Brief regering : Stand van zaken m.b.t. Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
32 399 Regels voor het kunnen verlenen van verplichte zorg aan een persoon met een psychische stoornis (Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg)
Nr. 91
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 december 2019
Wanneer zorg op vrijwillige basis niet (meer) voldoende is om ernstig nadeel voor
betrokkene of anderen te voorkomen of te verminderen, kan verplichte zorg nodig zijn.
Op 1 januari 2020 treedt de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) in
werking, tegelijkertijd met de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk
gehandicapte cliënten (Wzd) en de onderliggende besluiten en regelingen. Deze twee
wetten voorzien tevens in een schakelbepaling met de Wet forensische zorg (Wfz) en
vervangen samen de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz).
Sinds 2016 is door alle betrokken partijen hard gewerkt aan de voorbereiding van de
invoering van de Wvggz. Dit alles met het doel om goede zorg te kunnen bieden aan
kwetsbare personen met een psychische stoornis. Desondanks blijven we in 2020 nog
voor enkele uitdagingen staan. Met deze brief informeer ik u mede namens de Minister
voor Rechtsbescherming nader over gerealiseerde voorbereiding en werp ik een blik
op het jaar 2020 en verder.
In het eerder opgezette Ketenprogramma Wvggz (hierna: ketenprogramma) werken alle
partners1 uit de keten samen aan de voorbereiding van de informatiedeling, zijn handreikingen
en informatieproducten gemaakt en is in verschillende regio’s geoefend met de uitvoering
van de wet. Ook zijn de ketenpartijen bij het opstellen van nadere regelgeving betrokken
geweest, zodat de inhoud zo veel mogelijk aansluit bij de dagelijkse praktijk van
professionals.
De Wvggz bevat procedures die ervoor moeten zorgen dat beslissingen over verplichte
zorg zorgvuldig worden genomen. Het betreft immers de inperking van grondrechten.
Deze procedures kunnen tegelijkertijd ook leiden tot een verhoging van de werkdruk
in de psychiatrie, zeker in het begin als ze nog goed ingeregeld moeten worden, terwijl
de sector ook kampt met een personeelstekort. Daarom heb ik recent intensief overleg
gevoerd met de sector om te kijken hoe de
uitvoering van de wet versoepeld kan worden. Aan de uitdagingen rondom de arbeidsmarktproblematiek
wordt in een andere context gewerkt, zoals het actieprogramma «Werken in de Zorg».
(Kamerstuk 29 282, nr. 303).
Het is van belang dat de uitvoering van de Wvggz wordt gemonitord en eventuele uitvoeringsproblemen
worden aangepakt. Zoals ik aan de Tweede Kamer heb toegezegd in het mondelinge vragenuur
van 19 november 2019 (Handelingen II 2019/20, nr. 25), wacht ik niet tot de wetsevaluatie
met reparatiewetgeving, als die na 1 januari 2020 nodig blijkt te zijn. Ook na de
inwerkingtreding zal ik met ketenpartners blijven werken aan een goede uitvoering
van de Wvggz.
Gerealiseerde voorbereiding
Regelgeving
De totstandkoming van de Wvggz was een complex en langdurig proces. Juist omdat het
gaat om zoiets ingrijpends als gedwongen zorg en er zoveel belangen en partijen betrokken
zijn. Al in 2002 werd in de evaluatie van de Wet Bopz geconcludeerd dat deze niet
meer paste bij mensen met een verstandelijke beperking of psychogeriatrische aandoening.
Dat was de aanleiding om voor deze groep een eigen wettelijk kader op te stellen:
de Wzd. Bij de volgende evaluatie in 2007 was de conclusie dat de Wet Bopz ook niet
meer paste bij de hedendaagse opvattingen over geestelijke gezondheidszorg, waarbij
patiënten zoveel mogelijk in hun eigen omgeving worden behandeld en deelnemen aan
de maatschappij. In 2010 is het voorstel voor de Wvggz ingediend bij de Tweede Kamer
en na verschillende wijzigingen op 14 februari 2017 met algemene stemmen aangenomen.
Op 23 januari 2018 is het voorstel door de Eerste Kamer met algemene stemmen aanvaard.
In het onderliggende Besluit verplichte geestelijke gezondheidszorg (Bvggz) van 6 juni
2019 is uitgewerkt welke verplichte zorg in een ambulante setting kan worden verleend
en onder welke voorwaarden. Net als de Wvggz is dit besluit in samenwerking met verschillende
partijen tot stand gekomen. De Wet Bopz kent de figuur van de voorwaardelijke machtiging
waar ambulante behandeling onder drang (anders volgt gedwongen opname) kon worden
uitgevoerd. Met de nieuwe regelgeving kan iemand – los van een gedwongen opname –
verplicht worden behandeld, dus ook ambulant. Met name op aangeven van de patiëntenorganisatie
is ervoor gekozen om geen vormen van verplichte zorg uit te zonderen van ambulante
toepassing. Door alle vormen inzetbaar te maken, kan de zorgaanbieder zoveel mogelijk
tegemoetkomen aan de wensen en voorkeuren van de betrokkene, mits hij daartoe voldoende
geëquipeerd is. De betrokkene kan na een eerdere ervaring met bijvoorbeeld een gedwongen
opname een voorkeur hebben om thuis of poliklinisch behandeld te worden. Dat moet
natuurlijk wel veilig en verantwoord kunnen. De Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
(NVvP) heeft daartoe een handreiking opgesteld.
Op 7 november 2019 is de Regeling verplichte geestelijke gezondheidszorg (Rvggz) gepubliceerd.
De regeling ziet onder meer op de wijze van aanlevering van gegevens over verplichte
zorg en de analyse van de geleverde verplichte zorg aan de Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd (IGJ). Deze regeling is opgesteld samen met het veld aan de hand van de «definities
registratie van verplichte zorg», zoals opgesteld door GGZ Nederland (GGZNL). Dit
is een praktijkgeoriënteerd definitiekader voor de Wvggz, zoals Argus was. Daarnaast
worden in de regeling verschillende categorieën van deskundigen aangewezen die kunnen
optreden als bepaalde actor in de Wvggz, zoals de zorgverantwoordelijke. Daarbij is
aangesloten bij de huidige praktijk door zo veel mogelijk de categorieën van deskundigen
aan te wijzen die momenteel in vergelijkbare functies werkzaam zijn, zoals regiebehandelaar
in het Model Kwaliteitsstatuut GGZ.
Op 29 november 2019 is het inwerkingtredingsbesluit gepubliceerd, waarmee de inwerkingtreding
van de Wvggz, Wzd, de Aanpassingswet2 en de onderliggende regelingen per 1 januari 2020 is geregeld. De inwerkingtreding
van artikel 2.3 van de Wfz is daar onderdeel van.
Implementatie en communicatie
De Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Justitie en Veiligheid
(JenV) zijn gezamenlijk opdrachtgever van het ketenprogramma. De bestuurders van de
ketenpartijen komen periodiek samen in de Bestuurlijke Ketenraad (BKR). Dit bestuurlijk
beraad stelt alle ketenafspraken vast die nodig zijn om de wet in samenhang uit te
voeren. In het begin richtte het ketenprogramma zich vooral op de inrichting van de
keteninformatievoorziening, maar het is later uitgebreid met het gezamenlijk voorbereiden
van de implementatie van de Wvggz en de communicatie daaromheen.
In de Wvggz is vastgelegd dat partijen, waaronder in ieder geval ggz, gemeenten en
OM, minimaal vier keer per jaar deelnemen aan een overleg om regionale knelpunten
ten aanzien van de verplichte zorg te bespreken. Voor de feitelijke inrichting hebben
de 25 veiligheidsregio’s zoveel mogelijk gebruik gemaakt van reeds bestaande overleggen.
Inmiddels zijn regionale ketenpartijen in alle regio’s al minstens eenmaal bij elkaar
gekomen ter voorbereiding op de Wvggz. Regiocoördinatoren voor de Wvggz en regioadviseurs
rondom kwetsbare personen zijn met elkaar in contact om tot bredere afstemming te
komen.
In de eerste helft van 2019 zijn in alle regio’s oefensessies georganiseerd, waarin
een of meerdere casussen zijn doorlopen. In de tweede helft van 2019 is men in de
regio’s zelf aan de slag gegaan met een tweede ronde oefensessies. Ook is materiaal
ontwikkeld voor proefimplementaties om het proces van de afgifte van een crisismaatregel
of zorgmachtiging te doorlopen, waarbij zoveel mogelijk de reeds beschikbare ICT-(proef)omgeving
gebruikt wordt.
In september 2019 heeft een landelijke ketenconferentie plaatsgevonden met ruim 600
vertegenwoordigers van alle ketenorganisaties. Verder is de website www.dwangindezorg.nl beschikbaar, waar informatie te vinden is over de wet. De in het ketenprogramma aangesloten
brancheorganisaties verzorgen de informatievoorziening van hun achterban.
Informatievoorziening
De ketenpartners hebben gezamenlijk informatieproducten ontwikkeld voor de verschillende
momenten in de procedure waarop informatie moet of mag worden gedeeld. Deze formats
zijn bedoeld om automatisch gegenereerd en elektronisch uitgewisseld te worden. Voorbeelden
hiervan zijn de aanwijzing van de geneesheer-directeur door de officier van justitie
en de medische verklaring. Ik heb het Zorginstituut Nederland (ZIN) verzocht de informatiestandaard
voor de Wvggz (verder) te ontwikkelen.
Aangezien op grond van de Wvggz bijzondere persoonsgegevens in de keten worden gedeeld,
is het te meer van belang dat die uitwisseling veilig gebeurt. De ketenpartijen hebben
daarom applicaties aangeschaft waarmee beveiligde e-mails kunnen worden verzonden.
Met de versnelde implementatie van de Nederlandse Technische Afspraak (NTA) 7516 zijn
de binnen de GGZ meest gebruikte applicaties van veilige mail interoperabel. Tussen
verschillende ketenpartners zijn ook bilaterale systeemkoppelingen gelegd. Voor de
GGZ wordt, in opdracht van GGZNL, een centraal koppelpunt gebouwd. Via dat koppelpunt
kunnen de berichten van en naar GGZ-aanbieders in de keten worden gerouteerd. Dit
koppelpunt is niet op 1 januari 2020 gereed, maar GGZNL geeft aan te verwachten dat
dit medio 2020 het geval zal zijn. De introductie van dit elektronische berichtenverkeer
zal het aantal benodigde administratieve handelingen verminderen.
Elke zorgaanbieder die verplichte zorg (Wvggz) of onvrijwillige zorg (Wzd) verleent
moet zich registreren in het openbare locatieregister3. Dit locatieregister kan door iedereen worden geraadpleegd en wordt ook door de IGJ
gebruikt voor haar toezicht. Zorgaanbieders zijn verantwoordelijk voor de correcte
registratie van hun locaties. De locaties van zorgaanbieders met een BOPZ-aanmerking
zijn automatisch in het register opgenomen. De betreffende zorgaanbieders is per brief
gevraagd om hun gegevens voor 1 januari 2020 te controleren en waar nodig te wijzigen.
Terugdringen dwang
Een belangrijk uitgangspunt van de Wvggz is dat verplichte zorg het ultimum remedium
is. Daarom zet ik in op het terugdringen en voorkomen van de noodzaak van de toepassing
van dwang. Het Verbindend Landelijk OndersteuningsTeam (VLOT) richt zich op het vroeg
signaleren en onderkennen van problemen en het bieden van snelle en adequate hulp
en begeleiding als eerste stap om escalatie van de problematiek zo veel mogelijk te
voorkomen. Alle relevante partijen in de sector zijn hierbij betrokken. Zo dragen
we bij aan het voorkomen van de noodzaak tot het inzetten van dwangmaatregelen. Daarbij
merk ik op dat slechts een zeer beperkte groep van personen met verward gedrag zodanig
ernstig nadeel veroorzaakt dat verplichte zorg op grond van de Wvggz aangewezen is.
Over de stand van zaken van deze persoonsgerichte aanpak voor kwetsbare personen is
de Tweede Kamer op 10 december 20194 geïnformeerd.
Als verplichte zorg dan toch noodzakelijk is, is het van belang om dit zorgvuldig
te registreren. Zoals ik hierboven heb aangegeven, is aan de hand van de Argus-registratie
onder de Wet Bopz door GGZNL een definitiekader voor de Wvggz opgesteld. Dit is de
basis voor de eisen die de Rvggz stelt aan het overzicht en de analyse van de verleende
verplichte zorg ten behoeve van de uitvoering van de wet en het toezicht.5 Het belangrijkste doel van deze registratie en analyse is dat de zorgaanbieder ervan
kan leren. De zorgaanbieder kan de inzichten die hij met de analyse opdoet niet alleen
aanwenden om het ultimum remediumkarakter van verplichte zorg te bewaken, maar ook
om de kwaliteit van verplichte zorg continu te verbeteren. Ook zou de zorgaanbieder
deze data en de daaruit voortkomende conclusies kunnen gebruiken voor de totstandkoming
van interne, zorginhoudelijke sturings- en managementinformatie.
De registratie en de analyse van verplichte zorg kan behulpzaam zijn bij het terugdringen
van verplichte zorg. GGZ-instellingen hebben in 2016 met het Dolhuys Manifest de ambitie
uitgesproken om in 2020 «separeervrij» te zijn. Dat doel zal op 1 januari 2020 niet
gehaald zijn. Het manifest is wel de start geweest voor enkele positieve ontwikkelingen
ten aanzien van separatie. Met de ontwikkeling van de HIC-methodiek (High & Intensive
Care) wordt beter voorzien in zorg voor mensen in ernstige psychische nood in een
omgeving waar veiligheid en bescherming worden gecombineerd. Hierdoor is de zorg op
gesloten afdelingen verbeterd en zijn insluitingen in een separeerverblijf afgenomen
– met name in de duur. Separeerverblijven zijn bij veel instellingen vervangen door
extra beveiligde kamers (EBK) en afzonderingskamers. Hier is wel sprake van insluiting,
maar de betrokkene houdt meer regie en contact. Onder de Wet Bopz is het lastig te
zien of een verschuiving van separeerruimtes naar EBK of afzonderingskamer heeft plaatsgevonden
en of een stijging van het aantal maatregelen in verhouding staat tot de (kortere)
duur. Met de registratie onder de Wvggz moet dit inzichtelijker worden.
Tegelijkertijd met de introductie van de registratie onder de Wvggz is het complex
om concrete streefdoelen te formuleren6, juist omdat met absolute cijfers, zonder nadere duiding, onvoldoende inzage in het
terugdringen van dwang wordt bereikt. De Wvggz kent ten opzichte van de Wet Bopz meer
vormen van verplichte zorg die geregistreerd moeten worden. Dat betekent dat de cijfers
over verplichte zorg in absolute zin kunnen stijgen, terwijl dat toch een positieve
ontwikkeling kan zijn, mits de zorg voldoet aan de uitgangspunten van de wet (proportionaliteit,
subsidiariteit, doelmatigheid). Verschillende vormen van verplichte zorg kunnen door
de betrokkene als meer of minder ingrijpend ervaren worden. Denk bijvoorbeeld aan
een betrokkene die liever in een afzonderingsruimte tot rust komt, dan dat hij medicatie
neemt. Daarom hecht ik veel waarde aan een goede registratie én analyse. Zorginstellingen
zullen nog tijd nodig hebben om de nieuwe registratie-eisen goed in te bouwen in het
patiëntendossier en om ervaring op te doen met het analyseren van de gegevens. Daarom
verwacht ik dat in het eerste jaar na inwerkingtreding van de Wvggz nog geen volledig
beeld over de uitvoering van de verplichte zorg gegeven kan worden. Ik ben in gesprek
met de IGJ en GGZNL over hoe instellingen zo snel mogelijk volgens de Wvggz de overzichten
en analyses kunnen aanleveren, zonder in de tussenliggende periode in te boeten op
het informatieniveau dat onder de Wet Bopz reeds bereikt is. De uitkomsten neem ik
mee in de op 19 november 2019 toegezegde brief aan mevrouw Van den Berg, waarin ik
ook zal ingaan op de eerder gevraagde informatie over de registratie en het terugdringen
van dwang.
Eerdere toezeggingen
Bij de behandeling van de wet in de Eerste Kamer in 2018 zijn enkele vragen gesteld
over de implementatie van de wet. Het lid Barth vroeg wat er gebeurt als de geneesheer-directeur
een zorgmachtiging wil, maar er geen officier van justitie beschikbaar is. In 2016
is, naar aanleiding van het Verbeterprogramma Maatschappelijke Veiligheid (dat bij
het OM is opgestart na het verschijnen van het eerste rapport van de commissie Hoekstra),
de BOPZ-capaciteit op de parketten uitgebreid. Dit heeft ertoe geleid dat op ieder
parket een »BOPZ-brigade» aanwezig is, bestaande uit een of meer officieren van justitie,
parketsecretarissen en administratief medewerkers. Deze nemen aanvragen voor rechterlijke
machtigingen (na invoering van de Wvggz gaat het om zorgmachtigingen) in behandeling.
Voor de uitvoering van de Wvggz ontvangt het OM vanaf 1 januari 2020 extra structurele
middelen. Vooralsnog lijkt de beschikbaarheid van officieren van justitie voor het
in behandeling nemen van aanvragen voor een zorgmachtiging (mede vanwege de ondersteuning
in de vorm van secretarissen en administratie) toereikend. Signalen over eventuele
knelpunten in de uitvoering kunnen aan het licht komen in de regionale overleggen
en de ketenmonitor en kunnen via de ketensamenwerking onder de aandacht van de Bestuurlijke
Ketenraad worden gebracht. Hiermee is deze toezegging afgedaan.
Het lid Don heeft mij in dezelfde wetsbehandeling in 2018 gevraagd om in gesprek te
gaan met mensen uit de beroepsgroepen en met MIND over wilsbekwaamheid bij mensen
met een psychiatrische ziekte. In de Wvggz is een van de uitgangspunten dat zo veel
mogelijk rekening wordt gehouden met de wensen en voorkeuren van de betrokkene. Gedurende
het gehele voorbereidingstraject van de Wvggz heeft nauw overleg plaatsgevonden met
de ketenpartners, waaronder GGZNL, de NVvP, de stichting PVP en MIND, over onder meer
dit onderwerp. In 2020 wordt ervaring opgedaan met de manier waarop de wensen en voorkeuren
worden betrokkene en hoe wilsbekwaam verzet in relatie tot de Wvggz in de praktijk
werkt. Ik ga in 2020 verder met de beroepsgroepen en MIND in gesprek, zodat de opgedane
ervaringen kunnen worden meegenomen in de wetsevaluatie.
2020 en verder
Ketensamenwerking
De leden van het ketenprogramma hebben besloten dat ze de samenwerking voort willen
zetten na de inwerkingtreding van de wet. Het ketenprogramma gaat in de huidige vorm
door tot 1 juli 2020. Het principebesluit is genomen dat in ieder geval tot en met
de wetsevaluatie de bestuurlijke structuur in stand blijft. Een verkenner werkt aan
een advies over de ketensamenwerking vanaf 1 juli 2020 en verder, om de structurele
samenwerking te borgen.
Versoepeling van de uitvoering
Vanuit GGZNL en de NVvP zijn recent signalen gekomen dat de Wvggz een verhoging van
de werkdruk met zich mee zou brengen. Door de in de wet opgenomen procedures in combinatie
met de verlate oplevering van het koppelpunt medio 2020 zou teveel capaciteit naar
administratie gaan ten koste van de capaciteit voor de zorg. Met alle ketenpartijen
heb ik daarom intensief gezocht naar mogelijkheden waarmee de werkdruk verlicht zou
kunnen worden. Hierbij is onder meer gekeken naar de mogelijkheden om het klachtrecht
beter uit te werken en afspraken te maken over het starten en stoppen van de procedures.
Het resultaat hiervan is de aanpassing van enkele informatieproducten en handreikingen.
In overleg met het veld heeft de Nederlandse Zorgautoriteit in aanloop naar de inwerkingtreding
haar regelgeving aangepast voor een adequate bekostiging. Met eerdergenoemde Aanpassingswet
zijn nog enkele wijzigingen aangebracht, waaronder de verlenging van het overgangsrecht
tot één jaar na inwerkingtreding van de Wvggz. Deze wijziging komt voort uit een door
het veld gewenste langere periode om de transitie van de Wet Bopz naar de Wvggz in
betere banen te leiden. Zoals ik reeds heb toegezegd, wacht ik niet tot de wetsevaluatie
met eventuele reparatiewetgeving.
Toezicht
De verantwoordelijkheid voor het terughoudend en verantwoord uitvoeren van verplichte
zorg ligt primair bij de zorgaanbieders en -professionals. Met haar toezicht op de
uitvoering van de Wvggz wil de IGJ eraan bijdragen dat behouden blijft wat onder de
Wet Bopz is bereikt ten aanzien van het terugdringen van dwang en de zorgvuldige uitvoering
daarvan. Tegelijkertijd wil de inspectie zorgaanbieders en -professionals stimuleren
om te komen tot een goede implementatie en uitvoering van de Wvggz (en Wzd).
In de op haar website gepubliceerde toezichtvisie «Terughoudend en zorgvuldig omgaan
met onvrijwillige of verplichte zorg»7zet de inspectie uiteen wat de komst van de nieuwe wetten betekent voor haar toezicht.
De toetsingskaders publiceert de IGJ eveneens op haar website. De IGJ zal haar toezicht
richten op de belangrijkste uitgangspunten en randvoorwaarden voor verantwoorde verplichte
zorg, te weten:
• Dwang zoveel mogelijk voorkomen en anders zorgvuldig toepassen;
• De juiste zorg op de juiste plaats;
• Voldoende en deskundig personeel;
• Aandacht voor de belangen en de rechtspositie van de patiënt.
De IGJ begrijpt dat instellingen de kans moeten krijgen om hun zorg in te richten
volgens de nieuwe wetgeving, ook op het gebied van gegevensaanlevering aan de IGJ.
Belangrijk is dat aanbieders en professionals laten zien dat zij zich bewust zijn
van de nieuwe wettelijke kaders, de ingrijpendheid van verplichte zorg en de zorgvuldigheid
waarmee deze zorg gepaard moet gaan. Dit neemt niet weg dat de IGJ zal handhaven,
indien de kwaliteit en veiligheid van de zorg in het geding is of als verplichte zorg
onrechtmatig wordt uitgevoerd.
De IGJ wil ook signalerend en agenderend optreden om zo snel mogelijk risico’s die
optreden bij de uitvoering van de nieuwe wetten inzichtelijk te maken, ervaringen
breder te delen en signalen neer te leggen bij partijen die hier actie op moeten ondernemen.
Omdat, zoals hierboven opgemerkt, instellingen meer tijd nodig hebben om de registratie-eisen
goed in het patiëntendossier in te bouwen, heeft de IGJ in 2020 een verminderde informatiepositie.
Daarnaast geldt de Wet Bopz nog voor bepaalde patiënten in 2020, op grond van het
overgangsrecht. Vanwege deze situatie heeft de IGJ gekozen voor een toezichtstrategie
in 2020, waarbij ze snel en flexibel kan opereren. Door de inzet van een multidisciplinair
team kan zij de praktijk van de nieuwe wetten intensief volgen om risico’s snel te
signaleren en hierover informatie te geven. Het team zal meldingen op grond van de
Wvggz (en de Wzd) oppakken en het thematisch toezicht uitvoeren met een verbinding
naar het bredere toezicht op de zorg.
Ook ondersteuning vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) kan onder
de reikwijdte van de Wvggz vallen, indien verplichte zorg wordt verleend. Met betrekking
tot het toezicht op de Wmo-ondersteuning blijft de gemeentelijke toezichthouder in algemene zin verantwoordelijk.
Er is al een afsprakenkader met de uitgangspunten en afspraken tussen colleges van
burgemeester en wethouders en de rijksinspecties. Daarnaast zijn praktische werkafspraken
tussen de rijksinspecties en de Wmo-toezichthouder vastgelegd in een draaiboek.8 De samenwerking in het kader van het toezicht op de Wvggz (en de Wzd) is vormgegeven
in lijn met het afsprakenkader en het draaiboek, welke op dit moment geactualiseerd
worden.
Evaluatie en monitoring
De eerste wetsevaluatie wordt binnen twee jaar na inwerkingtreding toegestuurd aan
beide Kamers. Voor de Wvggz zijn inmiddels voorbereidingen getroffen voor zowel een
wetsevaluatie als de ketenmonitor. De Wvggz wordt gelijktijdig met de Wzd en de Wfz,
met aandacht voor het schakelartikel 2.3 van de Wfz, geëvalueerd. De voorbereidingen
van de wetsevaluaties van de Wvggz en Wzd lopen gezamenlijk. Het traject voor de uitvoering
van de evaluaties zal worden verricht door een externe, onafhankelijke partij. De
Wfz wordt in opdracht van het Ministerie van JenV door het WODC geëvalueerd.
Omdat de wetsevaluatie al op korte termijn plaatsvindt, zal de evaluatie zich richten
op de manier waarop de Wvggz en Wzd geïmplementeerd zijn en welke verbeteringen eventueel
nodig zijn, met aandacht voor de kosten en de ervaringen van patiënten, zorgverleners
en andere organisaties die bij de uitvoering van de wet betrokken zijn. Door de ketenpartners
wordt proces- en getalsmatig gemonitord hoe de praktische uitvoering van de wet verloopt.
Bij de wetsevaluatie wordt waar mogelijk gebruik gemaakt van de inzichten uit deze
monitor. Ook de aangenomen moties en toezeggingen aan beide Kamers met betrekking
tot evaluatie van (de uitvoering van) de Wvggz worden meegenomen.
Tot slot
De Wvggz is meer toegespitst op de werkwijze van deze tijd dan de Wet Bopz. Daarnaast
is ook de rechtspositie van de betrokkene verbeterd en de familie en andere naasten
van de betrokkene worden actiever bij het proces rondom de toepassing van verplichte
zorg betrokken. Het werken met deze nieuwe wet zal natuurlijk wennen zijn. De ketenpartners
hebben gezamenlijk ruim drie jaar lang hard gewerkt aan de voorbereiding op de invoering
van de Wvggz. Daar wil ik alle partijen hartelijk voor bedanken. Ik heb de zorgen
van met name de GGZ-aanbieders en psychiaters over de personele capaciteit in de zorg
gehoord. Ik waardeer het dan ook dat zij desondanks hebben uitgesproken hun uiterste
best te doen dat de mensen die verplichte zorg ontvangen zo goed mogelijk worden behandeld
en dat hun rechtspositie zo goed mogelijk gewaarborgd is. Ik vind het een groot goed
dat de ketenpartners elkaar ook komend jaar weten te vinden en, als er onvoorziene
gebeurtenissen zijn, zij een oplossing zullen zoeken in de geest van de wet.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport