Amendement : Amendement van het lid Van Wijngaarden over uitbreiding van de strafbaarstelling van illegale religieuze huwelijken
35 348 Wet tegengaan huwelijkse gevangenschap en enige andere onderwerpen
Nr. 11
AMENDEMENT VAN HET LID VAN WIJNGAARDEN
Ontvangen 5 november 2020
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Na artikel III wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IIIA
Artikel 449 van het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Met geldboete van de tweede categorie wordt gestraft:
1⁰ de bedienaar van de godsdienst die, voordat partijen hem hebben doen blijken dat hun
huwelijk ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand is voltrokken, enige
godsdienstige plechtigheid daartoe betrekkelijk verricht;
2⁰ hij die vrijwillig, voordat zijn huwelijk ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke
stand is voltrokken, partij is bij enige onder 1 bedoelde godsdienstige plechtigheid.
2. In het tweede lid wordt «twee maanden» vervangen door «zes maanden» en wordt «tweede
categorie» vervangen door «derde categorie».
Toelichting
Met voorliggend wetsvoorstel wordt verankerd dat partijen in een religieus huwelijk
in beginsel verplicht zijn hun medewerking te verlenen aan de religieuze echtscheiding.
Huwelijksdwang en huwelijkse gevangenschap kan plaatsvinden binnen religieuze huwelijken
die op een eerder moment in het buitenland zijn gesloten. Dit amendement beoogt ook
het ontstaan van huwelijkse gevangenschap in Nederland tegen te gaan. Gebleken is
dat bij onwettige religieuze huwelijken die in Nederland worden gesloten, het risico
van huwelijkse gevangenschap ontstaat.
Eenieder is op grond van de wet vrij in zijn eigen partnerkeuze. Desondanks heeft
Nederland te maken met huwelijksdwang en huwelijkse gevangenschap.
In een gedwongen huwelijk of huwelijkse gevangenschap zijn het de vrouwen die sociaal,
cultureel en juridisch kwetsbaar zijn. Krachtens artikel 16 van het VN-Vrouwenverdrag1 moeten mannen en vrouwen dezelfde rechten en vrijheden hebben bij het aangaan van
het huwelijk, tijdens het huwelijk en bij de ontbinding ervan. In het Nederlands recht
hebben mannen en vrouwen dezelfde rechten. Naar Nederlands huwelijksrecht zijn beide
huwelijkspartners, ongeacht hun geslacht, volstrekt gelijkwaardig. Omdat juist in
religieuze kring anders gedacht kan en mag worden over de gelijkwaardigheid van man
en vrouw zijn in het Burgerlijk Wetboek en Wetboek van Strafrecht bepalingen opgenomen
die gebieden dat religieuze huwelijken pas gesloten mogen worden nadat eerst het burgerlijk
huwelijk is voltrokken. Rechtens kunnen beide huwelijkspartners dan aanspraak maken
op een gelijkwaardige rechtspositie die van belang kan zijn voor bijvoorbeeld hun
vrijheid om te scheiden, erven en het doen van rechtshandelingen. Ook gaat een ambtenaar
van de burgerlijke stand altijd na of er wel sprake is van vrijwilligheid en of er
geen sprake is van dwang, minderjarigheid of het hebben van meerdere huwelijkspartners
naast elkaar. Het huwelijksrecht verplicht reeds sinds 1810 dat burgerlijke huwelijken
altijd voorrang hebben op religieuze huwelijken op straffe van een sanctie.
Krachtens het huidige artikel 449 van het Wetboek van Strafrecht is enkel de bedienaar
van de godsdienst nu strafbaar indien hij een religieus huwelijk sluit vóórdat een
burgerlijk huwelijk is voltrokken. Het artikel strekt zich tot nog toe niet uit tot
de huwelijkspartners. Het normatieve uitgangspunt van de wet is dat eerst een burgerlijk
huwelijk voltrokken moet zijn, voordat men in een religieus huwelijk kan treden om
zo te borgen dat huwelijkspartners te allen tijde in ieder geval ook voor de wet getrouwd
zijn en aldus aanspraak kunnen maken op de wettelijk vastgelegde gelijkwaardigheid
van de gehuwden. Binnen onwettige religieuze huwelijken ontbreekt de gelijkwaardige
rechtspositie van de vrouw zoals die in het Nederlandse huwelijksrecht is verankerd.
Het overtreden van de regel dat religieus gehuwden ten minste ook voor de Nederlandse
wet getrouwd moeten zijn is om meerdere redenen van belang:
– Illegale religieuze huwelijken worden op dit moment nog steeds gesloten, met als gevolg
dat vrouwen in huwelijkse gevangenschap terechtkomen;
– Illegale religieuze huwelijken worden om verschillende redenen aangegaan:
○ Om dubbele uitkeringen te ontvangen;
○ Omdat het burgerlijk recht en de Nederlandse rechtsstaat veelal niet worden erkend
bij het sluiten van illegale religieuze huwelijken;
○ Omdat sommigen de overtuiging hebben dat een illegaal religieus huwelijk een rechtsgeldig
huwelijk zou zijn volgens het Nederlands recht.
– De huidige bepaling voor religieuze huwelijken is niet toereikend en niet toekomstbestendig
om huwelijkse gevangenschap tegen te gaan. De bepaling, zoals wordt voorgesteld, heeft
een emanciperende werking. Het bevordert dat partijen eerst voor de Nederlandse wet
trouwen en dan voor het geloof;
– Onderliggend voorstel gaat polygame huwelijken tegen.
Als artikel 449 van het Wetboek van Strafrecht zich ook uitstrekt tot de huwelijkspartners
die in volstrekte vrijwilligheid buiten de Nederlandse wet om trouwen, kunnen zij
zich vaker bedenken vanwege de afschrikwekkende werking en kunnen mannen die vrouwen
in een huwelijk dwingen bij de rechter worden voorgeleid. Het is onrechtvaardig enkel
de bedienaar van de godsdienst te straffen voor een onwettig religieus huwelijk, met
name als sprake is van huwelijkse gevangenschap. Eén van de huwelijkspartners zorgt
voor gevangenschap en/of dwang, niet de bedienaar van de godsdienst.
Het is aan de rechter om te bepalen of huwelijkspartners in volstrekte vrijwilligheid
partij zijn geweest bij een religieus huwelijk voordat het huwelijk ten overstaan
van de ambtenaar van de burgerlijke stand is voltrokken. De rechter betrekt in dit
kader alle relevante omstandigheden van het geval bij de strafoplegging. Wanneer na
voltrekking van een illegaal religieus huwelijk op een later moment huwelijkse gevangenschap
ontstaat en een huwelijkspartner dient om die reden een verzoek tot scheiding in,
is zulks een omstandigheid die het openbaar ministerie meeweegt bij een beslissing
tot vervolging en de strafeis. Ook de rechter betrekt alle omstandigheden van het
geval bij de strafoplegging.
Het voorgestelde artikel 449, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht breidt de
reikwijdte van het artikel uit van de «bedienaar van de godsdienst» naar «partijen
die betrokken zijn bij een religieus huwelijk voordat een burgerlijk huwelijk is gesloten
». Strafbaar wordt degene die uit vrije wil een religieus huwelijk sluit of als partij
betrokken is bij een religieus huwelijk voordat partijen hebben doen blijken dat een
burgerlijk huwelijk is gesloten. Partijen doen de huwelijksvoltrekking van het burgerlijk
huwelijk blijken uit een rechtsgeldig en door de wet (artikel 1:78 van het Burgerlijk
Wetboek) daartoe aangewezen bewijsstuk (huwelijksakte).2
Om de ernst van de overtreding te benadrukken en de afschrikwekkende werking te bevorderen
regelt het amendement voorts, dat wanneer tijdens het plegen van de overtreding nog
geen twee jaren zijn verlopen sinds een eerdere veroordeling wegens deze overtreding
onherroepelijk is geworden, de sanctie die de rechter kan opleggen wordt verhoogd.
Dit amendement zal aldus de mogelijkheden tot het voorkomen en tegengaan van huwelijksdwang
en huwelijkse gevangenschap in Nederland verbeteren.
Van Wijngaarden
Indieners
-
Indiener
J. van Wijngaarden, Tweede Kamerlid
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Voor |
CDA | 19 | Tegen |
D66 | 19 | Tegen |
GroenLinks | 14 | Tegen |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Tegen |
ChristenUnie | 5 | Tegen |
PvdD | 4 | Voor |
50PLUS | 3 | Voor |
DENK | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Voor |
Krol | 1 | Voor |
Van Haga | 1 | Voor |
Van Kooten-Arissen | 1 | Voor |