Brief regering : Rapport verkenning naar ervaren knelpunten in de aanpak milieucriminaliteit
22 343 Handhaving milieuwetgeving
Nr. 287
BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR MILIEU EN WONEN EN VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 november 2019
Hierbij bieden wij uw Kamer de rapportage aan over de verkenning van de ervaren knelpunten
in de aanpak van de milieucriminaliteit1. De rapportage is opgesteld door het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid
(CCV) in opdracht van de Ministeries van Justitie en Veiligheid en van Infrastructuur
en Waterstaat.
Inleiding
Binnen de milieuhandhaving worden op verschillende domeinen overtredingen geconstateerd,
die het milieubelang raken. Ook wordt in verschillende domeinen gerapporteerd over
criminele activiteiten. Dit zijn activiteiten die het milieubelang direct schaden,
ondermijnend en/of marktverstorend werken en de gelegenheid tot overtreding voor gelegenheidsovertreders
vergroten of stimuleren.
In het Bestuurlijk Omgevingsberaad2 (BOb) van oktober 2018 is besloten tot het uitvoeren van een verkennend onderzoek
naar de knelpunten in de uitvoeringspraktijk bij de aanpak van milieucriminaliteit.
Met deze brief wordt ook uitvoering gegeven aan de motie van de leden Buitenweg en
Groothuizen, inhoudende te verkennen hoe veelplegers van milieucriminaliteit effectiever
kunnen worden aangepakt (Kamerstuk 35 000 VI, nr. 40).
Verkenning
Het doel van de verkenning was het in kaart brengen van concrete uitvoeringsproblemen
van alle overheidspartijen binnen het stelsel van vergunningverlening, toezicht en
handhaving (VTH) bij de aanpak van alle vormen van milieucriminaliteit. Daarnaast
is het CCV gevraagd om al mogelijke oplossingsrichtingen mee te nemen in de verkenning.
Onder de handhaving valt zowel de bestuursrechtelijke als de strafrechtelijke handhaving.
Algemene conclusies
Uit de verkenning zijn vier clusters van knelpunten naar voren gekomen. Het gaat om
knelpunten in:
• De bestuurlijke aansturing van toezicht en handhaving (zowel gevoelde urgentie als
verwevenheid (bestuur-uitvoering) komen hier aan bod);
• Markttoegang en normering (welke eisen worden gesteld aan ondernemingen die in het
milieudomein opereren en kunnen die ingezet worden om «criminelen» te weren?);
• «Waarnemen» en bewijsvoering/uitwisseling van signalen (is het systeem zo ingericht
dat toezichthouders toegerust zijn om actief op zoek te kunnen naar de «criminelen»?);
• Sanctionering van milieucriminaliteit (welke rol speelt (niet) adequate sanctionering
in de aanpak, effect van bijv. lange doorlooptijden?).
Belangrijkste aanbevelingen
• Bestuurlijke (her)bevestiging van aandacht voor milieuzaken, het bestuur zal meer
urgentie moeten geven aan de aanpak van milieucriminaliteit;
• Organiseer een effectieve integriteitstoets bij het verlenen van toegang tot de milieumarkt;
• Zorg voor een coördinerende functie op de informatie-uitwisseling;
• Stroomlijn het strafrechtelijk traject voor het vervolgen van milieumisdrijven;
• Houdt toezicht of de Landelijk Handhavingsstrategie daadwerkelijk wordt toegepast.
Onze aanpak op milieuhandhaving en milieucriminaliteit
De conclusies en aanbevelingen uit de verkenning zien toe op het VTH-stelsel en het
stelsel van opsporing en strafrecht. De aanbevelingen, voor zover zij betrekking hebben
op de uitvoering van het VTH-stelsel (Wabo), moeten gezien worden in de context van
andere rapporten/ signalen die recent zijn opgeleverd. Het gaat bijvoorbeeld om het
rapport over Kwaliteitsborging bij de uitvoering van VTH-taken en het rapport Grondstof
of Afval3 van de commissie Sorgdrager. In beide rapporten worden aanbevelingen gedaan met betrekking
tot het VTH-stelsel. De aanbevelingen van de drie voorliggende rapporten en het recente
signaal van de ILT versterken elkaar.
Dit rapport geeft aanbevelingen waar we gezamenlijk mee aan de slag kunnen.
• Bestuurlijke aandacht: Wij herkennen dat milieucriminaliteit een probleem is voor
de maatschappij. De onzichtbaarheid van milieucriminaliteit maakt het lastig hier
een beeld bij te vormen. Wij herkennen de geschetste knelpunten en zetten ons in om
samen met betrokken partijen meer aandacht te genereren voor milieucriminaliteit en
de aanpak hiervan. Wij hebben een eerste stap genomen en gaan nog dit jaar in gesprek
met onze bestuurlijke partners om de aanpak van milieucriminaliteit hoger op de bestuurlijke
agenda’s te krijgen.
• Onafhankelijkheid: In de uitvoering van toezicht en handhaving moet een inspecteur
onafhankelijk kunnen optreden. Bestuurlijke overwegingen zouden een effectieve handhaving
van overtredingen niet mogen belemmeren. Uit de interviews blijkt dat er soms (de
schijn) van te veel bestuurlijke inmenging is bij toezicht- en handhavingsacties.
Daarom willen we in samenwerking met bevoegd gezag nagaan hoe omgevingsdiensten beter
gepositioneerd kunnen worden, zodat zij effectief kunnen optreden tegen overtredingen.
• Integriteit markt: Bij de totstandkoming van wet- en regelgeving zullen toezichthoudende
en handhavende organisaties beter betrokken worden, om te zorgen voor handhaafbare
regelgeving en het voorkomen van het bieden van gelegenheid tot criminaliteit. De
Wet Bibob is een van de instrumenten die het mogelijk maakt voor het OM om essentiële
informatie te delen en voor de vergunningverlener om op basis van juiste informatie
al dan niet vergunning te verlenen. Gezamenlijk zetten wij in op meer bewustwording
van onder andere de Wet Bibob bij OM en de vergunningverlener. Hierdoor wordt een
instrument als Bibob beter benut en draagt bij aan de integriteit van markt.
• Informatie-uitwisseling: Uit het onderzoek blijkt dat de informatie-uitwisseling in
milieuzaken verbetering behoeft. Een van de aanbevelingen uit het rapport is een coördinerende
functie op de informatie-uitwisseling. Wij nemen deze aanbeveling over en zullen onderzoeken
hoe de een coördinerende functie het beste vorm kan krijgen in relatie tot de huidige
systemen.
• Landelijke handhavingsstrategie: Bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving
horen volgens de Landelijke handhavingsstrategie op elkaar te zijn afgestemd. Uit
het onderzoek blijkt dat de Landelijke handhavingsstrategie niet altijd wordt gevolgd.
Wij willen inzetten op het concreet uitvoeren van de Landelijke handhavingsstrategie
zoals bedoeld, door alle toezichthoudende en handhavende partijen. Wij zullen partijen
ook aanspreken als blijkt dat deze inzet niet leidt tot verbeteringen in het volgen
van de Landelijke handhavingsstrategie.
Daarnaast zullen wij vanuit onze eigen verantwoordelijkheid de volgende acties ondernemen:
• Als stelselverantwoordelijke voor VTH zal ik, Minister van Veldhoven, het voortouw
nemen om meer nadrukkelijk de gezamenlijk de gesignaleerde knelpunten in milieucriminaliteit
aan de orde te stellen en aan te pakken, waaronder agendering in het BOb als in gesprekken
met betrokken partijen.
• Als verantwoordelijk Minister van JenV, zal ik, Minister Grapperhaus, samen met het
OM, politie en de ILT-IOD verbetering van de efficiëntie van de strafrechtketen oppakken.
Samenhangend met het voornemen om de aanpak van milieucriminaliteit hoger op de bestuurlijke
agenda’s te krijgen zal JenV bezien hoe, in samenwerking met OM en politie de beschikbare
milieucapaciteit bij de politie en het OM beter kan worden benut, waarbij de uiteindelijke
inzet wordt bepaald in de (lokale) driehoek.
Ook de knelpunten met betrekking tot de omvang van de strafrechtelijke onderzoeken
en de vaak lange doorlooptijd van deze zaken behoeft aandacht.
Motie van Kamerleden Buitenweg en Groothuizen
De Kamerleden Buitenweg en Groothuizen hebben de regering verzocht om te verkennen
hoe veelplegers van milieucriminaliteit effectiever kunnen worden aangepakt. Deze
verkenning geeft inzicht in de ervaren knelpunten in de handhaving, knelpunten waar
veelplegers van milieucriminaliteit, al dan niet heel bewust, van profiteren. Een
aantal knelpunten is meer direct te koppelen aan de veelplegerproblematiek, zoals
de knelpunten met betrekking tot informatie-uitwisseling en markttoegang. Maar knelpunten
in signalering tijdens het toezicht, informatie-uitwisseling en sanctionering, die
van invloed zijn op de ervaren pakkans en de te verwachten sanctie spelen ook zeker
een rol bij de aanpak van veelplegers. Samen met de betrokken partijen zal worden
besproken hoe die knelpunten kunnen worden opgepakt, opdat de aanpak van veelplegers
van milieucriminaliteit effectiever wordt.
De conclusies en aanbevelingen zijn voor ons aanleiding om voortvarend aan de slag
te gaan. Begin december is de eerste bijeenkomst met een aantal bestuurlijke partners.
In het BOb in het voorjaar van 2020 zullen wij komen met een actieplan om de knelpunten
in de aanpak van milieucriminaliteit op korte termijn aan te pakken, een uitvoeringsagenda
voor het VTH-stelsel vaststellen en afspreken welke acties door wie worden ondernomen.
De resultaten hiervan zullen wij in de eerste helft van 2020 met u delen.
De Minister voor Milieu en Wonen, S. van Veldhoven-Van der Meer
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Indieners
-
Indiener
S. van Veldhoven-van der Meer, minister voor Milieu en Wonen -
Medeindiener
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid