Brief regering : Voortgang van het Nationaal Sportakkoord en de voortgang op lopend beleid
30 234 Toekomstig sportbeleid
Nr. 203
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 november 2018
Met deze brief informeer ik u over de voortgang van het Nationaal Sportakkoord en
de voortgang op lopend beleid (zoals het programma «Sport en Bewegen in de Buurt»
en het actieplan «Naar een Veiliger Sportklimaat»). Ook kom ik in deze brief terug
op verschillende moties en toezeggingen, waaronder de toezeggingen die ik heb gedaan
in het AO Sport op 28 juni jl. (Kamerstuk 30 234, nr. 192) en tijdens het debat over het Rapport seksuele intimidatie en misbruik in de sport
op 16 mei jl. (Handelingen II 2017/18, nr. 81, item 8).
1. Sportakkoord
Op 29 juni is het Nationaal Sportakkoord «Sport verenigt Nederland» ondertekend. Dit
akkoord is het resultaat van de inspanning van velen die de sport in Nederland een
warm hart toedragen. De afgelopen maanden heb ik gezien dat de ambities van het akkoord
leiden tot actie. De oproep tijdens de nationale sportweek om lokale akkoorden te
sluiten blijkt niet tegen dovemansoren gericht. Verschillende gemeenten, regio’s en
provincies zijn gestart met een lokale doorvertaling van het nationale Sportakkoord
of leggen hier al de laatste hand aan, zoals provincie Zeeland, gemeente Kampen, gemeente
Steenwijkerland en de Achterhoek.
Een mooie start. In het verlengde daarvan zet ik in om de sport zich slim te laten
organiseren, zodat zij krachtig en in gezamenlijkheid een gesprekspartner is voor
de (lokale) overheid. Met het Sportakkoord wordt een beroep gedaan op de lokale overheid
om initiatief te nemen, partners bijeen te brengen en een lokaal akkoord te sluiten.
Als de sport en overheid elkaar weten te vinden op lokaal niveau, verwacht ik dat
Nederland de komende jaren nog veel meer van sport kan genieten en er de waarde uit
weet te halen die er in zit. Met het Sportakkoord wordt ook van de rijksoverheid een
hernieuwde positie ten opzichte van de sport gevraagd. Kernwoorden daarbij zijn een
actieve betrokkenheid, partnerschap en ruimte scheppen voor initiatief. Deze uitgangspunten
vertaal ik in het rijkssportbeleid.
Met de strategische alliantie (Ministerie van VWS, NOC*NSF en VSG) ben ik de afgelopen
maanden in gesprek over de wijze waarop het Sportakkoord vanaf 2019 zal worden geïmplementeerd.
De verschillende deelakkoorden worden met stakeholders uitgewerkt.
Aan de slag
De afgelopen maanden zijn de teams die verantwoordelijk zijn voor de werkplannen aan
de slag geweest met de doorvertaling van de afspraken uit het Sportakkoord naar concrete
initiatieven en acties. Hierbij is vanzelfsprekend rekening gehouden met aandachtspunten
die in een eerder stadium door uw Kamer zijn meegegeven.
Eerder heb ik uw Kamer toegezegd inzage te geven over de inzet van het budget per
ambitie en maatregel in het sportakkoord. In deze brief probeer ik dat inzicht te
verschaffen. Omdat ik een zorgvuldig proces wil doorlopen en er zorg voor wil dragen
dat de Rijksmiddelen binnen het sportakkoord tot grote impact leiden, heb ik tot het
voorjaar van 2019 de tijd nodig voor het volledige plaatje. Desalniettemin zijn er
grote stappen voorwaarts gezet en zijn diverse maatregelen uit het sportakkoord al
wel in gang gezet zoals in deze brief kunt lezen.
Uitgangspunten sportbeleid rijksoverheid
Ik wil samen met de sport, de gemeenten en haar vele partners het Sportakkoord tot
een succes te maken. Daarom heb ik besloten om de inzet van het Rijk in de sport zo
veel mogelijk te richten op het realiseren van de ambities in het akkoord. Met deze
brief informeer ik u over de nadere concretisering van de deelakkoorden, zoals toegezegd
in mijn antwoord op vragen van uw Kamer.1 De maatregelen zoals opgenomen in het Sportakkoord zijn in de afgelopen tijd geprioriteerd.
Op basis van die prioritering zijn lijnen opgesteld waarlangs in de komende jaren
de implementatie van maatregelen zal plaatsvinden.
Met de voorzitter van de VSG en de voorzitter van NOC*NSF heb ik de volgende uitgangspunten
voor de uitvoering van het Sportakkoord bepaald:
– Ondersteuning lokale samenwerking. Een belangrijke voorwaarde voor het slagen van het Sportakkoord is dat de sport,
de gemeente en bij de sport betrokken organisaties elkaar op lokaal niveau weten te
vinden. Deze samenwerking kan worden vastgelegd in een lokale of regionale equivalent
van het Nationale Sportakkoord. Ik zie op veel plaatsen al een doorvertaling van het
Nationale Sportakkoord naar het lokale niveau, tegelijkertijd ontvang ik verzoeken
om ondersteuning. Ik zal de komende maanden met de sport en lokale overheden afspraken
maken over de inzet van procesbegeleiders om in 2019 de totstandkoming van lokale
akkoorden te bevorderen.
– Versterken sportsector. De komende jaren zullen vanuit de rijksoverheid een aantal gerichte investeringen
worden gedaan in de sportsector. Deze investeringen zullen primair de sport zelf versterken.
Door deze investeringen wordt de sport bovendien beter in positie gebracht om tot
meer samenwerking te komen met partijen op lokaal niveau.
– Nationale projecten. Een aantal van de voorgestelde initiatieven in de deelakkoorden overstijgt het lokale
niveau; deze worden op nationaal niveau georganiseerd, waarbij expliciete aandacht
is voor het realiseren van lokale impact. Dat geldt bijvoorbeeld voor de doorvertaling
van de beweegrichtlijnen in instrumentarium dat handelingsperspectief biedt, en voor
de routekaart voor de sport om klimaatdoelstellingen te realiseren. Ook de inzet op
kennisontwikkeling en innovatie voor de sector is hier een voorbeeld van.
– Inzet buurtsportcoach. In de werkplannen van de verschillende deelakkoorden is uitgewerkt op welke wijze
de buurtsportcoach een bijdrage levert aan het bereiken van de ambities op lokaal
niveau. Door de werking van lokale akkoorden kan de sport meepraten over de inzet
van de buurtsportcoach, zodat deze ook vanuit de behoefte van de sportsector kan worden
ingezet. Vanaf 1 januari 2019 zijn de nieuwe bestuurlijke afspraken van kracht, die
aansluiten op de ambities in het Sportakkoord.
– Informatievoorziening. Ik zal investeren in het monitoren van de verschillende deelakkoorden en het delen
van informatie tussen lokale partners. Monitoring zal kortcyclisch zijn, met als belangrijkste
doel om tussentijds te kunnen leren van ingezette initiatieven en waar nodig tijdig
bij te kunnen sturen. Ik zal uw Kamer jaarlijks informeren over de belangrijkste resultaten.
Financiën Sportakkoord
Het gehele sportbudget 2019 van de rijksoverheid (€ 410 miljoen per jaar) is gealloceerd
via het Sportakkoord. Daarvan betreft € 239 miljoen de Regeling Specifieke Uitkering
Sport en de Subsidieregeling Stimulering Bouw & Onderhoud Sportaccommodaties en Sportmaterialen.
€ 61 miljoen per jaar wordt besteed aan de buurtsportcoach-regeling, die als instrument
in alle deelakkoorden benut wordt. Vervolgens valt structureel € 10 miljoen per jaar
onder het beleidskader sportevenementen. € 53 miljoen per jaar wordt besteed aan topsport,
waarvan € 13 miljoen in de stipendium- en kostenvergoedingsregeling. Aan kennis, onderzoek
en innovatie zal circa € 9 miljoen per jaar besteed worden, aan de bestrijding van
doping € 2 miljoen per jaar, en nog eens € 4 miljoen aan doorlopende programma’s.
Ruim € 31 miljoen per jaar zal worden ingezet op specifieke maatregelen in het Sportakkoord.
Daarbij is onderstaande verdeling per deelakkoord gemaakt waarbij de middelen worden
verdeeld over nationale projecten, sportprojecten en het stimuleren van de totstandkoming
en uitvoering van regionale of lokale akkoorden.
– € 3 miljoen zal ingezet worden om inclusief sporten & bewegen te bevorderen;
– € 5 miljoen om de vaardigheid in bewegen te bevorderen;
– € 7 miljoen aan een positieve sportcultuur;
– € 7 miljoen aan een duurzame sportinfrastructuur;
– € 9 miljoen landt in maatregelen in het deelakkoord «Vitale Aanbieders».
Ik ben in gesprek met de partners in het Sportakkoord over de specifieke inzet van
deze middelen op basis van de geprioriteerde uitwerkingen van de deelakkoorden. Ik
verwacht deze gesprekken in het voorjaar van 2019 af te ronden.2 Ik zal uw Kamer dan informeren over de uitkomsten hiervan.
1.1 Deelakkoord «Inclusief Sporten en Bewegen»
Binnen het deelakkoord «Inclusief Sporten en Bewegen» is het doel om sporten en bewegen
voor iedereen mogelijk te maken. Ook mensen die belemmeringen ervaren vanwege leeftijd,
fysieke of mentale gezondheid, etnische achtergrond, seksuele geaardheid of sociaaleconomische
positie moeten met plezier kunnen (gaan) deelnemen aan sport en bewegen. De maatregelen
uit het Sportakkoord worden langs de volgende drie lijnen uitgewerkt.
– Bewustwording. Het doel is dat inclusief sporten en bewegen als vanzelfsprekend wordt ervaren door
(potentiële) sporters, sport- en beweegaanbieders, sportbonden, gemeenten en overheden
en andere betrokken organisaties. Om dit te bereiken wordt onder andere een campagne
uitgevoerd en kennisuitwisseling over inclusief sporten en bewegen gestimuleerd en
gefaciliteerd in samenwerking met het werkveld. De met het Sportakkoord opgerichte
alliantie «inclusief sporten en bewegen»3 zal hierin een belangrijke rol vervullen.
– Borging in regionale en/of lokale akkoorden. Om inclusief sporten en bewegen te borgen in de regionale en/of lokale akkoorden,
is het van belang om lokale en/of regionale allianties op te zetten, te versterken
en uit te breiden. Een goed instrument hiervoor is bijvoorbeeld het benutten van een
vraag- en aanbodscan.
– Wegnemen van belemmeringen. Door het wegnemen van belemmeringen wordt de toegankelijkheid van de sport bevorderd.
Het gaat hierbij om sociale, praktische en financiële toegankelijkheid en vindbaarheid
van regelingen.
Eén van de concrete maatregelen, die ook benoemd werd in de beleidsdoorlichting uitgevoerd
op Artikel 6 van de Rijksbegroting,4 is het continueren van de bijdrage van het Rijk aan het Jeugdfonds Sport en Cultuur.
Dit fonds is een partner in dit deelakkoord. Het Jeugdfonds past haar leeftijdsgrenzen
(nu nog 4–18 jaar) aan, en zal vanaf 2019 ook de doelgroep 0–4 jaar ondersteunen bij
sporten en bewegen. In de beleidsdoorlichting werd ook het uitbreiden van het vervoer
voor gehandicapte teamsporters genoemd. Als onderdeel van dit deelakkoord zal onderzocht
worden hoe de drempel van het vervoer voor zoveel mogelijk mensen kan worden weggenomen.
Het gaat hier echter om complexe problematiek, die aandacht vraagt van experts. Ook
moet de financiering van vervoer opnieuw worden bekeken. Voor de zomer van 2019 zal
ik uw Kamer informeren over de vorderingen.
1.2 Deelakkoord «Duurzame Sportinfrastructuur»
Het deelakkoord «Duurzame Sportinfrastructuur» kent grote inhoudelijke samenhang met
het Klimaatakkoord. De concretisering van de voornemens die in dit deelakkoord zijn
opgenomen, worden dan ook – conform de tijdslijnen van de afspraken binnen het Klimaatakkoord
– op 1 mei 2019 opgeleverd. Het deelakkoord behelst drie onderwerpen.
– Verduurzaming van sportaccommodaties. In overleg met de sector bereid ik een routekaart voor, met daarin concrete plannen
om sportaccommodaties CO2-neutraal te maken voor 2050. Deze routekaart wordt op 1 mei 2019 opgeleverd.
– Innovatie en kwaliteit. Met de gemeenten en sportsector ben ik momenteel in overleg om de belangrijkste
duurzaamheidsvraagstukken in kaart te brengen. Voorbeelden van zaken die nu op tafel
liggen zijn de multifunctionele bruikbaarheid van sportvelden, en andere economisch
rendabele activiteiten om de accommodatie te gebruiken zo lang die de sportbeoefening
niet beperken. Het Topteam Sport speelt hierin een belangrijke rol. In 2019 zal er
een uitvraag worden opgesteld voor het bedrijfsleven om aan dit type vraagstukken
een bijdrage te leveren.
– Buitenruimte. Met het oog op de omgevingswet, die in 2021 wordt ingevoerd, liggen er kansen voor
gemeenten om sport onderdeel te maken van de omgevingsvisie. Met verschillende partijen
(bijvoorbeeld Sportvisserij Nederland) vinden gesprekken plaats over deze onderwerpen,
om zodoende te komen tot een gedragen visie. Onderwerp van deze gesprekken is ook
het openstellen van sportaccommodaties, wat kan bijdragen aan optimaal en efficiënt
gebruik.5
Op 20 juli jl. zijn de Specifieke Uitkering Sport en de Subsidieregeling Stimulering
Bouw en onderhoud Sportaccommodaties en Sportmaterialen gepubliceerd. Langs deze twee
kanalen worden de gemeenten en sportsector gecompenseerd voor de nadelige gevolgen
van de verruiming van de btw-sportvrijstelling.
In de aanloop naar de publicatie van de regelingen heb ik de sector betrokken bij
het ontwerp. De bijdragen die ik van hen heb ontvangen, heb ik binnen de daartoe gestelde
kaders van het Subsidiekader VWS zo optimaal mogelijk verwerkt. De Dienst Uitvoering
Subsidies aan Instellingen ondersteunt de sector bij het gebruik maken van de nieuwe
regelingen.
De sportsector kenmerkt zich door zeer diverse organisatievormen rondom het eigendom
en exploitatie van sportaccommodaties. Het kan daarom voorkomen dat er voor sommige
partijen in het veld meer gaat veranderen dan voor andere. Ik heb dan ook met de sector
afgesproken dat ik aan het einde van het eerste kwartaal van 2019 met hen terugkijk
op de eerste maanden van 2019 en dan kijk of, en zo ja, waar er doorontwikkeling van
de regelingen noodzakelijk en mogelijk is.
In het afgelopen jaar heb ik ook gekeken naar manieren om de innovatiekracht van start-ups
en kleine MKB’ers beter te gaan benutten voor de vraagstukken van de sportsector.
Via het Starthubs-platform hebben de partijen in het deelakkoord «Duurzame Sportinfrastructuur»
samen met het Topteam Sport een challenge uitgeschreven voor duurzame innovaties op het terrein van energie. Er zijn vijf winnaars
uit dit traject gekomen. In het komende jaar zullen zij aan de slag gaan met innovaties
gericht op het potentieel van de kunstgrasvelden voor het opwekken van energie, en
de mogelijkheden om sportaccommodaties aardgasvrij te maken door energieopslag en
warmteopslag.
1.3 Deelakkoord «Vitale Sport- en Beweegaanbieders» en «Positieve Sportcultuur»
Bij de uitwerking van het Sportakkoord bleken de maatregelen van de deelakkoorden
«Vitale Sport- en Beweegaanbieders» en «Positieve Sportcultuur» sterk op elkaar aan
te sluiten. Daarom is besloten in de verdere uitwerking gezamenlijk op te trekken.
Zowel op nationaal als op lokaal niveau wordt ingezet op het versterken en ondersteunen
van de sportsector.
Op nationaal niveau worden de sportbonden versterkt en toekomstbestendig gemaakt.
Hierbij is de mate van ondersteuning afhankelijk van de behoefte en ontwikkelfase
van de desbetreffende bond. Waar de kleinere bonden meestal nog behoefte hebben om
de basis op orde te brengen, zullen de grotere bonden toe zijn aan de implementatie
van hun langetermijnstrategie. Om deze maatwerkondersteuning te bieden, is de «Impuls
Versterken Sporten» opgezet. De portal waarin bonden subsidieaanvragen voor dit programma
kunnen doen, is per 1 november 2018 opengesteld.
Daarnaast wordt ingezet om meer vrijwilligers te werven voor de sportsector. Hiervoor
wordt onder andere aangesloten bij het programma Maatschappelijke Diensttijd. Als
onderdeel van dat programma worden pilots bij verenigingen en organisaties gedraaid.
Waar uit deze pilots werkzame elementen komen voor het werven van vrijwilligers, worden
deze vertaald naar de sportsector. Ook heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over
de hoogte van de onbelaste vrijwilligersvergoeding per 2019. Deze wordt verhoogd van
€ 1.500 naar € 1.700 per jaar.
Op lokaal niveau dient de echte verandering plaats te gaan vinden op de club of het
veld, bij bestuurders, trainers of sporters zelf. De expliciete inzet is dan ook op
het versterken van sportaanbieders door hen meer ondernemend en toekomst gerichter
te laten functioneren. Lokale sportakkoorden wil ik laten werken als een katalysator
om (nieuwe) samenwerkingen te stimuleren en te faciliteren. Daarbij beoog ik in te
zetten op de volgende ondersteuningstrajecten.
– Verenigingsondersteuning. Door middel van procesbegeleiding en bestuurscoaching worden sportaanbieders ondersteund
en begeleid naar een toekomstbestendig bestaan. Wat toekomstbestendig is, bepaalt
de vereniging/ sportaanbieder zelf. Hierbij wordt ingezet op sportaanbieders met een
ambitie (van vernieuwend aanbod tot «open club») en sportaanbieders waar sprake is van urgentie (basis onvoldoende op orde). De mate en type ondersteuning is afhankelijk van de
specifieke behoefte van de sportaanbieder en de ontwikkelfase waarin de aanbieder
zich bevindt (ondersteuning op maat). Een voorbeeld hiervan is het programma «meer
vrijwilligers in korte tijd». Voor de begeleiding en ondersteuning kunnen onder meer
buurtsportcoaches worden benut.
– Opleiden trainers. Door vrijwilligers laagdrempelig toegang te bieden tot trainerscursussen en online
opleidingsaanbod wordt de grote groep beginnende trainers en coaches zonder opleiding
(veelal ouders) de basisprincipes van trainen en coachen geleerd, zowel technisch
als pedagogisch.
– Technisch Pedagogisch klimaat. Sportaanbieders worden ondersteund en begeleid bij het creëren van een pedagogisch
sportklimaat voor het technisch kader. Dat gebeurt bijvoorbeeld door de inzet van
een «clubkader coach» Het doel is om 5000 trainers te ondersteunen in hun opleiding
tot clubkadercoach, zodat minimaal 1500 sportaanbieders worden begeleid bij creëren
van een pedagogisch sportklimaat voor het technisch kader.
De maatregelen uit het plan van aanpak «Tegengaan misbruik in de sport» (vastgesteld
op de Algemene Vergadering van NOC*NSF op 14 mei 2018) die zich richten op sportaanbieders
maken integraal onderdeel uit van dit deelakkoord. Onderwerpen als de vertrouwenscontactpersoon,
gedegen preventiebeleid en de gratis VOG vormen instrumenten om afspraken over te
maken in de lokale sportakkoorden. De sportsector is bovendien de afgelopen maanden
intensief aan de slag gegaan om de aanbevelingen van de Commissie De Vries te implementeren.
Zo worden bijvoorbeeld alle voorbereidingen getroffen zodat het Centrum voor Veilig
Sport Nederland en het casemanagementsyteem begin 2019 kunnen starten en passen sportbonden
hun tuchtreglementen aan in lijn met de aanbevelingen.
1.4 Deelakkoord «Vaardig in Bewegen»
De ambitie in dit deelakkoord is om meer kinderen aan de beweegrichtlijnen te laten
voldoen, en om de neerwaartse spiraal van de motorische vaardigheid van kinderen naar
boven toe om te buigen. Hierbij zet ik in op de volgende drie aspecten.
– Beweegactiviteiten. Kinderen doen zo vroeg mogelijk, vanaf hun tweede jaar, ervaring op met beweegactiviteiten.
Om deze doelgroep te bereiken, wordt er geïnvesteerd in de ontwikkeling en uitrol
van beweegprogramma’s in de kinderopvang en peuterspeelzalen, het stimuleren van buiten
spelen en bewegen en het bevorderen van de vroeg-signalering bij jonge kinderen met
een bewegingsachterstand.
– Beweegvaardigheidsmonitor. Beoogd wordt dat kinderen gevolgd worden binnen het onderwijs6 en GGD op basis van een gevalideerde beweegvaardigheidsmonitor, die het beweeggedrag
van kinderen kwantitatief en kwalitatief vaststelt en volgt. De beweegrichtlijn en
de beweegcirkel, evenals toegankelijke en praktisch toepasbare monitoren om de beweegvaardigheid
te meten zijn instrumentarium die het veld hierbij helpen. De beweegcirkel is ontwikkeld
door het Kenniscentrum Sport in opdracht van VWS en wordt parallel aan het Wetgevingsoverleg
Sport apart met een brief aan uw Kamer aangeboden.
– Sporttechnisch kader. Het sporttechnisch kader dat sport- en beweegactiviteiten begeleidt in de buurt, op
school en bij de sportvereniging, heeft kennis van zaken over beweegvaardigheid van
kinderen en hoe die te verbeteren. Hierbij wordt inzet gepleegd op het (door)ontwikkelen
van cursussen voor jeugdtrainers met focus op motorische ontwikkeling en een goed
pedagogisch klimaat.
Het stimuleren meer te bewegen en buiten te spelen van kinderen, het inzetten op sporttechnisch
kader en de beweegvaardigheidsmonitor sluiten goed aan bij de petitie «Ik beweeg mee»
die gelanceerd is door NOC*NSF. Ik ben blij dat maatschappelijke organisaties en partijen
uit de domeinen zorg, kinderopvang en onderwijs hun aandacht en betrokkenheid tonen
voor bewegen en sporten voor kinderen. Ook is het goed om te zien dat zoveel prominente
sportambassadeurs (bondscoaches, coaches en trainers) deze campagne omarmen en deze
boodschap gezamenlijk overdragen.
De Onderwijsraad, Sportraad en de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving hebben
op 10 september jl. het rapport «Plezier in Bewegen» aangeboden aan de Minister-President.
De Ministeries van OCW en VWS trekken gezamenlijk op om een beleidsinhoudelijke reactie
op dit rapport te geven, die, zoals eerder toegezegd, dit najaar aan uw Kamer zal
worden gestuurd.
1.5 Deelakkoord «Topsport die inspireert»
De basis van het zesde deelakkoord van het Nationale Sportakkoord, «Topsport die inspireert»
wordt in 2019 verder uitgewerkt. Uitdagingen op het terrein van topsport, media en
evenementen zullen hier een plek krijgen.
Mijn plannen voor de herziening van het topsport- en evenementenbeleid heb ik recentelijk
naar uw Kamer gestuurd.7 Het huidige beleidskader wordt, met een aantal wijzigingen, twee jaar voortgezet.
Die tijd gebruik ik om samen met de sector een nationaal strategisch sportevenementenbeleid
te ontwikkelen. Ik beoog daarin expliciet te formuleren wat we als gezamenlijke doelstellingen
met de organisatie van sportevenementen willen bereiken.
Hiermee beoog ik dat we nog beter kunnen monitoren en dat de doelmatigheid van de
inzet van onze financiële middelen worden vergroot. Daarbij nemen we in ieder geval
de aanbevelingen en beleidsscenario’s uit de beleidsdoorlichting, de adviezen van
de Nederlandse Sportraad en de resultaten van de beleidsevaluatie van het Mulier Instituut
mee.
Naast het evenementenbeleid zal ook het topsportbeleid herijkt worden voor de Olympische
cyclus 2020–2024. Ook op dit onderwerp beoog ik samen met de partners van het sportakkoord
gezamenlijke beleidsdoelen te formuleren op het gebied van topsport en talentontwikkeling
met als doel de positie van Nederland als topsportland te consolideren c.q. te verbeteren.
Tot slot zal ook de media in dit deelakkoord meegenomen worden. Daarbij wil ik met
de partners stilstaan bij de steeds grotere impact die mediarechten in de financiering
van evenementen en topsport spelen, evenals hoe we ons als Nederland tot die ontwikkeling
kunnen en willen verhouden.
1.6 Onderzoek Governance in de sport
In het sportakkoord is door de bestuurlijke alliantie afgesproken dat er een onderzoek
komt naar de governance in de sport. Dit is nodig want de sportsector is in transitie.
Door individualisering, digitalisering en vercommercialisering sport een groeiend
aantal Nederlanders buiten verenigingsverband om en wordt de buitenruimte steeds intensiever
voor sportbeoefening gebruikt wordt. Het doel van het onderzoek is om de knelpunten
die als gevolg hiervan ontstaan in kaart te brengen en scenario’s op te stellen hoe
hiermee om te gaan. De bestuurlijke alliantie formuleert ten behoeve van dit onderzoek
voor het einde van het jaar een onderzoeksvraag die aan de Sportraad voorgelegd wordt.
De Sportraad zal vervolgens uitvoering gaan geven aan dit onderzoek, dat in de loop
van 2019 opgestart zal worden. De datum van oplevering van de onderzoeksresultaten
hangt samen met de reikwijdte van de opdrachtformulering en is daarom nog niet af
te geven.
1.7 Caribisch Sport- en Preventieakkoord
Op dit moment is de verwachting dat het Caribische Sport- en Preventieakkoord in het
voorjaar van 2019 gesloten kan worden. De Staatssecretaris van VWS wil het akkoord
zo inrichten dat sport en preventie integraal in het akkoord landen en er sprake is
van structurele verbeteringen op de eilanden. Onderwerpen waarvan al aangekondigd
is dat deze onderdeel zullen vormen van het akkoord zijn schoolmaaltijden, bewegingsonderwijs
en de ondersteuning bij onbedoelde zwangerschappen. Inhoudelijk is de Staatssecretaris
samen met de besturen van de eilanden nog aan het verkennen welke extra activiteiten
het meest kansrijk zijn. Er kunnen nog geen uitspraken worden gedaan over hoe het
definitieve akkoord er uit zal zien. In het tweede kwartaal van 2019 zal uw Kamer
hier nader over worden geïnformeerd.
2. Voortgang lopend beleid
2.1 Programma «Sport en Bewegen in de Buurt»
Het programma Sport en Bewegen in de Buurt (SBB) loopt tot en met 2018. Ik ga in op
de inspanningen die in 2018 zijn geleverd. In de bijlage vindt u de «Voortgangsrapportage
Monitor Sport en Bewegen in de Buurt 2018»8. De input uit het programma SBB is gebruikt voor het formuleren van concrete doelen
in het Sportakkoord.
2.1.1 Inzet programma SBB in 2018
Binnen het programma is het afgelopen jaar meer ingezet om de kwetsbare groepen zoals
chronische zieken, ouderen en gehandicapten te bereiken. In dat licht is het beroepsprofiel
van de buurtsportcoach voor kwetsbare groepen verder ontwikkeld en is in de ronde
van 2018 de sportimpuls uitsluitend opengesteld voor aanvragen gericht op bovengenoemde
doelgroepen.
Daarnaast zijn net als vorig jaar subsidieoproepen opengesteld voor de «Sportimpuls
Kinderen Sportief op Gewicht» en de «Sportimpuls Jeugd in lage inkomensbuurten». Voor
laatstgenoemde doelgroep is bijvoorbeeld in Haarlem een basketbalproject opgezet en
ondersteund met een Sportimpuls. Door dit project zijn veel kinderen uit gezinnen
met een laag inkomen gaan sporten en ook na de projectperiode lid gebleven van de
lokale sportvereniging.
Sinds de start van de Sportimpuls in 2012 zijn in totaal 1.024 projecten ondersteund.
Voor de ronde van 2018 zijn 223 aanvragen ingediend en 145 gehonoreerd. De voortgangsrapportage
2018 geeft aan dat de samenwerking tussen de verschillende partijen goed tot stand
komt. Het merendeel van de sportimpulsprojecten wordt voortgezet na afloop van de
subsidieperiode. De aanscherping van de randvoorwaarden die in de laatste fase zijn
ingezet, zoals het meetekenen van de gemeente en de eis van cofinanciering, worden
gezien als belangrijke succesfactoren. Het vraagt sportaanbieders om anders te denken
(vanuit de lokale vraag), waardoor lokaal ondernemerschap wordt gestimuleerd.
De projecten van de Sportimpuls lopen door tot 2020. Verbeterpunten die genoemd worden
voor toekomstig beleid zijn het beter in kaart brengen van goede voorbeelden, kennisuitwisseling
en het communiceren van werkzame elementen. Daarnaast wordt belang gehecht aan een
grotere rol van de gemeenten. In de uitwerking van het Sportakkoord worden deze verbeterpunten
meegenomen in de totstandkoming van het nieuwe beleid.
2.1.2 Buurtsportcoachregeling
Voor 2018 hebben 368 gemeenten (van de 380) een aanvraag ingediend voor de Brede Impuls
Combinatiefuncties. In 2018 wilden gemeenten 2.994 fte realiseren. Per 1 september
2018 zijn er 2.972,43 formatieplaatsen gerealiseerd en zijn 5.189 personen werkzaam
als combinatiefunctionaris of buurtsportcoach. Buurtsportcoaches worden het meest
ingezet in de sector sport (31%), het basisonderwijs (29%) en in de welzijns- en cultuursector
(beiden 9%).9
Binnen het onderwijs wordt de buurtsportcoach het meest ingezet voor kinderen in het
primair onderwijs. Op 46% van de basisscholen (2017) en 47% van de middelbare scholen
is in 2018 een buurtsportcoach actief.
Daarnaast wordt de buurtsportcoach meer dan voorgaande jaren ingezet om mensen met
een handicap, maar ook mensen met een migratieachtergrond en vluchtelingen meer te
laten bewegen.
Op 5 juli 2018 is de beroepsvereniging «Wij Buurtsportcoaches» opgericht. Dit is een
vereniging voor en door buurtsportcoaches, die staat voor kwaliteit en professionaliteit.
Dergelijke ontwikkelingen laten zien dat het beroep van buurtsportcoach steeds volwassener
wordt.
In het kader van de pilot «Lerend evalueren» is onderzoek gedaan naar de buurtsportcoachregeling.
Ik heb eerder toegezegd uw Kamer te informeren over de resultaten hiervan, welke u
in de deze brief aantreft10. Naar aanleiding van deze evaluatie zijn nieuwe doelstellingen geformuleerd om de
impact van de buurtsportcoach op lokaal niveau te vergroten. Bij het opstellen van
deze doelstellingen is aangesloten bij de ambities in het Sportakkoord.
Een eerste nieuwe doelstelling is dat buurtsportcoaches worden ingezet om een leven
lang sporten, bewegen en deelnemen aan cultuur voor iedereen mogelijk te maken. Ten
tweede ligt een focus voor de inzet van de buurtsportcoach op het duurzaam versterken
en innoveren van sport-, beweeg- en cultuuraanbieders en vrijwilligersorganisaties.
Tot slot hebben buurtsportcoaches als doel om lokale verbindingen tot stand te brengen
en uit te bouwen.
Deze doelstellingen zijn verwerkt in de nieuwe bestuurlijke afspraken, die vanaf 1 januari
2019 van toepassing zijn. Ook is meer budget beschikbaar gekomen: totaal € 61 mln.
op de begroting van VWS en € 12,5 mln. op de begroting van OCW. Het budget voor 2019
wordt bij Voorjaarsnota 2019 overgeboekt naar het Gemeentefonds. De verdeling van
de middelen voor 2019 wordt via de decembercirculaire 2018 bekendgemaakt in de vorm
van een decentrale uitkering.
Gemeenten hebben inmiddels de intentieverklaringen ingediend en daaruit blijkt dat
het beschikbare budget volledig wordt benut. Dit betekent een uitbreiding van 725
fte aan buurtsportcoaches in Nederland.
In het eerste kwartaal van 2019 zal de ex-durante evaluatie worden gestart. Naar aanleiding
daarvan kan het beleid worden bijgestuurd, om de impact van de buurtsportcoach en
van het lokale sportbeleid te vergroten. In de uiteindelijke ex-post evaluatie kan
worden vastgesteld of de impact van de buurtsportcoach is vergroot en welke bijdrage
dit heeft geleverd aan het lokale (sport)beleid. De ex-post evaluatie zal starten
in 2021, en wordt afgerond in 2022. Ik zal uw Kamer informeren over de uitkomsten
van deze evaluaties.
2.2 Actieplan «Naar een Veiliger Sportklimaat»
Het actieplan «Naar een Veiliger Sportklimaat» (VSK) is in 2016 met twee jaar verlengd
en loopt tot en met 2018. In het programma staat centraal dat iedereen veilig en met
plezier moet kunnen sporten en bewegen. Ik bericht u hier over de belangrijkste resultaten
van het actieplan VSK in 2018.
2.2.1 Borging van de activiteiten voor de toekomst
Het laatste jaar van het actieplan VSK heeft de focus gelegen op de borging van de
verschillende activiteiten en producten die gedurende de looptijd van het actieplan
zijn ontwikkeld.
Zo zal de Academie voor Sportkader een aantal cursussen en trainingen blijven aanbieden
die binnen het programma VSK zijn ontwikkeld. En is voor het MBO en HBO het leerboek
«Naar een Pedagogisch Sportklimaat» gerealiseerd in samenwerking met het lectoraat
Sportpedagogiek van Hogeschool Windesheim. Het leerboek geeft ondersteuning bij het
opleiden van de toekomstige sportleiders, buurtsportcoaches, trainers en coaches om
mensen veilig te laten sporten en bewegen. Binnen sportbonden vindt borging van het
VSK programma onder meer plaats via het sterk verbeterde tuchtrecht en de verankering
van het thema VSK in het meerjarenbeleid van bonden.
2.2.2 Voortgang
De Monitor Veilig Sportklimaat van het Mulier Instituut, die u kunt vinden in de bijlage,
laat zien dat er het afgelopen jaar vooruitgang is geboekt in het toewerken naar een
veiliger sportklimaat11.
– Het aantal sportverengingen dat minstens één van de VSK-producten (zoals een training
weerbaarheid voor scheidsrechters of een module sportief besturen) afnam, is het afgelopen
jaar gestegen van 10.557 naar 10.662. Hiervan hebben 5.641 verenigingen tenminste
twee producten afgenomen die zijn ontwikkeld in het kader van VSK, ten opzichte van
4.993 in 2017;
– Sinds de Regeling Gratis VOG in 2015 formeel van start is gegaan, is het totale aantal
aangevraagde gratis Verklaringen Omtrent Gedrag (VOG) voor vrijwilligers in de sport
gegroeid van 40.432 in 2015 naar 152.622 per 18 oktober 2018. Van alle aangevraagde
VOG’s voor sportvrijwilligers via de Regeling Gratis VOG is net iets meer dan 0,1
procent geweigerd;
– Het aantal getrainde vertrouwenscontactpersonen (VCP) is bijna verdrievoudigd, van
533 in 2014 naar 1.510 in 2018. Vooral in de laatste twee jaar heeft een sterke stijging
plaatsgevonden;
– De Monitor «Sportief Wedstrijdgedrag», die een zo volledig mogelijk beeld probeert
te krijgen van het brede scala aan (on)sportieve handelingen dat plaatsvindt tijdens
diverse sportwedstrijden, is in 2018 ingezet voor 937 wedstrijden in elf sporten.
Daarin zijn 104.114 sportieve en onsportieve gedragingen geregistreerd. Bijna twee
derde van deze gedragingen was zeer positief en nog eens een kwart was positief. Eén
op de tien gedragingen tijdens sportwedstrijden was negatief (bijvoorbeeld discussie
aangaan, wegwerpgebaar, duwen en trekken), waarvan twee procent excessief (slaan,
schoppen of bijten).
Een groot deel van het VSK-programma wordt voortgezet in de uitwerking van het Sportakkoord.
Daarbij is onder meer gekeken naar de aanbevelingen in de beleidsdoorlichting.12 Hierin worden twee besparingsmaatregelen genoemd, namelijk het focussen van het VSK-programma
op risicoverenigingen en het ingeperkt overdragen van het programma aan gemeenten.
Deze voorstellen worden nadrukkelijk niet overgenomen. De reden is dat er lokaal juist
maatwerk mogelijk moet zijn, waarin de partijen met elkaar bepalen welke maatregelen
worden geïmplementeerd. Daarnaast dient het werken aan een veilig sportklimaat op
lokaal niveau voor iedere sportaanbieder een mogelijkheid te zijn en niet alleen voor
risicoverenigingen.
Door het programma over te dragen aan gemeenten, zou er geen recht gedaan worden aan
de noodzaak om landelijk instrumenten te ontwikkelen die in de lokale situatie naar
behoefte kunnen worden toegepast.
2.3 Programma «Grenzeloos Actief»
Het programma «Grenzeloos Actief» (GA) loopt tot en met 2018. Het programma heeft
als doel mensen met een handicap in staat te stellen te sporten en bewegen, door het
aanbod te versterken, vraag en aanbod te matchen, en kennis te vergroten. Het opzetten
en versterken van regionale samenwerking zorgt hierbij voor de benodigde ondersteuning.
Ik ga hier in op de belangrijkste resultaten die in 2018 vanuit dit programma zijn
geboekt.
Tot en met 2018 is in 41 regio’s (van de 43 Wmo-regio’s) met in totaal 325 gemeenten
binnen dit programma een samenwerkingsverband opgezet, dat ondersteund is met een
stimuleringsbudget. Vanuit dit stimuleringsbudget worden regio’s onder andere ondersteund
om de vraag en het aanbod van gehandicapten-sport in de regio in kaart te brengen,
en zo potentiële sporters en bewegers te kunnen begeleiden naar passend aanbod in
de buurt.
Ook zijn van 2016 tot en met 2018 stimuleringsbudgetten beschikbaar gesteld voor sport-
en beweegaanbieders die sportaanbod voor gehandicapten willen opzetten of versterken.
Inmiddels zijn 333 aanvragen toegekend, waarmee € 316.278 budget gemoeid is. Positief
is dat niet alleen «traditionele» sportverenigingen aangesloten bij sportbonden, maar
juist ook andere sport- en beweegaanbieders zich hebben ingezet om het sportaanbod
voor gehandicapten te vergroten. Dat varieert van fitnesscentra tot buurtsportcoaches
die zelf activiteiten (helpen) opzetten in bijvoorbeeld buurthuizen, Cruyff Courts
of Krajicek Playgrounds.
Ik heb in het AO Sport van 28 juni jl. (Kamerstuk 30 234, nr. 192) toegezegd uw Kamer te berichten over een eventuele subsidie voor Uniek Sporten.
Dit platform, beheerd door het Fonds Gehandicaptensport, maakt een match tussen vraag
en aanbod voor gehandicapte sporters mogelijk. Halverwege 2018 hadden al 348.000 sporters
gebruik gemaakt van het platform Uniek Sporten. De ambitie van Uniek Sporten is om
voor eind 2018 dit aantal te hebben verhoogd naar 570.000 sporters en om al het aanbod
ontsloten te hebben. Om dit te realiseren heeft het Fonds Gehandicaptensport inmiddels
een subsidie ontvangen.
De regionale samenwerkingsverbanden die onder het programma GA zijn opgezet danwel
versterkt, zijn van grote waarde voor lokale sportakkoorden. Daarom wordt nu ingezet
op het versterken en borgen van deze samenwerkingsverbanden waar dit nodig is, zodat
deze ook na het aflopen van het programma GA kunnen blijven functioneren. De succesvolle
onderdelen van het programma GA zullen bovendien worden voortgezet ten behoeve van
ook andere doelgroepen teneinde de ambitie rondom «Inclusief Sporten en Bewegen» naderbij
te brengen.
2.4 Topsport
Ik heb uw Kamer bij het AO Sport van 28 juni jl. (Kamerstuk 30 234, nr. 192) toegezegd een overzicht te geven van de besteding van het topsportbudget van het
Ministerie van VWS dat naar NOC*NSF gaat. Met onderstaand overzicht beschouw ik deze
toezegging als afgedaan.
De middelen (exclusief stipendium) uit het topsportbudget van VWS lopen mee in de
totale topsportbegroting (zie bijlage) van NOC*NSF13. Deze bedraagt in 2018 € 51 miljoen. Een viertal bestedingsdoelen wordt mede met
VWS-middelen gefinancierd:
– Topsport- en opleidingsprogramma’s: € 30 miljoen
– Topsportinfrastructuur, met 5 Centra voor Topsport en Onderwijs (CTO’s) en 7 Regionale
Topsport Organisaties (RTO’s): € 6,5 miljoen
– High Performance Services (o.a. embedded scientists en topsportspecifieke experts): € 6 miljoen
– Topsport brede projecten: € 2,6 miljoen
Daarnaast worden twee bestedingsdelen anders gefinancierd:
– Uitzendingen (OS, PS, EYOG, YOG): € 3,7 miljoen
– Athlete services14: € 2,2 miljoen
Het centrale uitgangspunt in het topsportbeleid: meer medailles, in meer sporten en
met meer impact. Om dit te bereiken wordt geïnvesteerd in hoogwaardige topsport- en
talentenprogramma’s met bijbehorende infrastructuur, begeleiding van en voorzieningen
voor topsporters. Het gaat daarbij om Olympische, Paralympische en niet-Olympische
disciplines.
Een andere belangrijke randvoorwaarde voor topsporters om fulltime te kunnen trainen,
is een voldoende stabiele financiële situatie. Daarom financiert het Ministerie van
VWS via het fonds voor de Topsporter de regelingen voor het stipendium en de kostenvergoeding.
Hier is in 2018 bijna € 12 miljoen mee gemoeid.
Bij de besteding van de extra middelen voor topsport (vanaf 2017) is geïnvesteerd
in twee verbeterpunten die in de beleidsdoorlichting15 onder het thema «Sport en bewegen» zijn benoemd: deelname aan (inter)nationale competities
en een betere toepassing van topsportinnovaties. Ik heb daarnaast aangegeven dat het
topsportbeleid van VWS na 2020 (na afloop van de Spelen in Tokyo) herijkt zal worden
en zal landen in deelakkoord 6 van het sportakkoord. De pilot «Lerend Evalueren Topsport»16 zal hiervoor onder andere input leveren.
Tijdens het AO Sport van 28 juni jl. (Kamerstuk 30 234, nr. 192) heb ik toegezegd een overzicht te scheppen van de landelijke voorzieningen die beschikbaar
zijn voor jonge sporters die een talentstatus hebben. Dit overzicht is als bijlage
bij deze brief toegevoegd, waarmee ik deze toezegging als afgedaan beschouw17. Daarnaast zijn er op lokaal niveau ook vele partijen die talentvolle sporters ondersteuning
bieden. Bij de uitwerking van het deelakkoord «Topsport die inspireert» ben ik voornemens
om met betrokken partijen te verkennen of talenten en topsporters met de huidige voorzieningen
en ondersteuning voldoende basis hebben om zich goed te ontwikkelen in hun (topsport)loopbaan.
2.5 Dopingbeleid
De Wet uitvoering antidoping beleid zal op 1 januari 2019 in werking treden. De Eerste
Kamer heeft het wetsvoorstel op 25 oktober 2018 aanvaard. Naast de inwerkingtreding
van de wet, tref ik maatregelen om de aanpak van doping in de sport te verstevigen.
Deze maatregelen heb ik uiteengezet in mijn brief van 4 juli 2018.18 In de ongeorganiseerde sport ligt de focus van het antidopingbeleid op voorlichting.
Voorlichting is effectiever dan het uitbreiden van dopingcontroles omdat de focus
hier ligt op volksgezondheid en niet op het bewaken van fair play.
Om de samenwerking en eventuele uitwisseling van informatie en gegevens tussen de
Dopingautoriteit en andere betrokken instanties te intensiveren en verbeteren, worden
samenwerkingsprotocollen opgesteld. In reactie op de motie19 van het lid Bruins Slot c.s. kan ik melden dat er uitvoerige gesprekken gaande zijn
tussen de Dopingautoriteit en respectievelijk het OM, de politie, de FIOD en de Douane
over het opstellen van deze samenwerkingsprotocollen. Aanvullend vinden vergelijkbare
gesprekken plaats met de IGJ en de NVWA. Ik heb tijdens deze gesprekken geconstateerd
dat de betrokken organisaties voor een goede uitwerking van deze protocollen tot het
einde van dit jaar nodig hebben. Die tijd geef ik ze dan ook, waarbij ik er uiteraard
op zal toezien dat de uitwerking gereed is bij de start van het zelfstandig bestuursorgaan
Dopingautoriteit.
Voor de opzet van het onderzoek naar de omvang van handel in doping ben ik in gesprek
met de Dopingautoriteit en de betrokken organisaties over de juiste afbakening en
de methoden van onderzoek. Ik verwacht begin volgend jaar een opdracht uit te zetten.
Daarnaast is het voor zowel de bestrijding van als de voorlichting over doping van
belang om nieuwe ontwikkelingen te volgen en begrijpen. Om die reden heb ik, zoals
ook geschetst in de beleidsdoorlichting,20 het budget van de Dopingautoriteit dat beschikbaar is voor wetenschappelijk onderzoek
met ruim € 70.000 verhoogd tot € 200.000. Ook wordt momenteel door betrokken sportorganisaties
onderzocht wat de beste manier is om de juridische ondersteuning van sporters te verbeteren
en staat een monitoring visit van de Raad van Europa aan Nederland op de planning voor de tweede helft van 2020
of de eerste helft van 2021.
2.6 Sportinnovatie
In de beleidsdoorlichting uitgevoerd op Artikel 6 van de Rijksbegroting is gekeken
naar een aantal varianten met betrekking tot kennis en innovatie.21 De aanbeveling om meer inzet te plegen op big data is overgenomen. De «Sport Data Valley» van het programma Sportinnovator heeft de
kans gekregen zich in de komende jaren te ontwikkelen tot de plaats waar big data
samengebracht en geanalyseerd kan worden. Daarnaast is de suggestie gedaan om te besparen
door meer in te zetten op cofinanciering. Ook die suggestie wordt opgevolgd. De nieuwe
innovatie-call onder het Sportinnovator-programma zal een cofinancieringsvariant vragen
tot 50%.
2.7 Onderzoeksprogramma
Dit najaar zal binnen het onderzoeksprogramma 2018–2021 een call for proposals worden uitgezet voor het uitvoeren van vierjarige onderzoeksprojecten. Ook wordt een
call voor implementatieprojecten voorbereid, die in het voorjaar 2019 zal worden uitgezet.
In de beleidsdoorlichting wordt geconstateerd dat deze programmatische sturing op
onderzoek een effectief instrument is om de kennisinfrastructuur te stimuleren.22 Aanbevelingen ter versterking van het programma liggen met name op het bevorderen
van meer focus in gehonoreerde projecten en een grotere betrokkenheid van praktijkpartners.
Dit laatste zowel in vraagarticulatie als in impact van projecten in de praktijk.
Ik heb deze aanbevelingen overgenomen en deze zijn door ZonMw vertaald in de voorgenomen
calls.
2.8 Sportprotheses
Sportprotheses kunnen voor mensen met een (fysieke) beperking noodzakelijk zijn om,
individueel of samen met anderen, aan sport- en beweegactiviteiten deel te nemen.
Er zijn op dit moment nog veel belemmeringen voor mensen met een (fysieke) beperking
als het gaat om de beschikbaarheid en bereikbaarheid van (sport)hulpmiddelen, wat
een reden kan zijn om niet te gaan sporten. Dit komt onder andere door onduidelijkheid
waar een sporter terecht kan voor een aanvraag, verschillen in hoe en of een hulpmiddel
vergoed wordt, en de verschillende manieren waarop gemeenten met een aanvraag omgaan.
Dit geldt voor sporthulpmiddelen die zowel op grond van de Zvw als op grond van de
Wmo 2015 verstrekt kunnen worden.
Binnen de huidige structuur rondom de toegankelijkheid van sporthulpmiddelen zijn
dus belangrijke verbeteringen mogelijk. Inmiddels is een project gestart met als doel
sporthulpmiddelen beter beschikbaar en bereikbaar te maken onder leiding van Stichting
Special Heroes. In een aantal pilots worden mogelijke verbeteringen getoetst, passend
binnen de huidige wetgeving en financiering. Op basis van deze pilots wordt een definitieve
blauwdruk opgesteld, die in het werkveld toepasbaar is.
Daarnaast ben ik met partijen in gesprek om de kwaliteit van de hulpmiddelenzorg voor
de patiënt merkbaar te verbeteren. In het Generiek Kwaliteitskader Hulpmiddelenzorg
– dat is opgenomen in het Landelijk Register Kwaliteitstandaarden van het Zorginstituut
– staat wat goede en verantwoorde hulpmiddelenzorg is. Een wezenlijk kenmerk van het
Kwaliteitskader is het «functioneringsgericht voorschrijven».
De competente zorgprofessional bepaalt hierbij in overleg met de cliënt, rekening
houdend met diens stoornissen/beperkingen, participatieproblemen en specifieke situatie,
welke functionaliteiten van een hulpmiddel nodig zijn. In het verlengde hiervan heb
ik een werkgroep prothesen opgestart waarin patiënten, zorgverleners en zorgverzekeraars
zijn vertegenwoordigd om met een specifieke kwaliteitstandaard de prothesezorg voor
jong en oud in overeenstemming te brengen met het Generiek Kwaliteitskader.
Hiermee beschouw ik de motie23 van het lid Diertens, over sportprotheses voor opgroeiende kinderen, als afgedaan.
Ik zal uw Kamer in het voorjaar van 2020 informeren over de resultaten van de pilots.
2.9 Zwemveiligheid
In het AO Sport van 28 juni jl. (Kamerstuk 30 234, nr. 192) heb ik u toegezegd nader te kijken naar de zwemveiligheid van kinderen, en de mogelijke
inzet van het Jeugdfonds Sport en Cultuur. Dit fonds is in algemene zin toegankelijk
voor kinderen in armoede-situaties die willen zwemmen c.q. hun zwemdiploma willen
halen. Op dit moment zijn er al diverse lokale fondsen Sport & Cultuur die samen met
de gemeente hebben afgesproken om de kosten voor het behalen van het zwemdiploma te
betalen voor kinderen uit armere gezinnen.
De € 100 miljoen extra armoedemiddelen die het kabinet vanaf 2017 beschikbaar heeft
gesteld, zijn onder andere bedoeld voor het financieren van zwemlessen voor kinderen
in armoede. Dit wordt zowel via gemeentelijke regelingen in natura verstrekt, als
via het Jeugdfonds Sport en Cultuur.
Aandacht voor het vergroten van zwemveiligheid en zwemvaardigheid van alle kinderen
is onderdeel van het nationaal plan «NL Zwemveilig». Mijn inzet is om bestaande initiatieven
in dit plan te integreren. Daarnaast heeft de Nationale Raad Zwemveiligheid, het Mulier
Instituut gevraagd om samen met de VSG een onderzoek te doen naar lokale vangnetregelingen.
Hierdoor wordt beter inzichtelijk welke regelingen er zijn en hoe die gebruikt kunnen
worden. Eind 2018 komen naar verwachting de resultaten hiervan beschikbaar.
Nu haalt 97% van alle kinderen een zwemdiploma.24 Met OCW, SZW en de partners in het Sportakkoord verkennen wij de mogelijkheden om
alle kinderen hun zwemdiploma’s te laten behalen. Ik zal u in het voorjaar van 2019
informeren over de vorderingen.
3. Overige onderwerpen
3.1 Invictus Games
Zoals ik heb toegezegd in het AO Sport van 28 juni jl. (Kamerstuk 30 234, nr. 192), heb ik een gesprek gehad met organisatoren van de Invictus Games en de gemeente
Den Haag. Alle betrokken partijen vinden het belangrijk dat de maatschappelijke waarde
van dit unieke evenement wordt vergroot. Ik ga met de initiatiefnemers nader in gesprek
over de wijze waarop we de Invictus Games kunnen verbinden aan de beleidsdoelstellingen
die ik heb onder andere op het vlak van inclusief sporten en bewegen.
3.2 AED’s op sportparken en -accommodaties
In de motie van GroenLinks verzoekt Kamerlid Westerveld de regering in gesprek te
gaan met de VNG en de Hartstichting om de aanwezigheid van AED op sportparken en sportaccommodaties
te bevorderen (Kamerstuk 30 234, nr. 193). Op dit moment heeft 44% van de sportverenigingen toegang tot een AED25. Ik ben hierover in gesprek getreden met de Hartstichting die zelf, net als ik, dit
onderwerp aanhangig maakt bij de VNG. Dit met als doel dat de VNG gemeenten informeert
en stimuleert om een goede dekking van AED’s binnen de gemeentegrenzen te bevorderen.
Ik beschouw de motie hiermee als afgedaan.
3.3 Formule 1
Recentelijk zijn berichten in de pers verschenen over initiatieven om een Grand Prix
(GP) Formule 1 in Nederland te organiseren. Het circuit Zandvoort zal binnenkort,
op hun verzoek, hun businesscase aan mij presenteren. Als duidelijk is welke bijdragen
van de rijksoverheid worden verwacht, zal ik de Nederlandse Sportraad daarover advies
vragen.
Ik zie uit naar een goede, constructieve en inspirerende samenwerking met uw Kamer.
De Minister voor Medische Zorg,
B.J. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg