekking tot de woonsituatie
van arbeidsmigranten omschrijft. Diverse aanbevelingen zien op het verbeteren van
de positie van arbeidsmigranten in relatie tot huisvesting. Om op de korte termijn
van meerwaarde te kunnen zijn benadrukt het kabinet het belang van nieuwe grootschalige
locaties en woonruimte. Daarnaast wil het kabinet gericht bijdragen aan regionale
afspraken over en realisatie van voldoende woonruimte voor arbeidsmigranten van voldoende
kwaliteit. Daartoe moeten op regionaal niveau partijen bij elkaar gebracht worden,
zodat geschikte locaties kunnen worden geïdentificeerd.
De coronacrisis heeft de bestaande problemen rond arbeidsmigranten, zoals tekorten
aan goede huisvesting en de afhankelijk van de werkgever, alleen maar pregnanter en
zichtbaarder gemaakt. Het kabinet heeft signalen ontvangen dat sommige arbeidsmigranten
zich de afgelopen maanden genoodzaakt zagen te verblijven in de maatschappelijke opvang.
Het kabinet grijpt de coronacrisis aan om door middel van een gecoördineerde aanpak
deze problemen te lijf te gaan. De aanbevelingen van het Aanjaagteam zijn daarbij
zeer welkom.
Het kabinet zal een overzicht verzamelen van regio’s waar de woonproblematiek het
grootst is en dit spiegelen aan de inzichten van het aanjaagteam. Op basis van dit
overzicht zullen gemeenten ook actief worden benaderd om gericht bestaande instrumenten
te kunnen koppelen en toepassen zoals de beschikbaar gekomen gelden uit de woningbouwimpuls,
de korting op de verhuurderheffing voor initiatieven met flexwonen en de versnellingskamers
flexwonen.
Aanbevelingen 2.2 en 2.5 (korte termijn)
Uitzendbureaus die arbeidsmigranten laten werken in bedrijven met een hoog risico
op coronabesmetting zoals vleesverwerkende bedrijven, dienen arbeidsmigranten per
persoon één slaapkamer beschikbaar te stellen, tenzij sprake is van individuen met
een affectieve relatie.
Maak een quickscan in overleg met keurmerken en huisvesters zelf van de beschikbaarheid
van en de behoefte naar woningen, wanneer wordt uitgegaan dat per arbeidsmigrant één
slaapkamer beschikbaar wordt gesteld en onderzoek hoe de eventuele extra huisvestingsunits
die nodig zijn om de anderhalve meter in de huisvestingslocaties te waarborgen, ruimtelijk
mogelijk kunnen worden gemaakt. Bij nieuwe locaties kunnen de inzichten meteen worden
doorgevoerd.
Het kabinet deelt het uitgangspunt van het Aanjaagteam dat verbetering van de huisvesting
nodig is, zoals het zorgen voor meer privacy en het voorkomen van het in groten getale
delen van een slaapkamer, mede met het oog op het gevaar van besmetting met het coronavirus.
Het kabinet geeft daarbij hoge prioriteit aan het snel op zoek gaan naar nieuwe locaties
voor huisvesting. Hierover gaat het kabinet het gesprek aan met gemeenten, regio’s
en provincies. Het kabinet zal op korte termijn in kaart brengen in welke regio’s
de aanpak het hardst nodig is en hier gericht bestaande instrumenten toepassen of
koppelen. Het kabinet zal daartoe de gemeenten in de verschillende regio’s actief
gaan benaderen. Het kabinet nodigt het Aanjaagteam uit in gesprekken met gemeenten
en regio’s te wijzen op de mogelijkheden die er bestaan voor de hulp bij realisatie
van concrete huisvestingsprojecten.
Eén van de bestaande instrumenten die gebruikt zal worden is de vrijgemaakte € 50
miljoen in het kader van het doorbouwplan vanuit de woningbouwimpuls voor de huisvesting
van kwetsbare groepen, in het bijzonder arbeidsmigranten en dak- en thuisloze mensen.* Desgewenst zou het Rijksvastgoedbedrijf in opdracht inzetbaar kunnen zijn voor advisering
over goede huisvesting van arbeidsmigranten. Een ander instrument is de vrijstelling
binnen de verhuurderheffing. Hier kan door huisvesters gebruik van worden gemaakt
voor het realiseren van tijdelijke en flexibele huisvesting. Deze vrijstelling staat
sinds het begin van dit jaar open en kan via het RVO worden aangevraagd. Met deze
vrijstelling wordt het financieel aantrekkelijker om flexwoningen te realiseren voor
onder meer arbeidsmigranten. Ook kunnen gemeenten een beroep doen op de Versnellingskamers
in het kader van flexwonen. Deze kunnen onder andere worden ingezet bij het vinden
van geschikte locaties. In de Versnellingskamers Flexwonen wordt de gezamenlijke planvorming
bespoedigd om de benodigde samenwerking tussen de betrokken partijen een vliegende
start te geven.
Het kabinet begrijpt de doelstelling van één arbeidsmigrant per slaapkamer. Tegelijkertijd
moet primair met sectoren en partijen worden bezien wat op korte termijn haalbaar
is.
Een norm van één kamer per arbeidsmigrant zou naar verwachting leiden tot een vermindering
van het aantal beschikbare plekken, aangezien de kamers nu op meerdere bewoners zijn
ingericht en er geen reserveplekken zijn. Bovendien is het vaststellen van risico’s
op bedrijfsniveau gecompliceerd en zullen de financiële gevolgen van zo’n maatregel
een rol spelen. Het kabinet benut in dit verband graag de leerpunten met huisvesting
in de maatschappelijke opvang en ziet ook spreiding als een mogelijke maatregel voor
de besmettingsproblematiek. De inzet op nieuwe locaties en woonruimte moet bijdragen
aan het kunnen opvangen van de voorgestelde norm van één kamer per arbeidsmigrant.
Naarmate meer regio’s in beeld komen voor het realiseren van huisvesting, is spreiding
beter mogelijk.
Aanbevelingen 2.3 en 2.4 (korte termijn)
Als een arbeidsmigrant ziek wordt, dan mag hij/zij niet uit huis gezet worden. Het
is belangrijk dat uitzendbureaus zich committeren aan dat uitgangspunt.
Regel in de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, een daarop gebaseerde regeling of
een soortgelijke wet dat, indien een arbeidsmigrant vanwege ziekte niet in zijn woonruimte
kan blijven, hij/zij een gelijkwaardig alternatief aangeboden krijgt.
Het kabinet onderschrijft het standpunt om huisuitzettingen te voorkomen. Zo heeft
de Minister voor Milieu en Wonen samen met verhuurdersorganisaties het statement opgesteld
om huisuitzettingen in coronatijd zoveel mogelijk te voorkomen. Het kabinet doet daarnaast
nadrukkelijk een oproep aan bedrijven om werknemers niet te ontslaan, maar in dienst
te houden en gebruik te maken van de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud
van werkgelegenheid (NOW). Indien een werkgever wel de arbeidsmigrant ontslaat, vraagt
het kabinet de werkgever om hier een verantwoordelijkheid voor te nemen en de arbeidsmigrant
niet per direct op straat te zetten. Indien iemand acute hulp nodig heeft kunnen gemeenten
onder bepaalde voorwaarden tijdelijk onderdak bieden.
Het kabinet onderschrijft het belang van het beleggen van een zorg(plicht) voor een
gelijkwaardig alternatief. Voor de korte termijn is het van belang met gemeenten goede
voorbeelden te inventariseren en uit te dragen naar relevante regio’s. Het Aanjaagteam
kan daar ook behulpzaam bij zijn. Voor de langere termijn wordt dan onderzocht of
aanvullende mogelijkheden voor het inregelen van alternatieve huisvesting op lokaal
niveau gewenst zijn.
Aanbeveling 2.6 (korte termijn)
Zorg ervoor dat arbeidsmigranten in de regel altijd een regulier, schriftelijk huurcontract
krijgen, zodat zij daarmee ook volledige huurbescherming genieten. Dit geldt ook bij
huisvesting van arbeidsmigranten in recreatiewoningen, dienstwoningen en winkelwoningen.
Het kabinet onderschrijft de doelstelling van het Aanjaagteam om de (huur)positie
van arbeidsmigranten te verbeteren. Op dit moment hebben arbeidsmigranten vaak een
huurcontract naar aard van korte duur, al dan niet gekoppeld aan het werk (vaak logies
en «shortstay» constructies). In soortgelijke gevallen hebben ook andere huurders
geen huurbescherming. Volledige huurbescherming hoort bij een contract voor onbepaalde
tijd en deze contractsvorm is bij arbeidsmigranten vaak niet aan de orde vanwege de
beperkte duur van het werk.
In lijn met de motie van het lid Van Weyenberg4, wil het kabinet onderzoeken of bij het type contract aansluiting kan worden gezocht
bij de lengte van het verblijf. Een passende oplossing zou kunnen zijn het zorgen
voor meer gebruik van tijdelijke huurcontracten, die door de verhuurder niet tussentijds
opgezegd mogen worden en waarbij de huurder wel huurprijsbescherming heeft. Het kabinet
wil met belanghebbende partijen (onder andere werkgevers en huisvesters) het gesprek
aangaan over de mogelijkheden hiertoe.
Het is op dit moment nog niet mogelijk om tijdelijke huurcontracten te verlengen.
De Minister van BZK is wel voornemens de verlenging van tijdelijke huurcontracten
mogelijk te maken. Dit biedt dus ook meer mogelijkheden voor de huurcontracten van
arbeidsmigranten. Mede hierom is dit aldus een oplossing voor de (middel)lange termijn.
Wanneer arbeidsmigranten verplicht een huurcontract met volledige huurbescherming
zouden moeten krijgen heeft dit tot gevolg dat arbeidsmigranten alleen huurcontracten
voor onbepaalde tijd zouden mogen worden aangeboden.5 Dan moeten arbeidsmigranten – bij gebrek aan animo bij werkgevers en uitzendbureaus
– op de reguliere woningmarkt naar woonruimte zoeken waar grote schaarste heerst en
wachtlijsten bestaan. Het is volgens het kabinet aldus beter te focussen op het realiseren
van goede tijdelijke huurcontracten voor arbeidsmigranten met de voordelen die daarbij
horen.
Aanbeveling 2.7 (richting voor structurele oplossingen)
Maak hoge prioriteit van het creëren van huisvesting voor arbeidsmigranten en werk
hierbij zoveel mogelijk samen, bijvoorbeeld op regionaal niveau. Ontwikkel lokaal
een visie voor de bouw van woningen voor arbeidsmigranten. Het kabinet heeft onlangs
extra middelen beschikbaar gesteld voor huisvesting van specifieke groepen (arbeidsmigranten,
asielzoekers en daklozen). Het is belangrijk op korte termijn tot een effectieve inzet
van deze middelen te komen. Daartoe zal het Aanjaagteam contact opnemen met BZK.
Het kabinet wil kwalitatief goede huisvesting voor iedereen, dus ook voor arbeidsmigranten.
Huisvesting voor arbeidsmigranten mag niet, zoals de Inspectie SZW regelmatig constateert6, een verdienmodel zijn voor malafide ondernemers.
Het kabinet onderschrijft de motie van de leden Palland en Tielen7, waarin het kabinet wordt opgeroepen om met decentrale overheden te bezien hoe de
huisvesting van arbeidsmigranten verbeterd kan worden, waarbij opname van de SNF-
en/of AKF-keurmerken in de lokale regelgeving een goede overweging is. Dit komt ook
overeen met het advies van de Stichting van de Arbeid naar cao-partijen om het SNF-
en/of AKF-keurmerk in de cao op te nemen als vereiste bij het aanbieden van huisvesting
via de werkgever of via een uitzendbureau.8
De normen van de keurmerken SNF en AKF zijn in gesprekken met sociale partners tot
stand gekomen. Sociale partners bespreken periodiek de kwaliteitsnormen van beide
keurmerken en passen deze aan op basis van veranderende wetgeving en op advies van
de colleges van deskundigen. De huisvesting die onder deze keurmerken is gecertificeerd
wordt periodiek en onafhankelijk gecontroleerd door een certificerende instelling.
Over verscherping van de criteria kan altijd gesproken worden. Het kabinet wijst er
in dit kader wel op dat de kwalitatief slechte huisvesting meestal juist niet gecertificeerd
is.
Het kabinet acht het beter in te zetten op het snel realiseren van nieuwe en kwalitatief
goede (grootschalige) locaties, passend bij de regionale behoefte van het bedrijfsleven,
zoals onder de reactie op de aanbevelingen 2.2 en 2.5 is genoemd.
Aanbevelingen 2.8, 2.9 en 2.10 (richting voor structurele oplossingen)
Breng in kaart hoeveel arbeidsmigranten naar verwachting in een nieuw bedrijf of nieuw
distributiecentrum zullen gaan werken en wat dit betekent voor huisvesting, vervoer,
leefomgeving, zorg, enz. van de arbeidsmigranten, wanneer een gemeente een nieuw bedrijf
of distributiecentrum naar de gemeente wil halen (gebruik van impact assessments).
Gebruik deze informatie voor de woningontwikkeling in relatie tot de totale woningbehoefte
(zowel de reguliere woningbehoefte als die voortkomend uit specifieke doelgroepen
waaronder arbeidsmigranten). Het is belangrijk dat gemeenten in de gemeentelijke omgevingsvisies,
bestemmingsplannen en onder de Omgevingswet meteen meenemen waar en hoe arbeidsmigranten
gehuisvest kunnen worden. Verder hebben gemeenten de nodige juridische mogelijkheden
om snel en flexibel tijdelijk af te wijken van het bestaande bestemmingsplan om in
te spelen op de behoefte om arbeidsmigranten te huisvesten.
In de ruimtelijke ordening bestaan de bestemmingen wonen en logies. De woonvormen
voor arbeidsmigranten zijn een tussenvorm waardoor het voor gemeenten moeilijk is
om specifiek beleid te maken en te handhaven. Bij een brede aanpak van de vraagstukken
rondom arbeidsmigranten zou ook moeten worden gekeken naar het instrumentarium dat
de ruimtelijk ordening biedt en welke verbeteringen daarin mogelijk zijn.
Er bestaan twee keurmerken voor huisvesting van arbeidsmigranten, SNF en AKF, die
grotendeels overlappen. Het is gewenst die keurmerken door te ontwikkelen tot één
gezamenlijk keurmerk, dat goed controleerbaar en handhaafbaar is en als basisnorm
kan worden gebruikt. In dat proces zouden de criteria van de keurmerken ook onder
de loep moeten worden genomen en op onderdelen moeten worden aangescherpt.
Het kabinet onderschrijft dat het realiseren van nieuwe huisvestingslocaties hoge
prioriteit heeft. Dit dient op regionaal niveau te gebeuren. Vanuit de aanpak misstanden
arbeidsmigranten is hier reeds contact met het IPO over. Het opstellen van een regionale
en lokale woonvisie voor arbeidsmigranten kan helpen bij het realiseren van nieuwe
huisvestingslocaties. Het Ministerie van BZK zal hiertoe ook onderzoeken of een nieuwe
specifieke bestemming «huisvesting arbeidsmigranten» hierbij kan helpen. Daarbij geldt
dat het belangrijk is dat gemeenten op visieniveau bij de inrichting van de leefomgeving
naast het bestemmen van bedrijvigheid meteen meenemen waar en hoe arbeidsmigranten
gezond en veilig gehuisvest kunnen worden en hoe snel en flexibel ingespeeld kan worden
op plotselinge vraag naar tijdelijke huisvesting voor deze doelgroep.
In het kader van de brede aanpak van dak- en thuisloosheid brengt het Rijksvastgoedbedrijf
in opdracht van het Ministerie van VWS leegstaand publiek en maatschappelijk vastgoed
in kaart bij de centrumgemeenten voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang.
Dak- en thuisloze arbeidsmigranten die conform de Wet maatschappelijke ondersteuning
2015 in aanmerking komen voor opvang kunnen ook voor woonplekken op deze locaties
in aanmerking komen.
3. Vervoer
Aanbeveling 3.1 (korte termijn)
Benadruk in de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, een daarop gebaseerde regeling
of een soortgelijke wet dat arbeidsmigranten, net als iedereen in Nederland die onderling
geen huishouden vormt, in de vervoersmiddelen waarin zij worden vervoerd tussen hun
huisvestings- en werklocatie, 1,5 meter afstand van elkaar in acht moeten nemen dan
wel oplossingen te zoeken naar analogie van OV en taxi. Laat IenW actief meedenken
met het zoeken naar mogelijkheden naar analogie van OV en taxi in samenspraak met
vertegenwoordigers van uitzendbureaus.
Het kabinet is het met het Aanjaagteam eens dat ook tijdens het vervoer van arbeidsmigranten
tussen de huisvestingslocatie en het werk de kans op besmetting met het coronavirus
zoveel mogelijk moet worden beperkt. Vanaf 1 juli 2020 geldt voor personenvervoer,
voor zover het bestemmingsverkeer betreft, een uitzondering op de anderhalvemetermaatregel.
Onder bestemmingsverkeer vallen bijvoorbeeld de busjes en touringcars waarmee de arbeidsmigranten
vaak vervoerd worden. Het dragen van een niet-medisch mondkapje is in alle gevallen
verplicht. Verder dient er waar mogelijk gewerkt te worden op basis van reservering,
met triage en/of met placering. Dit om bron- of contactonderzoek mogelijk te maken.
Aanbeveling 3.3 (richting voor structurele oplossingen)
In de toekomst zouden arbeidsmigranten die gedurende meer dan twee weken in ongewijzigde
samenstelling samen in één woning zijn gehuisvest, gezamenlijk kunnen worden vervoerd.
De duur van twee weken moet dan wel blijken uit de BRP en tijdens controles door de
Politie moet dat ter plekke kunnen worden vastgesteld. Er moet dus eerst aan de drie
genoemde voorwaarden bij huishoudsamenstelling zijn voldaan, alvorens langs die lijn
kan worden gehandeld.
Het kabinet onderschrijft de in de aanbeveling van het Aanjaagteam genoemde voorwaarden,
om arbeidsmigranten als huishouden te beschouwen in het woon-werkverkeer, te weten:
1) een actuele registratie van het verblijfsadres van arbeidsmigranten,
2) een stabiele samenstelling van de groep arbeidsmigranten in één woning van een beperkte
omvang vergelijkbaar met een gezinsomvang en
3) realtime beschikbare informatie zodat de politie bij de controle van een voertuig
ter plekke kan vaststellen of sprake is van een groep personen op één verblijfsadres
die ook al langer als groep daar woont.
Zoals het Aanjaagteam terecht constateert, wordt op dit moment in de praktijk aan
geen van deze voorwaarden op systematische wijze voldaan. Zoals eerder opgemerkt,
is de inzet van het kabinet erop gericht om in de toekomst de registratie van arbeidsmigranten
te verbeteren. De gegevens uit de BRP zijn al beschikbaar voor handhavers. De politie
is bijvoorbeeld geautoriseerd voor inzage in de BRP.
4. Werken
Aanbeveling 4.5 (korte termijn)
De Inspectie SZW zou in afstemming met andere inspectiediensten en GGD risico-gericht
inspecties moeten uitvoeren waarbij de corona risicosectoren extra aandacht krijgen.
De Inspectie SZW heeft een handelingskader opgesteld inzake coronagerelateerde meldingen
en streeft ernaar dit gezamenlijk verder te ontwikkelen met de veiligheidsregio’s
en andere partijen, zodat de in een concrete situatie meest passende interventie kan
worden ingezet.
De Inspectie SZW werkt bijvoorbeeld nauw samen met de NVWA bij de problematiek rondom
eerlijk, veilig en gezond werk in slachthuizen. Er zijn onder andere onderling afgestemde
inspecties in deze sector en de Inspectie SZW wisselt gegevens uit met de NVWA. Ook
wordt samengewerkt met de veiligheidsregio’s en GGD-en. Ten aanzien van de GGD-en
wordt op dit moment gewerkt aan een juridisch kader inzake informatie-uitwisseling.
De Inspectie SZW heeft met het oog op de specifieke risico’s verbonden met het coronavirus
een speciaal meldingenformulier in verschillende talen en een beoordelingsproces van
deze meldingen ontwikkeld. De mogelijkheid om coronagerelateerde meldingen bij de
Inspectie SZW te doen is extra ondersteund door middel van een aantal social media-campagnes.
Eén campagne was specifiek gericht op arbeidsmigranten.
De Inspectie SZW werkt ook aan een verbetering van de informatiepositie over arbeidsmigranten
en risicovolle sectoren en bedrijven. Dit gebeurt door gegevens- en bestandsanalyses
en 400 gesprekken met arbeidsmigranten op hun woonlocaties.
Om te zorgen dat bedrijven structureel de coronamaatregelen borgen is aansluiting
nodig met de arboregelgeving. Daartoe moeten werkgevers een vertaling en uitwerking
maken van generieke protocollen naar hun risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E).
Deze aansluiting kan ook gemaakt worden door (een addendum op) een arbocatalogus,
die getoetst wordt door de Inspectie SZW. De Inspectie SZW heeft het proces drastisch
ingekort zodat een toets niet binnen twaalf weken maar binnen vijf werkdagen plaatsvindt.
Daarnaast is de Staatssecretaris van SZW voornemens om door middel van nieuwe wetgeving
en een wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit, de Inspectie SZW meer mogelijkheden
te geven om effectief te kunnen handhaven als werkgevers in ernstige mate geen noodzakelijke
maatregelen treffen om besmetting met het coronavirus te voorkomen of de kans daarop
te beperken.
Na de afkondiging van de kabinetsmaatregelen op 12 maart 2020 om zoveel mogelijk thuis
te werken was de lijn van de Inspectie SZW «nee, tenzij» (minder fysieke inspecties,
met uitzondering van arbeidsuitbuiting en ernstige arbeidsongevallen en inzet van
andere interventies), maar door het weer meer open gaan van de samenleving en grotere
economische bedrijvigheid hanteert de Inspectie SZW sinds 8 juni 2020 de lijn «ja,
mits».
De Inspectie SZW voert weer inspecties op locatie uit, mits de regels ter bescherming
van de gezondheid en veiligheid van de inspecteurs, die zijn vastgelegd in een RI&E
van de Inspectie SZW, in acht kunnen worden genomen. De Inspectie SZW heeft dus haar
werkwijze aangepast en zal dat blijven doen naar gelang de omstandigheden en kabinetsbesluiten
daartoe aanleiding geven.
Aanbevelingen 4.6 en 4.7 (korte termijn en richting voor structurele oplossingen)
Verplicht uitzendbureaus zich ervan te vergewissen dat de RI&E (Risico-inventarisatie
en -evaluatie) van de inlener voldoet aan de RIVM-richtlijnen en dat zij zich moeten
melden wanneer bij de inlener niet coronaproof gewerkt kan worden.
Zoek uit of het juridisch mogelijk is de ketenaansprakelijkheid uit te breiden tot
arbeidsomstandigheden, zodat inleners/opdrachtgevers en tussenpersonen/uitzendbureaus
aansprakelijk zijn voor goede arbeidsomstandigheden voor de arbeidsmigrant, hetgeen
zeker in relatie tot de toepassing van de RIVM-richtlijnen om het coronavirus tegen
te gaan van belang is. Dit geeft de Inspectie SZW de mogelijkheid om bij geconstateerde
tekortkomingen zowel richting de inlener als het uitzendbureau op te treden.
Het kabinet deelt de mening van het Aanjaagteam dat het belangrijk is dat arbeidsmigranten
veilig moeten kunnen werken en dat verbetering in de arbeidsomstandigheden noodzakelijk
is. In de praktijk hebben werkgevers zorg voor hun werknemers en nemen zij uitgebreide
maatregelen om besmetting te voorkomen. Ondanks deze maatregelen is volledige bescherming
niet mogelijk gebleken en vinden er besmettingen op de werkplek plaats. Het kabinet
juicht de gedane aanbevelingen aan de verschillende partijen op het gebied van arbeidsomstandigheden
toe en staat welwillend ten opzichte van de aanbevelingen met betrekking tot meer
mogelijkheden om uitzendbureaus te kunnen aanpakken, wanneer zij niet zorgen voor
goede arbeidsomstandigheden voor arbeidsmigranten. In de Arbeidsomstandighedenwet
(artikel 5) en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (artikel 11) is
reeds geregeld dat de inlener zijn RI&E aan het uitzendbureau moet geven. Het uitzendbureau
moet vervolgens zorgen dat de uitzendkracht deze RI&E krijgt, en is verplicht om de
uitzendkracht te informeren over de risico’s die hij/zij op de werkplek loopt.
Het kabinet deelt het idee dat uitzendbureaus zich beter moeten laten informeren over
de arbeidsomstandigheden bij inleners. De mogelijkheden om uitzendbureaus aansprakelijk
te stellen voor arbeidsomstandigheden via ketenaansprakelijkheid zijn eerder uitgezocht.
Uitzendbureaus lenen mensen uit maar zijn geen opdrachtgevers van de inleners. Uitzendbureaus
hebben doorgaans vanuit hun rol weinig invloed op of kennis van de arbeidsomstandigheden
bij de inlener. Het is dan ook juridisch niet haalbaar om uitzendbureaus te beboeten
voor de arbeidsomstandigheden bij de inlener. Het kabinet begrijpt en herkent de wens
van het Aanjaagteam om op te kunnen treden tegen uitzendbureaus. Het kabinet beziet
de mogelijkheden om in de kwaliteitseisen voor uitzendbureaus op te nemen dat een
uitzendbureau bij het uitlenen van een werknemer aan een bedrijf zich ervan moet vergewissen
dat binnen dat bedrijf voldaan wordt aan de formele vereisten van de Arbowet. Het
kabinet nodigt het Aanjaagteam uit om hierover mee te denken.
Aanbeveling 4.8 (richting voor structurele oplossingen)
Het Aanjaagteam heeft veel signalen gekregen waaruit blijkt dat behoefte bestaat aan
meer regulering van uitzendbureaus. Daarbij zijn meerdere ideeën aangedragen, zoals
het verplicht lid zijn van een brancheorganisatie, een vergunningplicht, kwaliteitscertificaten
en keurmerken die getuigen van goed werkgeverschap. Voer maatregelen in om het moeilijker
te maken met verkeerde intenties een uitzendbureau op te starten, en om malafide uitzendbureaus
te stoppen. Betrek daarbij ook de mogelijkheid voor een verplichte waarborgsom voor
uitzendbureaus en maatregelen om malafide bestuurders van uitzendbureaus en turboliquidaties
effectiever tegen te gaan, zoals het ontwikkelen van bestuursrechtelijke maatregelen
in aanvulling op strafrechtelijke.
Het kabinet onderschrijft de aanbevelingen van het Aanjaagteam met betrekking tot
uitzendbureaus. Er zijn veel goede uitzendbureaus, maar de uitzendbureaus die het
niet zo nauw nemen met de wet- en regelgeving en zich een slechte werkgever tonen,
moeten zo veel mogelijk uit de markt worden geweerd. Zoals het Aanjaagteam ook opmerkt,
wordt als maatregel die hiervoor zou moeten zorgen vaak de invoering van een vergunningplicht
voor uitzendbureaus genoemd. In de brief aan uw Kamer van 20 december 20199 is de Minister van SZW ingegaan op een vergunningstelsel voor uitzendbureaus.
In lijn met de motie van het lid Bruins c.s.10 en de motie van het lid Tielen c.s.11 zet het kabinet in op kwaliteitseisen voor uitzendbureaus. Zowel werkgevers als werknemers
in de uitzendbranche hebben zich voorstander getoond van extra drempels om malafiditeit
aan te pakken voor in ieder geval het starten van een uitzendonderneming. Een bestuurder
van een uitzendbureau moet kunnen bewijzen dat hij of zij van onbesproken gedrag is
door middel van een zogenoemde VOG, weten wat het betekent om uitzendondernemer te
zijn en geen uitstaande boetes van de Inspectie SZW of de Belastingdienst hebben.
Het kabinet werkt deze kwaliteitseisen momenteel verder uit en zal uw Kamer hier later
dit jaar over informeren. Daarbij wordt ook gekeken of het juridisch mogelijk is om
de eisen te koppelen aan de verplichte registratie van uitzendbureaus bij de Kamer
van Koophandel. Ook wordt gekeken naar de juridische en praktische uitwerking van
de genoemde waarborgsom. Dit wordt in overleg met sociale partners in de uitzendbranche
verder vormgegeven, waarbij ook het keurmerk van de Stichting Normering Arbeid (SNA)
wordt betrokken.
Daarnaast wordt verkend of een bestuursrechtelijk bestuursverbod mogelijk is, dat
effectief is voor het domein van de arbeidswetten. Deze verkenning richt zich op de
langere termijn. Daarom zet het kabinet op de kortere termijn ook in op meer en beter
gebruik van reeds bestaande regelgeving. Er zijn onder meer twee pilots gestart om
direct malafide bestuurders aan te pakken: een pilot om onrechtmatige turboliquidaties
aan te vechten bij de rechter, en een pilot om te stimuleren dat het door vordering
van civielrechtelijke bestuursverboden voor bestuurders die zowel de arbeids- als
de belastingwetten overtreden in combinatie met faillissementsfraude, onmogelijk wordt
om nog langer bestuurder te zijn van een uitzendbureau. Daarnaast werkt de Inspectie
SZW aan het vaker beboeten van feitelijk leidinggevenden. Daarmee kan de persoon die feitelijk leiding geeft aan de overtreding beboet worden, ook als deze formeel
niet bestuurder of werkgever is. Ook werkt de Inspectie SZW aan het vaker inzetten
van andere wettelijke mogelijkheden om veelplegers aan te pakken, zoals conservatoir
beslag leggen op vermogen of goederen, of samenwerken met deurwaarders.
Het kabinet nodigt het Aanjaagteam uit om in een volgend advies met aanbevelingen
te komen die zorgen voor een verbetering van de regulering van uitzendbureaus en versterking
van de aanpak van malafide uitzendbureaus.
5. Zorgverzekering
In de praktijk regelen vaak de werkgevers en uitzendbureaus de zorgverzekering voor
arbeidsmigranten, als extra service voor arbeidsmigranten en zodat de werkgever weet
dat de werknemer goed verzekerd is. Veel van deze verzekeringen zijn ondergebracht
bij een beperkt aantal zorgverzekeraars. Er zijn verzekeraars die met werkgevers hebben
afgesproken dat de aanmelding van arbeidsmigranten via een portal wordt gedaan. Het
komt ook voor dat werkgevers hun werknemers rechtstreeks en «en bloc» aanmelden bij
de zorgverzekeraar. Mede gezien deze praktijk is in wetgeving opgenomen dat een dergelijke
aanmelding vormvrij kan geschieden, met andere woorden: er hoeven in die situatie
geen afzonderlijke werkgeversverklaringen voor elke werknemer apart te worden overgelegd,
maar er mag worden volstaan met een lijst met namen.
Aanbevelingen 5.2, 5.3 en 5.4 (korte termijn en richting voor structurele oplossingen)
Creëer in de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, een daarop gebaseerde regeling of
een soortgelijke wet de verplichting voor uitzendbureaus om zorgpasjes onverwijld
ter beschikking te stellen aan de arbeidsmigrant bij de aanvang van de werkzaamheden,
indien de zorgverzekering door het uitzendbureau wordt geregeld.
Leg in de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, een daarop gebaseerde regeling of een
soortgelijke wet vast dat, wanneer een arbeidsmigrant haar of zijn baan verliest,
de zorgverzekering nog een bepaalde periode doorloopt op kosten van de werkgever,
zodat de arbeidsmigrant de kans krijgt ander werk te vinden of terug te keren naar
haar of zijn thuisland.
Zorg dat een directe relatie ontstaat tussen de zorgverzekeraar en de arbeidsmigrant
als zorgverzekerde. Laat de zorgverzekeraar de zorgpas direct aan de zorgverzekerde
ter beschikking stellen waarbij de kosten, indien afgesproken in de arbeidsovereenkomst,
in rekening worden gebracht bij de werkgever of vergoed worden aan de arbeidsmigrant.
Ga in gesprek met zorgverzekeraars om ervoor te zorgen dat arbeidsmigranten ook na
het einde van hun arbeidsovereenkomst voor een bepaalde periode nog een zorgverzekering
behouden.
Reguliere fysieke zorgpasjes worden in beginsel verstrekt voor het lopende verzekeringsjaar.
Een aantal zorgverzekeraars is overgegaan of gaat over op het digitaal verstrekken
van de zorgpas. Op deze manier kan de geldigheid worden aangepast zodra bekend is
dat de verzekeringsplicht is geëindigd. Ook voor de fysieke zorgpas geldt dat deze
niet meer geldig is als de verzekeringsplicht is geëindigd. Het belang voor de werknemer
is vooral dat hij weet dat hij verzekerd is tegen ziektekosten en ook weet wanneer
dat niet meer het geval is. In de praktijk controleren zorgaanbieders het verzekeringsrecht
online.
Zorgverzekeraars Eno (met het label HollandZorg), Zorg&Zekerheid en Zilveren Kruis
zijn de zorgverzekeraars die een groot aantal arbeidsmigranten verzekeren, veelal
via werkgevers, uitzendbureaus of een collectiviteit. Deze zorgverzekeraars hebben
aangegeven dat de verzekerdenpas aan de werkgever of het uitzendbureau wordt verstrekt.
Er zijn afspraken gemaakt dat zij deze bescheiden direct verstrekken aan de arbeidsmigranten.
In juli start HollandZorg een communicatietraject (in vier talen) om zowel verzekerden
als uitzendbureaus op de hoogte te brengen van de digitale polis en de digitale verzekerdenpas.
Uit aanbeveling 5.3 blijkt niet welke situatie bedoeld wordt als iemand haar of zijn
baan verliest. Dat kan door ontslag, ziekte of aan het einde van het overeengekomen
dienstverband. De zorgverzekering eindigt naar de huidige stand van wet- en regelgeving
van rechtswege, indien iemand niet langer arbeid verricht. Hoewel niet onmogelijk
is dat een deel van de arbeidsmigranten verzekerd is op grond van ingezetenschap,
ligt dit niet voor de hand.
Dit betekent dat de zorgverzekering niet kan doorlopen als de arbeidsovereenkomst
geëindigd is of beëindigd wordt.
De oplossing van de onverzekerdheid van de arbeidsmigrant kan niet worden opgelost
door doorbetaling van premie en eigen risico (door betrokkene of door zijn (ex-)werkgever)
als de arbeidsovereenkomst geëindigd is of beëindigd wordt.
De zorgverzekering eindigt, zoals gezegd, naar de huidige stand van wet- en regelgeving
van rechtswege, indien iemand niet langer arbeid verricht.
HollandZorg heeft met de uitzendbureaus en collectieven van werkgevers afspraken gemaakt
dat zij een arbeidsmigrant tot 30 dagen na beëindigen van het verzekeringsrecht kunnen
afmelden. De financiële risico’s voor zorgconsumptie in deze periode zijn voor rekening
van de zorgverzekeraar (en komen niet ten laste van de Zorgverzekeringswet). Indien
een uitzendbureau een verzekerde na 31 of meer dagen met terugwerkende kracht afmeldt,
dan zijn de eventuele zorgkosten – zo is afgesproken – voor rekening van het uitzendbureau.
De arbeidsmigrant hoeft de zorgkosten kosten niet zelf te betalen.
Het probleem van onverzekerde arbeidsmigranten na einde van het dienstverband kan
alleen worden opgelost door de verzekering of aanspraken voor de Zorgverzekeringswet
met een bepaalde tijd te verlengen, bijvoorbeeld voor de duur van 30 dagen. De ministeries
van VWS en SZW zullen bezien wat de mogelijkheden en de financiële consequenties daarvan
zijn.
Het kabinet nodigt het Aanjaagteam uit om met aanbevelingen te komen die de structurele
problematiek rondom arbeidsmigranten en de toegang tot zorg voor arbeidsmigranten
kunnen verbeteren.
6. Samenwerking toezichthouders/handhavingsinstanties
Het kabinet onderschrijft de opvatting van het Aanjaagteam dat de problematiek van
arbeidsmigranten complex is en veel verschillende aspecten heeft, waaronder grensoverschrijdende
(bijvoorbeeld werken in Nederland en wonen in Duitsland), en dat er daardoor ook veel
verschillende partijen bij zijn betrokken. Ook kan niet worden uitgesloten dat maatregelen
die Nederland ter bescherming van de arbeidsmigranten treft, mede op basis van de
aanbevelingen van het Aanjaagteam, leiden tot onbedoelde waterbedeffecten in onze
buurlanden. Dat is uiteraard niet de gewenste uitkomst. Om die reden is samenwerking
met de buurlanden van groot belang.
Aanbeveling 6.1 (korte termijn)
Blijf als overheidspartijen zoveel mogelijk met elkaar samenwerken en betrek hierin
ook nieuwe partijen, zoals de gemeentelijke handhaving. Betrek daarbij ook instanties
net over de grens. Maak een regionale analyse op basis van alle beschikbare informatie
van alle toezichthouders, zowel op Rijks- als op lokaal niveau. Laat de Veiligheidsregio’s
hierbij het voortouw nemen en de Rijksinspectiediensten zich hier actief bij aansluiten.
Zorg ervoor dat de benodigde capaciteit wordt ingeregeld. Zorg voor een regionaal
aanspreekpunt van de verschillende Rijksinspectiediensten voor de Veiligheidsregio’s
om snel contact mee te kunnen leggen. Op basis van de regionale analyse kunnen dan
(gezamenlijke) inspecties worden uitgevoerd of informatie worden gedeeld zodat ook
zelfstandig kan worden opgetreden. Beoordeel in welke sectoren het risico op besmetting
met het coronavirus het hoogst is en welke rol het testen van medewerkers daarin kan
spelen.
Deze aanbeveling is gericht aan de toezichthouders en roept op tot samenwerking en
afstemming tussen de toezichthouders. In de brief van de Minister van VWS aan uw Kamer
van 4 juni 2020* is een plan van aanpak aangekondigd dat tevens aan deze aanbeveling uitvoering geeft.
De veiligheidsregio’s werken op dit moment samen met de landelijke toezichthouders
en de meest betrokken departementen aan de inrichting van een nieuw samenwerkingsplatform
bij het Landelijk Operationeel Team Corona (LOT-C). In dat platform zal op landelijk
niveau afstemming plaatsvinden tussen de operationele partners, zal informatie worden
gedeeld en worden analyses uitgevoerd, bijvoorbeeld om sectoren met een hoog risico
op besmetting met het coronavirus te identificeren. Het landelijke samenwerkingsplatform
zal daarbij – met respect voor de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verschillende
partijen -een gecoördineerde inzet op het regionale niveau voorbereiden om snel te
kunnen optreden bij een uitbraak in een bedrijf of een sector, zoals recent bij slachterijen.
Om potentiële brandhaarden in risicosectoren te voorkomen zal het platform preventieve
acties coördineren. Het risicogericht en gefaseerd testen van medewerkers door de
GGD-en maakt onderdeel uit van de werkzaamheden. Gezien de grensoverschrijdende aspecten
van arbeidsmigratie zal het samenwerkingsplatform ook contacten onderhouden met buitenlandse
autoriteiten, in het bijzonder de Duitse regionale overheden.
De bestrijding van brandhaarden wordt vervolgens ten uitvoer gebracht door zogenoemde
«vliegende brigades» in de regio waaraan zowel landelijke inspecties als regionale
partijen deelnemen.
Om de inrichting van het samenwerkingsplatform te begeleiden, wordt er een landelijke
regietafel ingericht onder het Directeurenoverleg COVID-19 (DOC-19). Evenals het DOC-19
staat de landelijke regietafel onder voorzitterschap van de directeur van het programma
Samenleving en COVID-19. In dit DOC-19 spreken en stemmen departementen en veiligheidsregio’s,
gemeenten en politie met elkaar wekelijks af ter voorbereiding van de Ambtelijke Commissie
COVID-19 en de Ministeriële Commissie COVID-19. Zodra de situatie het toelaat kunnen
de activiteiten van de regietafel worden opgenomen in de reguliere werkzaamheden van
dit Directeurenoverleg COVID-19. Het Veiligheidsberaad heeft maandag 29 juni jl. ingestemd
met het instellen van het landelijke samenwerkingsplatform bij het LOT-C. De kosten
van het samenwerkingsplatform worden gedeeld door de ministeries van VWS, SZW, J&V
en LNV.
Terwijl de (tijdelijke) hulpstructuur wordt gerealiseerd wordt al actief en met alle
relevante partijen opgetreden wanneer er signalen ontstaan over mogelijke besmettingshaarden.
Het kabinet voldoet met de inrichting van het samenwerkingsplatform en de landelijke
regietafel ook aan de door uw Kamer aangenomen motie van het lid Ouwehand.*
Aanbeveling 6.2 (korte termijn)
Toezichthouders ervaren knelpunten in de uitwisseling van gegevens. Er moet inzichtelijk
worden gemaakt welke juridische belemmeringen en mogelijkheden er zijn voor een adequate
uitwisseling van gegevens. Waar nodig en mogelijk moeten belemmeringen worden weggenomen.
Mogelijkheden zouden beter moeten worden benut. Zorg dat gegevens tussen toezichthouders
en handhavers zo snel mogelijk kunnen worden uitgewisseld.
Op het gebied van eerlijk werk werkt de Inspectie SZW samen met een groot aantal partijen
in de Landelijke Stuurgroep Interventieteams (LSI) en de Regionale Informatie en Expertise
Centra (RIEC’s). Daarnaast werken de Inspectie SZW, de Belastingdienst en het UWV
samen bij de aanpak van malafide uitzendbureaus (AMU). Het AMU pakt complexe zaken
aan waarbij vaak verschillende problemen een rol spelen zoals onderbetaling, belastingontduiking
en uitkeringsfraude door uitzendbureaus. In dat kader worden structureel gegevens
uitgewisseld tussen de verschillende partijen. Ook vindt al een aantal jaren publiek-private
informatie-uitwisseling plaats tussen de SNA, de Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten
(SNCU), de Inspectie SZW en de Belastingdienst. Dit versterkt de informatiepositie
van deze partijen en draagt bij aan de overheidshandhaving. Ook wordt met het oog
op de verbetering van de publiek-private informatie-uitwisseling momenteel verkend
in hoeverre de meldingen over vermoedens van niet-naleving van cao’s kunnen worden
uitgebreid met extra informatie.
Verder is, in het kader van de aanpak van vluchtig ondernemerschap, onder meer toegezegd
dat bekeken wordt of de uitwisseling van informatie tussen publieke en private partijen
in de uitzendbranche kan worden verbeterd en of het informatieprotocol met SNA en
SNCU aangescherpt kan worden. Ook worden de mogelijkheden die de nieuwe Handelsregisterwet
biedt, inzake informatie-uitwisseling, onderzocht.
Naar aanleiding van aanbeveling 6.2 zal er een uitvraag worden gedaan naar welke informatiebehoefte
er is bij verschillende partijen en welke belemmeringen daarbij worden ervaren.
Aanbeveling 6.3 (korte termijn)
Het is belangrijk dat de grensoverschrijdende samenwerking tussen overheidsorganisaties
ten aanzien van arbeidsmigranten soepel verloopt. Hiervoor is een goede grensoverschrijdende
uitwisseling van signalen en gegevens noodzakelijk. Maak ook met instanties over de
grens (met name in Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen) afspraken over het uitwisselen
van signalen en gegevens.
Het kabinet onderschrijft de aanbeveling dat het belangrijk is dat de grensoverschrijdende
samenwerking tussen overheidsorganisaties ten aanzien van arbeidsmigranten soepel
verloopt. Hiervoor is een goede grensoverschrijdende uitwisseling van signalen en
gegevens noodzakelijk. Ook is het van belang dat met instanties over de grens (met
name in Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen) afspraken worden gemaakt over het uitwisselen
van signalen en gegevens. Het kabinet spreekt hier in den brede met de desbetreffende
deelstaten over. Wanneer het aanvullend wenselijk is om op hoog politiek niveau deze
samenwerking te bespreken c.q. vast te leggen al dan niet in samenhang met andere
onderwerpen die spelen in de samenwerking tussen Nederland en de buurlanden, kan daarvoor
gebruik gemaakt worden van de grensoverschrijdende governance-structuren met onze
buurlanden, waarvoor binnen het kabinet de Staatssecretaris van BZK een faciliterende
rol heeft.
7. Informatievoorziening
Het Aanjaagteam signaleert terecht dat de informatievoorziening aan arbeidsmigranten
versterkt kan worden. Informatie bestemd voor arbeidsmigranten is op dit moment nog
te versnipperd, waardoor deze niet eenvoudig toegankelijk is. Ook is niet altijd duidelijk
waar men terecht kan met vragen en/of meldingen van misstanden.
Aanbeveling 7.1 (korte termijn)
Ontwikkel op basis van een probleemanalyse een centraal informatieknooppunt dat (in
stappen) eventueel uitgebreid kan worden tot één centraal meldpunt, waar arbeidsmigranten
liefst in hun eigen taal terecht kunnen.
De inzet van het kabinet is erop gericht dat informatie voor iedere arbeidsmigrant
gemakkelijk toegankelijk is en eenduidig verspreid wordt onder diverse partijen die
betrokken zijn bij arbeidsmigranten. Daarbij wordt ook ingezet op de beschikbaarheid
van informatie in de eigen taal en het verspreiden van informatie onder het ondersteuningssysteem
dat beschikbaar is voor arbeidsmigranten. Het kabinet neemt de aanbeveling om een
centraal informatieknooppunt te ontwikkelen over en zal deze gaan baseren op eerder
gepubliceerd materiaal, zoals de informatiebrochure «New in the Netherlands».
Er zal in het traject om het knooppunt op te zetten ook aangesloten worden bij het
amendement-Bruins14, dat vraagt om een regionale pilot op te zetten om arbeidsmigranten beter te informeren
over hun rechten. Deze wordt samen met de gemeente Westland opgezet, waarbij er wordt
onderzocht op wat voor manier arbeidsmigranten het beste kunnen worden voorgelicht
over arbeidsvoorwaarden en veilig en gezond werken in de sector waarin zij werkzaam
zijn en geactiveerd om hun rechten te effectueren. Alleen maar informatie aanbieden
leidt er niet per direct toe dat arbeidsmigranten ook hun gedrag aanpassen en actief
voor hun rechten opkomen. De pilot zal experimenteren met het inzetten van gedragsinzichten
om arbeidsmigranten beter te bereiken.
Aanbeveling 7.2 (korte termijn)
Stimuleer dat gemeenten waar arbeidsmigranten wonen en/of werken, al of niet in samenspraak
met belangbehartigers, servicepunten hebben waar arbeidsmigranten met vragen terecht
kunnen.
Het Ministerie van BZK gaat onderzoeken of en hoe de RNI-loketten een rol kunnen spelen
bij serviceverlening en informatieverstrekking aan arbeidsmigranten. Met de RNI-loketten
is al een landelijke dekking aanwezig en de medewerkers beschikken over specialistische
kennis. Hierbij is een gedegen samenhang en afstemming met de reeds bestaande servicepunten
belangrijk. Zo hebben bepaalde gemeenten al servicepunten ingericht voor arbeidsmigranten.
Naast deze fysieke servicepunten ziet het Ministerie van BZK een grote rol voor digitale
service- en informatiepunten voor arbeidsmigranten. Ook hierbij is samenhang en afstemming
met lopende initiatieven belangrijk. Het Ministerie van BZK, het Ministerie van SZW,
de Inspectie SZW en enkele gemeenten zijn met elkaar in overleg, om krachten en kennis
te bundelen.
Bij het verder vormgeven van deze informatievoorziening richting arbeidsmigranten
wordt benadrukt dat in samenspraak met gemeenten bezien moet worden in hoeverre deze
extra inspanningen haalbaar zijn voor gemeenten. Bij het instellen van een centraal
informatieknooppunt zal nadrukkelijk ook de samenwerking gezocht worden met bestaande
initiatieven, zodat informatie vanuit de overheid eenduidig is.
Conclusie
Het kabinet bedankt het Aanjaagteam voor de verschillende aanbevelingen en de eerste
richtingen voor de langeretermijnaanbevelingen. Deze brief bevat een eerste reactie
en laat zien hoe het kabinet een aantal aanbevelingen snel op zal pakken en verschillende
richtingen verder uit zal werken. Op de korte termijn wordt onder andere gewerkt aan
een plan van aanpak om de registratie van arbeidsmigranten te verbeteren, wordt er
werk gemaakt van het stimuleren van de realisatie van nieuwe huisvestingslocaties
en wordt er onderzocht of er meer gebruik kan worden gemaakt van tijdelijke huurcontracten
voor arbeidsmigranten. Daarnaast wordt er gewerkt aan een verbeterde samenwerking
tussen partijen zoals de Inspectie SZW, de NVWA, de GGD en de veiligheidsregio’s.
Hiervoor wordt onder andere op korte termijn een samenwerkingsplatform voor toezichthouders
ingericht. Op korte termijn komt het kabinet bovendien met een centraal informatiepunt
voor arbeidsmigranten en het kabinet onderzoekt of RNI-loketten een rol kunnen spelen
bij service- en informatieverlening aan arbeidsmigranten.
De bescherming van arbeidsmigranten is urgent en vraagt om een integrale benadering,
waarbij zowel de verschillende departementen als private en publieke partijen goed
samenwerken. Het kabinet kijkt om deze reden uit naar de nieuwe aanbevelingen die
de structurele problematiek adresseren en zal na publicatie ervan wederom uw Kamer
over de reactie van het kabinet informeren.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport