Brief regering : De aanpak van dak- en thuisloosheid - Een (t)huis, een toekomst
29 325 Maatschappelijke Opvang
Nr. 122 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT, MINISTER VAN
BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN
EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juni 2020
Ons land telt een te groot aantal dak- en thuisloze mensen. Het CBS schat dat het
aantal dak- en thuisloze mensen sinds 2009 meer dan verdubbeld is naar bijna 40.000
mensen.1 Deze mensen hebben geen (t)huis waar zij zich kunnen terugtrekken en zich veilig
kunnen voelen. In een welvarend land als Nederland is dat onacceptabel. Een brede
aanpak op alle leefgebieden is nodig op het terrein van preventie, schulden, toeleiding
naar onderwijs, werk en met name wonen. Een eigen passende woonplek met begeleiding
vormt hierbij de basis, want voor iedereen geldt: Een (t)huis, een toekomst.
In verband met de COVID-19 crisis is reeds een aantal maatregelen genomen om te voorkomen
dat als gevolg hiervan nóg meer mensen dak- en thuisloos worden. Zo zijn regelingen
getroffen om financiële bestaanszekerheid voor een groot deel van de bevolking te
behouden2 en met het «Gezamenlijk statement verhuurders over huisuitzettingen en tijdelijke
huurcontracten tijdens de Coronacrisis»3 worden huisuitzettingen voorkomen.
Maar naast deze maatregelen is meer nodig: preventieve en langdurige inzet. Veel partijen
hebben de handen ineen geslagen en gezamenlijk met VWS, BZK, SZW en in afstemming
met de VNG een breed plan van aanpak opgesteld, zoals aangekondigd in brieven aan
uw Kamer op 6 december 2019, 22 en 28 april 2020.4 Met Een (t)huis, een toekomst beoogt het kabinet gemeenten en andere betrokken partijen extra te ondersteunen op
het gebied van preventie, vernieuwing van de opvang en wonen met begeleiding.
Dit plan vormt een aanvulling op de reeds lopende trajecten in het kader van de Meerjarenagenda
beschermd wonen en maatschappelijke opvang en het Actieprogramma Dak- en Thuisloze
Jongeren 2019–2021.5 Maar ook op bijvoorbeeld de maatregelen uit het Hoofdlijnenakkoord ggz, waarbij extra
middelen voor gemeenten beschikbaar zijn gesteld, omdat met de ambulantisering van
de GGZ een steeds groter beroep wordt gedaan op gemeenten om kwetsbare mensen op een
goede manier in de thuisomgeving te helpen.
Naast het terugdringen van dak- en thuisloosheid is één van de centrale doelstellingen
van dit plan om, uiterlijk eind 2021, 10.000 extra woonplekken met passende begeleiding
te realiseren voor dak- en thuisloze mensen, bijvoorbeeld door middel van Housing
First.6 Het gaat hierbij om een optelsom van extra tijdelijke en permanente woonplekken door
middel van woningdelen, flexwonen, afspraken met woningcorporaties, inzet van leegstaand
(maatschappelijk) vastgoed of nieuwbouw. Het kabinet stelt tot en met 2021 een extra
financiële impuls van 200 mln. euro ter beschikking aan gemeenten voor de uitvoering
van regionale plannen van aanpak, gericht op het terugdringen van dak- en thuisloosheid.
Deze brief is als volgt opgebouwd en gaat in op:
1. de analyse van het probleem van dak- en thuisloosheid;
2. de ambitie van het brede plan van aanpak;
3. de aanpak en doelstellingen;
4. de huisvestingsstrategie;
5. het ondersteuningsaanbod;
6. (omgang met) relevante wet- en regelgeving;
7. monitoring
8. een maatschappelijk kosten- en batenanalyse;
9. financiën.
1. Probleemanalyse
De Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (hierna: de RVS) concludeert in zijn rapport
«Herstel begint met een huis. Dakloosheid voorkomen en verminderen»7 dat bestaansonzekerheid en gezondheidsproblemen het risico op dak- en thuisloosheid
vergroten, omdat ze ertoe bijdragen dat mensen (geleidelijk) in een proces van sociale
uitsluiting terecht kunnen komen.
Dit, in combinatie met een aantal maatschappelijke ontwikkelingen en institutionele
factoren die mensen in een kwetsbare positie verder naar de rand van de samenleving
duwen, verklaart volgens de RVS de grote stijging van het aantal dak- en thuisloze
mensen in de afgelopen jaren. Gemeenten geven aan deze stijging te herkennen.
Bestaansonzekerheid komt relatief vaker voor bij kwetsbare jongeren en mensen met
een migratieachtergrond8, wat de forse stijging onder deze groepen verklaart. De maatschappelijke opvang is
de afgelopen jaren uitgebreid, maar is nog steeds overvol en er is een structureel
tekort aan woonplekken in de onderste, goedkopere trede van de woningmarkt. De door-
en uitstroom van dak- en thuisloze mensen uit de maatschappelijke opvang stokt.
In onze brief van 28 april jl. is de zorg- en woonbehoefte van de bij de centrumgemeenten
bekende dak- en thuisloze mensen geschetst. De doelgroep is divers. Het kan gaan om
mensen met enkel een huisvestingsvraag die wel of niet zelfredzaam en/of rechthebbend
zijn tot mensen met een lichte of zwaardere begeleidingsbehoefte die recent of al
geruime tijd dak- en of thuisloos zijn. Een (t)huis, een toekomst is erop gericht om dak- en thuisloze mensen met al deze verschillende achtergronden
zo snel mogelijk toe te leiden naar een passende woonplek (al dan niet met begeleiding).9
2. Ambitie van het plan
De ambitie is om dak- en thuisloosheid zoveel mogelijk te voorkomen en ervoor te zorgen
dat niemand op straat hoeft te slapen. Alleen als er echt geen andere mogelijkheid
is, verblijven mensen in de maatschappelijke opvang – idealiter nooit langer dan drie
maanden. Alle dak- en thuisloze mensen kunnen in lijn met het RVS-advies doorstromen
naar een zo zelfstandig mogelijke passende woonplek met maatwerk begeleiding. De trend
om de maatschappelijke opvang steeds kleinschaliger te willen organiseren zetten we
door, door o.a. waar mogelijk slaapzalen om te bouwen tot één of tweepersoonskamers,
en (op termijn) zoveel mogelijk af te bouwen.10 Het bieden van perspectief aan (dreigend) dak- en thuisloze mensen staat centraal.
3. Aanpak en doelstellingen
Een gezamenlijke inspanning van het Rijk, gemeenten, corporaties, zorgaanbieders,
cliëntenorganisaties en private partijen is nodig om deze ambitie te realiseren. Gezamenlijk
hebben de ministeries van VWS, BZK en SZW, VNG, centrumgemeenten, woningcorporaties,
cliëntenorganisaties, zorgaanbieders en wetenschappers gewerkt aan een plan waarmee
op relatief korte termijn forse stappen gezet kunnen worden.
In reactie op een uitvraag van VWS hebben 21 van de 43 centrumgemeenten, waaronder
de G4, aangegeven in de tweede helft van 2020 te kunnen starten met het nemen van
extra maatregelen. Het kabinet verwacht dat de andere 22 centrumgemeenten ook een
regionaal plan zullen opstellen. Een (t)huis, een toekomst neemt de regionale plannen en de daarin als essentieel benoemde thema’s en beoogde
maatregelen als uitgangspunt. Uit de plannen blijkt dat (centrum)gemeenten aan de
slag willen gaan langs drie sporen: preventie, vernieuwing van de opvang en wonen
met begeleiding.
In de plannen nemen de centrumgemeenten maatregelen die het beste passen bij de specifieke
lokale uitdagingen. In de kern is de wens om hiermee de omslag te maken «van opvang
naar wonen met begeleiding». Door middel van maatschappelijk kosten en batenanalyses
wordt de komende 1,5 jaar in beeld gebracht wat de financiële effecten van deze beoogde
beweging zijn, zodat het (financiële) beleid en doelstellingen voor de jaren erna
nog gerichter kunnen worden vormgegeven.
In nauwe samenwerking met gemeenten en landelijke partijen is op basis van de regionale
plannen een aantal terugkerende en daarmee gezamenlijke doelstellingen geformuleerd.
In lijn met de aanbevelingen uit het RVS-advies zijn de doelstellingen erop gericht
extra woonplekken te creëren voor (dreigend) dak- en thuisloze mensen en de routes
naar dakloosheid te doorbreken, door «bestaansonzekerheid» eerder te signaleren en
participatie van mensen te bevorderen. Er wordt daarnaast door centrumgemeenten ingezet
op vernieuwing van de opvang, waarbij mensen vanuit een één of tweepersoonskamer worden
begeleid naar de volgende stap: een eigen woonruimte en een toekomst met perspectief.
Een (t)huis, een toekomst vormt het startpunt van toekomstbestendig beleid. Met dit plan worden gemeenten in
lijn met het RVS-advies in staat gesteld processen van sociale uitsluiting voor dak-
en thuisloze mensen verder tegen te gaan door «wonen met passende begeleiding» als
uitgangspunt te nemen. Het kabinet faciliteert (centrum)gemeenten om de volgende gezamenlijke
landelijke doelstellingen (gebaseerd op de door henzelf vormgegeven plannen) vóór
1 januari 2022 te realiseren. Hiermee geeft het kabinet ook invulling aan de motie
van het lid Regterschot c.s.11:
Thema 1: Preventie
1. Alle gemeenten hebben beleid geformuleerd op het gebied van de preventie en vroegsignalering
van schulden om huisuitzettingen te voorkomen.
Het kabinet faciliteert dit door onder andere de wijziging van de Wet gemeentelijke
schuldhulpverlening. Regionale cliëntenorganisaties worden actief betrokken bij de
totstandkoming van dit gemeentelijk beleid.
2. Alle centrumgemeenten zetten in op preventie van dak- en thuisloosheid.
De inzet van buddy/mentorschap en ervaringsdeskundigheid zijn hiervoor bekende effectieve
methoden. Het kabinet stimuleert gemeenten om regiogemeenten en regionale cliëntenorganisaties
actief te betrokken bij de totstandkoming van dit gemeentelijk beleid.
3. Alle gemeenten voorkomen dat dak- en thuisloosheid plaatsvindt na uitstroom uit een
institutie (bijv. Jeugdzorg (18-/18+), GGZ-instelling1
en na detentie).2 Het kabinet stimuleert gemeenten om in samenwerking met woningcorporaties, cliëntenorganisaties,
zorgaanbieders en andere relevante partijen (aangescherpte) concrete bestuurlijke
en uitvoeringsafspraken te maken en implementeren.
Thema 2: Vernieuwing van de opvang
4. Alle centrumgemeenten realiseren succesvolle uitstroom naar een passende woonplek. Het standaard werken met een met de cliënt afgestemd maatwerk perspectiefplan op
alle levensgebieden (o.a. dagbesteding en werk) is hiervoor een effectieve methode.
Er is hierbij (indien aan de orde) adequate schuldhulpverlening en continuïteit in
de (ambulante) begeleiding na uitstroom beschikbaar.
5. Alle regio’s zetten in op de kwaliteit en kleinschaligheid van de maatschappelijke
(nacht)opvang. Bijvoorbeeld door meer kleinschalige opvang beschikbaar te maken en hier regionale
afspraken over te maken. En door af te spreken dat het aantal slaapzalen wordt verminderd
en dat er wordt geïnvesteerd in één of tweepersoonskamers.
Thema 3: Wonen met begeleiding
6. Gemeenten pakken dak- en thuisloosheid aan op basis van het principe «wonen eerst». De gezamenlijke ambitie is om eind 2021 10.000 extra tijdelijke of permanente woonplekken te realiseren met de benodigde (ambulante)
begeleiding voor (dreigend) dak- en thuisloze mensen. Gemeenten worden gefaciliteerd
om hieraan bij te dragen en aandacht te geven aan o.a. voldoende en adequate ambulante
begeleiding, sociale netwerken, inclusie in de wijken en (arbeid)participatie.
7. Alle gemeenten hebben voor eind 2021 (aangescherpte) prestatieafspraken gemaakt met
woningcorporaties en huurdersorganisaties, over het aantal extra te realiseren woonplekken
voor (dreigend) dak- en thuisloze mensen. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met cliëntenorganisaties, zorgaanbieders en andere
relevante partijen en sluit aan bij de reeds eerder gestelde ambitie van de Taskforce
Wonen en Zorg.
X Noot
1
Conform de «Werkwijzer Medisch noodzakelijk verblijf ggz». De werkwijzer is in 2018
in opdracht van GGZ Nederland, MIND, VNG en ZN opgesteld en maakt duidelijk welke
afspraken in de regio nodig zijn om de overgang van verblijf in een ggz instelling
naar ggz zorg thuis te verbeteren.
X Noot
2
Dit sluit aan bij de ambities van de Taskforce Wonen en Zorg. De Taskforce heeft de
ambitie dat eind 2020 in alle gemeenten een concrete analyse is gemaakt van de lokale
opgaven op het gebied van wonen, zorg, welzijn en leefbaarheid voor ouderen en andere
mensen met een ondersteunings- of zorgbehoefte, en dat alle gemeenten in 2021 prestatieafspraken
hebben gemaakt over wonen, zorg, welzijn en leefbaarheid, als basis voor concrete
plannen.
4. Huisvestingsstrategie
De ambitie van Een (t)huis, een toekomst is om uiterlijk eind 2021 10.000 extra woonplekken met passende begeleiding voor
de doelgroep te realiseren. VNG en Aedes committeren zich aan deze ambitie en zetten
zich hier samen met het Rijk volop voor in. In afstemming met gemeenten, corporaties
en maatschappelijke organisaties komen de volgende drie strategische lijnen naar voren:
• door het realiseren van nieuwe woonplekken (nieuwbouw of transformatie);
• door bestaande vrijkomende woonruimte met voorrang toe te wijzen aan de doelgroep;
• door woningen te delen waarmee de bestaande voorraad beter wordt benut.
Gemeenten kunnen er ook voor kiezen andere strategieën in te zetten. Met deze huisvestingsstrategie
komt het kabinet tegemoet aan de motie van de leden Dik-Faber en Ronnes die tevens
vroeg in overleg te gaan met gemeenten, woningcorporaties en maatschappelijke organisaties.12 Tevens geeft het kabinet met deze huisvestingsstrategie uitvoering aan de motie van
het lid Ronnes, waarmee het kabinet werd verzocht om te kijken in hoeverre het inzicht
in de gemeentelijke opgave voor dak- en thuisloze mensen te vertalen is naar kwantitatieve
afspraken over aantallen plekken voor huisvesting in combinatie met de juiste begeleiding
van deze mensen.13 De uitvraag onder gemeenten leerde dat de behoefte aan extra woonplekken lokaal verschilt
maar landelijk gezien groot is. Met Een (t)huis, een toekomst slaan partijen de handen ineen voor een gezamenlijke landelijke doelstelling om 10.000
extra woonplekken te realiseren.
Zij doen dit mede op basis van voornemens uit de lokale plannen van aanpak van centrumgemeenten
die aangeven fors in te zetten op het realiseren van extra woonplekken.
Opbouw extra woonplekken
Uit de plannen die de 21 centrumgemeenten reeds hebben opgesteld blijkt, vaak in samenwerking
met woningcorporaties, reeds het voornemen om 3.000 extra woonplekken te realiseren,
gebruikmakend van een combinatie van de bovenstaande drie strategische lijnen. De
verwachting is dat dit, wanneer ook de andere 22 centrumgemeenten een plan indienen,
eind 2021 zal leiden tot ongeveer 4.000 extra woonplekken.
Met de stimuleringsaanpak Flexwonen wordt reeds ingezet op de totstandkoming van meer
tijdelijke en flexibele woningen op korte termijn, voor onder andere deze spoedzoekers
op de woningmarkt. Met de inspanningen van Aedes en VNG zetten we erop in dat uiterlijk
eind 2021 nog eens 3.000 flexwoningen ten behoeve van de doelgroep worden gebouwd
en toegewezen. Hiervoor is het noodzakelijk dat voldoende betaalbare locaties worden
toegewezen, zowel bij de eerste plaatsing als bij herplaatsing van flexwoningen.
Om provincies en gemeenten te helpen geschikte locaties voor flexwonen aan te wijzen,
ontwikkelt het Planbureau voor de Leefomgeving in opdracht van het Rijk een locatiescanner
die geschikte potentiële locaties in beeld brengt.
(Financiële) ondersteuning vanuit het Rijk
Om partijen in staat te stellen de resterende 3.000 extra woonplekken te realiseren
zijn vanuit het Rijk verschillende maatregelen getroffen die de (financiële) haalbaarheid
van huisvesting voor dak- en thuisloze mensen vergroten.
Het Rijksvastgoedbedrijf (hierna: het RVB) brengt, in opdracht van VWS, leegstand
van publiek en maatschappelijk vastgoed in gemeenten in kaart en zal samen met het
Atelier Rijksbouwmeester adviseren over de geschiktheid voor wonen. Het Platform Woonplek
(in oprichting) zal in opdracht van VWS en BZK publieke en private partijen aan elkaar
koppelen en op deze manier bijdragen aan de versnelling van de realisatie van woonplekken
voor de doelgroep.
Eerder liet het kabinet al weten dat er 200 mln. euro extra beschikbaar is voor de
zorg aan en begeleiding van dak- en thuisloze mensen. Dit is een belangrijke randvoorwaarde
om deze mensen duurzaam te kunnen huisvesten.
Daarnaast zijn verschillende maatregelen genomen om de bouw van eenheden voor deze
doelgroep te bevorderen. Zo is er onlangs 50 mln. euro beschikbaar gekomen uit het
doorbouwpakket van de Minister van BZK voor de bouw van woningen voor kwetsbare doelgroepen,
waaronder dak- en thuisloze mensen.14 Het kabinet roept gemeenten op plannen in te dienen zodat zij gebruik kunnen maken
van deze regeling en extra betaalbare woonplekken voor de doelgroep realiseren.
De komende vijf jaar gaan corporaties 80.000 sociale huurwoningen met een huurprijs
onder de eerste aftoppingsgrens bouwen, dankzij de vermindering verhuurderheffing
nieuwbouw (RVV Nieuwbouw 2020).15 Het kabinet doet een beroep op gemeenten een deel van deze woningen met voorrang
aan de doelgroep toe te wijzen. Als laatste spreekt het kabinet corporaties aan gebruik
te maken van de tijdelijke vrijstelling in de verhuurderheffing voor de bouw van tijdelijke
woningen (RVV Tijdelijke woningen) en gemeenten om hiervoor locaties aan te wijzen
en te zorgen voor snelle vergunningsprocedures.
Deze gecombineerde (financiële) inspanningen om de bestaande woningvoorraad beter
te benutten dragen bij aan de realisatie van de extra te realiseren woonplekken. Het
kabinet is van mening dat er voldoende mogelijkheden liggen voor gemeenten, corporaties
en andere lokale partijen om plannen voor de huisvesting van dak- en thuisloze mensen
te maken en te realiseren.
We dagen gemeenten dan ook uit de betaalbaarheid van de woonplekken te vergroten en
de businesscases rendabel te maken, door waar het kan korting te geven op de grondprijzen
voor sociale huurwoningen. Gemeenten kunnen ervoor kiezen investeringskosten uit gemeentelijke
budgetten voor te financieren, omdat de realisatie van woonplekken als een investering
te beschouwen is waarmee vaak al op korte termijn kosten voor de maatschappelijke
opvang te besparen zijn.
Bestuurlijke inbedding
Het kabinet legt de focus op de regio’s waar op relatief korte termijn het grootste
effect kan worden bereikt. Daarbij wordt ook de verbinding gelegd met de plannen die
centrumgemeenten reeds maken en de woondeals die de Minister van BZK met diverse (stedelijke)
regio’s heeft gesloten. De Minister van BZK en de Staatssecretaris van VWS trekken
hierin op bestuurlijk vlak samen op, zodat de diverse relevante kabinetsmaatregelen
op het gebied van wonen én begeleiding door gemeenten op een goede manier in samenhang
kunnen worden benut. Het kabinet benadrukt hierbij het belang om ook op lokaal bestuurlijk
en uitvoerend niveau de verbinding tussen het fysieke en het sociale domein te versterken.
Prestatieafspraken tussen gemeenten en woningbouwcoöperaties
Om te stimuleren dat alle gemeenten in voldoende mate zicht hebben op de lokale opgave
en daar samen met woningcorporaties mee aan de slag gaan, streven we ernaar dat uiterlijk
eind 2021 alle gemeenten (aangescherpte) prestatieafspraken hebben gemaakt met woningcorporaties
en huurdersorganisaties – in nauw overleg met cliëntenorganisaties, zorgaanbieders
en andere relevante partijen – over het aantal (extra) te realiseren woonplekken voor
(dreigend) dak- en thuisloze mensen. Het verdient sterk de aanbeveling in deze afspraken
ook de koppeling met passende zorg en begeleiding voor de nieuwe bewoners te maken.
Gemeenten doen er goed aan de woonbehoefte voor deze doelgroepen reeds te benoemen
in hun woon(zorg)visie. We vragen gemeenten, corporaties en huurdersorganisaties waar
mogelijk de doelgroep nog in de cyclus van prestatieafspraken die voor 2021 gelden
mee te nemen.
Dit is in lijn met de ambitie van de Taskforce Wonen en Zorg16, die ernaar streeft dat alle gemeenten eind 2021 prestatieafspraken hebben gemaakt
op het gebied van wonen, welzijn, zorg en leefbaarheid.
Met de motie van het lid Ronnes is het kabinet (naast het onderzoeken in hoeverre
de gemeentelijke opgave voor dak- en thuisloze mensen te vertalen is naar kwantitatieve
afspraken over aantallen plekken voor huisvesting in combinatie met de juiste begeleiding
van deze mensen) verzocht te onderzoeken in hoeverre kwantitatieve ambities ten aanzien
van extra huisvestingsplekken voor de doelgroep afdwingbaar moeten en kunnen zijn
en na te gaan of provincies kunnen bijdragen aan het behalen van deze kwantitatieve
afspraken17. De RVS doet in zijn advies de aanbeveling aan het Rijk een wettelijk verankerde
«quotumregeling op inhoud» voor gemeenten in te stellen, waarbij het Rijk regisseert
hoeveel dreigend dak- en thuisloze mensen gemeenten moeten opvangen en hiervoor vervolgens
de toegang tot huisvesting moeten borgen.18 Om diverse redenen acht het kabinet een dergelijke quotumregeling, waarmee kwantitatieve
ambities ten aanzien van extra huisvestingsplekken afdwingbaar worden gemaakt, momenteel
niet opportuun. Ten principale geldt het uitgangspunt van landelijke toegankelijkheid
binnen de Wmo. Ook dak- en thuisloze mensen staat het vrij zich tot iedere gemeente
te wenden. Tevens achten we een quotumregeling niet uitvoerbaar, onder andere vanwege
afbakenings- en definitieproblemen van de doelgroep. Ook kan het Rijk niet objectief
aangeven welke gemeenten over voldoende woonplekken beschikken voor deze doelgroep.
Draagkracht in de wijk
Van belang is dat partijen bij het maken van afspraken over woonplekken op lokaal
niveau ook aandacht hebben voor adequate begeleiding. De doelmatige inzet van o.a.
de extra impuls van 200 mln. euro voor begeleiding is hierbij cruciaal. Het kan hierbij
bijvoorbeeld gaan over passende vormen van sociaal beheer, (woon)begeleiding, beschermd
wonen of psychische hulpverlening, maar ook het organiseren van een zachte landing
in de wijk. Op deze manier geeft de Staatssecretaris van VWS tevens invulling aan
de motie van het lid Dik-Faber c.s.19 die vraagt om een goed begeleide overgang en doorstroom. Van belang is dat kwetsbare
spoedzoekers of mensen die uitstromen uit de maatschappelijke opvang terechtkomen
in buurten die daar de draagkracht voor hebben en die de nieuwe bewoners zich snel
thuis laten voelen. Binnen het programma Beschermd Thuis start een onderzoek naar
de impact, de werkzame elementen en belemmerende factoren bij het door middel van
bewustwordingsbijeenkomsten op gang brengen van een proces om de acceptatie in de
wijk van bewoners met een (psychische) kwetsbaarheid te vergroten.
Om ervoor te zorgen dat de druk op kwetsbare wijken en haar bewoners niet te groot
wordt, is het raadzaam in de lokale prestatieafspraken tussen gemeenten, corporaties
en huurdersorganisaties aan de toewijzing van mensen over de verschillende delen van
de stad/gemeente/regio en de daarbij behorende begeleiding nadrukkelijk aandacht te
schenken.
Goede voorbeelden, zoals het inrichten van een transferpunt voor de bemiddeling van
kwetsbare mensen die uitstromen uit opvanginstellingen en andere lessons learned uit
o.a. het actieprogramma Weer Thuis! en het bijbehorende ondersteuningsprogramma (van
Platform31), worden door de koepelorganisaties breed gedeeld. Met onder andere Aedes,
VNG en de Woonbond is een informatietraject gestart om samenwerking op lokaal niveau
te stimuleren. Zo wordt de Handreiking Prestatieafspraken geactualiseerd en komt er
een inspirerend magazine over prestatieafspraken op het gebied van wonen en zorg.
5. Ondersteuningsaanbod
Om (centrum)gemeenten extra te ondersteunen, biedt het Rijk een stevig ondersteuningsaanbod
aan gemeenten en andere betrokken partijen. De ondersteuning die gemeenten met behulp
van deze aanpak ontvangen vormt ook een extra impuls om de ambities van het Actieprogramma
Dak- en Thuisloze Jongeren 2019 – 2021 waar te kunnen maken.
Algemeen
• Het Rijk zal een online platform ontwikkelen voor professionals die werken in het
werkveld van dak- en thuisloosheid. Dit online platform krijgt de naam «Iedereen onder
een dak» en gaat begin juni 2020 van start met een website www.iedereenondereendak.nl en een LinkedIn pagina. Professionals kunnen hier innovatieve ideeën delen en inspiratie
opdoen voor vernieuwende projecten op het gebied van wonen met begeleiding en vernieuwing
van de opvang.
• De betrokkenheid van alle regiogemeenten aan de gezamenlijke regionale opgave is onmisbaar.
Het Rijk zal alle regiogemeenten dan ook ondersteunen met financiële middelen om daarmee
maatregelen te nemen die bijdragen aan het voorkomen en/of terugdringen van dak- en
thuisloosheid. We doen dit voor een bedrag dat gelijk is aan 0,5 fte projectleider
voor de duur van één jaar. In lijn met de regionale taken en verantwoordelijkheden
van centrumgemeenten verdient het de aanbeveling dat zij hierover in gesprek gaan
met de regiogemeenten.
Daarnaast biedt het Rijk de volgende ondersteuningsmaatregelen:
Thema 1: Preventie
• Een speciaal hiertoe ingerichte Preventie Alliantie zal met financiële ondersteuning van het Rijk (centrum)gemeenten aanbieden het proces
van preventie en vroegsignalering te analyseren en te adviseren over concrete verbeterstappen.
Hierbij zullen o.a. bewezen effectieve interventies op het gebied van preventie en
vroegsignalering onder de aandacht worden gebracht. De Preventie Alliantie is met name gericht op het in een zo vroeg mogelijk stadium signaleren van (beginnende)
problemen en het voorkomen van huisverlies. Daarnaast worden ook andere «routes naar
dakloosheid» meegenomen, zoals het verlaten van de jeugdinrichting of detentie. Concrete
voorbeelden van interventies zijn de inzet van zelfregiecentra, herstelacademies en
time out voorzieningen.
• Het kabinet zet, samen met veel andere partijen, in op een breed scala van maatregelen
over de hele breedte van de schuldenproblematiek. Gezien het feit dat dak- en thuisloze
mensen in de meeste gevallen schulden hebben, hebben zij ook baat hierbij. Als onderdeel
van het regeerakkoord hebben gemeenten voor drie jaar extra financiële middelen gekregen
om aan de doorontwikkeling van lokaal armoede- en schuldenbeleid te werken.
Een aantal acties binnen de Brede Schuldenaanpak zoals de professionalisering en verbetering
van de kwaliteit van de schuldhulpverlening, maar ook een sociale (rijks-)incasso
en het voorkomen van een problematische stapeling van boetes en kosten willen we in
dit verband specifiek noemen20. De Minister voor Rechtsbescherming heeft u bijvoorbeeld recent geïnformeerd over
de noodstopprocedure bij CJIB vorderingen, iets waar dak- en thuisloze mensen relatief
vaak mee te maken krijgen.21 U ontvangt binnenkort een brief over de voortgang van deze en alle andere maatregelen
die het kabinet neemt in de Brede Schuldenaanpak om het aantal mensen met problematische
schulden terug te dringen en mensen met schulden beter te helpen.
• De gemeenten Amsterdam, Den Haag, Haarlem, Nijmegen en Arnhem zijn samen met de ministeries
van SZW en VWS de uitdaging aangegaan om met behulp van de CAK lijst (wanbetalers
zorgverzekering) actief op zoek te gaan naar mensen met langdurige schuldenproblematiek
die nog niet in beeld zijn bij gemeenten. Doel hiervan is te leren welke componenten
nodig zijn op de verschillende leefgebieden om deze mensen een schuldenzorgvrij perspectief
te bieden. Op basis van de analyses gaan gemeenten mensen proactief en intensief benaderen
om te bepalen welke (multi)problematiek speelt en welke (schuldhulp)methode moet worden
ingezet. De geleerde lessen worden door effectonderzoek opgehaald en breder onder
gemeenten verspreid.
• Het Rijk stelt in 2020 een aantal ervaren boegbeelden aan die het belang van investeren
in preventie, vroegsignalering en het beschikbaar stellen van voldoende passende woonplekken
op bestuurlijk niveau onder de aandacht brengt bij (centrum)gemeenten. Deze boegbeelden
doen dit in nauwe afstemming met de Taskforce Wonen en Zorg en het Verbindend Landelijk
Ondersteuningsteam (VLOT).22
Thema 2: Vernieuwing van de opvang
Het verbeteren van de kwaliteit van de maatschappelijke opvang, met name van de nachtopvang,
staat bij gemeenten hoog op de agenda. We streven ernaar dat de maatschappelijke opvang
op termijn grotendeels kan worden afgebouwd.23 In lijn met de motie van het lid Kerstens24 ondersteunt het Rijk centrumgemeenten die dit wenselijk, mogelijk en nodig achten
in 2020 en 2021 bij het ombouwen van slaapzalen naar één en tweepersoonskamers.
Bij het realiseren van de ambitie van Een (t)huis, een toekomst om de omslag «van opvang naar wonen» te maken gaat het naast het op termijn af- en
ombouwen van de capaciteit ook om het kunnen leveren van o.a. kwalitatieve begeleiding,
maatwerk, dagbesteding, inzet van ervaringsdeskundigheid en kleinschalige ondersteuning
van (dreigend) dak- en thuisloze mensen in de wijk. De Staatssecretaris van VWS gaat
hierover in gesprek met betrokken stakeholders. In een eerstvolgende halfjaarlijkse
rapportage wordt uw Kamer over mogelijke ondersteuningsmaatregelen geïnformeerd.
Thema 3: Wonen met begeleiding
• In opdracht van VWS zal het RVB drie acties uitvoeren. Ten eerste zet het RVB tot
eind 2021 adviseurs in om gemeenten naar behoefte te adviseren over de transformatie
van leegstaand vastgoed tot geschikte woonplekken voor (dreigend) dak- en thuisloze
mensen. Hierbij vormt het principe «gemengd wonen» het uitgangspunt. Ten tweede biedt
het RVB centrumgemeenten een scan aan van leegstaand publiek vastgoed in de regio,
dat eventueel geschikt is voor transformatie. Ten derde ontwikkelt het RVB in dit
kader een aantal (model) business cases, die door alle gemeenten in Nederland kunnen
worden benut. Deze business cases maken voor gemeenten inzichtelijk wat de (maatschappelijke)
kosten en baten zijn van de inzet van leegstaand vastgoed. In verband met de COVID-19
crisis is de advisering vanuit het RVB aan gemeenten reeds op 15 april jl. gestart.
• Nederland kent al diverse succesvolle initiatieven waarbij overheden, bedrijfsleven
en maatschappelijke organisaties de krachten bundelen bij de aanpak van dak- en thuisloosheid.
Om dit type samenwerking verder te stimuleren wordt in opdracht van VWS en BZK, het
Platform Woonplek uiterlijk 1 januari 2021 ingericht. Het Platform Woonplek is specifiek
gericht op het realiseren van extra woonplekken met begeleiding voor (dreigend) dak-
en thuisloze mensen met behulp van publiek – private samenwerking. Het platform zal
gemeenten ondersteunen bij de brede ambitie om 10.000 extra woonplekken te realiseren.
Doel van het platform is kennisdeling, matchmaking en het organiseren van extra (private)
middelen. Om zo projecten mogelijk te maken, te versnellen en het huidig aantal woonplekken
voor dak- en thuisloze mensen op te schalen.25
• De Versnellingskamers Flexwonen kunnen o.a. worden ingezet bij het vinden van geschikte
locaties. In de Versnellingskamers Flexwonen wordt de gezamenlijke planvorming bespoedigd
om de benodigde samenwerking tussen de betrokken partijen een vliegende start te geven.
Er wordt op een gestructureerde wijze toegewerkt naar een haalbaar en gedragen flexwonen
concept.
• Vanuit de Transformatiefaciliteit worden geldleningen verstrekt aan private financiers
om voorinvesteringen te doen die nodig zijn voor de transformatie van panden of gebieden
zonder woonfunctie naar woningen. De beschikbaarheid van projectfinanciering in de
voorfase is in de markt beperkt vanwege het ontbreken van planologische zekerheid.
Met een geldlening uit de Transformatiefaciliteit kunnen woningbouwprojecten gerealiseerd
worden die anders niet of veel trager tot ontwikkeling zouden komen.26
• In 2021 stelt de Staatssecretaris van VWS subsidiegelden beschikbaar voor burgerinitiatieven,
gericht op o.a. het tegengaan van stigmatisering van dak- en thuisloze mensen en acceptatie
»in de wijk». Het Rijk deelt goede voorbeelden van (vernieuwende) vormen van wonen
met begeleiding, die relatief snel realiseerbaar zijn, in de vorm van «woningwaaiers».
Goede voorbeelden zijn bijvoorbeeld Onder de Pannen, Kamers met Aandacht, Humanitas
Deventer, Credo Huis, Skills in de Stad en verschillende vormen van Housing First.
Bij al deze voorbeelden wordt slim gebruik gemaakt van bestaande woonruimte, o.a.
bij burgers en in leegstaand vastgoed.
• Binnen het programma Beschermd Thuis bij ZonMw, onderdeel van de Meerjarenagenda Beschermd
Wonen en Maatschappelijke Opvang, wordt een Vliegende Brigade Ervaringsdeskundigheid
gevormd die gemeenten, cliënten- en naastenorganisaties, zorgaanbieders en andere
partijen gevraagd en ongevraagd zal ondersteunen in het toerusten en borgen van het
perspectief van ervaringskennis en van ervaringsdeskundigheid van cliënten en naasten.
6. (Omgang met) relevante wet- en regelgeving
In de gesprekken met o.a. landelijke (maatschappelijke) organisaties en gemeenten
en ook uit het rapport van RVS komt naar voren dat op een aantal cruciale punten de
maatwerkmogelijkheden die relevante wet- en regelgeving biedt, onvoldoende worden
benut. Onbedoeld kan dit (meer) sociale uitsluiting tot gevolg hebben. Het kabinet
brengt de maatwerkmogelijkheden uit deze relevante wet- en regelgeving en ontwikkelingen
expliciet onder de aandacht van gemeenten en zal hierover in gesprek blijven met relevante
partijen. Het gaat hierbij onder meer om het volgende:
• De Staatssecretaris van SZW heeft op basis van de ervaringen binnen het Actieprogramma
Dak- en Thuisloze Jongeren 2019–2021 aan Divosa gevraagd in kaart te brengen hoe gemeenten
beter geholpen kunnen worden bij het toepassen van maatwerk binnen de mogelijkheden
van de Participatiewet (bijvoorbeeld m.b.t. de vier weken zoekperiode; de jongerennorm
tot 21 jaar en de kostendelersnorm). Daarbij is reeds gestart met de 14 pilotgemeenten
van het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren. Dit aanbod wordt in de periode
tot eind 2021 gedaan aan de 43 centrumgemeenten. De opgedane lessen worden breed met
gemeenten gedeeld.
• Het kabinet vindt het belangrijk dat huurders altijd een laatste kans moeten krijgen
wanneer het hebben van schulden de hoofdoorzaak is van een dreigende huisuitzetting.
Uw Kamer riep het kabinet daartoe tevens op door middel van de motie van de leden
Peters en Kuzu en de motie van de leden Smeulders en Dik-Faber.27 Het aantal gedwongen huisuitzettingen bij woningcorporaties is de afgelopen jaren
gedaald.28 Het kabinet wil het aantal huisuitzettingen tot een absoluut minimum beperken. Het
kabinet geeft met de wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening voor uitwisseling
persoonsgegevens tussen woningverhuurders en gemeenten een effectief instrument om
huisuitzetting vanwege betalingsachterstanden terug te dringen.
Bij inwerkingtreding hiervan moeten alle verhuurders een signaal sturen over de betaalachterstanden
naar de gemeente. Alle gemeenten moeten huurders vervolgens een aanbod tot schuldhulpverlening
doen.
• Ook in breder perspectief zet het kabinet in op het voorkomen van het onnodig oplopen
van schulden. Zo wordt momenteel onderzocht welke mogelijkheden er zijn schuldeisers
te bewegen schuldenaren een betalingsregeling aan te bieden alvorens incasso-vorderingen,
waaronder ook huurvorderingen, voor de rechter worden gebracht.
• Op grond van de Wet Basisregistratie Personen (Wet BRP) dient elke persoon die (naar
verwachting) binnen een half jaar ten minste vier maanden rechtmatig in Nederland
verblijft, te worden ingeschreven als ingezetene in de Wet BRP. Dit gebeurt in beginsel
op basis van een woonadres, maar als dat ontbreekt wordt een briefadres geregistreerd.29 Aangezien de bewoordingen in de Wet BRP met betrekking tot het inschrijven van personen
op een briefadres in de dagelijkse uitvoeringspraktijk nog niet altijd duidelijk genoeg
blijken te zijn, is een wetswijziging in gang gezet waardoor gemeenten verplicht zijn
een burger ambtshalve te registreren op een briefadres indien betrokkene geen woonadres
heeft en zelf ook geen aangifte doet of kan doen van een briefadres.
• Zoals de motie van de leden Peters en Jasper van Dijk30 verzoekt, laat de Staatssecretaris van SZW onderzoeken of, en zo ja in welke mate,
bijstandsgerechtigden belemmeringen ervaren om hun woning te delen met andere mensen.31 Uiteraard zal de kostendelersnorm nadrukkelijk bij het onderzoek worden betrokken.
Hierbij wil de Staatssecretaris van SZW tevens laten onderzoeken of de mogelijkheid
van maatwerk die de Participatiewet biedt, voldoende is om eventuele belemmeringen
bij het delen van woonruimte door bijstandsgerechtigden weg te nemen. De Staatssecretaris
van SZW streeft ernaar om de onderzoeksresultaten rond de zomer aan uw Kamer te sturen.
7. Monitoring
Tot 1 januari 2022 monitort het kabinet samen met gemeenten de voortgang van de in
dit plan beschreven doelstellingen. Zoals wij in de brief van 28 april 2020 aan uw
Kamer meldden, verschilt de kwaliteit en de wijze van registreren van het aantal dak-
en thuisloze mensen op dit moment sterk per centrumgemeente. Ook de gehanteerde definitie
van dak- en thuisloosheid verschilt. Het doel is om Een (t)huis, een toekomst conform eenduidige definities kwantitatief en kwalitatief in samenwerking met gemeenten
te monitoren. Gemeenten zullen hierbij naar behoefte worden geadviseerd over de verbetering
van de registraties en kwaliteit van de monitoring, ook als het bijvoorbeeld gaat
om de lastig in beeld te brengen groep «bankslapers».32
Voor het slagen van Een (t)huis, een toekomst is integrale en domein overstijgende samenwerking en kennisdeling cruciaal, zowel
op landelijk als regionaal/lokaal niveau.
Het kabinet stelt daarom een bestuurlijk faciliterend gremium in, bestaande uit VWS
(coördinatie), BZK, SZW, VNG, landelijke partijen en een afvaardiging van gemeenten,
zodat onderlinge afstemming tussen onder andere het fysieke en sociale domein ook
op bestuurlijk niveau optimaal kan plaatsvinden, en eventuele ervaren belemmeringen
waar mogelijk kunnen worden weggenomen.
In lijn met het RVS advies zal daarnaast een interdepartementale werkgroep worden
gevormd, ter bevordering van domein overstijgende samenwerking. Het kabinet roept
gemeenten op dit met betrokken samenwerkingspartners ook op regionaal niveau te doen,
voor zover dit nog niet het geval is. De interdepartementale werkgroep zal in samenspraak
met gemeenten, landelijke partijen en wetenschappers, werken aan een Checklist aanpak dak- en thuisloosheid. De checklist zal cruciale acties beschrijven die diverse partijen kunnen ondernemen
om dak- en thuisloosheid terug te dringen en kan daarmee dienen als leidraad voor
gemeenten om het beleid kritisch te evalueren.
Uw Kamer wordt via de halfjaarlijkse voortgangsrapportage beschermd wonen en maatschappelijke
opvang geïnformeerd over de voortgang van Een (t)huis, een toekomst.
8. Maatschappelijke Kosten-Baten Analyse
Verschillende onderzoeken laten zien dat het zoveel mogelijk voorkomen en inkorten
van een periode van dak- en thuisloosheid aanzienlijk meer oplevert dan het kost.33 Om dit proces én de transitie van kwetsbare burgers van een verblijf in een woonvoorziening
naar zelfstandig wonen in de wijk (advies-Dannenberg34), te ondersteunen, start het Ministerie van VWS medio 2020 met een maatschappelijke
kosten-batenanalyse (MKBA). Maatregelen uit de regionale plannen worden daarin vergeleken
met wat de «traditionele» maatschappelijke opvang biedt. Deze vergelijking levert
(lokale) beleidsmakers en stakeholders veel nuttige informatie op die kansrijke en
werkzame maatregelen verder kunnen versterken. Op basis hiervan kunnen het Rijk, (centrum)gemeenten
en andere betrokken partijen ook in financiële zin toekomstbestendig en nog gerichter
beleid ontwikkelen en implementeren. Informatie hierover wordt meegenomen in de halfjaarlijkse
rapportages aan uw Kamer.
De COVID-19 crisis leidt tot nieuwe (organisatie)vraagstukken, ook voor de maatschappelijke
opvang. Zeker nu de maatregel om 1,5 meter afstand te houden voor onbepaalde tijd
van kracht blijft en gemeenten naar verwachting steeds minder gebruik kunnen maken
van locaties als sporthallen en hotels, zullen zij op zoeken moeten gaan naar alternatieven.
Ook hier geldt dat huisvesten van mensen (met begeleiding) de voorkeur heeft boven
het uitbreiden van de maatschappelijke opvang. De Staatssecretaris van VWS laat een
quick scan uitvoeren om de verwachte financiële kosten en baten van een versnelde
investering in de beoogde omslag «van opvang naar wonen» in beeld te brengen. Het
huidige beleid («meerwerk maatschappelijke opvang financieren voor tijdelijke noodopvanglocaties,
gedurende corona periode») wordt vergeleken met de optie om al eerder en met voorrang
in te zetten op duurzame vormen van wonen met begeleiding. Deze quick scan is voor
de zomer van 2020 beschikbaar.
9. Financiën
Om gemeenten in staat te stellen de doelstellingen uit de regionale aanpakken (en
de gezamenlijke landelijke doelstellingen 2,4, 5 en 6) te realiseren, stelt het kabinet
tot eind 2021 200 mln. euro beschikbaar. De Staatssecretaris van VWS zal daarnaast
met gemeenten in gesprek gaan over de mogelijkheden die er zijn om ook de bestaande
middelen voor maatschappelijke opvang de komende jaren in te zetten voor de beoogde
beweging van opvang naar wonen, waaronder vernieuwing van de opvang. Deze maatregelen
tezamen moeten er toe leiden dat de gewenste transitie voortvarend wordt vormgegeven.
Tot slot
Het kabinet beseft dat de geschetste ambitie daadkracht vraagt op korte en middellange
termijn én dat het vraagt om een lange adem. Een (t)huis, een toekomst richt zich op de periode tot en met eind 2021 en beoogt daarmee een stevig fundament
te leggen voor de periode daarna, waarin continuering van de ingezette beweging blijvend
van belang zal zijn.
Met de drie thema’s preventie, vernieuwing van de opvang en wonen met begeleiding
werken we aan het terugdringen van het aantal dak- en thuislozen. Werken conform deze
aanpak zal ook na 2021 nodig zijn om in hetzelfde tempo op deze drie thema’s vooruitgang
te boeken. Dit plan slaagt alleen wanneer sprake is van goede samenwerking tussen
Rijk, VNG, gemeenten, woningcorporaties, zorgaanbieders, cliëntenorganisaties, wetenschappers,
burgers en andere relevante lokale en landelijke (publieke en private) partijen. Het
kabinet roept alle partijen dan ook op om in actie te komen en hun bijdrage te leveren
om dak- en thuisloosheid een halt toe te roepen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark
Indieners
-
Indiener
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Medeindiener
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Medeindiener
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties