Brief regering : Voortgang aanpak wachttijden in de GGZ
25 424 Geestelijke gezondheidszorg
Nr. 504 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 december 2019
Met voorliggende brief bied ik uw Kamer de informatiekaart van de Nederlandse Zorgautoriteit
(NZa) met de meest recente wachttijdcijfers in de ggz aan1. Daarnaast stuur ik u de nieuwe tussenevaluatie van het Actieplan wachttijden en
de Vektis-analyse «Afspraken over wachttijdreductie in ggz-contracten voor 2020»,
die ik beide heb ontvangen van de «landelijke Stuurgroep Wachttijden ggz» (GGZ Nederland,
Zorgverzekeraars Nederland, MeerGGZ, MIND, hierna «stuurgroep wachttijden»)2.
De bijgevoegde stukken laten zien dat de gemiddelde wachttijden nog steeds niet structureel
binnen de Treeknormen vallen. Daarom wil ik de ingezette aanpak van de stuurgroep,
de partijen uit het hoofdlijnenakkoord en de toezichthouders, volop voortzetten en aanvullend hierop in gesprek gaan
in de regio’s waar de aanpak onvoldoende vordert, investeren in een actievere inzet
van zorgbemiddeling en werken aan betere toeleiding voor mensen met complexe zorgvragen.
In de brief ga ik in op:
– de inhoud van de NZa-informatiekaart en mijn reactie;
– de inhoud van de tussenevaluatie van de stuurgroep en mijn reactie;
– mijn inzet om de wachtlijsten verder terug te dringen.
Wachttijden in de ggz: de informatiekaart van de NZa
Vandaag heeft de NZa mij de informatiekaart wachttijden toegestuurd. In deze kaart
presenteert de NZa de landelijke gemiddelde aanmeldwachttijden en totale wachttijden
van september 2019 per hoofddiagnosegroep. Om te beoordelen of we met elkaar de goede
richting op gaan is het belangrijk om de trend te kunnen bekijken. De wijze waarop
de cijfers tot stand zijn gekomen, maakt dat we nu voor het eerst over een periode
van een jaar de wachttijden goed met elkaar kunnen vergelijken en de trends in beeld
kunnen krijgen. De NZa vergelijkt de huidige cijfers met de cijfers van mei 2019 en
november 2018. Daarbij is het belangrijk aan te geven dat uit eerdere informatiekaarten
al is gebleken dat de wachttijden over de maanden fluctueren. We kijken hier dus in
zekere zin naar momentopnames.
De NZa constateert dat de gemiddelde totale wachttijden ten opzichte van mei 2019
voor het merendeel ongeveer gelijk zijn gebleven. Ten opzichte van november 2018 ziet
de NZa een daling van de gemiddelde totale wachttijden bij 5 van de 14 hoofddiagnosegroepen
in de gespecialiseerde ggz. Het gaat om de groepen alcohol gebonden stoornissen (10
weken), bipolair en overige stemmingsstoornissen (12 weken), delirium, dementie en
overige cognitieve stoornissen (10 weken), depressieve stoornissen (12 weken), en
somatoforme stoornissen (10 weken). Ook bij de generalistische basis-ggz is er sprake
van een daling ten opzichte van november (8 weken). Bij 5 van de 14 hoofddiagnosegroepen
is sprake van een stijging van de gemiddelde totale wachttijd ten opzichte van november
2018. Bij deze hoofddiagnosegroepen ligt de gemiddelde totale wachttijd boven de Treeknorm
van 14 weken. Het gaat om de groepen aandachtstekort- en gedragsstoornissen (16 weken),
eetstoornissen (17 weken), persoonlijkheidsstoornissen (20 weken), pervasieve stoornissen
(21 weken) en de restgroep diagnoses, diagnoses die niet precies passen in de andere
hoofddiagnosegroepen (18 weken). Voor de gemiddelde aanmeldwachttijden geldt dat bij
alle hoofddiagnosegroepen de Treeknorm van 4 weken overschreden wordt. Dit was ook
eerder al het geval.
In deze informatiekaart presenteert de NZa voor het eerst een beeld van de wachttijd
per hoofddiagnosegroep uitgesplitst naar zorgkantoorregio’s. De cijfers laten zien
dat de regionale verschillen groot zijn. Zo is de landelijke gemiddelde totale wachttijd
voor pervasieve stoornissen 20 weken, maar zijn er acht regio’s waar de gemiddelde
wachttijd onder de Treeknorm ligt, en zijn er vooral ook regio’s waar deze meer dan
30 weken bedraagt. Dat is veel te lang.
Reactie
De landelijke gemiddelde wachttijden moeten voor alle diagnosegroepen onder de Treeknormen
vallen. Dit is een gedeelde opgave waar alle betrokken partijen zich met het Hoofdlijnenakkoord
ggz (Kamerstuk 25 424, nr. 481) aan hebben verbonden. In juli constateerde de NZa nog dat voor een aantal diagnosegroepen
tussen november 2018 en mei 2019 een dalende trend leek te zijn ingezet met betrekking
tot de gemiddelde totale wachttijd. De voorliggende informatiekaart laat zien dat
deze daling niet voor alle hoofddiagnosegroepen heeft doorgezet. Bovendien laten de
cijfers van de NZa duidelijk zien dat de wachttijden in sommige regio’s nog veel langer
kunnen zijn dan de landelijke gemiddelden. Dit is zeer onwenselijk, iedere gemiddelde
wachttijd boven de Treeknorm is er één te veel. We hebben met elkaar nog veel te doen.
Tussenevaluatie van de stuurgroep aanpak wachttijden
Voor de zomer heb ik u het Actieplan Wachttijden 2.0 van de Stuurgroep Wachttijden
toegestuurd (Kamerstuk 25 424, nr. 481). De stuurgroep heeft mij op 6 december jl. een tussenevaluatie van de aanpak over
de periode juli-december 2019 aangeboden. Deze tussenevaluatie schetst ook een beeld
van de acties die de stuurgroep de komende tijd zal ondernemen. Hieronder ga ik in
op enkele onderdelen van die tussenevaluatie. De Vektis-rapportage «Afspraken over
wachttijdreductie in ggz-contracten voor 2020». Deze rapportage maakt onderdeel uit
van deze tussenevaluatie.
In een bestuurlijk overleg dat ik aan het einde van de zomer met de partijen van de
stuurgroep gevoerd heb, hebben partijen mij toegezegd een regionaal beeld op te stellen
van de actuele wachttijden. Waarin ook de belangrijkste contractafspraken tussen aanbieders
en zorgverzekeraars op het gebied van wachttijden en het beeld dat de stuurgroep heeft
van de voortgang in de regio aan bod komen. Dit rapport geeft ons meer zicht op wat
er in de regio’s en in de contractering gebeurt. Daarnaast bevat het een totaaloverzicht
van de regionale interventies, landelijke interventies en goede voorbeelden die genoemd
zijn. Dat maakt de rapportage ook bruikbaar voor het uitwisselen van best practices
en het leren van elkaar.
De stuurgroep heeft de regio’s ingedeeld in categorieën, afhankelijk van de lengte
van de wachttijden en het beeld van de voortgang. Op basis daarvan bepaalt de stuurgroep
haar inzet. In regio’s waar de wachttijden beperkt zijn en de voortgang voldoende
is, zet de stuurgroep vooral in op het delen van goede voorbeelden. In regio’s waar
de wachttijden gemiddeld zijn, en de voortgang voldoende, kiest de stuurgroep ervoor
de vorderingen te blijven volgen en waar mogelijk eventuele hulpvragen te beantwoorden
(«volgen»). In regio’s waar de wachttijden bovengemiddeld zijn maar de voortgang beter
kan, wil de stuurgroep ondersteunen met het zogenoemde Versnellersprogramma («verdiepen
en versnellen»). In één regio is inmiddels een «versneller» gestart. Bij de regio’s
waar de wachttijden (erg) lang zijn en de voortgang onvoldoende, geeft de stuurgroep
aan dat actie van andere actoren in het stelsel, zoals het ministerie, de inspectie
en de NZa, nodig is («signaleren en benoemen»).
Voor de hoofddiagnosegroepen waarbij de wachttijden onverminderd lang zijn, persoonlijkheidsstoornissen
en pervasieve stoornissen, heeft de stuurgroep een gerichte aanpak ingezet. In maart
organiseert de stuurgroep werkbijeenkomsten samen met de kenniscentra voor deze stoornissen.
Doel van deze werkbijeenkomsten is om met inhoudelijk betrokkenen, zoals professionals,
cliënten en ervaringsdeskundigen, te komen tot aanbevelingen om de wachttijden te
bekorten. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de probleemanalyse die de stuurgroep heeft
laten uitvoeren door onderzoeksbureau HHM, waarover ik u eerder heb geïnformeerd (Kamerstuk
25 424 nr. 481).
Tot slot hebben GGZ Nederland en MeerGGZ op mijn verzoek een poging gedaan om het
aantal wachtenden in beeld te brengen. Dat geeft extra inzicht in wat de cijfers in
de informatiekaart van de NZa in de praktijk voor mensen betekenen en geeft extra
sturingsinformatie voor de aanpak op zowel landelijk als regionaal niveau. De uitkomst
van die inventarisatie bij ggz-instellingen is dat er op 1 juli 2019 in totaal 37.750
van 18 jaar en ouder wachten op gespecialiseerde ggz, waarvan naar verwachting ongeveer
73% binnen de totale Treeknorm van 14 weken geholpen wordt. Dat zou betekenen dat
ongeveer 10.000 mensen langer dan de Treeknorm op zorg wachten. In mei/juni 2020 doet
de stuurgroep een volgende inventarisatie.
Reactie
Ik wil mijn waardering uitspreken voor de inzet en de vasthoudendheid waarmee de stuurgroep
het probleem van de lange wachttijden probeert aan te pakken. Met het inzicht dat
de stuurgroep biedt in de situatie in de regio’s en de aantallen wachtenden, kunnen
wij met elkaar de aanpak aanscherpen en beter richten.
Daarnaast steekt de stuurgroep veel energie in het begeleiden van de regio’s zelf.
Dat is belangrijk, want het grootste deel van het werk moet ook in de regio’s worden
verzet.
In een aantal regio’s zien we dat de wachttijdenproblematiek onder controle is. Dat
is hoopgevend. De regio Noord-Holland Noord bijvoorbeeld heeft in deze informatiekaart
zelfs geen enkele gemiddelde totale wachttijd boven de Treeknorm. Wat maakt de werkwijze
van deze regio zo succesvol? Als ik kijk naar de rapportage die de stuurgroep door
Vektis heeft laten opstellen, zie ik een aantal elementen dat kan verklaren waarom
de aanpak in Noord-Holland Noord succesvol is. In deze regio wordt geïnvesteerd in
goede samenwerking, bijvoorbeeld via een digitale screening samen met de huisarts.
De zorgverzekeraar heeft een meerjarencontract met de grootste aanbieder gesloten,
om ruimte te bieden aan vernieuwende interventies en innovaties, zoals online basis
ggz zonder wachtlijst via DiSofa. Daarnaast boekt de regio succes met de zogenoemde Herstel Ondersteunende Intake en herstelwerkplaatsen, waarmee de regie meer
bij de cliënt wordt gelegd en waarin de ervaringsdeskundige een belangrijke rol heeft.
De stuurgroep blijft deze regio’s en andere goede voorbeelden een podium bieden, via
wegvandewachtlijst.nl, de nieuwsbrief, op het aankomende congres van 9 april 2020
en in open werksessies die GGZ Nederland in de eerste helft van 2020 elke maand organiseert.
Dat vind ik heel goed, want andere regio’s kunnen hier hun eigen aanpak mee verbeteren.
Met name in de regio’s waar de wachttijdproblematiek ernstig is en de voorgang beperkt,
is meer nodig om partijen in beweging te krijgen. Ik ben dan ook blij dat de stuurgroep
deze regio’s nu bij naam genoemd heeft: Amsterdam, Arnhem, Rotterdam, Zuid-Limburg,
Nijmegen en Waardenland.
Samen met de stuurgroep kijk ik met extra zorgen naar de landelijke wachttijden die
boven de Treeknorm voor totale wachttijd uitkomen. De hoofddiagnosegroepen persoonlijkheidsstoornissen,
pervasieve stoornissen en aandachts- en gedragsstoornissen hadden eerder al onze specifieke
aandacht. Voor de eerste twee diagnosegroepen heeft de stuurgroep inmiddels de hierboven
beschreven gerichte aanpak ingezet, voor de derde onderzoekt de stuurgroep wat een
goede gerichte aanpak is. Ik heb de stuurgroep gevraagd of zij bij de volgende inventarisatie
van aantallen wachtenden ook specifiek kunnen uitvragen hoeveel wachtenden er zijn voor deze hoofddiagnosegroepen, zodat deze informatie kan worden gebruikt
bij de gerichte aanpak. In deze informatiekaart vallen de hoofddiagnosegroepen eetstoornissen
en de (moeilijker te duiden) restgroep ook boven de Treeknorm. Ik wil de komende tijd
met de stuurgroep in gesprek over wat er voor deze hoofddiagnosegroepen aanvullend
nodig is.
Voortzetting ingezette aanpak en aanvullende acties
De aanpak om de wachttijden te verkorten is sectorbreed opgepakt in het hoofdlijnenakkoord
ggz dat ik in juli 2018 met partijen gesloten heb. De uitvoering van het akkoord is
bijna een jaar geleden gestart. Hoewel uit de laatste cijfers blijkt dat een structurele
verbetering van de wachttijden nog uitblijft, heb ik vertrouwen in dat we met elkaar
een pakket aan maatregelen hebben ontworpen dat vruchten gaat afwerpen. De cijfers
waarover we nu beschikken moeten daarbij voor alle betrokken partijen een signaal
zijn dat we de uitvoering met meer focus en met nog meer energie, aandacht en vasthoudendheid
ter hand nemen.
Ik wil de ingezette aanpak onverminderd voortzetten:
– de uitvoering van het actieplan 2.0 van de stuurgroep, met daarin een belangrijke
focus op de regionale aanpak, de contractering en het verdiepen van de problematiek
bij de «probleemdiagnosegroepen»;
– de uitvoering van de afspraken uit het hoofdlijnenakkoord ggz die ook moeten bijdragen
aan het terugdringen van de wachttijden, zoals de aanpak van regeldruk, de aanpak
van arbeidsmarktproblematiek en de verbetering van de samenwerking tussen gemeenten
en verzekeraars;
– de NZa en de inspectie zetten volgende stappen in hun toezicht.
Ik wil aanvullend op drie onderdelen een extra inspanning plegen om zo een impuls
te geven aan het terugdringen van de wachttijden:
– In gesprek gaan in de regio’s;
– Samen met partijen actievere inzet op zorgbemiddeling;
– Betere toeleiding van mensen met een complexe zorgvraag.
Ik ga hieronder eerst meer uitgebreid in op het toezicht en licht vervolgens de extra
inspanningen waarop ik inzet uitgebreider toe.
Toezicht
De NZa en de inspectie zien erop toe dat verzekeraars zich aan hun zorgplicht houden
respectievelijk zorgaanbieders kwaliteit van zorg bieden. De wachttijden zijn voor
beiden een belangrijk thema binnen hun toezicht.
Inzet NZa
De NZa heeft in 2019 controlebezoeken afgelegd bij zorgverzekeraars, om hun inspanningen
te beoordelen om de wachttijden te verminderen in de ggz, medisch-specialistische
zorg en wijkverpleging. De NZa heeft hiervoor boordelingskaders gebruikt, die ontwikkeld
zijn om houvast te bieden aan zorgverzekeraars over wat de NZa van hen verwacht. In
de controlebezoeken heeft de NZa getoetst of zorgverzekeraars de verbeteringen, waartoe
de NZa naar aanleiding van eerder onderzoek heeft opgeroepen, voldoende hebben opgepakt.
Daarbij zet de NZa een verdere stap in de aanpak van de wachttijden, namelijk het
openbaar maken van de voortgang per zorgverzekeraar. De rapportage met de bevindingen
van de NZa over de inspanningen van de zorgverzekeraars en de beschrijving van de
vervolgaanpak van de NZa ontvangt u separaat.
Nu de NZa de wachttijddata op regionaal niveau en naar hoofddiagnosegroep in beeld
heeft, kan de inzet van de NZa en ook de inspectie op het gebied van de wachttijden
nog beter gefocust worden. De NZa heeft nu instrumenten tot haar beschikking die de
mogelijkheid bieden om op basis van de beschikbare data nog verder in te zoomen dan
het regioniveau. Als de wachttijd voor een bepaalde hoofddiagosegroep in een regio
gemiddeld heel lang is, kan de NZa relatief eenvoudig zien welke aanbieders zorgen
voor dat hoge gemiddelde. En met welke zorgverzekeraars contracten zijn gesloten.
De NZa zal vanaf begin 2020 regelmatig een analyse doen op de data en deze gedetailleerde
analyse gebruiken om, in samenwerking met de inspectie, het gesprek aan te gaan met
de aanbieders en zorgverzekeraars die in de betreffende regio’s aan zet zijn voor
het aanpakken van de wachttijden.
Daarnaast zet de NZa in op:
– het verder ontsluiten van de wachttijden op regioniveau op de website van het RIVM
(www.volksgezondheidenzorg.info);
– een onderzoek naar beleid en praktijk van bijcontractering. Bijcontractering kan effect
hebben op patiëntenstops en wachttijden (oplevering uiterlijk 1 april 2020)
– de monitor contractering 2020, met de ontwikkelingen in het contracteerproces, waaronder
aandacht voor de vraag of zorgaanbieders en zorgverzekeraars in de contractering 2020
specifieke (resultaats)afspraken hebben gemaakt over het reduceren van de aanmeldwachttijden
of behandelwachttijden voor specifieke patiëntengroepen, of ze de door de stuurgroep
opgestelde gespreksleidraad kennen en of ze hier gebruik van maken (oplevering volgend
jaar);
– toezicht op het aanleveren van wachttijdinformatie bij Vektis door zorgaanbieders.
In de tussenevaluatie doet de stuurgroep een verzoek om de registratie van aantallen
wachtenden ook via de transparantieregeling te verplichten. Ik heb de NZa gevraagd
of zij met partijen in overleg wil gaan om te bekijken wat mogelijk is.
Inzet inspectie
De inspectie heeft het thema wachttijden sinds 2018 structureel opgenomen in haar
reguliere toezichtsbezoeken aan ggz-instellingen. Daarnaast is de wachttijdproblematiek
een vast onderdeel van de toezichtsactiviteiten op regionale netwerken rondom thuiswonende
mensen met chronische problematiek (ambulante ggz). In deze intensieve toezichtstrajecten
kijkt de inspectie onder meer naar de in- en uitstroom binnen de ggz, de overdracht
tussen de huisarts en de ggz en de mogelijkheden om op- en af te schalen. Met duidelijke
afspraken over doorverwijzing en consultatie komt de cliënt sneller op de juiste plek
en wordt voorkomen dat de cliënt onnodig op zorg moet wachten.
De inspectie constateert dat lange wachttijden vaak een symptoom zijn van gebrekkige
samenwerking, met name tussen de ggz en huisartsen. Het verbeteren en faciliteren
van deze samenwerking is daarmee een onmisbaar onderdeel van de aanpak van de wachttijden.
Juist ook daarom spreekt de inspectie als onderdeel van haar regionale toezichtsactiviteiten met alle belangrijke samenwerkingspartners. Ook wordt gesproken met cliënten,
naasten en organisaties die hun perspectief vertegenwoordigen. Waar de samenwerking
niet soepel verloopt, wordt de partijen om een verbeterplan gevraagd. Vervolgens ziet
de inspectie erop toe dat deze plannen worden uitgevoerd. In 2019 heeft de inspectie
de samenwerkingsactiviteiten in zes regionale netwerken onderzocht. Voor vier netwerken
zijn er inmiddels rapportages opgeleverd die op de website van de inspectie te vinden
zijn. Bezien vanuit de regio-indeling van de wachttijdenaanpak gaat het om netwerken
in de regio’s Arnhem, Friesland, Westelijk Noord-Brabant en Haaglanden. De rapportages
over twee andere regionale netwerken volgen nog. In 2020 wordt deze intensieve toezichtsaanpak
voorgezet.
Gezamenlijke inzet
De NZa en de inspectie vervullen als toezichthouders dus een belangrijke rol bij de
aanpak van de wachttijden door aanbieders en verzekeraars. Zoals ik eerder vermeldde
trekken zij hierin ook samen op. Met de mogelijkheden die de data van de NZa vanaf
nu bieden, gaat deze samenwerking in 2020 een volgende verdiepende fase in. Dat vind
ik een goede ontwikkeling.
Extra inzet
Op drie onderdelen wil ik extra inzetten om zo een aanvullende impuls te geven aan
het terugdringen van de wachttijden:
– In gesprek met regio’s;
– Samen met partijen actievere inzet op zorgbemiddeling;
– Betere toeleiding van mensen met een complexe zorgvraag.
In gesprek met de regio’s
De stuurgroep heeft een zestal regio’s aangewezen waar de wachttijden erg lang zijn
en de aanpak onvoldoende voortgang laat zien. Een deel van deze regio’s was al in
beeld bij de inspectie in het kader van de toezichtsactiviteiten op regionale netwerken
rondom thuiswonende mensen met chronische problematiek (ambulante ggz), waarop ik
hierboven dieper ben ingegaan. Natuurlijk nemen de NZa en de inspectie in deze regio’s
hun eigen verantwoordelijkheid. Maar ik ga daarnaast ook zelf om de tafel met de partijen
in deze regio’s die een aandeel hebben in (het oplossen van) het wachttijdenprobleem:
van de Raad van Bestuur en de uitvoerende hulpverleners van de grote instelling tot
de huisartsen en van zorgverzekeraars tot de cliëntenvertegenwoordiging. Met hen wil
ik bespreken wat er in de regio aan de hand is en ik wil concreet van hen horen hoe
ze de komende tijd met elkaar aan de slag gaan, want juist in de regio’s met zulke
lange wachttijden is het broodnodig dat er voortgang geboekt wordt. In Waardenland
ben ik al geweest. Die regio heeft besloten de regionale taskforce een herstart te
geven, omdat de problematiek na aanvankelijke verbetering weer was verergerd. Uiteraard
moet in elke regio de samenwerking volop gaande blijven, ook als verbetering is geconstateerd.
De volgende twee regio’s staan in januari gepland. Ook bij werkbezoeken aan andere
regio’s en instellingen zet ik de wachttijdproblematiek hoog op de agenda en zal ik
gebruik maken van de inzichten die Vektis en de stuurgroep met mij hebben gedeeld.
Actievere inzet op zorgbemiddeling
Een ander onderwerp waar ik de komende tijd extra op wil inzetten, is zorgbemiddeling.
Zoals hiervoor beschreven zijn er, uitgaande van de uitvraag van GGZ Nederland en
MeerGGZ, ongeveer 10.000 mensen die langer dan de Treeknorm wachten op de start van
een behandeltraject. Het is bekend dat de wachttijdproblematiek deels een verdelingsvraagstuk
is. Niet bij alle aanbieders zijn de wachttijden voor alle aandoeningen even lang
en cliënten kunnen regelmatig bij een andere aanbieder sneller terecht.
De aanpak dit vraagstuk begint in feite al bij de verwijzing. Cliënt en verwijzer
kunnen met behulp van de wachttijdinformatie op www.kiezenindeggz.nl al bij het kiezen van een ggz-aanbieder rekening houden met de lengte van de wachttijd.
Het gebruik van www.kiezenindeggz.nl kan voor een deel van de patiënten al te lange wachttijden voorkomen.
Zorgbemiddeling is naast verwijzing het tweede belangrijke onderdeel om het verdelingsvraagstuk
aan te pakken. De afdeling zorgbemiddeling van de zorgverzekeraar kan een verzekerde
helpen om een snellere behandelplek te vinden. Zorgaanbieders zijn verplicht om de
cliënt te wijzen op de mogelijkheid van zorgbemiddeling, maar niet alle cliënten en
ook niet alle verwijzers lijken op de hoogte van deze mogelijkheid. Daarom heb ik
verzekeraars en aanbieders gevraagd om actiever in te zetten op zorgbemiddeling voor mensen die langer wachten dan de Treeknorm. Wat mij betreft moeten
we er samen op inzetten dat we deze mensen zo goed mogelijk helpen aan een zo snel
mogelijk beschikbare behandelplek. Om zorgbemiddeling nog meer bekendheid te geven
heb ik met ZN afgesproken dat alle zorgverzekeraars in hun communicatie naar hun verzekerden
extra aandacht besteden aan zorgbemiddeling, in het bijzonder voor de ggz. In januari
2020 komt er via ZN een gezamenlijk initiatief van verzekeraars dat verzekerden helpt
om sneller en makkelijker contact op te nemen met hun zorgverzekeraar voor zorgbemiddeling.
Met de LHV heb ik afgesproken dat zij via haar eigen communicatiekanalen huisartsen
extra gaat wijzen op kiezenindeggz.nl en zorgbemiddeling.
Met GGZ Nederland en MeerGGZ heb ik afgesproken dat de instellingen (uit hun achterbannen)
hun medewerkers ertoe aansporen cliënten te wijzen op zorgbemiddeling op het moment
dat de verwachting is dat de wachttijd de Treeknorm gaat overschrijden.
Betere toeleiding voor mensen met een complexe zorgvraag
De cijfers die we zien in de informatiekaart van de NZa zijn landelijke en regionale
gemiddelden. Binnen zo’n gemiddelde zitten mensen die korter, maar ook veel langer
op zorg moeten wachten. Er zijn ook mensen die vanwege een complexe zorgvraag de weg
naar de juiste zorg en ondersteuning überhaupt moeilijk weten te vinden. Ik vind het
heel belangrijk dat we onze inspanningen ook richten op deze groep die niet in de
cijfers terug te vinden is. Samen met MIND ben ik een traject gestart gericht op mensen
met een complexe zorgvraag en regionale doorzettingsmacht. Aan dit traject nemen ook
GGZ Nederland, ZN en de VNG deel. Met deze partijen werken we aan een domeinoverstijgende
aanpak voor mensen met een complexe zorgvraag. We denken daarbij aan het versterken
van de routes en oplossingen in het huidige stelsel, zoals het inzicht van huisartsen
en POH’s-ggz in het beschikbare aanbod, het maken van regionale samenwerkingsafspraken
over complexe casuïstiek en het versterken van de positie van het Centrum voor Consultatie
en Expertise (CCE) in de ggz. Medio 2020 brengt de stuurgroep de regionale stand van
zaken rond complexe casuïstiek in beeld.
Tot slot
Ik zie dat er op veel onderdelen en in veel regio’s hard gewerkt wordt om de wachttijdenproblematiek
aan te pakken. Op dit moment zien we dat de gemiddelde wachttijden van enkele hoofddiagnosegroepen
in de meeste regio’s echter nog niet structureel binnen de Treeknormen vallen. Dit
onderstreept voor mij het belang van de ingezette aanpak van de stuurgroep, de partijen
uit het hoofdlijnenakkoord en de toezichthouders, die we volop moeten voortzetten.
Aanvullend ga ik in gesprek in de regio’s waar de aanpak onvoldoende vordert, investeren
we in actievere inzet van zorgbemiddeling en werken we aan betere toeleiding voor
mensen met complexe zorgvragen.
Met deze brief voldoe ik aan de toezegging om u voor het einde van het jaar te informeren
over de voortgang van de aanpak van de wachttijden in de ggz. Rond de zomer informeer
ik u opnieuw over de voortgang.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport