Brief regering : Reactie op het verzoek van het lid Van den Hul, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 5 februari 2019, over hulp bij huiselijk geweld
28 345 Aanpak huiselijk geweld
31 015 Kindermishandeling
Nr. 208 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 april 2019
In de Regeling van werkzaamheden d.d. 5 februari 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 49, item 14) heeft Kamerlid Van den Hul (PvdA) gevraagd om een brief met daarin een reactie op
de zorg van de Nationale ombudsman als ook op de berichten over de lange veiligheidsbeoordeling
van Veilig Thuis. Daarnaast heeft de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn
en Sport verzocht om een reactie op het bericht «Hulp na huiselijk geweld stagneert,
gezinnen lang in onzekerheid» (https://nos.nl/l/2270134). In deze brief reageer ik op beide verzoeken. Hiermee voldoe ik tevens aan het verzoek
van de vaste commissie om voor het algemeen overleg huiselijk geweld en kindermishandeling
van 24 april 2019 te reageren.
Termijnen Veilig Thuis en zicht op veiligheid
In de berichten waar uw Kamercommissie en lid Van den Hul naar verwijzen wordt bericht
over het feit dat het niet alle Veilig Thuis-organisaties (hierna: VT-organisaties)
lukt om meldingen van kindermishandeling en huiselijk geweld op tijd in behandeling
te nemen en te onderzoeken.
De cijfers in de betreffende berichten hebben betrekking op het laatste kwartaal van
2018. Ondanks alle inspanningen van de VT-organisaties en van gemeenten om de wachttijden
te verkorten blijkt dat in de betreffende periode niet alle VT-organisaties de wettelijke
termijnen voor de eerste veiligheidsbeoordeling (5 werkdagen) en onderzoek (10 weken)
hebben gehaald. Overigens toetst Veilig Thuis bij alle meldingen die binnenkomen direct
of sprake is van een acuut onveilige situatie. In dat geval pakt Veilig Thuis de zaak
meteen op. Dit wordt bevestigd door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna:
IGJ). Voor meldingen waar geen sprake is van een acuut onveilige situatie en die niet
binnen de wettelijke termijnen kunnen worden opgepakt, geldt dat Veilig Thuis het
zicht op veiligheid moet organiseren gedurende de periode dat de triage en eventueel
aansluitend onderzoek nog niet kan starten. Veilig Thuis pakt de melding alsnog onmiddellijk
op, zodra blijkt dat er iets is veranderd in de gemelde situatie waardoor de veiligheid
van betrokkenen acuut in het geding komt.
Ik betreur dat het een aantal VT-organisaties niet lukt om zaken binnen de wettelijke
termijnen op te pakken. Huiselijk geweld en kindermishandeling moeten zo snel mogelijk
worden gestopt en duurzaam opgelost; daar zijn de wettelijke termijnen op gericht.
Tegelijkertijd begrijp ik dat de voorbereidingen op de implementatie van de nieuwe
werkwijze bij de VT-organisaties en de verbeterde Wet meldcode, die beide per 1 januari
2019 in werking zijn getreden, voor extra voorbereidende werkzaamheden heeft gezorgd,
die tijd en capaciteit hebben gekost bij Veilig Thuis. Daarnaast zijn andere partners
in de keten ook nog voor een deel in ontwikkeling of ze kampen met onderbezetting
en wachttijden. Als na afronding van de veiligheidsbeoordeling of het onderzoek door
Veilig Thuis een zaak nog niet kan worden overdragen, organiseert Veilig Thuis het
zicht op veiligheid in die zaak. Dit vergt (extra) capaciteit van VT-organisaties.
Vooropgesteld: gemeenten zijn in de eerste plaats verantwoordelijk voor hun regionale
VT-organisatie. Onderdeel hiervan is het volgen of Veilig Thuis de meldingen binnen
de wettelijke termijnen afrondt en het bijsturen als dat nodig is. Daarnaast houdt
de IGJ risicogestuurd toezicht op de kwaliteit van de VT-organisaties. Het behalen
van de wettelijke termijnen maakt deel uit van het toezichtkader van de IGJ. Bij serieuze
signalen dat een Veilig Thuis de wettelijke termijnen structureel niet haalt en dat
de personen waarover bij Veilig Thuis wordt gemeld acuut in gevaar zijn kan de IGJ
handhavend optreden. Op dit moment staan geen VT-organisaties onder verscherpt toezicht
van de inspectie en wordt ook niet op andere wijze handhavend opgetreden.
Om te zorgen dat Veilig Thuis de wettelijk termijnen haalt, zet ik samen met gemeenten,
het Netwerk Veilig Thuis en betrokken ketenpartners verschillende maatregelen in die
moeten bijdragen aan het oplossen van deze problematiek.
Versterken regionale aanpak
Gemeenten werken aan het verder versterken van de regionale aanpak van huiselijk geweld
en kindermishandeling. Via het programma «Geweld hoort nergens thuis» (Kamerstukken
28 345, 31 015 en 34 907, nr. 185 ) ondersteun ik, samen met de Minister voor Rechtsbescherming en de VNG, gemeenten
hierbij. Voor dit programma hebben we jaarlijks ruim € 10 miljoen beschikbaar gesteld.
Daarvoor zijn onder meer regionale projectleider aangesteld om de regionale aanpak
verder te versterken en de samenwerking tussen gemeenten en andere partners in de
regio te ondersteunen en te verbeteren. De regionale projectleiders worden ondersteund
door een landelijk programmateam. Voor de zomer ontvangt uw Kamer de tweede voortgangsrapportage
van dit programma.
Versterken lokale infrastructuur
Een effectieve aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling vraagt onder andere
om een krachtige lokale infrastructuur. Naast een belangrijke signalerende rol bij
huiselijk geweld en kindermishandeling draagt de lokale infrastructuur in aansluiting
op Veilig Thuis bij aan zorg voor het zicht op veiligheid en inzetten van hulpverlening
voor duurzame veiligheid en herstel. Om gemeenten in staat te stellen te bepalen of
de inrichting van hun lokale infrastructuur en de samenwerkingsafspraken met de VT-organisatie
effectief zijn georganiseerd, wordt door de VNG, ondersteund door het programma Geweld
hoort nergens thuis en in samenspraak met gemeenten, een kwaliteitskader voor de lokale
infrastructuur bij de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling ontwikkeld.
Verbeteren kwaliteit Veilig Thuis
Daarnaast investeer ik in het verder versterken en het verbeteren van de kwaliteit
van de VT-organisaties via het Meerjarenprogramma Veilig Thuis (hierna: MJP VT). Ik
heb voor het MJP VT € 4 miljoen beschikbaar gesteld voor de periode van 2017 tot 2020.
Veilig Thuis-organisaties werken sinds 1 januari 2019 met een nieuwe werkwijze, beschreven
in het Handelingsprotocol Veilig Thuis. Deze nieuwe werkwijze is gericht op het bevorderen
van de kwaliteit en uniformiteit van de prestaties van de VT-organisaties. De VT-organisaties
worden in 2019 vanuit het MJP VT ondersteund bij de implementatie van de nieuwe werkwijze.
Verbeterde meldcode en radarfunctie Veilig Thuis
Met de inwerkingtreding van de verbeterde meldcode en de radarfunctie bij Veilig Thuis
per 1 januari 2019 is een belangrijke stap gezet om de aanpak van huiselijk geweld
en kindermishandeling verder te versterken. In de decentralisatie-uitkering vrouwenopvang
zijn hiervoor aan gemeenten structureel middelen beschikbaar gesteld. Het gaat om
€ 11.9 miljoen in 2018 oplopend tot € 38.6 miljoen in 2021. In het regeerakkoord (bijlage
bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) is daarnaast € 2 miljoen beschikbaar gesteld voor de verbeterde Meldcode. We investeren
dit jaar in het versterken van de implementatie van de verbeterde meldcode bij de
verschillende beroepsgroepen, organisaties en professionals. Hiervoor richten we dit
jaar onder andere een meldcodetour in. Ook richten we leertafels in tussen professionals
en Veilig Thuis om de samenwerking te versterken.
Daarnaast verkent het Toezicht Sociaal Domein of zij aan het einde van 2019 integraal
onderzoek kunnen doen naar de implementatie van de verbeterde meldcode door de beroepsgroepen.
Arbeidsmarkt
Net als veel organisaties in de (jeugd)zorg hebben de VT-organisaties te maken met
veel verloop van medewerkers en een krappe arbeidsmarkt. Voor de gehele zorg is er
het actieprogramma «Werken in de zorg» (bijlage bij Kamerstuk 29 282, nr. 303) om de huidige en komende personeelstekorten het hoofd te bieden. Specifiek voor
de jeugdhulp organiseren we met deelnemers van diverse partijen uit de sector voor
de zomer een tweetal werksessies om de aanbevolen acties uit de arbeidsmarktverkenning
op te pakken en verder uit te werken. Veilig Thuis wordt hierbij ook betrokken.
Verbeteren samenwerking jeugdbeschermingsketen
Tot slot wordt in het kader van het programma «Zorg voor de jeugd» (bijlage bij Kamerstuk
34 880, nr. 3) in een aantal regio’s pilots opgezet waarin geëxperimenteerd wordt met een verkorte
jeugdbeschermingsketen. VT-organisaties participeren in die pilots. Daarnaast is de
Minister voor Rechtsbescherming bezig met de aanpak van wachtlijsten bij de Raad voor
de Kinderbescherming.
Kortom, de keten van organisaties die met elkaar staan voor de veiligheid van kinderen
en gezinnen is volop in ontwikkeling. Dat geldt zowel voor de individuele organisaties
als voor de keten als geheel. In die ontwikkeling lukt het nu niet alle VT-organisaties
om aan de wettelijke termijnen te voldoen (de mate van overschrijding kan in de tijd
en per VT-organisatie fluctueren). VT-organisaties moeten hoe dan ook het zicht op
veiligheid organiseren. Dat geldt zowel na melding, in de periode tussen melding en
triage, tussen triage en onderzoek en na afloop van het onderzoek en in gevallen waarin
de zaak nog niet kan worden overgedragen. Dit neemt de IGJ mee in haar toezicht. Ondertussen
werken we intensief met elkaar, vanuit Rijk, gemeenten en betrokken organisaties aan
de ontwikkelingen die we in gang hebben gezet. Het gezamenlijke doel is onveranderd:
iedereen moet zich veilig weten in zijn eigen omgeving.
Vrouwenopvang
Kamerlid Van den Hul (PvdA) heeft in de Regeling van werkzaamheden d.d. 5 februari
2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 49, item 14) gevraagd om een reactie op de zorg van de Nationale ombudsman over knelpunten in
de vrouwenopvang. De Nationale ombudsman heeft in juli 2017 het rapport «Vrouwen in
de knel» uitgebracht. Eind januari 2019 heeft de Nationale ombudsman een update gepubliceerd
waarin hij zijn zorgen uit over de voortgang van de acties naar aanleiding van het
rapport.
Reactie
De vrouwenopvang is een belangrijk onderdeel van de aanpak van huiselijk geweld. Gemeenten
zijn op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) verantwoordelijk
voor het bieden van opvang aan slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling.
In de praktijk zijn 35 centrumgemeenten namens hun regiogemeenten opdrachtgever voor
de vrouwenopvang in hun regio.
Ik vind het belangrijk dat de knelpunten die de Nationale ombudsman constateert worden
aangepakt en neem daar als (coördinerend) bewindspersoon mijn rol in. Ik heb naar
aanleiding van het rapport van de Ombudsman samen met gemeenten en andere betrokken
partijen verschillende trajecten in gang gezet. Ik heb de wethouders van de centrumgemeenten
Vrouwenopvang in een brief geïnformeerd over de laatste stand van zaken (bijlage 1)1.
Knelpunten op gemeentelijk niveau
Gemeenten zijn naar aanleiding van het rapport van de Ombudsman aan de slag gegaan.
Ik heb uw Kamer met de voortgangsrapportage van het Programma «Geweld hoort nergens
thuis» van december 2018 een inventarisatie van Movisie gestuurd over de wijze waarop
gemeenten de gesignaleerde knelpunten hebben opgepakt.2 Het betreft veelal «quick-wins» en in de meeste gevallen gaat het om oplossingen
in de samenwerking tussen de vrouwenopvang binnen één gemeente of centrumgemeentegebied.
In aanvulling op de verbeteringen die men lokaal of in een centrumgemeentegebied doorvoert,
zijn diverse centrumgemeenten een werkgroep gestart waarin knelpunten worden opgepakt
waarvoor het noodzakelijk is dat centrumgemeenten onderling afspraken maken. Ik stel
middelen beschikbaar om gemeenten te ondersteunen bij de totstandkoming van deze samenwerkingsafspraken.
Knelpunten op landelijk niveau
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld heb ik met verschillende partijen een landelijke
werkgroep ingericht. Deze werkgroep werkt aan oplossingen voor knelpunten die voortkomen
uit de wijze waarop landelijk werkende organisaties hun werkwijze hebben ingericht.
De werkgroep heeft prioriteiten gesteld en heeft besloten om eerst te werken aan knelpunten
gerelateerd aan schulden en financiële zelfredzaamheid van vrouwen. De focus ligt
op het vinden van oplossingen voor het sneller verstrekken van een aantal uitkeringen
en toeslagen, zoals de kinderbijslag, het kindgebondenbudget en de kinderopvangtoeslag.
De afgelopen periode is verkend welke mogelijkheden er zijn voor het sneller omzetten
van de kinderbijslag en het kindgebondenbudget van de man naar de vrouw. Streven is
het werkproces met meerdere weken in te korten. De Belastingdienst en Sociale Verzekeringsbank
werken op dit moment samen met Federatie Opvang een werkproces uit, waarna een uitvoeringstoets
zal plaatsvinden. Vervolgens zullen zij gedurende een half jaar, kleinschalig gaan
werken volgens dat proces. Aan de hand daarvan volgt besluitvorming over het vervolg.
Met betrekking tot de kinderopvangtoeslag en de zorgtoeslag is besloten in een experiment
te verkennen welke mogelijkheden er zijn om deze (sneller) toe te kennen aan de vrouw.
Dit experiment zal in de tweede helft van 2019 starten.
Uiteraard houd ik uw Kamer over de voortgang hiervan op de hoogte.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.