Plenair verslag Tweede Kamer, 14e vergadering
Woensdag 18 oktober 2023

  • Aanvang
    10:15 uur
  • Sluiting
    22:52 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Martin Bosma

Aanwezig zijn 108 leden der Kamer, te weten:

Aartsen, Agema, Akerboom, Alkaya, Van Baarle, Baudet, Becker, Beckerman, Van den Berg, Bergkamp, Bevers, Bijenhof, Bisschop, Bontenbal, Martin Bosma, Boswijk, Boulakjar, Brekelmans, Van den Brink, Van Campen, Ceder, Dassen, Dekker-Abdulaziz, Tony van Dijck, Dijk, Inge van Dijk, Jasper van Dijk, Drost, El Yassini, Ellemeet, Ellian, Eppink, Erkens, Van Ginneken, De Graaf, Grevink, Grinwis, Peter de Groot, Tjeerd de Groot, Van Haga, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Helder, Van den Hil, Van Houwelingen, Jansen, Léon de Jong, Kamminga, Kat, Klaver, Klink, Koerhuis, Kops, De Kort, Kröger, Krul, Kuik, Kuiken, Kuzu, Kwint, Van der Laan, Van der Lee, Madlener, Maeijer, Marijnissen, Markuszower, Michon-Derkzen, Minhas, Mohandis, Edgar Mulder, Nijboer, Omtzigt, Ouwehand, Paternotte, Paulusma, Piri, Van der Plas, Podt, Raemakers, Rahimi, Rajkowski, Richardson, De Roon, Sahla, Chris Simons, Sjoerdsma, Slootweg, Smals, Sneller, Stoffer, Van Strien, Strolenberg, Temmink, Christine Teunissen, Hans Teunissen, Tielen, Valstar, Vedder, Verkuijlen, Warmerdam, Wassenberg, Van Weerdenburg, Werner, Westerveld, Van Weyenberg, Wilders, Van der Woude en Wuite,

en mevrouw Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport, mevrouw Van Huffelen, staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering, mevrouw Uslu, staatssecretaris Cultuur en Media, de heer Weerwind, minister voor Rechtsbescherming, en mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid.

De voorzitter:
Er zijn nu 76 Kamerleden in het gebouw. Dat stelt mij in de gelegenheid om de vergadering van woensdag 18 oktober te openen.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat er geen afmeldingen zijn.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

JBZ-Raad 19 en 20 oktober 2023 (algemeen)

JBZ-Raad 19 en 20 oktober 2023 (algemeen)

Aan de orde is het tweeminutendebat JBZ-Raad op 19 en 20 oktober 2023 (algemeen) (32317, nr. 855).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Een hartelijk woord van welkom aan de minister van JenV. Sorry dat we u even hebben moeten laten wachten. Excuses daarvoor.

Aan de orde is thans het tweeminutendebat JBZ-Raad op 19 en 20 oktober 2023 (32317, nr. 855). Wij hebben drie sprekers van de zijde van de Kamer. Ik geef graag het woord aan de aanvrager van het debat, en dat is mevrouw Dekker-Abdulaziz van de fractie van D66.

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Voorzitter. Details doen ertoe. Spierballentaal vanuit de politiek en het negeren van adviezen van onafhankelijke experts hebben in het verleden al eerder desastreuze gevolgen gehad. Hoeveel rode signalen zijn genoeg voor deze minister? Hebben we dan niks geleerd van het toeslagenschandaal, van hoe een vinkje, een onterechte melding door het systeem, het leven van mensen kan ruïneren? Dit voorstel om massaal chatberichten mee te lezen en te scannen heeft daar alle potentie toe. Mijn verzoek is dus: niet instemmen met deze wet. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het voorstel van de Europese Commissie aangaande de CSAM-verordening een zeer vergaand voorstel is met grote impact op de fundamentele rechten van Nederlanders;

overwegende dat wetenschappers, technische deskundigen en juridische experts grote vraagtekens zetten bij de technische effectiviteit van de voorgestelde techniek, bij de juridische haalbaarheid van het voorstel in relatie tot het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en de mate waarin het voorstel de huidige opsporingspraktijk zelfs kan verslechteren;

overwegende dat ook het Meldpunt Kinderporno van mening is dat het huidige voorstel niet in het belang is van de kinderen die het zegt te beschermen;

constaterende dat een ruime meerderheid van de Tweede Kamer zich middels de moties van Van Ginneken, Van Raan en Van Weerdenburg tegen het voorstel heeft gekeerd;

constaterende dat het kabinet demissionair is en het niet uitvoeren van de uitspraken van de Kamer een zware beleidsmatige keuze is;

verzoekt de regering om de motie-Van Ginneken c.s. (26643, nr. 1011) alsnog uit te voeren en niet in te stemmen met het voorstel totdat elk vorm encryptiebedreigende chatcontrol, zoals client-side scanning, uit het voorstel gehaald wordt en anders niet in te stemmen met het voorstel;

verzoekt de regering tevens niet akkoord te gaan met voorwaardelijke clausules die encryptiebedreigende client-side scanning later activeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dekker-Abdulaziz, Omtzigt, Van Weerdenburg, Van Ginneken, Temmink, Van Haga, Koekkoek, Jansen, Kathmann, Van Baarle en Van Raan.

Zij krijgt nr. 856 (32317).

Heel goed. Een vraag van mevrouw Michon.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik heb een vraag aan mevrouw Dekker over deze motie, want wat is er nu anders dan het kabinetsstandpunt over deze CSAM-verordening, waar we met elkaar al eerder over gesproken hebben en waar een meerderheid voor is? Vervolgens is een verordening in onderhandeling. We weten hier met elkaar niet waar we precies staan, maar wij hebben nog steeds het kabinetsstandpunt waar wij de minister mee op pad sturen. Wat is er nu veranderd waardoor mevrouw Dekker tot deze motie komt? Dat wil ik haar vragen, voorzitter.

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Dank voor deze vraag. Eigenlijk doet het kabinet nog steeds niet wat een meerderheid van de Kamer het heeft opgedragen en dat is om juist niet in te stemmen met iedere vorm van chatcontrol. Dus dat. Het kabinetstandpunt is nog steeds niet in overeenstemming met wat de Kamermeerderheid wil.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Toch even om het scherp te hebben, want dit luistert nauw. We hebben een kabinetsstandpunt. Dat staat. Vervolgens is er een motie van mevrouw Van Ginneken over die client-side control, en daar heeft de minister in een paar brieven op geantwoord hoe ze daarmee om wenst te gaan. Vervolgens komt mevrouw Dekker nu aan met een nieuwe motie: stem nooit in met die verordening. Dat is weer een ander verhaal dan de motie-Van Ginneken waarover we het hebben gehad. Dus wat is nu de reden om met deze motie te komen, wil ik haar nogmaals vragen.

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Nou, twee specifieke redenen. We hebben natuurlijk ook experts uitgenodigd, want het werd op een gegeven moment vorig jaar een semantische discussie: wat is wel encryptie en wat is niet encryptie? We hebben experts uitgenodigd, wetenschappers die ons uitgelegd hebben wat wat is. En ten tweede is er nu een soort van afgezwakte vorm van CSAM waar wij het nog steeds niet mee eens zijn. Deze motie roept tot hetzelfde op als de motie-Van Ginneken en wil daarnaast ook zeggen dat we het niet eens zijn met de afgezwakte variant.

De heer Slootweg (CDA):
Ik begrijp dit standpunt van D66, maar ik zou vooral aan mevrouw Dekker-Abdulaziz dit willen vragen. Kijk, het punt is ook dat we volgens mij met z'n allen zoeken naar op welke manier we verspreiding van kinderporno tegen kunnen gaan. Is mevrouw Dekker eigenlijk sowieso überhaupt altijd tegen op alle technische ideeën die er zijn om end-to-endencryptie daarop te scannen of te controleren?

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Nu lopen er twee dingen door elkaar heen. Dat we bij het bestrijden van kindermisbruik alles op alles moeten zetten om dat te doen, daar ben ik het honderd procent mee eens. Het probleem met dit voorstel, deze Europese verordening, is dat ze chatberichten bekijken, terwijl het meeste onlinemisbruik-, of "CSAM-materiaal" om het zo maar te zeggen, zich bevindt op website- en hostingbedrijven. Zo worden die helemaal niet aangepakt, terwijl jij en ik en onze chatberichten gewoon overal gescand worden en gestuurd worden naar Europol.

De voorzitter:
Afrondend, kort, kort.

De heer Slootweg (CDA):
Ja, kort, afrondend. Dan geldt voor mij wel nog deze vraag. Als ik dit hoor, begrijp ik dan dat er op het moment dat er wel mogelijkheden zijn die privacy en scanning misschien met elkaar in evenwicht zouden brengen, dat wel een begaanbare weg zou zijn voor mevrouw Dekker-Abdulaziz?

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Sowieso is het voor D66 buitenproportioneel dat er meegekeken wordt met alle persoonlijke communicatie. Hostingbedrijven, daar kunnen we het over hebben. Encryptie, daar kunnen we het ook over hebben. Maar alle berichten meelezen gaat ons echt te ver.

De voorzitter:
Ja, heel goed, dank u wel. Dan de heer Van Haga van de Groep Van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Voorzitter. Wat een ontzettend vage antwoorden van deze minister op de terechte vragen en zorgen van deze Kamer over het detectiebevel in de CSAM-ontwerpverordening. Onder het mom van het bestrijden van kinderporno worden we via client-side scanning een dystopische controlestaat ingerommeld. Ik ben echt verbijsterd dat de VVD hiervóór gaat stemmen. Hogere straffen voor kinderporno, natuurlijk, maar niet meer Staat. En dit bewijst eens te meer ons punt dat het een onverdedigbaar voorstel is dat zo snel mogelijk van tafel geveegd moet worden. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een voorstel van de Europese Commissie om ongericht alle digitale communicatie van Europese burgers preventief te laten scannen op mogelijk ongeoorloofd materiaal thuishoort in een dystopische surveillancestaat zoals Noord-Korea of China, maar zeker niet in Nederland;

overwegende dat wetenschappers, juristen en privacydeskundigen vrijwel unaniem vernietigend zijn over dit voorstel en de verwachting is dat het geen stand zal houden bij de rechter;

verzoekt de regering niet akkoord te gaan met enig voorstel dat een detectiebevel op basis van client-side scanning bevat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Haga.

Zij krijgt nr. 857 (32317).

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Heel goed. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Slootweg van de fractie van het CDA.

De heer Slootweg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Het gaat niet alleen maar over instrumenten, maar het gaat ook om de wijze waarop wij de wereldwijde verspreiding van kinderporno tegen willen gaan. Dat staat voor ons centraal. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat naar schatting 45% van al het wereldwijde materiaal aan onlinekinderporno in Nederland wordt gehost en dat in 2021 85 miljoen foto's en video's van onlinekinderporno zijn onderschept;

overwegende dat deze cijfers de noodzaak laten zien van serieuze maatregelen om onlinekinderporno aan te pakken en dat hiertoe op dit moment wordt onderhandeld over het EU-voorstel Regulation to Prevent and Combat Child Sexual Abuse (CSAM-verordening);

overwegende dat voorkomen moet worden dat criminelen vrij spel hebben bij het verspreiden van onlinekinderporno via communicatiediensten die beveiligd zijn met end-to-endencryptie;

verzoekt de regering om in de Europese onderhandelingen over de CSAM-verordening ten minste vast te houden aan dat deel van de verordening dat ziet op de verplichting van communicatiediensten om bekend materiaal van onlinekinderporno te detecteren en te blijven zoeken naar technische oplossingen om ook nieuw materiaal betrouwbaar te kunnen detecteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Slootweg en Kuik.

Zij krijgt nr. 858 (32317).

Er is een korte vraag van mevrouw Dekker.

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Ja, ik heb een korte vraag. De heer Slootweg was niet aanwezig bij die technische briefing, maar hij heeft die, denk ik, best achteraf kunnen bekijken. Er werd verteld dat deze methode een foutmarge van 0.1% heeft, resulterende in duizenden onterechte beschuldigingen. Wat vindt de heer Slootweg hiervan?

De heer Slootweg (CDA):
Ik vind dat wij op elk moment moeten gaan kijken hoe wij de verspreiding van kinderporno kunnen tegengaan. Wij zien dat deze verspreiding op grote schaal gebeurt. We hebben technische hulpmiddelen. Dat kunnen we gewoon niet alleen maar door allerlei mensen mee te laten kijken. Dat is echt onmogelijk. Ik sta echt zij aan zij met mevrouw Dekker om te kijken hoe we dat op een evenwichtige manier kunnen doen. Ik hang niet aan een bepaalde manier, maar ik wil wel heel goed kijken hoe we dat technisch kunnen oplossen.

De voorzitter:
Afrondend.

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Tot slot. Er is geen enkel bewijs dat het meeste materiaal via chatberichten wordt verspreid. Sterker nog, experts vertellen ons dat daar geen enkel bewijs voor is en dat het meeste materiaal zich in het darkweb bevindt. Daar doet dit detectiebevel helemaal niks tegen, dus ik verbaas me hierover.

De heer Slootweg (CDA):
Ja, en dit antwoord verbaast mij weer. Als wij namelijk horen van onze opsporingsdiensten hoeveel materiaal er via veiligheidsgroepen in WhatsApp en Signal wordt gecommuniceerd en hoe moeilijk het voor onze opsporingsdiensten is om daar wat aan te doen, verwacht ik ook van de hele Kamer dat wij onze volledige inzet geven om de opsporingsdiensten de mogelijkheid te geven om dit kunnen detecteren.

De voorzitter:
Ik schors een klein minuutje, en dan gaan we luisteren naar de minister.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Dat was met recht een klein minuutje. Het woord is aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dank u wel, voorzitter, en dank aan de leden voor hun inbreng. Ik zou graag enkele woorden vooraf willen uitspreken voordat ik overga tot de moties. Dat doe ik normaal niet bij tweeminutendebatten, maar hier is het wel relevant. Over deze verordening debatteer ik de laatste tijd regelmatig met uw Kamer. We hebben het hier vaker over gehad. De laatste weken is er ook veel aandacht, belangstelling, voor dit onderwerp geweest vanuit de media. Wetenschappers hebben zich kritisch uitgelaten over dit EU-voorstel. Uw eigen Kamer organiseerde vorige week een rondetafelgesprek over client-side scanning, een onderwerp dat een-op-een samenhangt met deze verordening. Ik heb daar ook met veel belangstelling kennis van genomen. In de uitingen over deze verordening overheerst de kritiek, die samenhangt met de inbreuk die door het zogeheten detectiebevel wordt gemaakt op wezenlijke grondrechten, zoals het recht op privacy en het recht op het brief- en telecommunicatiegeheim.

Voorzitter. Zoals ik al eerder met uw Kamer wisselde, deelt het kabinet deze zorgen. Dus het is alsof we hier steeds met elkaar staan met een herhaling van zorgen, want we delen dezelfde zorgen. Om die reden blijft het kabinetsstandpunt nog steeds dat Nederland alleen kan instemmen met het detectiebevel als de bepalingen hierover zich beperken tot de detectie van reeds bekend kinderpornomateriaal. Ik zou heel graag willen dat we met elkaar over dat onderwerp gaan praten, want we praten te veel langs elkaar heen. Het gaat hier dus om beeldmateriaal waarvan bewezen is dat het online seksueel kindermisbruik betreft. Dat is waar we het vandaag over hebben. Het kabinet vindt nog steeds dat de detectie daarvan, met alle waarborgen die in de verordening staan, zoals een rechterlijke toets, een proportioneel middel is om iets tegen de verspreiding van dit materiaal te doen, en om daarmee op te komen voor de grondrechten van de vaak heel jonge slachtoffers.

Ik zou wel aandacht willen vragen voor een onderscheid dat in de discussie over dit voorstel nog weleens mist, en dat ook niet zat in de inbrengen hier. Detectie van onbekend materiaal en grooming … Wat is grooming? Dat is kinderen met teksten online verleiden. Dat zijn dus de tekstberichten. Dat onderscheidt zich echt van de detectie van bewezen kinderpornografisch materiaal. Dus aan de ene kant heb je bewezen kinderporno online, bewezen als dat het in politiedatabanken is terug te zien. Daarnaast heb je nieuw materiaal waarbij die toets nog niet is geweest of je hebt tekst. Het kabinet heeft al helemaal aan het begin, nog voordat er moties vanuit de Kamer over kwamen, gezegd: bewezen kinderporno moet aangepakt worden; bij nieuw materiaal en grooming is de technologie nog niet zo ver dat je dat met bijna geen foutmarge kunt aanpakken en daarom willen wij dat uit deze verordening hebben. Dat is vanaf het begin het onderscheid dat we al maken. Daar liggen ook moties over voor. Dat is allemaal mooi, maar dat is het onderscheid dat we maken. De detectie van bewezen kinderporno online kan worden gedaan met betrouwbare technieken. Ik hoor hier percentages heen en weer gaan maar die betreffen verschillende onderwerpen. Het gaat over nieuw materiaal, het gaat over grooming. Dat is ook de reden waarom het kabinet vanaf het begin al zegt: daarvoor is de technologie niet klaar, dat moet je nu niet doen. Die nuance is van ongelofelijk belang, ook omdat dit echt meer recht doet aan de precaire balans die het kabinet probeert te vinden op dit onderwerp tussen de inbreuk die door detectie wordt gemaakt op bepaalde grondrechten en het immense belang van het tegengaan van onlinemateriaal dat in verschrikkelijke aantallen rondgaat en betrekking heeft op de grondrechten van de kinderen die daarvan het slachtoffer zijn. Nederland is in Europa nummer één als het gaat om het hosten van onlinekinderporno. Als wij hier de verantwoordelijkheid niet pakken om daartegen op te treden, wie doet dat dan wel?

Inmiddels is duidelijk geworden dat het Spaans voorzitterschap de komende JBZ-Raad, anders dan we eerst dachten — daarom staan we hier vandaag eigenlijk — toch niet zal gebruiken voor de besluitvorming. Dus de JBZ-Raad van morgen zal niet gaan over deze verordening. Het lijkt erop dat het voorzitterschap na de JBZ-Raad een compromisvoorstel aan de lidstaten zal voorleggen en dat daarover ook besluitvorming zal plaatsvinden via het Comité van Permanente Vertegenwoordigers. Alleen, hoe dat eruit gaat zien, is nog niet bekend. Waarschijnlijk zal de reikwijdte van het detectiebevel zich daarin, overeenkomstig het Nederlands kabinetsstandpunt, beperken tot reeds bekend materiaal, dus bewezen kinderporno. Dat is, denk ik, een belangrijk onderhandelingsresultaat waar we met elkaar blij over mogen zijn dat daar dan op gehandeld wordt. Voor nieuw materiaal en tekstberichten bij grooming doet het voorzitterschap alternatieve voorstellen. Het blijft de inzet van Nederland om deze onderdelen niet bij het detectiebevel te betrekken in deze verordening, dus dat het uit de verordening gaat, conform het standpunt van het kabinet al helemaal aan het begin en dat tot en met vandaag niet veranderd is.

Dan de moties. De motie op stuk nr. 856 en de motie op stuk nr. 857 behandel ik gezamenlijk omdat die in essentie hetzelfde vragen. In verschillende brieven, waaronder recent nog de brief van 28 juni maar ook die van mei, heb ik al aangegeven dat we deze moties niet moeten uitvoeren. Dat zou namelijk betekenen dat je ook bewezen kinderporno online vervolgens niet kunt detecteren en niet kunt aanpakken. Om die reden zou ik beide moties willen ontraden.

De motie op stuk nr. 858 vraagt, als ik mij niet vergis, om wel die knip te handhaven, maar om, zodra er de technologie is waarmee je wel nieuw materiaal en grooming, dus tekstberichten die niet deugen, zou kunnen detecteren, daarmee aan de slag te gaan en hierop terug te komen. Nogmaals, het standpunt van het kabinet is dat we nu alleen een voorstel kunnen steunen dat gaat over bewezen kinderporno. Tegelijkertijd houden we natuurlijk wel de ontwikkelingen in de gaten. Op het moment dat er technologie zou zijn waardoor het loont om dat gesprek met elkaar te hebben, dan doen we dat ook graag. Nu is het ervanaf, maar als die ruimte zich voordoet dan kom ik er graag terug. Om die reden moet ik de motie op stuk nr. 858 oordeel Kamer geven.

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Dank voor de beantwoording van de minister. Ik ben ook wel blij dat het afgezwakt is, hè. We zijn het wel met elkaar eens dat die andere twee veel verdergaan dan bestaand of bekend materiaal, maar het probleem is dat de software daar ook niet klaar voor is en dat de foutmarge heel erg groot is, zo is ons verteld. Ik hoor de minister zeggen dat Nederland nummer één is op het gebied van hosten van CSAM-materiaal. Zoals ik net in mijn inbreng heb gezegd, moet dat dan ook aangepakt worden. Dit voorstel doet dat niet. Ik wil van de minister horen hoe zij ertegen aankijkt dat straks duizenden burgers per dag, onschuldige burgers, vals beschuldigd kunnen worden met die software die nog steeds niet klaar is, ook waar het gaat om bekend materiaal.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik vind het lastig als er gezegd wordt: we nemen kennis van het feit dat Nederland in Europa nummer één is in het onlinehosten van kinderporno, dus daar moeten we wat aan doen, maar wat we concreet kunnen doen, laten we even buiten beschouwing vanwege angstbeelden. Bij bewezen onlinekinderporno weten we dat de technologie er klaar voor is. Dit zijn foto's. Dit is walgelijk materiaal, waarbij jonge kinderen misbruikt worden. Dat is dan bijvoorbeeld in politiedata terug te zien. Maar honderd procent zekerheid bestaat nergens, nooit. Dan moet je dus afwegen welk risico je zwaarder vindt wegen, en dan kom ik op voor de rechten van onze kinderen.

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Tot slot, voorzitter. Ik kom ook graag op voor de rechten van onze kinderen. De minister zei iets over die hostingbedrijven. Daar bestaat een aanpak voor, een publiek-private samenwerking die jaren geleden al gestart is. Die is ook bewezen effectief. Dit voorstel van Europa doet eigenlijk helemaal niks aan hostingbedrijven. Het detectiebevel geldt voor bedrijven die chatdiensten aanbieden, zonder een gerichte verdenking van personen of groepen. Dat gaat nog steeds heel erg ver. Ik kom dus ook op voor de rechten van de kinderen, maar het moet niet zo zijn dat al onze berichten, ook de appjes van de minister, straks gescand worden en er dan bij valse verdenkingen een melding naar Europol gestuurd wordt. Dat is geen spookverhaal, want dit is ons verteld.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik weet niet hoe vaak we dit gesprek moeten hebben. Ik ben ook een beetje sprakeloos. De verordening doet ook alles aan hosten en juist aan hostingbedrijven. Dat zit er juist allemaal in. Ik vind het heel zuiver om risico's waarvan we met z'n allen zeggen ... Het gaat over nieuw materiaal. Gevoelsmatig zeg ik: doe alles waarmee je onze kinderen kan beschermen. Maar dan ga je kijken naar de feiten. Dan zeg je: je kunt handelen als het gaat om bewezen kinderporno, maar voor nieuw materiaal en teksten is de technologie inderdaad nog niet klaar, dus dan maken we daarin de knip. Dat doe je als je de belangen goed afweegt. Maar je kunt niet zeggen dat je aan de ene kant wil opkomen voor de rechten van kinderen die misbruikt worden bij kinderporno, terwijl je aan de andere kant niet wilt doen wat je in Europees verband kunt doen. Deskundigen zeggen daarvan wel degelijk dat de technologie er klaar voor is. Instanties zeggen: wij hebben in de databanken bewezen kinderpornomateriaal. Maar dan wordt er gezegd: ik wil een foutmarge van nul komma nul, nul, nul ik-weet-niet-wat dat het ergens een keer bij iemand verkeerd zou kunnen vallen. Ik vind de verantwoordelijkheid die Nederland hierin heeft als nummer één in Europa in het hosten van onlinekinderporno zwaarder wegen.

Het detectiebevel ziet dus ook op de hostingsector. Als dat dus een zorg was, dan ben ik blij dat ik die hier weg kan nemen. Ik hoop dat mevrouw Dekker-Abdulaziz dat ook registreert. Het gaat dus ook over verspreiding via WhatsApp en via al die andere kanalen waar de instanties nu heel moeilijk bij kunnen. Waarom zouden we niet willen dat dat gebeurt? Ik ben heel erg blij dat we met onze lobby en met onze teksten ook de verordening op die manier aan het aanpassen zijn dat het gaat over bewezen kinderporno. De onlineverspreiding daarvan moet gestopt worden. En vervolgens moet je er ook een melding van kunnen doen bij de autoriteiten, zodat er ook gehandeld kan worden richting de mensen die daarachter zitten, zodat zij hun straf niet ontlopen. Waarom zou je dat tegen willen houden?

De voorzitter:
Punt. Tot zover dit debat. Dank aan de minister voor haar aanwezigheid.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Aan het begin van de middagvergadering gaan we stemmen over de moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Telecomraad (informeel) 23-24 oktober 2023

Telecomraad (informeel) 23-24 oktober 2023

Aan de orde is het tweeminutendebat Telecomraad (informeel) d.d. 23-24 oktober 2023 (21501-33, nr. 1034).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat over de informele Telecomraad op 23 en 24 oktober (21501-33, nr. 1034). We hebben slechts twee sprekers van de zijde van de Kamer. Ik geef graag als eerste het woord aan mevrouw Van Weerdenburg van de fractie van de PVV, maar niet zonder de staatssecretaris van harte welkom te hebben geheten. Fijn u te zien. U bent een paar uurtjes bij ons, maar des te beter.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Tijdens het laatste commissiedebat dat we met deze staatssecretaris hadden, spraken we over de mogelijke DSA-overtredingen van X, Twitter. Toen wisten we nog niet dat de Europese Commissie hier wellicht zelf de oorzaak van was, met een desinformatiecampagne over de CSAM-verordening, waar we het in het vorige debat over hadden. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Europese Commissie met een desinformatiecampagne op X/Twitter getracht heeft de politieke besluitvorming over het detectiebevel in de CSAM-ontwerpverordening in diverse landen, waaronder Nederland, te beïnvloeden en daarbij mogelijk gebruik heeft gemaakt van ongeoorloofde microtargeting gebaseerd op bijzondere persoonsgegevens, zoals politieke opvattingen en religieuze en levensbeschouwelijke overtuigingen, nota bene terwijl in Nederland de verkiezingscampagne in volle gang is;

overwegende dat diverse Nederlandse privacyexperts en journalisten een zogeheten schaduwban hebben gekregen op X/Twitter nadat zij kritische publicaties hadden geschreven over het detectiebevel in de CSAM-ontwerpverordening en de desinformatiecampagne van de Eurocommissaris voor Binnenlandse Zaken, Johansson;

verzoekt de regering om tijdens de informele Telecomraad van 24 oktober aanstaande, of in ieder geval en marge van deze Raad, opheldering te vragen aan de Eurocommissaris voor de Interne Markt over deze campagne van zijn collega, waarvan het uitvoeren door X in strijd lijkt te zijn met de DSA-regels waar hij toezicht op moet houden;

verzoekt de regering tevens om uit te zoeken of er sprake is van zogeheten "trusted flaggers" bij Nederlandse of EU-instellingen of enige andere organisatie die mogelijk verantwoordelijk is voor de schaduwban van de Nederlandse privacyexperts en journalisten op X,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Weerdenburg.

Zij krijgt nr. 1039 (21501-33).

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Voorzitter, tot slot nog snel een motie over AI.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat AI een technologie is die enorme kansen biedt voor Nederland, en innovatie en ontwikkeling daarvan ruim baan verdienen;

overwegende dat een integrale visie nodig is, gebaseerd op de twee pijlers van de AI Act: het verhogen van het vertrouwen en het stimuleren van innovatie;

verzoekt de regering deze integrale visie meer centraal te zetten in de appreciatie van AI, de focus te verleggen naar de risico's van de toepassingen in plaats van de technologie en modellen als zodanig, en tevens in te zetten op een nauwe definitie van GPAI in de AI Act en een goede informatievoorziening in de waardeketen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Weerdenburg.

Zij krijgt nr. 1040 (21501-33).

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Dank u wel.

De voorzitter:
De laatste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Rajkowski van de fractie van de VVD. Zij heeft haar telefoon bij zich. Wat gaan we daar zien?

Mevrouw Rajkowski (VVD):
Het lukte niet meer om te printen, maar het kan ook allemaal digitaal bij deze digitale commissie.

Met de komst van ChatGPT werd kunstmatige intelligentie elke Nederlandse huiskamer in geslingerd. Het gebruik van kunstmatige intelligentie door mensen en bedrijven nam zo'n enorme vlucht dat er snel duidelijk werd dat bestaande wet- en regelgeving er niet op is toegespitst om de kansen van AI de ruimte te geven en de bedreiging het hoofd te bieden. Dat de politiek achter de maatschappelijke en technologische ontwikkelingen aanloopt, kunnen we niet en moeten we ook niet willen voorkomen. Wetgeving moet namelijk zorgvuldig gemaakt worden en dat kost nou eenmaal tijd. Maar in de tussentijd wacht de samenleving wel op een richting en bescherming. Vandaar deze motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland een Cyber Security Raad heeft die zich als onafhankelijk adviesorgaan inzet om de cybersecurity in Nederland te verhogen;

constaterende dat Von der Leyen tijdens de G20-top in september de intentie heeft uitgesproken om een Europese AI-raad op te richten;

constaterende dat andere Europese landen voor ontwikkelingen rondom kunstmatige intelligentie adviesorganen hebben ingesteld;

overwegende dat technologische ontwikkelingen rondom kunstmatige intelligentie zodanig snel gaan dat er vanwege de impact op de maatschappij niet altijd gewacht kan worden op uitgebreid onderzoek en wetgeving, terwijl de noodzaak om als overheid te reageren er wel is;

verzoekt de regering om te onderzoeken of een Nederlands adviserend orgaan van toegevoegde waarde kan zijn om de overheid op korte termijn te kunnen adviseren bij ontwikkelingen rondom kunstmatige intelligentie die impact hebben op de samenleving en niet kunnen wachten op reguleringsvoorstellen;

verzoekt de regering te onderzoeken of een dergelijk Nederlands adviserend orgaan rondom kunstmatige intelligentie geïmplementeerd kan worden binnen een al bestaand orgaan of dat er een nieuw orgaan moet worden opgericht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Rajkowski en Dekker-Abdulaziz.

Zij krijgt nr. 1041 (21501-33).

Mevrouw Rajkowski (VVD):
Dank u wel.

De voorzitter:
Altijd goed als mensen hun eigen moties ondertekenen. Ik schors een paar minuutjes en dan gaan we luisteren naar de staatssecretaris.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Van Huffelen:
Voorzitter. Volgende week maandag en dinsdag is er inderdaad de informele Telecomraad in León, waar geen besluiten zullen worden genomen maar wel beleidsdiscussies aan de orde zijn. Daarbij gaat het over de bescherming van digitale rechten, waarbij het Spaanse voorzitterschap ook aandacht wil besteden aan het onderwerp neurotechnologie, over de toekomst van telecommunicatie, het behalen van de doelen in het digitale decenniumprogramma van de EU en de opdracht aan een nieuwe Commissie na de verkiezingen.

In plaats van het gebruikelijke debat vooruitlopend heeft u ervoor gekozen om een schriftelijk overleg te houden. Een deel van de vragen daarvan hebben we inmiddels beantwoord. Belangrijk is te weten dat de antwoorden omtrent de andere onderwerpen nog uw kant op komen. Dat zijn onderwerpen die te maken hebben met de AI-verordening, die niet op de agenda staat volgende week.

Dan is het denk ik goed om in te gaan op de ingediende moties. Ik begin met de motie op stuk nr. 1039 van mevrouw Van Weerdenburg. Zij vraagt of wij tijdens de informele Telecomraad of en marge daarvan opheldering willen vragen aan de Eurocommissaris en te onderzoeken of er sprake is van trusted flaggers. Ik zou het volgende over deze motie willen zeggen. Als er illegale advertenties zijn geplaatst, dan is dat natuurlijk een onderwerp dat we moeten veroordelen. Het is aan de onafhankelijke toezichthouder om dat te bepalen. Dat kunnen wij niet. Dat is ook goed, want in dit soort individuele cases is het goed dat er goed wordt onderzocht of er sprake is van microtargeting, dus gekeken wordt of er specifieke advertenties naar specifieke doelgrepen zijn gestuurd. Dat wordt gedaan door de European Data Protection Supervisor. Die heeft al aangegeven een vooronderzoeksproces te starten om te bepalen of de Europese Commissie in lijn met de AVG heeft gewerkt. Zolang dat onderzoek nog loopt, denk ik dat het goed is dat wij als regering nog geen standpunt innemen ten aanzien van het gebruik van advertenties door de Europese Commissie. Dat is ook waarom ik de motie zou willen ontraden. Als het gaat over de vraag hoe het nou precies zit met de trusted flaggers bij de Europese instellingen, dan moet ik daarover hetzelfde zeggen, namelijk dat ik op basis daarvan dat deel van de motie moet ontraden. Trusted flaggers zijn namelijk mensen die door de instellingen, de platforms, zelf als zodanig worden beschouwd. Daar hoeven die platforms ook geen werk te doen. Het uitzoeken of dat aan de orde is, is wat mij betreft iets wat niet bij ons past maar bovendien ook niet leidt tot inzicht over of er ook sprake van is dat trusted flaggers invloed hebben gehad. Ik zou wel aan de Eurocommissaris, als hij aanwezig is, om opheldering kunnen vragen over wat nou precies volgens hem aan de orde is. Ik weet echter niet of hij aanwezig is.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Over dat laatste: graag. Het is natuurlijk zo dat de Europese toezichthouder een vooronderzoek is gestart om te bepalen of er gebruik is gemaakt van illegale microtargeting. Of dat nou wel of niet het geval is, alsnog blijft staan dat er een advertentiecampagne is gevoerd — of die nou illegaal is of niet, dat maakt niet uit — met een moreel chantagefilmpje met allerlei onwaarheden in een poging de politieke discussie in Nederland te beïnvloeden, terwijl we hier midden in een verkiezingscampagne zitten. Bovendien zijn er nu Nederlandse journalisten, privacyonderzoekers, die belemmerd worden in hun werk. Het lijkt mij dus dat de staatssecretaris, ondanks dat er nog onderzoeken lopen, toch even de Eurocommissaris aan zijn of haar jasje kan trekken om duidelijk te maken dat we dit als Nederland niet op prijs stellen. Dat is nog een understatement.

Staatssecretaris Van Huffelen:
Wat ik aan de Eurocommissaris kan vragen, is wat er aan de hand is. Ik wil verder vooral afwachten wat het onderzoek oplevert, of het inderdaad zo is dat hier ten onrechte gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om campagnes in te zetten. Dat ga ik ook doen. Wat ik niet zal doen, is dat element, dat ik al heb aangegeven, rondom de trusted flaggers. Ik blijf dus bij mijn oordeel om deze motie te ontraden, maar ik ga wel aan Commissaris Breton vragen wat er volgens hem aan de hand is.

Dan is er een tweede motie van mevrouw Van Weerdenburg, die op stuk nr. 1040. Die verzoekt ons om rond het thema AI meer een integrale visie centraal te zetten in de appreciatie, de focus te verleggen naar risico's van de toepassingen in plaats van de technologie en in te zetten op een nauwere definitie van general purpose AI. Het kabinet kijkt natuurlijk altijd naar de balans in de afweging bij de AI Act. Dan gaat het over zowel kansen als bedreigingen, dus over zowel kansen als risico's. We weten dat foundation models modellen zijn met heel veel mogelijkheden. Ze kunnen teksten en beelden genereren. Op basis van die foundation models worden ook andere modellen gebouwd. Zo is ChatGPT een model dat gebruikmaakt van een foundation model. Omdat we het steeds belangrijker vinden om dit op te nemen in de AI Act is dat onderwerp van de discussies die op dit moment nog lopen. Het is dus geen onderwerp waar we het volgende week over zullen hebben. Dat zal in december aan de orde zijn, niet bij de informele, maar bij de formele Telecomraad.

Wij gaan niet inzetten op een nauwe definitie van general purpose AI, maar we willen juist zorgen dat er transparantie is, zodat helder is hoe die modellen in elkaar zitten, zodat degenen die op basis daarvan weer nieuwe AI-systemen ontwikkelen, weten of ze dat verantwoord en innovatief kunnen doen. Met andere woorden, wij nemen dit onderwerp zeer serieus en wij nemen het mee in het kader van de discussies die we op dit moment hebben over de AI Act. Maar we willen wel een brede definitie houden, helderheid over de transparantie hebben en kijken naar kansen en risico's, zowel van de foundation models zelf als van systemen die op basis daarvan worden gemaakt. Dat is dan ook de inzet van dit kabinet in het resterende deel van de triloog. Om die reden moet ik deze motie ontraden.

Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 1041 van mevrouw Rajkowski en mevrouw Dekker-Abdulaziz. Daarin wordt aangegeven dat het van belang is om te kijken of een Nederlands adviserend orgaan van toegevoegde waarde kan zijn bij de ontwikkelingen rondom AI of kunstmatige intelligentie en hoe we zo'n orgaan kunnen inzetten. Onder andere naar aanleiding van een motie van uw Kamer zijn we onze visie op het gebied van generatieve AI aan het neerzetten. We hebben aangegeven dat we nog dit jaar willen komen met het document waarin we deze visie ontwikkelen. We hebben ook aangegeven, onder andere naar aanleiding van een sessie die het kabinet heeft gehad in het Catshuis, dat we willen kijken naar de inzet van een zogenaamd rapid response team, een team dat niet alleen maar adviseert, maar ook de mogelijkheid heeft om in te grijpen op een snelle manier, zoals wordt gesuggereerd in deze motie en zoals ook door mevrouw Rajkowski is aangegeven, omdat we nu eenmaal zien dat het lang kan duren voor er regulering is, maar het soms wenselijk is om al op korte termijn in te grijpen. Op dit moment zijn we aan de slag met de vormgeving van dit team. Dat doen we uiteraard samen met verschillende ministeries, maar ook met mensen vanuit de wetenschap en andere organisaties, ngo's die betrokken zijn bij dit thema. Met andere woorden, wij onderschrijven wat in deze motie staat. We willen die dan ook oordeel Kamer geven. We blijven aan het werk om er, los van die visie op gen AI, ook voor te zorgen dat we zo snel mogelijk inzicht krijgen in hoe zo'n rapid response team kan werken in de combinatie van advies en de mogelijkheid om in te grijpen als dat nodig is.

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:
Heel goed.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Bij aanvang van de middagvergadering stemmen wij over deze moties.

Digitaliserende overheid

Digitaliserende overheid

Aan de orde is het tweeminutendebat Digitaliserende overheid (CD d.d. 12/10).


Termijn inbreng

De voorzitter:
We gaan in één vloeiende beweging door met het tweeminutendebat Digitaliserende overheid. Het commissiedebat vond plaats op 12 oktober, vorige week. Er zijn drie deelnemers van de zijde van de Kamer. De eerste spreker is mevrouw Dekker van de fractie van D66. Het woord is aan haar.

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Voorzitter. In deze hectische tijden werken Kamerleden soms los van elkaar, maar wel heel erg parallel aan elkaar. Mijn intentie was om een motie in te dienen om het kabinet ertoe te bewegen om een rapid response team op het gebied van AI in te stellen, maar daarover is al een motie ingediend, dus ik weet niet wat ik nu moet doen. Ik ga mijn motie voor de zekerheid ook nog maar indienen. Ik laat het graag aan de ambtenaren over wat ze ermee gaan doen, want de bewoording is net anders.

Voorzitter. De ontwikkelingen van AI en andere technologieën gaan zo ver dat we heel snel een manier moeten vinden om daarmee om te gaan. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat steeds meer van ons leven zich digitaal afspeelt en dat het tempo van digitale ontwikkelingen vraagt om een overheid met kennis en expertise;

overwegende dat de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid eerder adviseerde om een AI-coördinatiecentrum in te richten voorzien van politieke verankering;

overwegende dat de Nederlandse regering koploper wil worden op digitaal vlak, maar vele andere landen al enige tijd een dergelijke centrale adviesstructuur hebben (de VS, Canada, Spanje, Frankrijk, Duitsland en België);

overwegende dat de staatssecretaris op 6 september in de NRC schreef dat ze werk gaat maken van een rapid response team, wat een groep met experts (van binnen en buiten de overheid) voorstelt die voor de overheid bijhoudt wat de nieuwste technologieën zijn en daarop snel kan reageren, maar het liefst ook vooruitkijkt;

verzoekt de regering om voor uiterlijk het eerste kwartaal van 2024 een dergelijk onafhankelijk team in te stellen, waarbij zo veel mogelijk de reeds bestaande multidisciplinaire werkgroepen worden benut,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dekker-Abdulaziz en Rajkowski.

Zij krijgt nr. 1075 (26643).

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Ik heb nog negen seconden, maar er gaat mij nog één ding aan het hart. Dat is het .nl-domein. We hebben het er in het commissiedebat over gehad. Ik heb daar geen heel goede toezegging over gekregen.

De voorzitter:
Oké.

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Ik wil nog één motie indienen.

De voorzitter:
Heel snel.

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Heel snel. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de inhoud van het internet van vandaag een bron voor onderzoekers en van culturele waarde kan zijn in de toekomst;

overwegende dat onze buurlanden zoals Frankrijk en Duitsland hun nationale webdomein wel actief archiveren;

constaterende dat een gemiddelde webpagina maar 90 dagen online is, waarna die verwijderd of aangepast wordt;

verzoekt de regering om in kaart te brengen wat de wettelijke, technische en financiële obstakels zijn die in de weg staan van een mogelijke archivering van het .nl-domein en hoe deze te overkomen, en de Kamer hierover te informeren in 2024,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dekker-Abdulaziz.

Zij krijgt nr. 1076 (26643).

Heel goed. Een vraag van de heer Rahimi wellicht?

De heer Rahimi (VVD):
Mevrouw Dekker-Abdulaziz weet dat ik ontzettend bezig geweest ben met topleveldomeinnamen, met .nld, waardoor overheidswebsites herkenbaarder worden en iedereen weet wanneer het om een overheidswebsite gaat. Ik hoorde net in de motie .nl. Stel dat dit allemaal lukt — daar ga ik zeker van uit, en ik ben heel blij als het straks lukt — is mevrouw Dekker-Abdulaziz dan bereid om dit dan ook door te trekken naar de .nld-topleveldomeinen?

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Dank voor de vraag. Het gaat ons om het Nederlandse internet. Nu archiveert de Koninklijke Bibliotheek met toestemming van websitehouders de top 10, de top 20 of top 100 van de websites. Dat gaat voor ons niet ver genoeg, want daardoor gaan heel veel kennis en informatie verloren. Daarom zouden wettelijke mogelijkheden veranderd moeten worden, zodat archivering van al het Nederlandse internet mogelijk wordt. Dus ook .nld of .org of wat u wilt.

De voorzitter:
Prima. Dan mevrouw Van Weerdenburg van de Partij voor de Vrijheid.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Voorzitter. Wij hebben met de commissie voor Digitale Zaken en deze staatssecretaris voor Digitalisering een paar jaar ervaring op kunnen bouwen. De belangrijkste les die we hebben geleerd, is dat de huidige verdeling van digitale thema's tussen verschillende bewindspersonen niet werkt. Bij JenV hebben ze een enorme puinhoop gecreëerd met het Europese wetsvoorstel dat client-side scanning op grote schaal wil invoeren — we hadden het er net in een eerder debat al over — en bij EZK legt men zonder pardon een zeer belangrijk rapport over AI in een diepe la. En deze staatssecretaris moest dat alles met lede ogen aanzien. Zij heeft in ieder geval haar best gedaan voor dit dossier en daarvoor verdient zij complimenten. Ik had graag gezien hoeveel werk we hadden kunnen verzetten op digitaal vlak als deze bewindspersoon niet constant had hoeven afstemmen met vier of vijf verschillende departementen en als zij niet de helft van haar tijd had moeten doorbrengen in de overzeese gebieden van ons Koninkrijk. Daarom doe ik een poging tot verbetering voor de volgende kabinetsperiode.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de huidige verdeling van digitale thema's tussen verschillende bewindspersonen leidt tot moeizame besluitvorming en er te veel tijd verloren gaat in een snel verder digitaliserende wereld waarin de overheid al enorme achterstanden moet inlopen;

overwegende dat de huidige techniek van generatieve AI en de toekomstige ontwikkelingen op dit vlak en het bredere gebied van artificiële intelligentie een allesbepalende impact zullen hebben op digitalisering;

spreekt uit dat het thema artificiële intelligentie en alles wat daarmee samenhangt zou moeten behoren tot de portefeuille van de bewindspersoon die (algemeen) verantwoordelijk is voor digitalisering in een volgend kabinet, ongeacht bij welk ministerie deze bewindspersoon wordt ondergebracht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Weerdenburg.

Zij krijgt nr. 1077 (26643).

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Ik hoop dat dit lukt, al zal ik het zelf niet meer meemaken vanaf deze plek, want dit is mijn laatste debat. Uiteraard blijf ik de verrichtingen van de commissie voor Digitale Zaken en de nieuwe bewindspersoon vanaf de zijlijn volgen en van snedig commentaar voorzien op social media. De heer Verhoeven ging ons daarin al voor.

Dank u wel.

De voorzitter:
De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Rahimi van de VVD.

De heer Rahimi (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Vorige week dachten we ook dat het ons laatste debat zou zijn en nu staan we toch weer hier. Vandaag is het dan dag 639 dat ik in de Kamer zit. De gedachte was: elke dag iets fixen. Dat zei ik ook bij het commissiedebat. Ik heb geen moties, maar wil wel een aantal punten aankaarten.

Ik ben heel blij dat we vorige week tijdens het commissiedebat hebben gesproken over het ingediende manifest voor het herprogrammeren van de overheid. De staatssecretaris heeft toegezegd om daar in een bestaande brief op terug te komen. Er zal dan ook een plan van aanpak komen. Ik ben toen vergeten te vragen wanneer de staatssecretaris dat verwacht te doen. Mijn eerste vraag gaat dus over die geherprogrammeerde overheid. Onder IT'ers noem ik dat altijd de "alt-control-deleteprocedure". Dat is soms gewoon goed om te doen.

Dan nog een andere vraag. Ik heb destijds ook gevraagd, herhaaldelijk eigenlijk, of het mogelijk was om of de topleveldomeinnaam .nld te onderzoeken. Nou weet ik wel dat het commissiedebat vrij kortgeleden is, maar toch wil ik de staatssecretaris vragen of ze iets van een tijdspad kan aangeven wanneer ze daarop terug kan komen. Dat zijn de vragen die ik heb.

Dan nog een punt over de motie die zonet is ingediend door mevrouw Dekker-Abdulaziz. Ik wilde eigenlijk een tweede interruptie. Als je alles archiveert, dan komt daar ook een kostenplaatje bij, want servers zijn niet gratis. Ik ben dus wel benieuwd of mevrouw Dekker daarover nagedacht heeft. Ik denk dat dat wel goed is.

De voorzitter:
Mevrouw Abdulaziz denkt altijd heel goed na.

De heer Rahimi (VVD):
Ja, maar ik vraag naar dat financiële aspect.

Ik heb wederom geen moties, maar dankzij alle toezeggingen die opgevolgd worden, ben ik heel blij dat we heel veel mooie dingen hebben bereikt met de staatssecretaris en de ambtenaren.

Dank u wel.

De voorzitter:
Hoe minder moties, hoe beter. Ik schors vijf minuten en dan gaan we luisteren naar de staatssecretaris.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Van Huffelen:
Dank u wel, voorzitter. Ik zou graag gelijk starten met het appreciëren van de moties.

De motie op stuk nr. 1075 van mevrouw Dekker-Abdulaziz lijkt op een motie die ik in het vorige debat oordeel Kamer heb gegeven. Ik zou de motie als volgt willen interpreteren. Bij het maken van een visie op generatieve AI, die we nog dit jaar willen aanbieden aan de Kamer, gaan we ervoor zorgen dat we ook inzicht geven in de inrichting van het team van experts, dat ons gaat helpen. Dat is overigens niet alleen maar een team van experts. We zijn er nog over aan het nadenken, maar naar ons idee zijn dat mensen die zowel van binnen als van buiten de overheid aan het werk kunnen om ervoor te zorgen dat wij een reactie kunnen geven op de nieuwste technologieën, als dat nodig is, dat we snel kunnen reageren, enzovoort enzovoort. U stelt voor dat daar bestaande structuren voor moeten gelden. Dat hoeft wat mij betreft niet. Ik vind het van belang dat wij goed bekijken wat de taken van het team zijn en welke mensen ervoor nodig zijn van binnen en buiten de overheid, zodat we er op een effectieve manier aan gaan werken. Wij zullen daar uiterlijk in het eerste kwartaal van het volgend jaar een antwoord op geven, maar we kiezen er wel voor om nog even de ruimte te nemen om goed te bekijken hoe we dit inrichten. Als ik de motie zo mag interpreteren, krijgt deze oordeel Kamer.

De voorzitter:
Mevrouw Dekker bevestigt dat.

Staatssecretaris Van Huffelen:
De tweede motie van mevrouw Dekker-Abdulaziz, op stuk nr. 1076, gaat over het archiveren van het .nl-domein. U heeft het daarbij niet alleen over de websites van de overheid, want die worden op dit moment al gearchiveerd. U heeft het ook over het .nl-domein dat door bedrijven, instellingen en allerlei andere partijen wordt gebruikt. U vraagt om in kaart te brengen wat de obstakels zijn om te archiveren. Daarbij spelen financiën ook een rol, zeg ik naar aanleiding van het punt dat hierover gemaakt werd door de heer Rahimi.

De Koninklijke Bibliotheek heeft in haar beleidsplan gevraagd om de archivering van het .nl-domein wettelijk mogelijk te maken, zodat ook openbare onlinepublicaties gemakkelijker bewaard kunnen worden. Mijn collega van het ministerie van OCW begrijpt die ambitie en is de haalbaarheid en wenselijkheid daarvan aan het onderzoeken. Het ministerie van OCW heeft de Koninklijke Bibliotheek over het onderzoek geïnformeerd en daarbij aangegeven dat er ook gekeken wordt naar de kosten. Ik begrijp dat nog onbekend is wanneer dat onderzoek gereed is, maar het wordt gedaan. Om deze reden krijgt de motie dan ook oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 1077 van mevrouw Van Weerdenburg hoef ik niet te appreciëren, omdat het een spreekt-uitmotie is.

Dan waren er nog wat vragen van de heer Rahimi over de .nld-extensie. Ik heb dat nog even voor u uitgezocht. U heeft dat al eerder aan ons gevraagd en we hebben daar eerder ook al antwoord op gegeven. Extensies als .gov, .overheid of .nld heten generieke topleveldomeinen. Daarvoor moet je een aanvraag doen bij de Internet Corporation for Assigned Names and Numbers, de ICANN. De extensie .nld is nog niet toegewezen. De ICANN heeft in haar beleid opgenomen dat codes zoals .nld niet zullen worden toegekend als topleveldomeinnaam. Het is zeer waarschijnlijk dat ze die regel zullen handhaven bij een volgende uitbreiding. Dus ook als wij de aanvraag zouden doen, is het nog niet duidelijk of ze die zullen toekennen. Tot nu toe hebben ze dat niet gedaan. Bovendien zou het pas plaatsvinden in april 2026. Het zou dus nog heel lang duren voordat we zo'n topleveldomeinnaam hebben. Ons idee is vooral om met elkaar te kijken naar een generieke domeinnaam voor de overheid. Daarmee zorgen we voor herkenbaarheid voor burgers. We kunnen waarschijnlijk niet voor .nld kiezen, ofwel omdat het niet wordt toegekend, ofwel omdat het nog heel lang gaat duren. Relevant vind ik dat we vooral een extensie kiezen die voor mensen goed herkenbaar is als een domein van de overheid.

O, ik zie de heer Rahimi.

De voorzitter:
Iemand die wil interrumperen moet echt bij de interruptiemicrofoon gaan staan, want anders weet ik niet wat u wilt. U wilt een interruptie plegen? Goed. Het woord is aan de heer Rahimi.

De heer Rahimi (VVD):
De staatssecretaris geeft aan dat .nld niet kan. U weet dat ik vrij technisch van aard ben; mijn informatie zegt dat het wél kan. Waarom zouden .politie en .overheid wél kunnen en .nld niet? Ik snap dat nog steeds niet. Kan de staatssecretaris dat uitleggen?

Staatssecretaris Van Huffelen:
Ik zeg niet dat het technisch niet kan. Zo'n code moet worden toegekend door de ICANN. De ICANN heeft tot nu toe deze code niet toegekend. Als je daarvoor een aanvraag wilt doen, duurt dat langere tijd. Tot nu toe heeft de ICANN aangegeven dat ze in haar beleid dit soort alfa-3-codes niet wil gebruiken. De ICANN heeft tot nu toe gezegd: we nemen dit soort codes niet op. Als we die code zouden aanvragen, moeten we wachten tot 2026 voordat we de uitslag daarvan hebben. Daarna zouden we dan nog al die aanpassingen moeten doen. Ik zeg dus niet dat het technisch onmogelijk is. In dit geval heeft het te maken met de governance van het internet en de rol die de ICANN hierbij speelt.

Overigens ben ik de heer Rahimi nog een antwoord schuldig op zijn vraag wanneer wij zullen terugkomen op het manifest. Dat doen we nog dit jaar. We hebben gezegd dat we dit zullen doen bij de evaluatie van de Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren.

Tegen degenen die ik niet meer in deze debatten zal tegenkomen, waaronder mevrouw Van Weerdenburg en de heer Rahimi, zeg ik dat ik het zeer gewaardeerd heb om met elkaar over dit onderwerp te spreken. Met u hoop ik vooral dat digitalisering een groot thema zal blijven in de komende tijd. Het is een ongelofelijk belangrijk onderwerp in onze maatschappij, dat alle aandacht verdient.

De voorzitter:
Prima. Tot zover dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Na de lunch gaan wij stemmen over de moties die zojuist zijn ingediend. Ik schors een enkel ogenblik. Daarna gaan wij praten over de begrotingen van Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2024.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Begrotingen Koninkrijksrelaties en BES-fonds 2024

Begrotingen Koninkrijksrelaties en BES-fonds 2024

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2024 (36410-IV).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is de Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (36410-IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2024. We hebben vandaag de eerste termijn. Nogmaals een hartelijk woord van welkom aan de staatssecretaris, die al een tijdje bij ons is. Ook een speciaal woord van welkom aan de gevolmachtigde ministers van Curaçao en Aruba: het is evenzeer fijn dat u bij ons bent.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:
We hebben zeven sprekers van de zijde van de Kamer en de eerste is de heer De Graaf, van de fractie van de PVV. Hij gaat drie minuten tot ons spreken. Het woord is aan hem.

De heer De Graaf (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil een klein persoonlijk tintje toevoegen. Dat mag bij je maidenspeech, maar misschien ook bij je allerlaatste debat in de Kamer, na veertien jaar politiek. Ik zou over onze overzeese gebiedsdelen, zoals die vroeger heetten, en over de begroting daarvan de flauwe woordgrap willen maken: laten we daar vandaag niet zo zwaar an tillen. Haha. Allemaal lachen.

Voorzitter. Een paar jaar geleden heb ik het gehad over "de eilanden" — zo noem ik ze vaak meer vanuit mijn hart; hoewel Texel, Vlieland en Terschelling ook eilanden zijn, maar laten we ze dan de Texel, Vlieland en Terschelling van het zuiden noemen — als waren het mijn dochters. Die vergelijking heb ik vaak gemaakt: die groeien op en worden groot. Dat puntje zou ik vandaag ook weer aan willen stippen. Het dekolonisatieproces is voltooid. Dat is het belangrijkste punt dat wij als PVV willen maken. En een voltooid dekolonisatieproces, inclusief de excuses voor het slavernijverleden van het kabinet van vorig jaar, maar ook het feit en het weten dat er in de afgelopen tientallen jaren héél veel geld naar de eilanden is gegaan vanuit Nederland en er eigenlijk een extreme onderlinge verstrengeling van belangen bestaat, die als het erop aankomt vooral door Nederland worden gefinancierd … Ik zou de mensen en de bestuurders op de eilanden mee willen geven dat op het moment dat het dekolonisatieproces is voltooid, het tijd is om verantwoordelijkheid te nemen. Dan ga je eigenlijk het huis uit. Dat is met kinderen ook zo: dan zijn ze opgegroeid en opgevoed, en dan worden ze vanaf hun 21ste ook financieel voor zichzelf verantwoordelijk.

Ik zie diezelfde parallel nu bij het voltooien van het dekolonisatieproces als het bijvoorbeeld gaat om pijn en leed uit het verleden, die wetenschappelijk bewezen maximaal zeven generaties worden doorgegeven. Die zeven generaties zijn bijna voorbij. Het is mijns inziens ieders persoonlijke verantwoordelijkheid om die trauma's uit het verleden persoonlijk op te lossen. Meer geld gaat dat bijvoorbeeld niet doen, want als je iemand afkoopt en denkt daarmee een trauma opgelost te hebben, dan koop je een kat in de zak. Het is ieders persoonlijke verantwoordelijkheid om trauma's aan te kijken en schaduwstukken weg te werken. En zo werkt het ook waar het het landsbestuur betreft, dus ook voor de drie landen in ons Koninkrijk. Ga met de mensen op de eilanden aan de slag, ga kijken waar de verantwoordelijkheden liggen en groei op. Bij het opgroeien en bij het dekolonisatieproces hoort volledige eigen verantwoordelijkheid. Dat zou ik graag met liefde mee willen geven, met als laatste woord met nog vijf seconden te gaan, hier vanuit mijn eigen tekst gesproken: liefde.

Dank u wel.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Laat ik even doorgaan op de analogie van de dochters of de zonen. Ik wil daar twee vragen over stellen. Aan de ene kant: wordt er een onderscheid gemaakt, ook door meneer De Graaf, tussen de BES-eilanden en de CAS-landen? Daar zou ik toch graag even reflectie op willen hebben. Het tweede is dat ik, hoewel ik zelf geen kinderen heb mogen krijgen, bij anderen wel gezien heb dat je je leven lang met je kinderen verbonden blijft en dat als er tussendoor problemen zijn of tegenslag is in gezinnen, je als ouder daarbij blijft helpen. Daar zou ik dus ook graag even een reflectie op hebben.

De heer De Graaf (PVV):
Om op de tweede vraag als eerste terug te komen: het is niet zo dat als het even tegenzit in hun leven, je kinderen voor altijd in huis blijven wonen. Dat is nu wel de situatie, want ze wonen nog steeds in hetzelfde huis bij de ouders. Dat heeft niets te maken met dekolonisatie of volwassen worden. Natuurlijk, mijn kinderen mogen ook na hun 21ste best even bij mij aankloppen en als het kan, als ik de mogelijkheden heb om ze te helpen, dan zal ik dat doen. Maar dat wil niet zeggen dat ze eeuwig bij mij in huis blijven. Bij het beleid van dit kabinet, en van minister De Jonge specifiek, zou het weleens kunnen dat zij voor eeuwig in huis blijven wonen, omdat wij gewoon een waardeloze minister voor Wonen hebben en omdat de grenzen openstaan. Die situatie zou daar dus toe kunnen leiden, maar dat is staatsrechtelijk een ander verhaal. Dan gaan we meer uit van de metafoor dat normaal gesproken je kinderen het huis uitgaan, wat ook op de eilanden zo is.

Wat de BES-eilanden betreft: dat zijn bijzondere gemeenten, dat is een ander verhaal. Dat zou kunnen blijven bestaan. Dat hoeft voor mij niet per se, maar ik denk wel dat het de beste oplossing is voor die drie gemeenten, want ze zijn allemaal heel klein, terwijl de landen veel meer massa hebben.

De voorzitter:
Afrondend.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ten eerste zou ik graag afstand willen nemen van de persoonlijke aantijgingen tegen een minister, zeker tegen een minister die hier niet aanwezig is, maar dat terzijde. Ook al gaan ze het huis uit, je blijft wel met elkaar verbonden, je bent wel één familie. Daar krijg ik toch onvoldoende antwoord op, voorzitter.

De heer De Graaf (PVV):
Ik heb dat heel duidelijk gemaakt. In een normale situatie gaan je kinderen het huis uit. Je blijft één familie, maar dat wil niet zeggen dat er doorlopend een beroep op je portemonnee wordt gedaan en er ook doorlopend kamers in je huis worden gevuld door je familie. Want dan moet ik op een gegeven moment wel een heel groot huis kopen.

Mevrouw Wuite (D66):
Ik heb de heer De Graaf vaak gemist bij commissiedebatten over Koninkrijksrelaties. Ik heb in de afgelopen twee jaar gemerkt dat met name in het begrotingsdebat positie wordt bepaald. De positie wordt vaak herhaald en vergeleken met de metafoor van een familie van ouders en kinderen. Wat is toch uw grondreden om te verwijzen naar de eilanden als uw kinderen? Zo zit het staatkundig immers niet in elkaar. Ik heb het daar vaker met mijn collega's over gehad. Ik vind het schadelijk. Ik wil toch iets beter begrijpen wat de grondreden daarvan is.

De heer De Graaf (PVV):
Dank voor de vraag. Dat is niet zozeer een positiebepaling als wel een conclusie ten aanzien van de relatie in de afgelopen meer dan 100 jaar. Die afhankelijkheidsrelatie is daarmee vergelijkbaar. Ik zeg daarmee niet dat de eilanden geboren zijn als kinderen uit het Koninkrijk der Nederlanden. Dat bedoel ik helemaal niet en dat is natuurlijk ook niet waar. De afhankelijkheidsrelatie die is ontstaan, is daar echter wel mee te vergelijken. Daarmee bedoel ik niet iets schadelijks te zeggen. Het is meer gewoon een constatering.

De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Wuite.

Mevrouw Wuite (D66):
Tot slot inderdaad, voorzitter. De heer De Graaf zegt daarmee eigenlijk dat die metafoor geen standhoudt. Want er is inderdaad sprake van allerlei afhankelijkheden. Ik kan afhankelijk zijn van mijn partner en vice versa, maar dat betekent niet dat je het huis moet verlaten op het moment dat er afhankelijkheden zijn. Dat is mijn punt.

De heer De Graaf (PVV):
Dan vindt mevrouw Wuite de relatie inderdaad ingewikkelder dan ik. Dat kan. Dat is mogelijk. Daarover verschillen we van mening. En ik denk dat dat ook zo zal blijven, tenminste, met mij waarschijnlijk wel, want ik zeg vanaf deze plek tegen iedereen: adieu.

De voorzitter:
Het ga u goed. Dan mevrouw Kamminga van de fractie van de VVD.

Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank, voorzitter. Dit is de laatste begroting Koninkrijksrelaties die de Kamer in deze samenstelling behandelt. Dat voelt toch wel een beetje dubbel, want — laat ik voor mezelf spreken — ik kwam er net lekker in. En dan bedoel ik niet dat ik het inhoudelijk steeds beter in de vingers kreeg; ik doel wel op mijn netwerk in de landen en op de BES-eilanden zelf, dat steeds beter op orde kwam.

Voorzitter. Het is voor een volksvertegenwoordiger natuurlijk altijd van belang om goede contacten te hebben, maar op een onderwerp als dit kun je eigenlijk niet zonder kennis van de eilanden zelf en de inzichten van de mensen daar. In een eerder debat heb ik benoemd dat ik een bijzondere band heb met het Caribisch deel van het Koninkrijk, door mijn werkverleden, maar vooral ook door de mensen die ik daar heb ontmoet, door de gesprekken die ik heb gevoerd met bewoners, door hun doorzettingsvermogen en hun veerkracht, maar vooral ook door hun warmte en openheid. Ik wil hen bedanken voor al die gesprekken die ik heb gevoerd, voor de e-mails en de appjes. Daaraan wil ik toevoegen dat ik ook de gesprekken waardeer die ik met de collega's uit de Staten heb gehad. We waren het niet altijd over alles eens, maar door het gesprek aan te gaan werd het begrip wel groter, en dat is toch altijd een eerste stap.

Voorzitter. Dat brengt mij bij de begroting en het onderwerp waar we vandaag wat mij betreft niet omheen kunnen: de herfinanciering van de covidleningen. Ik heb echt met stijgende verbazing naar dit traject gekeken en met name naar de desbetreffende positie van Aruba, en de afgelopen weken toch ook van Curaçao. Het leek wel alsof de landen óns een plezier deden in plaats van andersom. Ik ben vaak kritisch geweest op deze staatssecretaris omdat ik vond dat ze te veel meebewoog, maar in dit geval wil ik haar toch echt complimenteren voor het aanhouden van de vaste lijn, ondanks al het verbale geweld in de media vanuit de landen en de trukendoos, die, zoals altijd, uit de kast werd getrokken. Door de landen wordt vaak geschermd met het woord "vertrouwen". Nou, voorzitter, op deze wijze — zeker als ik naar de uitingen in de media kijk — draagt dit voor mij daaraan niet bij.

Maar inmiddels zijn de handtekeningen gezet, en dat is goed nieuws, vooral voor de bevolking daar. Al had ik voor hen gehoopt dat met name Aruba echt een andere keuze had gemaakt, een keuze waardoor de hoge rentelasten niet onnodig op de begroting zouden drukken. Want ja, het is echt een keuze van het land zelf, en dat kost de inwoners van Aruba onnodig jaarlijks zo'n 30 miljoen euro.

Ik ben toch wel nieuwsgierig hoe de staatssecretaris zelf terugkijkt op dit proces en welke lessen zij hieruit trekt. Hoe realistisch is het bijvoorbeeld dat de openstaande punten met Curaçao worden opgelost en dat ook Curaçao een aangepaste lening kan krijgen, volgend jaar of het jaar daarop? De brief die wij gisteravond ontvingen, leek hoopvol, maar kan de staatssecretaris die nog nader toelichten? Hij kwam namelijk vrij kort op dit overleg. En hoe gaat het verder met Aruba? Want financieel toezicht is en blijft wat mij betreft essentieel.

Voorzitter. Het jammere aan dit alles is dat het zo afleidt van waar het eigenlijk om zou moeten gaan: de hervormingen in de landen en het duurzaam versterken van de economieën. Ik zie dat in de landen de noodzaak voor de hervormingen ook echt wel gevoeld wordt en dat ze ook echt gemotiveerd zijn om aan de slag te gaan, maar ik heb nog wel wat zorgen: geldt dat ook voor de moeilijke hervormingen? Gaat het dan ook zo voortvarend of vervallen we dan weer in de oude patronen van heronderhandelen en vertragen? Kan de staatssecretaris aangeven hoe zij kijkt naar de voortgang? Waar ziet zij kansen, maar ook: waarover heeft zij zorgen? Ik zou het de mensen daar zo gunnen dat de regeringen dezelfde energie steken in het versterken van de economie en het doorvoeren van de hervormingen als nu in discussies over vorm en procedures.

Een argument dat ik in dit kader vaak hoor, is dat de landen graag autonoom willen zijn en zelf invulling willen geven aan de hervormingen. Laat ik zeggen dat ik dat met hen eens ben. Ik wil dat ook hier benadrukken. Maar de snelste weg naar autonomie is een goedlopende economie, deugdelijk financieel beleid en ordentelijk toezicht. En nee, dat is niet omdat wij graag vinkjes zetten of dingen willen opleggen, maar wel om te borgen dat de investeringen ook daadwerkelijk ten goede komen aan de bewoners daar. Want wat ons betreft zit het probleem — en daarom is het toezicht zo essentieel — voor een deel bij een slecht functionerend bestuur en het niet durven maken van de moeilijke keuzes. En ik snap dat sommige zaken lastig liggen; niemand betaalt natuurlijk graag belasting. Maar ik blijf het ingewikkeld vinden om Nederlands belastinggeld in te zetten, terwijl daar nauwelijks belasting wordt geïnd en er nog steeds een cultuur heerst waarbij vrienden en familie worden ontzien. Datzelfde geldt voor de salarissen van politieke ambtsdragers en topambtenaren. Het kan niet zo zijn dat Nederland geld geeft terwijl de eilanden er een rommeltje van maken. De financiën van de landen moeten echt op orde komen, en dan niet alleen op papier. Hoe gaat de staatssecretaris daarvoor zorgen?

Mevrouw Wuite (D66):
Het lid van de VVD, mevrouw Kamminga, heeft het over een goedlopende economie om inderdaad met trots te kunnen zeggen dat je autonoom bent. We hebben een beleidsartikel op onze begroting staan. De PVV zegt "die begroting doet er eigenlijk niet toe", maar toch vind ik het in dit begrotingsdebat belangrijk om het over die beleidsartikelen te hebben. De sociaal-economische bevordering: wat is naar de mening van de VVD "een goedlopende economie"? En denkt zij, is zij van mening, dat schokken, zoals we die ook hier in Europa natuurlijk zien, zeker door de kleinschaligheid uitvergroot, een eigenschap of karakteristiek zijn die nooit weg zal gaan? Dus wat is de mening over een goedlopende economie als een soort eindstadium dat permanent bereikt kan zijn?

Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank u wel, mevrouw Wuite. Ik heb er in al die debatten die wij met elkaar hebben gehad heel vaak voor gepleit dat natuurlijk als allereerste van belang is wat we met de coronacrisis hebben gezien: dat er een grotere diversiteit komt aan economische bedrijvigheid. Want nu is men natuurlijk voor een groot deel afhankelijk van het toerisme, en we hebben gezien dat er iets kan gebeuren wat de economie meteen heel erg kwetsbaar maakt als er te weinig diversiteit is. Ik denk ook dat het goed is — en heb daar ook met Curaçao weleens over gesproken en zie ook dat ze daar mooi mee op weg zijn — om te kijken hoe we daar in die energietransitie koploper kunnen zijn. Ik verwijs bijvoorbeeld naar een onderwerp als offshore floating windmolens. Ik vind dat heel goed. En dan denk ik ook: als wij vanuit Nederland daaraan kunnen bijdragen met goede contracten, met meedenken over hoe dat zou kunnen op basis van de kennis en ervaring die wij hebben, dan moeten wij dat natuurlijk altijd doen. Maar ik zou het vooral zien in diversificatie, in veel meer zelf zorgen dat de afhankelijkheid van de import van goederen kleiner wordt, zodat uiteindelijk schokken beter opgevangen kunnen worden. Maar dat begint natuurlijk wel met deugdelijk financieel beheer, reserves op de potjes en bedragen die je overhoudt om te kunnen blijven investeren.

Mevrouw Wuite (D66):
Welke aanpassingen zou mevrouw Kamminga graag zien in het beleidsartikel sociaal-economische bevordering om datgene te bereiken wat ze net heeft toegelicht? Ik deel dat het specifieker kan en dat het ook gaat over economische diversificatie. Maar eigenlijk zegt ze dus ook dat Nederland daar meer sturend in zou moeten optreden, zodat je het zou kunnen volgen. Dus wat moet er veranderen in ons beleidsartikel? Is mevrouw Kamminga ook van mening dat dat hoofdstuk moet worden aangepast, zodat we concreter met elkaar samenwerken, zodat die economische resilience zoals we die bespreken inderdaad ook feitelijk wordt bevorderd?

Mevrouw Kamminga (VVD):
Wat mij betreft is dat helemaal niet nodig, want volgens mij hebben we nu juist iets heel moois liggen: een mooi vehikel van die landspakketten en een hervormingsagenda waar niet wij sturend en leidend in zijn, maar waar juist die landen aan het stuur zitten. En dat gun ik ze ook. Ik vind wel dat we, als ze dan een beroep op ons doen, daarmee in overleg moeten gaan en kunnen kijken waar wij kunnen helpen. Maar wat mij betreft zit de oplossing dan niet in het aanpassen van een beleidsartikel; die ruimte is er al. En volgens mij hebben we nu met die landspakketten ook mooie uitgangspunten daarvoor.

Mevrouw Wuite (D66):
Ik weet dat de voorzitter dit graag als een "tot slot"-interruptie ziet. Natuurlijk gelden de hervormingen met eigenaarschap en gelijkwaardigheid en de principes die we inderdaad ook in het regeerakkoord zien. Mevrouw Kamminga begrijpt natuurlijk dat ik dat ook zo ervaar. Alleen, en terug naar de uitspraak van "een goede economie", zie ik niet dat dat, als we daar niet gezamenlijk concretere invulling aan geven, automatisch goed komt. Mijn veronderstelling is dat er dan over zeven jaar, over zes jaar of in 2033, wellicht weer een probleem zou kunnen zijn met betrekking tot de economie.

Mevrouw Kamminga (VVD):
Ik deel de zorg van mevrouw Wuite dat dat niet automatisch goed gaat. Dat is ook de reden waarom ik hier continu pleit voor deugdelijk financieel beheer, voor de noodzakelijke hervormingen en dat ze die moeten doorvoeren. Maar dat begint echt bij de landen zelf. Zij zijn aan zet, en nu niet wij.

De voorzitter:
Prima. U continueert.

Mevrouw Kamminga (VVD):
Voorzitter. Dan wil ik toch ook nog even aandacht vragen voor de veiligheid in de rechtsstaat. De VVD houdt grote zorgen over de staat van de rechtsstaat en de bestrijding van corruptie en ondermijnende criminaliteit. Het is goed om te zien dat het kabinet voor de bestuurlijke aanpak jaarlijks geld reserveert en de inzet ook versterkt, alleen blijft het de vraag of dit nou allemaal ook echt zoden aan de dijk zet. Hoe kijkt de staatssecretaris naar deze ontwikkeling? Is zij van mening dat er voldoende voortgang wordt geboekt?

Tot slot wil ik het hebben over de landen, voorzitter. De VVD maakt zich zorgen over de toenemende invloed van China op de eilanden. Ziet de staatssecretaris dit ook? En wat doet het kabinet om te voorkomen dat er een te grote afhankelijkheid van China ontstaat?

Dan wilde ik doorgaan naar de BES, voorzitter, maar ik zie …

De voorzitter:
Dat de heer Ceder hier een vraag over heeft.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik heb hier inderdaad een vraag over. Ook de ChristenUnie maakt zich zorgen over de toenemende invloed van China. Vorig jaar zijn we daar natuurlijk geweest. Een van de reacties die je van de landen krijgt, is dat het aanlokkelijk en misschien zelfs aantrekkelijker is om andere landen, China bijvoorbeeld, meer ruimte te geven als Nederland niet voldoende investeert in de relatie met de landen. Dit is iets waar denk ik de PVV, en de VVD misschien iets minder, voor pleit. Dit gaat om landen die misschien minder voorwaarden stellen, minder kritisch zijn en misschien ook meer het goede zien in wat de landen doen. Bent u het niet met mij eens dat het vanuit geopolitiek opzicht ook heel verstandig is om de toenadering te zoeken op allerlei gebieden, juist om te voorkomen dat die buitenlandse invloeden zich kunnen manifesteren op de eilanden?

Mevrouw Kamminga (VVD):
De heer Ceder doet nu net alsof we helemaal geen goede relatie hebben en alsof er niet intensief wordt samengewerkt. Ik vertelde het net al. Middels de de landspakketten werken we intensief samen en wordt er volop ondersteund vanuit Nederland. In alle begrotingen, jaar in, jaar uit, hebben we geld gereserveerd om ook te kunnen investeren. We doen nu net alsof we alleen maar leningen hebben verstrekt, maar we hebben ook gratis noodhulp verleend toen er een beroep op ons werd gedaan in het kader van coronasteun. Dus volgens mij doen we dat. Ik vind alleen niet dat dat dan maar een vrijbrief moet zijn om zomaar geld te verstrekken omdat er mogelijk iemand anders zou investeren. Dat vind ik echt de andere kant. Maar we moeten onszelf rekenschap geven van de geopolitieke situatie. Dat doen we ook. Het is natuurlijk ook niet voor niets dat we hebben gezegd, ook bij het nieuwe Statuut, dat juist dat soort taken Koninkrijkstaken zijn.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Geen misverstand: daar ben ik het mee eens. Goed en deugdelijk bestuur moet natuurlijk centraal staan; daar staat de ChristenUnie ook voor. Alleen proef ik op de eilanden het sentiment dat er naast de afspraken die je met elkaar maakt ook een verwijdering dreigt te ontstaan, mede door sentimenten vanuit het parlement. En ik wil de VVD nergens van beschuldigen, maar u heeft natuurlijk wel een initiatiefwetsvoorstel waarmee het makkelijker wordt om uit het Koninkrijk te kunnen stappen. Ik weet niet hoe het daarmee staat en ik denk niet dat dat er voor de verkiezingen nog doorheen komt, maar dat geeft wel een bepaald beeld weer alsof we enigszins met tegenzin verbonden zijn met elkaar. Het wordt in ieder geval makkelijker gemaakt om uit elkaar te gaan als het moet. Bent u het met mij eens dat het gezien de geopolitieke verhoudingen — dan kijk ik met name naar China; dat zie je ook in landen als Suriname of op andere plekken — belangrijk is om juist in deze tijd de toenadering te zoeken op materiële en financiële zaken, maar ook op immateriële zaken? Kunnen we elkaar daarin vinden?

Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank voor de vraag over mijn initiatiefwetsvoorstel, dat ik in voorbereiding heb maar dat ik helaas niet meer voor de verkiezingen ga indienen. Dat lijkt mij een beetje zonde van ieders tijd. Maar misschien kan ik er wel even iets over zeggen, want het frame dat u hier nu neerzet, is niet het frame dat de VVD, of ik althans, beoogt. Het gaat er juist om dat die landen zelf moeten kunnen kiezen hoe zij hun toekomst zien. Daar gaat het mij om. In het Statuut hebben niet alle landen nu dezelfde mogelijkheden om zelf te kunnen zeggen, als ze dat zélf ooit zouden willen: wij willen graag die stap zetten; wij willen graag volledige autonomie of een andere staatsvorm, of een andere verbinding met het Koninkrijk. Het gaat dus niet om wat Nederland vindt. Dus in dat initiatiefvoorstel gaat het er nadrukkelijk om dat een land zelf die laatste stap kan zetten, in het kader van zelfbeschikkingsrecht. Ik vind dat heel deugdelijk. Ik vind dat ook passen in de tijd waarin we zitten. Maar we gaan dat hele initiatiefwetsvoorstel, dat nu nog niet op tafel ligt, niet al hier bespreken. Tot die tijd voelen wij ons verantwoordelijk en blijven wij ons ook verantwoordelijk voelen voor de veiligheid van het hele Koninkrijk. Wellicht doen wij dat ook daarna, maar dat zullen wij dan zien.

De voorzitter:
Mevrouw Wuite, u gaat wel heel veel interrumperen, hè.

Mevrouw Wuite (D66):
Ik zou bijna zeggen: om de voorzitter dwars te zitten.

De voorzitter:
Ik ken u. Ik ken u langer dan vandaag.

Mevrouw Wuite (D66):
Dat zou disrespect zijn. Mevrouw Kamminga wekt de indruk dat het vrijblijvend is en dat het een keuze is voor Nederland om te assisteren. Tegelijkertijd hebben we het Statuut. Tegelijkertijd hebben we artikel 3, dat zegt dat we elkaar bijstand verlenen. Het is dus niet een vrijblijvendheid, maar een plicht binnen het Koninkrijk der Nederlanden, dat een eenheidsstaat is ten opzichte van de rest van de wereld. Dat mis ik een beetje in haar inbreng. Misschien kan ze daarop reflecteren, want dat mis ik.

Mevrouw Kamminga (VVD):
Dan heeft mevrouw Wuite toch niet helemaal goed opgelet, want volgens mij hebben we de afgelopen twee jaar iedere keer met elkaar bediscussieerd hoe we de landen kunnen steunen. Hoe dragen we bij? Hoe kunnen we de economieën versterken? We hebben er ideeën over uitgewisseld. We hebben het nu alleen over — dat is de context waar ik over sprak — de covidleningen en de discussie die daar keer op keer over is, over iets wat in mijn beleving echt randvoorwaardelijk is om de economieën duurzaam vooruit te helpen en investeerders te kunnen trekken. Dat begint toch echt aan de kant van de landen zelf. Dat begint niet met meer geld geven vanuit Nederland. Dat is dus de context die ik gebruikt heb. De VVD heeft talloze initiatieven gesteund om de landen verder … Ik noemde net al het idee om te kijken hoe we die offshorewindmolens verder kunnen versterken. Ik ben er altijd toe bereid om mee te denken, alle assistentie te verlenen en mee te kijken. Maar ik vind het recht op bijstand echt principieel iets anders dan de afspraken die we aan het maken zijn en de verantwoordelijkheid die de landen zelf hebben om stappen te maken in hun economie en hun begrotingen. Die zaken moeten we niet verwarren.

De voorzitter:
Kort.

Mevrouw Wuite (D66):
Tot slot. Dit verbaast me wederom. Discussies over herstelfondsen, over kwijtschelden en over de posities van de Europese lidstaten worden uitvoerig gevoerd en komen ook regelmatig terug. Dus de indruk alsof dat een bijzondere situatie zou zijn, verbaast mij, want dat is een debat dat we ook hier met elkaar voeren over de Europese Unie en de wijze waarop corona impact heeft gehad.

Mevrouw Kamminga (VVD):
Dan heeft mevrouw Wuite waarschijnlijk ook wel kennisgenomen van de VVD-standpunten over die onderwerpen. Die wijken niet heel veel af van de standpunten die we op dit onderwerp hebben.

Dan ga ik toch door naar de BES, Caribisch Nederland en uiteraard ook het sociaal minimum. Ik wil daar toch een paar woorden aan wijden, want ook dit was een belangrijk onderwerp tijdens de vele debatten die we in de commissie voor Koninkrijksrelaties de afgelopen periode hebben gehad. Het ging dan met name over de hoogte en het tempo waarin het sociaal minimum in Caribisch Nederland zou moeten worden vastgesteld. Want nog steeds leven veel inwoners van Caribisch Nederland in armoede en hebben ze meerdere banen nodig om rond te komen. Dus het is mooi dat we de resultaten van de commissie-Thodé nog hebben ontvangen voor de begrotingsbehandeling van SZW. Ik wil de commissie daar ook hartelijk voor bedanken, want ik realiseer me dat dat een behoorlijke klus is geweest. Het onderzoek bevestigt wat we eigenlijk al wisten, dat de kosten voor bijvoorbeeld huur, levensmiddelen en elektra voor veel mensen nog steeds te hoog zijn in verhouding tot hun inkomen. Het is dan ook goed dat het kabinet, vooruitlopend op dit rapport, al middelen heeft vrijgemaakt om stappen te zetten de komende jaren. De VVD heeft in deze discussie altijd gepleit om daarnaast ook in te zetten op het verlagen van de vaste kosten, het vergroten van het verdienvermogen en tevens oog te hebben voor de specifieke context en ligging van de eilanden, en niet enkel te focussen op subsidies en uitkeringen. Zo is het essentieel dat er bij verhoging van het wettelijk minimumloon gekeken wordt naar wat bedrijven aankunnen om levensvatbaar en competitief te blijven. Werken moet lonen, maar niemand heeft er iets aan als de ondernemers failliet gaan. Daarom heeft de VVD ook samen met een aantal andere partijen, onder voorgangerschap van het CDA, een motie ingediend tijdens de behandeling van de begroting van SZW om ook die kant te belichten bij aanvullende stappen die worden gezet.

Dan nog een paar woorden over de bestuursakkoorden. De VVD is blij om te zien dat er op veel punten voortgang wordt geboekt en dat Nederland alles in het werk stelt om te helpen met steun voor zorg, bedrijven en inwoners. Hoe kijkt de staatssecretaris naar de samenwerking met andere departementen en hun inzet in Caribisch Nederland? Waar ziet zij nog ruimte voor verbetering? Want we zien toch dat het af en toe daar nog wel schuurt. Waar kunnen de eilanden wellicht ook zelf nog stappen zetten? Het is goed om te lezen dat er voortgang zit in het bsn-nummer, maar bij andere voorzieningen, zoals notaris, pinautomaat en internet, gaat het naar de mening van de VVD nog niet snel genoeg. In de stukken van de werkgroepen en taskforces lezen we dat iedereen druk doende is, maar het is wat ons betreft echt tijd voor actie. Ik zou zeggen: regel het gewoon, wees creatief of pas bij knellende regelgeving alles aan naar de lokale situatie. Graag hoor ik van de staatssecretaris of zij dit met mij eens is en wanneer zij verwacht op deze punten ook echt een oplossing te bieden.

De voorzitter:
Maakt u eerst uw bijdrage even af.

Mevrouw Kamminga (VVD):
Ik kom bij de "tot slot"-alinea.

De voorzitter:
Ja, het is heel mooi om dat nu te doen.

Mevrouw Kamminga (VVD):
Oké. Voorzitter, tot slot. Dit is waarschijnlijk de laatste behandeling van de begroting van Koninkrijksrelaties met deze staatssecretaris en ook voor veel van de collega's die hier in de zaal zitten. Ik wil de staatssecretaris danken voor haar inzet en mijn collega's voor de goede samenwerking. Hoewel de debatten niet altijd drukbezet waren, hadden we wel een mooie groep van zeer betrokken collega's die er altijd waren en met wie ik in ieder geval goed heb samengewerkt, ondanks de verschillen die er ook toch vaak waren. Ik wil hen, de staatssecretaris en via haar ook de ambtenaren danken voor de samenwerking en de inzet in de afgelopen periode.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
In mijn inbreng zullen we het straks ook hebben over het verschil tussen de structurele uitkering en alle bijzondere uitkeringen, waarover recentelijk ook een rapport is verschenen. Is de VVD het met het CDA eens dat als je straks naar die bedragen gaat kijken, dan voor een eiland als Saba, dat zelf ook al veel geïnvesteerd heeft en niet heeft zitten wachten, bij die verdeling ook rekening gehouden moet worden met de leningen die zijn aangegaan?

Mevrouw Kamminga (VVD):
Ik denk dat dit een terecht punt is. Mevrouw Van den Berg vraagt er wel vaker aandacht voor dat we goed gedrag eigenlijk moeten belonen. We zien jaar in, jaar uit dat Saba eigenlijk de financiën goed op orde heeft en daarin best wel een aantal verstandige keuzes heeft gemaakt, en nu eigenlijk geen beloning krijgt voor het feit dat het die stappen heeft gezet. Ik vind dat een terecht punt. Ik ben ook benieuwd hoe de staatssecretaris daarnaar kijkt en op welke wijze we Saba tegemoet kunnen komen. Ik weet nog niet helemaal of ik dan meteen deze oplossing kies, maar ik vind het wel een goede vraag aan de staatssecretaris.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dan een hele andere vraag, maar die gaat wel ook over de BES-eilanden. Dit is met name voor de kleine eilanden, Statia en Saba, van belang. Die moeten veel importeren, bij wijze van spreken ook closetrollen en andere praktische dingen. Die hebben nu te maken met heel veel administratieve lasten, vanwege de extra belasting die geheven wordt. Het kost dus eigenlijk meer aan ambtenaren en administratie dan dat het oplevert. Het heeft alleen maar een verhoging van de kosten tot gevolg. Vindt de VVD samen met het CDA dat er bij de uitwerking van de aanpak van armoede uitdrukkelijk naar dat punt moet worden gekeken?

Mevrouw Kamminga (VVD):
Dat zou ik me best wel kunnen voorstellen. Ik moet nog even nadenken over de precieze oplossing, maar wij zijn natuurlijk nooit voor allerlei administratieve rompslomp. Je moet niet alleen maar weer geld gaan uitgeven aan het uitvoeren van extra regels en zo. En ik vind echt dat we iets moeten met dat hele import en export met twee keer btw. Ook daarbij kijk ik dus toch nog even naar de staatssecretaris, via u, voorzitter, om daarop te reflecteren: hoe kunnen we daar stappen in zetten?

De voorzitter:
Mevrouw Wuite, u bent niet bij de interruptiemicrofoon weg te slaan!

Mevrouw Wuite (D66):
Tja, afscheid nemen is natuurlijk altijd een beetje lastig.

De voorzitter:
Ja, hè?

Mevrouw Wuite (D66):
Misschien nog één vraag, voorzitter. Mevrouw Kamminga heeft het over de positie van de Caribische openbare lichamen, zogezegd, waaronder Saba. Vorige week is er een rapport verschenen over de vrije uitkeringen, waarin een aantal stevige conclusies staan over de methodiek en de aanpak. Er staan ook een aantal concrete aanbevelingen in, waarvan wordt gezegd dat het aan een nieuw kabinet is. Maar voor een aantal van de eilanden maakt dat een groot verschil: kunnen ze investeren en de juiste dingen doen, en kunnen ze aandacht vragen voor de dingen waar u het terecht over heeft? Dan mijn vraag, voorzitter. Er werd bijvoorbeeld geconcludeerd dat er geen ruimte is om te corrigeren voor prijs- en loonontwikkelingen. Is de VVD het met ons eens dat we zouden kunnen vragen of zelfs moeten oproepen om te kijken of we dat voor 2024 nog zouden kunnen toepassen? Of schuift ze echt alles naar voren?

Mevrouw Kamminga (VVD):
Nou, de connotatie met "schuift ze echt alles naar voren?", vind ik ingewikkeld. Maar dit soort onderwerpen, ook die uit dit rapport van de commissie-Thodé, zijn gewoon onderwerpen die heel genuanceerd liggen. Er is zorgvuldig onderzoek gedaan. Dat vergt ook gewoon een afgewogen debat. Eén bepaalde knop kan namelijk sympathiek lijken. Dan kunnen we denken: dat gaan we doen. Maar dat kan vervolgens weer effect hebben op allerlei andere keuzes die je dan wellicht niet meer kan maken. Dus natuurlijk is het onfortuinlijk dat wij hier nu op deze manier bij elkaar zitten. Ik kan me dat helemaal goed voorstellen voor de eilanden, want die hebben daar natuurlijk ook niet om gevraagd. Maar tegelijkertijd vind ik dat dit een zorgvuldig debat vergt. Er moet ook een brief van de staatssecretaris komen over dit rapport of t.z.t. van een van de opvolgers, zodat we dat debat kunnen voeren en die keuzes weloverwogen kunnen maken.

De voorzitter:
Ik wil graag naar de volgende spreker, meneer Ceder, maar ik geef u graag het woord.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja, voorzitter, maar de VVD is een interessante partij om te interrumperen, dus vergeef me.

Mevrouw Van den Berg gaf al aan dat er administratieve lasten zijn waardoor de kosten voor leven en dingen kopen in de supermarkt gewoon hoger zijn. Dat zit 'm in twee punten. Binnen het Koninkrijk is er geen douane-unie, waardoor je lasten betaalt als je goederen naar Curaçao versleept en daarna weer naar Bonaire. Dat zou anders moeten en misschien wel kunnen. Hoe kijkt de VVD daarnaar?

Dan de tweede vraag, waarmee ik dan één interruptie heb gehad. Er worden ook invoerrechten of abb geheven over goederen die naar Bonaire gaan. Moeten we daar niet vanaf? We heffen namelijk ook geen invoerrechten als goederen naar Texel vervoerd worden, dus waarom doen we dat bij Bonaire wel? Is de VVD het met me eens dat we daar serieus naar moeten kijken? En misschien moeten we daar zelfs deze periode al de eerste stappen in zetten.

Mevrouw Kamminga (VVD):
Volgens mij hebben we deze discussies ook al eerder gehad, en juist ook over die vraag over een douane-unie: kan dat niet handiger? Ik vind het heel logisch om te kijken naar alles wat de kosten van levensonderhoud naar beneden brengt. Je kunt ook aan die knop draaien. Heel eerlijk vind ik wel dat hiervoor hetzelfde geldt als net. We kunnen nu niet zeggen: we gaan dit en dat doen. Want ook naar die douane-unie is natuurlijk al langer gekeken. Daar zijn wij ook niet in ons eentje verantwoordelijk voor, want dat moeten we ook in afstemming doen met de landen. Hetzelfde geldt voor die invoerrechten. Dat lijkt heel simpel, maar we hebben het natuurlijk al eens eerder onderzocht en het is nog best wel complex. Als er dus een slimme manier voor is, sta ik er zeker voor open om daarnaar te kijken. Maar het gaat natuurlijk ook door andere wateren heen, en daar heb je je ook toe te verhouden.

De voorzitter:
Heel goed. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Kröger van de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik spreek vandaag, zoals inmiddels gebruikelijk is, ook namens de fractie van de PvdA. Ik vervang mijn collega Kauthar Bouchallikh, die deze portefeuille altijd met heel veel liefde en passie heeft gedaan in ons parlement.

Laat ik positief beginnen: GroenLinks-PvdA is blij dat er met deze staatssecretaris de afgelopen twee jaar een andere wind is gaan waaien in Den Haag als het gaat om hoe we ons verhouden tot de Caribische delen van het Koninkrijk. De staatssecretaris heeft ervoor gezorgd dat we ons als Nederland op een gelijkwaardigere manier verhouden tot de CAS-landen en dat we de BES-eilanden en de problematiek die daar speelt, beter onder ogen zien. We hebben met het feit dat Nederland excuses heeft aangeboden voor het slavernijverleden, dat in het Caribisch deel van het Koninkrijk grote littekens heeft achtergelaten, ook een goede stap gezet in het op een gelijkwaardige manier kijken naar de toekomst, zonder het pijnlijke verleden uit het oog te verliezen.

Maar er is ook een maar. We zien namelijk dat het onderlinge vertrouwen in het Koninkrijk, ondanks de verbeterde verhoudingen, nog lang niet is hersteld. We zien ook dat grote, fundamentele problemen op de BES-eilanden nog onvoldoende zijn opgelost.

Laat ik beginnen met de BES-eilanden. Er is helaas grote sociale ongelijkheid in Nederland. Twee weken geleden kwam de commissie-Thodé met haar rapport over de bestaanszekerheid in Caribisch Nederland. We wisten al dat de situatie voor veel mensen schrijnend is, maar de conclusies kwamen toch hard aan. Circa 11.000 mensen in Caribisch Nederland leven onder de armoedegrens. Om met de woorden van de commissie te spreken: dat is veel op een bevolking van ongeveer 30.000 inwoners. De meesten van deze mensen werken gewoon, maar toch zijn ze arm. Bij tegenslag zakken zij, zo stelt de commissie, al snel door de bodem van het bestaan, met allerlei sociale problemen tot gevolg. De problemen spelen al heel lang. Al sinds 2016 hebben beide Kamers moties aangenomen om een sociaal minimum in te voeren. Tot nu toe is dat er niet. We zien dat het kabinet in deze begroting stapjes zet om de armoede te bestrijden. Dat is goed, maar het is nog steeds geen stevig sociaal minimum.

Ik heb een paar concrete vragen voor de staatssecretaris. De commissie heeft in haar rapport een drietal eerste stappen geformuleerd om op korte termijn een sociaal minimum voor alle huishoudens te introduceren. Kan de staatssecretaris toezeggen dat het kabinet snel met concrete voorstellen komt om deze aanbevelingen uit te voeren? Daarnaast vraag ik hoeveel mensen er met het pakket in deze begroting minder onder de armoedegrens zullen leven in 2024.

Het is belangrijk dat we niet alleen het bestaansminimum op korte termijn verhogen, maar ook in bredere zin de sociaal-economische structuren op de eilanden blijven versterken. In Europees Nederland krijgen we vaak adviezen van de sociale partners, in de vorm van een SER-advies, over het versterken van de economie en de sociale zekerheid. Het zou wat ons betreft goed zijn als er meer structurele aandacht komt voor de sociaal-economische situatie op de BES-eilanden. Zou het daarom een goed idee zijn om te onderzoeken of er een vaste SER-zetel voor Caribisch Nederland zou kunnen komen? Dat zou kunnen bijdragen aan meer structurele aandacht voor de sociaal-economische structuur van de eilanden. Graag een reactie van de staatssecretaris.

We moeten, naast het verhogen van de inkomens, ook iets doen aan het verlagen van de kosten van het dagelijks leven. Voor de inwoners van Saba en Sint-Eustatius zijn de vliegreizen die zij voor familiebezoek of medische ingrepen moeten afleggen, bijvoorbeeld naar het grotere Sint-Maarten, vaak prijzig, en voor sommigen zelfs bijna onbetaalbaar. Sinds enige tijd is er een veerboot tussen de eilanden. Dat is niet alleen een stuk goedkoper, maar ook nog eens minder vervuilend dan het vliegtuig. We begrijpen dat het nog onduidelijk is of de subsidie voor deze veerboot wordt voortgezet. Is de staatssecretaris het met GroenLinks-PvdA eens dat het belangrijk is dat deze veerverbinding voortgezet wordt? Kan het kabinet ons geruststellen en toezeggen dat de subsidie wordt voortgezet?

Andere belangrijke onderwerpen voor onze fracties zijn de aanpak van klimaatverandering en, specifiek voor de Caribische eilanden, klimaatadaptatie. We hebben daar de afgelopen jaren vaak aandacht voor gevraagd, niet alleen in de Kamer. En veel belangrijker: op de eilanden zelf leven ook grote zorgen op dit punt. Op Bonaire, waar een groot deel van het eiland door de stijgende zeespiegel dreigt onder te lopen, overwegen bewoners nu een rechtszaak te starten om de overheid te dwingen effectieve klimaatmaatregelen te nemen. De Kamer heeft eerder dit jaar een motie van mijn fractie aangenomen om met de bewoners die die rechtszaak willen starten in gesprek te gaan. Hoe staat het met deze gesprekken, vraag ik de staatssecretaris. Welke concrete stappen worden er op dit moment gezet? Hoe staat het met de kabinetsreactie op het advies om een klimaattafel op te zetten? Welke middelen worden beschikbaar gesteld? Hoe worden inwoners vervolgens betrokken bij de klimaattafels om de plannen concreet te maken? Wanneer is er een adaptatieplan voor Bonaire? Gisteren is in de eilandsraad een motie aangenomen. Kan de staatssecretaris met de minister van EZK hierop reageren, ook naar ons als Tweede Kamer? Wil de staatssecretaris toezeggen dat er ook voor Saba en Sint-Eustatius op basis van de KNMI-scenario's een onderzoek komt, zoals eerder ook uitgevoerd voor Bonaire?

Voorzitter. Hoe helpen we de landen Aruba, Curaçao en Sint-Maarten bij het nemen van effectieve klimaatmaatregelen? Hoe kunnen deze landen bijvoorbeeld toegang krijgen tot de internationale klimaatfinanciering? Op Curaçao speelt nog steeds de vraag of de Isla-raffinaderij open zal gaan. Hoe staat het daarmee? Kan Nederland Curaçao concreet helpen bij het verduurzamen van de industrie en de energievoorziening, en worden innovatieve technologieën, die nu misschien nog niet kosteneffectief zijn binnen de SDE-subsidie, wel gesteund, juist omdat het zo belangrijk is voor die gebieden?

Binnenkort is de COP28 in Dubai. Op welke wijze gaat de regering ervoor zorgen dat we als Koninkrijk daar in het geheel vertegenwoordigd zijn? Gaat de regering ervoor zorgen dat de klimaatbelangen van het gehele Koninkrijk onderdeel zijn van onze en de EU-inzet? Zijn er ook jongerenvertegenwoordigers vanuit de CAS-eilanden daar aanwezig?

Voorzitter. Ik ben door mijn tijd heen, dus ik rond af. Dank u wel.

De voorzitter:
O, u heeft afgerond. Mevrouw Van den Berg gaat u misschien nog aan wat extra spreektijd helpen.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik heb één vraag aan mevrouw Kröger. Die gaat over het voorstel van een Sociaal-Economische Raadszetel. Ik begreep dat mevrouw Kröger bedoelt dat dat hier een zetel erbij zou zijn in Nederland, terwijl de Sociaal-Economische Raad heel specifiek naar de Nederlandse situatie kijkt. Zou het dan niet logischer zijn — je moet ook nog georganiseerd zijn als werkgevers en natuurlijk ook als werknemers — dat er daar een tripartiet overleg is, omdat men het daar heeft over de economische situatie daar? Die verschilt nogal van die van Nederland.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ja. Ik denk dat deze twee voorstellen elkaar niet uitsluiten en dat het wellicht ook interessant is om te zeggen: zou dat een vorm zijn om ook daar te hebben? De Sociaal-Economische Raad geeft natuurlijk allerlei adviezen aan de regering met betrekking tot grote vraagstukken op sociaal-economisch gebied, die ook betrekking hebben op het hele Koninkrijk. Daarvan zou ik dan zeggen: dan is het juist goed dat er binnen de SER ook ruimte is voor de andere delen van het Koninkrijk.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Is het dan niet logischer om een keer aan de Sociaal-Economische Raad te vragen om een apart advies uit te brengen over de BES-eilanden en daar ook vakbonden en werkgevers van de BES bij te betrekken?

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ja, dat is ook zeker een optie. Ik voel een beetje dat het CDA nog niet helemaal klaar is voor meteen een zetel, maar zegt: vraag de SER dan eerst om een advies, dan kijken we wat er komt en dan kan je daarna verder kijken. Ik denk dat het wel belangrijk is dat als je structureel die sociaal-economische vraagstukken wil aanpakken, wij ook zorgen dat ons kabinet daarop structureel geadviseerd wordt in den brede over de thema's die spelen. Daarom deze suggestie van de SER. Ik ben heel benieuwd hoe de staatssecretaris daarop reageert.

De voorzitter:
Kort.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Deze woordvoerder is een poldermeisje tot in haar botten, zeg ik maar, ook vanuit haar hele leven. Ik heb er nog wel vraagtekens bij of de BES hier moet aansluiten bij de SER of dat je dat daar ter plekke zou moeten regelen.

De voorzitter:
Helder.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Daar gaan we morgen een reactie van de staatssecretaris op krijgen.

De voorzitter:
Vol verwachting klopt ons hart.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dan gaan we nu zeven minuten luisteren naar mevrouw Wuite van D66.

Mevrouw Wuite (D66):
Bon dia, goedemiddag of misschien wel good morning voor een aantal mensen die net wakker zijn.

Voorzitter. Als commissie Koninkrijksrelaties zijn wij volksvertegenwoordigers voor bijna 400.000 Koninkrijksburgers, woonachtig op Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba, Statia en Sint-Maarten. Dat wordt vaak vergeten. Maar afgelopen donderdag heeft een Kamermeerderheid ervoor gekozen om na het advies van de commissie-Thodé het werkelijk sociaal minimum te hanteren op basis van een wettelijk minimumloon van 1.750 dollar. De afgelopen jaren was het een strijd om het fictieve ijkpunt van tafel te krijgen, te werken op basis van de realiteit en het welzijn van burgers van Bonaire, Statia en Saba voorop te plaatsen. Dat lijkt door het nu gereserveerde geld, de extra middelen via amendementen en de motie uit het SZW-debat van vorige week te gaan lukken. Masha danki voor alle steun, de samenwerking met elkaar en ieders inspanning.

Voorzitter. Vorige week was ik aanwezig bij de Diaspora Dialogues. Tijdens een panelgesprek met de next gen Caribische diaspora vroeg ik om input voor dit debat: moet het gaan over democratie en de Small Island Developing States, over de Caribische economie van morgen of over onderwijs en emancipatie? Ze kozen voor het laatste. Ook in de woorden van Izaline Calister tijdens haar voorstelling Tula & Juliet vond ik inspiratie, toen ze zei: ik wil gewoon een beetje dromen over de dingen die ik voel, en ik weet zeker dat de zee weet wat ik bedoel. Want in dromen vind je ideeën, een gevoel van vrijheid en creativiteit en wat D66 betreft nieuwe energie om vorm te geven aan een toekomstbestendige economie.

Voorzitter. Als ik de KR-begroting lees, worden de beginselen voor samenwerking binnen het Koninkrijk bevestigd: eigenaarschap, gelijkwaardigheid en gemeenschappelijkheid. D66 vindt dit pijlers voor de toekomst en voegt hier graag de SDG's aan toe. De beleidsinzet van het kabinet is om de economieën van de landen te versterken en het welzijn van inwoners te bevorderen. Ik heb de volgende vragen aan de staatssecretaris. Wanneer is de hervormingsagenda geslaagd? Welke meetbare doelstellingen verwacht zij in samenwerking met de landen en TWO te bereiken in 2026 in het kader van duurzame economische versterking? Waarom eindigt de onderlinge regeling in 2027? Is het niet verstandiger om een hervormingsagenda te formuleren die misschien verder strekt, met echt tastbare resultaten? Welke randvoorwaarden zijn er nodig voor jonge Caribiërs om terug te gaan en met trots hun eiland te helpen ontwikkelen? De inzet van D66 blijft dat elke regio telt en dat de autonome landen een sterkere regiopositie moeten hebben. Hoe gaat de staatssecretaris deze grotere diplomatieke rol stimuleren? Hoe ondersteunt zij, bij financiële belemmeringen, deelname aan regionale organisaties?

Voorzitter. Ik ben blij dat mijn aangehouden motie over een haalbaarheidsstudie voor een Caribische regionale ontwikkelingsmaatschappij inmiddels oordeel Kamer heeft. Ik lees namelijk steeds meer over de lastige investeringspositie van onze SIDS in het Koninkrijk. Daarom vraag ik of de staatssecretaris toch kan ingaan op het EU-rapport dat de Commissie heeft geproduceerd en of ze een update kan geven van de uitvoering van het aparte groeifonds, het klimaatrapport van Nijpels en de MoU's van minister Jetten.

Voorzitter. Laatst vertelde iemand over de financiële hulp van 1,5 miljoen die de 130.000 inwoners van de voormalige Nederlandse Antillen gaven na de Watersnoodramp van 1953. Ik zeg dit omdat de afgelopen weken veel tumult is ontstaan. Je vraagt je dan toch weer af waar we met elkaar staan. De herfinanciering van de coronasteun was een van de belangrijkste redenen om met deze Kamer het begrotingsdebat te voeren. Er zijn al veel vragen gesteld door mijn collega's, maar toch. Wat betekent deze uitkomst, met rente, met looptijden en omvang van de schulden, voor de schuldenlast, de Rft en zijn normen, de benodigde investeringen en het investeringsklimaat op de eilanden? Er zijn mensen die de gevoerde onderhandelingen als punitief ervaren. Misschien kan de staatssecretaris hierop reflecteren. We zijn als Kamer natuurlijk niet helemaal goed geïnformeerd over de concrete voorstellen die de afgelopen tijd door partijen zijn gedaan. Wanneer zijn welke voorstellen door Aruba, Sint-Maarten en Curaçao in het onderhandelingsproces gedaan? Kunnen wij deze misschien voor de termijn van de staatssecretaris in chronologische volgorde ontvangen, met een uiteenzetting van de werking van de LAft en bijbehorend protocol, versus die van de Rft? Ik vind het goed dat de staatssecretaris met het kabinet heeft besloten om Sint-Maarten niet te benadelen. Maar als Curaçao een plan voor de afwikkeling van ENNIA presenteert, welke expertgroep betrekt de staatssecretaris dan en wat kan wellicht de rol van De Nederlandsche Bank daarbij zijn? Kunnen wij de opdracht van de expertgroep ontvangen en tijdig geïnformeerd worden over hun adviezen? Welke criteria zal de staatssecretaris hanteren om de voorstellen te beoordelen? Zou ze misschien Sint-Maarten eigenlijk nu al die langlopende herfinanciering moeten aanbieden? Tot slot, toch weer: hoe zal de herfinanciering de financiële situatie van toekomstige generaties beïnvloeden?

Voorzitter. Nog een aantal vragen over het reeds ontvangen onderzoek over de eilandelijke taken en middelen. We hadden het er net al even over. De conclusies bevestigen dat de vrije uitkering van Bonaire aanzienlijk moet worden verhoogd en dat er bij investeringen geen rekening wordt gehouden met structurele onderhoudskosten. De staatssecretaris verwijst naar een volgend kabinet, maar kan ze voor 2024 de vrije uitkeringen misschien corrigeren voor loon- en prijsontwikkelingen? Hoe staat het verder met de vervoersverbindingen en de openbaarvervoersverplichting voor het vliegen tussen de SSS-eilanden, de Bovenwindse Eilanden? Met betrekking tot het sociaal minimum hoor ik inderdaad ook nog graag wanneer de verhuurdersubsidie op Saba en op Statia zal worden ingevoerd.

Voorzitter. De toegang tot kwalitatief goed onderwijs is bepalend voor de ontwikkeling van jonge mensen en bron voor sociaal-economische vooruitgang. Door studie buiten het eiland en braindrain blijft innovatie laag. Caribische studenten in Nederland kunnen niet stemmen, terwijl zij de toekomst van het eiland zijn. Wat vindt de staatssecretaris daarvan? Vanzelfsprekend vindt D66 dat de stem van jongeren niet mag ontbreken en daarom zijn wij bijvoorbeeld voorstander van een vertegenwoordiging in de Nationale Jeugdraad. Graag een reactie van de staatssecretaris.

D66 pleit voor een Staat van het Koninkrijk en ik ben erg benieuwd of mijn collega's en ook de staatssecretaris dat zouden willen steunen.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:
U heeft nog vijftien seconden over.

Mevrouw Wuite (D66):
O, toch! Dan begrijp ik die signalen verkeerd.

De voorzitter:
Ik heb u geen signalen gegeven, hoor.

Mevrouw Wuite (D66):
Nee, signalen hier voor me. Dan wil ik tot slot in die paar seconden nog wat zeggen. Het is natuurlijk bijzonder dat 15 december volgend jaar het Statuut 70 jaar bestaat. Daarom dachten we dat zo'n debat hier in de plenaire zaal over de staat van het Koninkrijk wellicht een heel goede pilot zou zijn om dat visie 2030-debat veel intensiever met elkaar te voeren dan dat we hebben gezien bij het IPKO.

Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank aan mevrouw Wuite, voor haar inbreng, ook nu weer, maar ook voor haar tomeloze inzet in de afgelopen periode op dit onderwerp. Ik blijf me wel verwonderen over het volgende. Daar komen mevrouw Wuite en ik ook niet uit, denk ik. Voor mij is het echt een omkering. Over die leningen wordt gezegd dat we nu extra voorwaarden stellen, terwijl die eigenlijk aan het begin al afgesproken waren. In de coronatijd hebben we snel leningen verstrekt onder hele gunstige voorwaarden met de afspraak dat er nog hervormingen kwamen. Nu we ze daaraan houden, wordt het ineens als punitatief beschouwd. Maar goed, dat terzijde. Ik wil mevrouw Wuite wat vragen. Ze heeft het over een toekomstbestendige economie, maar ze gaf daar eigenlijk weinig ideeën bij. Ze stelde die vraag ook aan mij. Hoe ziet mevrouw Wuite dan de toekomstige economie van de landen?

Mevrouw Wuite (D66):
In eerste instantie wil ik toch nog even kort wat zeggen over die opmerking, ook al was het geen vraag. Het hele proces sinds corona is in onze ogen een messy proces geweest. Natuurlijk waren er voorwaarden gesteld. Die waren verbonden aan het COHO. Die gingen van tafel en er werden nieuwe voorwaarden gesteld in het tweede kwartaal van 2023. Dat is een bevestiging dat het proces van voorwaarden en aanpassingen lastig is verlopen. Misschien is dat ook wel kenmerkend voor het Koninkrijk en de verhoudingen binnen het Koninkrijk. Soms is het ongemakkelijk, maar soms hebben we ook moeite om elkaar helemaal te begrijpen. Cultuursensitiviteit is een thema.

De voorzitter:
En nu de vraag.

Mevrouw Wuite (D66):
Dank, voorzitter, om mij eventjes tot de orde te roepen. Er werd gevraagd hoe de economie eruitziet. Ik ben het eens met het idee en de visie van de VVD om economisch te diversificeren, maar ik merk er wel bij op dat het een uitdaging zal zijn voor kleine eilanden. Daar hebben wij ook ons eigen onderzoek op gedaan. Je kunt economische sectoren kiezen die kansrijk zijn. Daarom pleit ik ook voor bijvoorbeeld die regionale ontwikkelingsmaatschappij om structureel met elkaar aandacht te besteden aan die economische diversificatie. Dat is niet een quick fix waarmee je het in twee jaar met een hervormingsagenda kunt oplossen met elkaar en kunt zeggen: check, we zijn er. Dat vraagt duurzame, langdurige commitments en aandacht. Dat proces wordt wat mij betreft gezamenlijk doorlopen om te kijken hoe je die diversificatie verder kunt verkennen. Dan gaat het ook over aansluiting in de regio.

Mevrouw Kamminga (VVD):
Tot slot op dit punt, voorzitter, de volgende vraag. Mevrouw Wuite refereerde eraan dat die investeringen lastig zijn. Is ze het met mij eens dat het in het belang van de landen zelf is dat de schuldpositie op orde is en dat er deugdelijk financieel toezicht is als ze investeringen willen aantrekken?

Mevrouw Wuite (D66):
Er is deugdelijk financieel toezicht, zowel op Curaçao en Aruba als op Sint-Maarten, dus alle drie de CAS-landen. Dat is er. Tegelijkertijd hebben we binnen het Koninkrijk, vanwege de kleinschaligheid, soms te maken met wat ik liever "redres" dan "toezicht" zou noemen. Dat is mijn uitgangspunt. Toezicht en deugdelijk bestuur zijn zaken waar je met elkaar veel meer invulling aan kunt geven dan we de afgelopen jaren hebben gedaan. Er is een veel grotere mate van commitment mogelijk. Daarom sta ik voor een Koninkrijksconferentie en heb ik de regering aangemoedigd om die te organiseren. De waarde ten aanzien van goed bestuur, financieel beheer en andere sociale waarden waarvoor we staan, klimaatthema's: dat zijn zaken waar je veel meer en intensiever over met elkaar in gesprek kunt gaan. Je kunt niet verwachten dat het allemaal maar vanzelfsprekend is, want dat is niet het geval.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ook ik heb nog een vraag over een zin in het coalitieakkoord, namelijk dat het democratisch tekort zou worden opgeheven. Toen wij die zin lazen, waren we er blij mee. Ik ben heel benieuwd hoe D66 vindt dat dat de afgelopen periode is gegaan en of ze misschien de teleurstelling dat er te weinig is gedaan, met mij deelt.

Mevrouw Wuite (D66):
Ik ben trots op mijn partij dat wij dit in ons verkiezingsprogramma als uitgangspunt hebben gehanteerd en dat we het tot onze inzet hebben gemaakt bij de coalitiegesprekken. We kwamen in coronatijd en op zo veel onderwerpen is gebleken dat het een lastig politiek debat over thema's en prioriteiten is geweest. Het democratisch deficit heeft altijd mijn aandacht gehad. Ik heb er altijd aandacht voor gevraagd. We zien ook dat bewindspersonen er reacties op hebben gegeven. Het is zeker niet zo ver als ik had gehoopt dat het zou zijn opgelost, maar ik begrijp de complexiteit ervan en ik hoop dat het ook na deze verkiezingen terugkomt en dat er op dit thema wordt doorgepakt.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ja, en wat zouden dan voor D66 heel concrete dingen zijn voor een volgend kabinet? We hebben nu een coalitieakkoord gehad met dit zinnetje erin. Dat is kennelijk nog niet concreet genoeg. Hoe maken we het een stuk concreter? Wat zou er moeten gebeuren, wat u betreft?

Mevrouw Wuite (D66):
Een concrete zaak waar wij vanuit de Kamer op zouden kunnen sturen, is de vraag of de registratieplicht moet vervallen als het gaat om deelname aan de Europese verkiezingen. Daardoor is het namelijk niet gelijkwaardig voor Nederlandse burgers op Curaçao om deel te nemen aan de Europese Parlementsverkiezingen. Dat is een concreet ding als het gaat om het democratisch deficit. Een tweede heeft te maken met de proportionele stem binnen deze Kamer. Er zijn rijkswetten en thema's die de eilanden raken. Dat is zo! Wat dat betreft staan wij daar ook voor. Hoe dat moet gebeuren? Dat vraagt om dialoog. We hebben de gevolmachtigde ministers in deze zaal met ons. Dat vraagt gezamenlijkheid om de prioriteit te stellen. Het moet per rijkswet!

De voorzitter:
Afrondend.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dat zijn twee heel concrete punten, waar we volgens mij gewoon een stap in kunnen zetten, ook als demissionaire Kamer. Is het grootste obstakel voor D66 dan misschien geweest dat door corona de boel is komen stil te liggen? Wat doen we met dit obstakel?

Mevrouw Wuite (D66):
Wie is er als eerste aan zet? Enerzijds hoor je de VVD zeggen: dat bepalen wij niet, dat moeten de eilanden doen. Soms heb ik ook het idee dat dit initiatief wellicht door de eilanden zelf gedragen zou moeten worden. Dat is een belangrijke vraag die ik ook vaak stel aan de vertegenwoordigers, gevolmachtigde ministers en andere bewindspersonen die ik weleens tegenkom bij allerlei congressen. Dat is heel moeilijk: wie zet de eerste stap? Wie doet het voorstel? Ik gaf het net al aan: het moet per rijkswet. Pakken we het initiatief vanuit de Kamer? Komt het initiatief vanuit de bewindspersoon? Of komt het initiatief vanuit de gevolmachtigde ministers, die dit conform de regels van het Statuut kunnen doen?

De voorzitter:
Heel goed. Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar drie minuutjes van mevrouw Van den Berg.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Voorzitter. De directe aanleiding om deze begroting nu te behandelen is de verzekeraar ENNIA. De regering van Curaçao heeft echter last minute besloten om toch geen lening met Nederland af te sluiten met betrekking tot ENNIA. Voor de pensioenontvangers op Curaçao lijkt me dat een slechte beslissing. Zij moeten ieder jaar afwachten of er een compensatie komt en noodzakelijke hervormingen kunnen weer makkelijk worden doorgeschoven naar een volgende generatie. Het CDA heeft in juni met de VVD een motie ingediend om te borgen dat hervormingen goed worden meegenomen bij de afspraken. Hoe gaat de staatssecretaris dit nu doen? Het is goed om te lezen dat de staatssecretaris Sint-Maarten niet laat lijden onder de beslissing van Curaçao en een lager rentepercentage heeft geboden.

Ook voor Aruba willen wij een degelijk financieel toezicht. Het CDA wil daartoe een rijkswet, maar Aruba stelt in zijn brief van 10 oktober dat een landsverordening niet zonder instemming van de Koninkrijksregering gewijzigd kan worden. Graag een reactie daarop.

Voorzitter. Begin oktober is het rapport over het sociaal minimum op de BES-eilanden verschenen. Het rapport stelt nog eens dat de lonen op de eilanden laag zijn, maar dat de kosten voor basale behoeften als wonen, vervoer, voeding en kleding hoog zijn. Bij de behandeling van de begroting van Sociale Zaken is een eerste stap genomen, maar er komt nog een apart debat over het rapport. Het CDA verzoekt bij het uitwerken van de scenario's niet alleen te kijken naar het verhogen van lonen en uitkeringen, wat tot een ongewenste loon-prijsspiraal kan leiden, maar met name ook te kijken naar het verlagen van kosten voor voorzieningen, wonen, belastingtarieven en werkgeverslasten. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Voorzitter. Daarnaast moet er ook geïnvesteerd worden in de derde poot van de driehoek: versterking van de economie en verbetering van de inkomensverdeling, naast verhogen uitkeringen en kostenverlaging. Onder die derde poot vallen huisvesting, bevorderen van welzijn en adequate zorg. Er wordt een toename van ouderen met dementie verwacht. Is er adequate dagopvang? Wat gebeurt er aan sporten voor kinderen en algemene preventie, gezien de vele gezondheidsproblemen door hart- en vaatziekten, verslaving en ronduit morbide obesitas? Een degelijke vrije uitkering voor de BES-eilanden is daarvoor essentieel.

Het percentage bijzondere uitkeringen ten opzichte van de structurele uitkeringen is geheel uit balans, zo liet onderzoek door de Algemene Rekenkamer eerder zien. Het Eindrapport onderzoek eilandelijke taken en middelen Caribisch Nederland is vorige week verschenen. In de motie-Van den Berg/Wuite is gevraagd om de conclusies in dat rapport in ieder geval te verwerken in de begroting voor 2025. Kunnen we daar nog steeds op vertrouwen?

Voorzitter, tot slot. Opnieuw wijst de Rekenkamer op het belang van een sterke coördinerende rol van BZK. Dat vragen we al jaren. Wanneer kunnen wij daarover een concreet voorstel ontvangen?

Dank u wel.

De voorzitter:
Dan nu drie minuten voor de heer Ceder van de ChristenUnie. De heer Ceder is tevens de laatste spreker van de zijde van de Kamer.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter. Het was een bijzonder jaar, met de langverwachte excuses van de minister-president voor het slavernijverleden en het eerherstel van Tula. Het markeert onze bijzondere gedeelde geschiedenis, die vaak ook pijnlijk is. Maar het markeert ook een gezamenlijke toekomst van herstel in de verhoudingen en van dialoog, ook na de komma.

Ik heb vaker gesproken over dat gedeelde verhaal, waarin ruimte is voor ons gezamenlijk verleden en onze toekomst. Nederland, Curaçao, Aruba, Sint-Maarten, Bonaire, Sint-Eustatius en Saba hebben een complexe geschiedenis, waarbij eeuwenlang sprake was ongelijkwaardigheid. Om deze gezamenlijke geschiedenis een plek te geven en te blijven herinneren, zou er in gezamenlijkheid een canon van het Koninkrijk moeten komen. We hebben een gedeeld verleden, maar ons bestaansrecht kan niet alleen in het verleden blijven hangen. Wij moeten ook aan een gezamenlijke toekomst bouwen. Een canon kan daarbij helpen om die verbinding te realiseren; een canon met daarin gebeurtenissen en symbolen uit het verleden en het heden die ons binden. Zou de staatssecretaris hiervoor openstaan?

Voorzitter. We hebben net wat debat gehad over het levensonderhoud. Vorige week is er ook veel gezegd over de BES-eilanden en het sociaal minimum. Mijn fractie is blij dat we grote stappen voorwaarts gaan zetten; tenminste, dat hoop ik. We hebben een meerderheid in de Kamer voor ons samen met D66 ingediende amendement inzake het tegengaan van armoede op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Het is ook nodig dat we de werkgeverslasten gaan verlagen. Daarom steunen we de motie van het CDA en anderen. Het was en is niet uit te leggen dat we de standaard lager leggen voor Nederlanders op de BES-eilanden. Maar het effect van wat we nu doen, is lastig te meten. Waarom? Omdat er niet bekend is hoeveel werknemers een inkomen op of rond het minimumloon hebben. Waarom is het nodig? Om nog doelgerichter de gevolgen van beleid te weten. Dat blijkt ook uit het rapport Sociaal minimum in economisch perspectief. Is de regering bereid om met het CBS te kijken of er tot monitoring gekomen kan worden, zodat deze cijfers wel beschikbaar kunnen komen? Afhankelijk van het antwoord overweeg ik een motie.

Voorzitter. Daarnaast is voor de ChristenUnie, zoals bekend, ieder leven van waarde, ook op de BES-eilanden. Wij zien dat in Caribisch Nederland een veel hoger percentage van de zwangerschappen eindigt met een abortus. Als je het naast elkaar zet, is het veel meer dan in Europees Nederland. Het is verdrietig dat veel vrouwen dit als enige uitweg zien. Al langer is er aandacht voor dit hogere percentage op de BES-eilanden. In 2019 was dit dan ook aanleiding voor afspraken in het Preventieakkoord over het inrichten van keuzehulp, het beschikbaar stellen van anticonceptie, structurele seksuele voorlichting op scholen en gerichte interventies bij hoogrisicogroepen. Dit alles had in 2022 gerealiseerd moeten zijn, maar ik zie er nog weinig van terug. Mijn vraag is wat de status van de afspraken is.

Daarnaast heb ik een vraag over de invoerrechten. Ik heb die net in een interruptie met de VVD genoemd. Ja, het is complex, maar we moeten stappen zetten. Wanneer gaan we die zetten en wat kan de staatssecretaris daarover toezeggen?

We zijn blij met het akkoord met Curaçao. Het kabinet is akkoord, maar is het parlement ook akkoord? Dat willen we graag weten.

Voorzitter, tot zover. Dank u wel.

De voorzitter:
Prima. De heer Ceder was de laatste spreker van de zijde van de Kamer. O, er is nog een vraag van mevrouw Kröger.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Kijk. Dank u wel.

De voorzitter:
Zij helpt u weer. Dat zal wel weer een een-tweetje zijn.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik had nog een vraag over de situatie van vluchtelingen, met name de Venezolaanse vluchtelingen op Curaçao. Wij hebben daar ook Kamervragen over gesteld. In de antwoorden daarop wordt eigenlijk geschetst dat de eilanden daar zelf voor verantwoordelijk zijn. Maar juridisch gezien is het natuurlijk zo dat het Koninkrijk de verdragspartij is bij het EVRM. Betekent dat dan niet ook voor de ChristenUnie dat Nederland hier ook een verantwoordelijkheid in heeft?

De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja, dat klopt. Wij schenden de regels en rechterlijke uitspraken in Europees Nederland, maar ook in het Koninkrijk. En ja, de parlementen daar zijn aan zet. Curaçao heeft een verantwoordelijkheid voor de vluchtelingen die op het eiland komen, maar uiteindelijk worden wij daarop aangesproken als Nederland. Dat klopt dus. Dit is iets dat al langer speelt. Ik hoop dat we Curaçao kunnen helpen en ondersteunen, want als je geopolitiek kijkt, is er ook een reden waarom Venezolanen daarnaartoe komen. Ja, voorzitter, u wilt dat ik afrond, maar in antwoord op de vraag: u heeft gelijk dat wij erop worden aangesproken.

De voorzitter:
U heeft gelijk, mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
De vraag is dan natuurlijk wat we daaraan gaan doen. Wat zouden we deze staatssecretaris, maar ook die van Asiel en Migratie, eigenlijk mee kunnen om toch onze verantwoordelijkheid hierin te kunnen nemen?

De heer Ceder (ChristenUnie):
Dat betekent samenwerken. Wij hebben hier volgens mij eerder een discussie gehad over de vraag of je ngo's zou moeten steunen op Curaçao. Alleen, toen kwam je op het punt: moet je als Nederland, terwijl een parlement dat niet wil, ngo's van een ander land gaan ondersteunen? Toen kwamen we erop uit dat dat eigenlijk best ingewikkeld is, als je er goed over nadenkt. Maar volgens mij is het heel goed dat het overleg met de staatssecretaris hier en op Curaçao plaatsvindt. En misschien kunnen we dan eigenlijk ook van de staatssecretaris horen waarop het nou vastloopt en waar wij, op welke wijze dan ook, kunnen ondersteunen. Want aan het einde van dag wordt Nederland daar jaarlijks op aangesproken en ik vind dat er een einde aan die situatie moet komen.

Mevrouw Wuite (D66):
Het blijkt maar weer dat er een diversiteit, een scala aan thema's is waarmee wij aan de slag moeten en kunnen bij de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties. Wat dat betreft hoop ik ook dat er na de verkiezingen, met de start van een nieuwe Kamer, hele goede deelname is bij de commissie, zodat deze problemen die de heer Ceder inderdaad ook aankaart, voortvarend worden opgelost. Nu had ik het in mijn bijdrage ook over de positie van de jonge generatie Caribiërs, die vaak naar Nederland komen voor studiedoeleinden en hier voor het eerst moeten stemmen. Zij zien zich hier vaak niet vertegenwoordigd, omdat zij de maatschappij te weinig kennen. Nou heb ik de volgende vraag. Wij pleiten bijvoorbeeld voor een Caribische vertegenwoordiging in de Nationale Jeugdraad. Deelt de heer Ceder dit idee, om ervoor te zorgen dat zij op die manier hun stem beter vertegenwoordigd zien?

De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik ben het ermee eens dat er betere inspraak moet komen voor de eilanden. Uiteindelijk spreken u en ik, spreken alle vertegenwoordigers op veel vlakken ook namens de andere landen en ook de BES, maar in de praktijk merk je helaas, zeg ik na twee jaar observeren van de Kamer, dat we heel vaak de eilanden vergeten. We vergeten dat we op veel thema's ook van hen vertegenwoordigers zijn. Dat moet beter. Ik weet niet of uw voorstel het gouden ei is, maar ik sta ervoor open om ernaar te kijken. Ik denk dat we uiteindelijk de knoop moeten doorhakken over wat we wel en wat we niet doen. Of we voor uw voorstel gaan, moet ik gewoon bekijken, maar ik ben het ermee eens dat er iets moet gebeuren.

De voorzitter:
Prima, helder. Tot zover de termijn van de Kamer.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:
Donderdagavond gaan we luisteren naar de antwoorden van de staatssecretaris, die wij bedanken voor haar aanwezigheid hedenochtend. Ik schors tot 13.20 uur en dan gaan we stemmen. Tot zover.

De vergadering wordt van 12.41 uur tot 13.22 uur geschorst.

Stemmingen

Stemmingen


Stemmingen moties Informele Raad Buitenlandse Zaken Handel van 19 en 20 oktober

Stemmingen moties Informele Raad Buitenlandse Zaken Handel van 19 en 20 oktober

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Informele Raad Buitenlandse Zaken Handel van 19 en 20 oktober,

te weten:

  • de motie-Van Esch c.s. over van de Europese Commissie eisen dat een mogelijke splitsing van het Mercosur-verdrag aan de lidstaten wordt voorgelegd tijdens de Raad BZ Handel (21501-02, nr. 2738);
  • de motie-Klink over de Europese Commissie steunen in haar aanbeveling een risicobeoordeling inzake kritieke technologie uit te voeren (21501-02, nr. 2739).

(Zie vergadering van 17 oktober 2023.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Van Esch stel ik voor haar motie (21501-02, nr. 2738) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Klink (21501-02, nr. 2739).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van Groep Van Haga en de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties JBZ-Raad 19 en 20 oktober 2023 (algemeen)

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat JBZ-Raad 19 en 20 oktober 2023 (algemeen),

te weten:

  • de motie-Dekker-Abdulaziz c.s. over de motie Van Ginneken c.s. (26643, nr. 1011) alsnog uitvoeren en niet instemmen met het voorstel aangaande de CSAM-verordening totdat elk vorm van encryptiebedreigende chatcontrol uit het voorstel is gehaald (32317, nr. 856);
  • de motie-Van Haga over niet akkoord gaan met enig voorstel dat een detectiebevel op basis van client-side scanning bevat (32317, nr. 857);
  • de motie-Slootweg/Kuik over ten minste vasthouden aan het deel van de verordening dat ziet op de verplichting aan communicatiediensten om bekend materiaal van onlinekinderporno te detecteren (32317, nr. 858).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Dekker-Abdulaziz c.s. (32317, nr. 856).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, Lid Omtzigt, Groep Van Haga, de PVV en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de ChristenUnie, de VVD, de SGP en het CDA ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Haga (32317, nr. 857).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, Volt, DENK, de PvdD, D66, Lid Omtzigt, Groep Van Haga, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks, de PvdA, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA en BBB ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Slootweg/Kuik (32317, nr. 858).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, de PvdA, de PvdD, D66, Lid Omtzigt, Groep Van Haga, de PVV en FVD ertegen, zodat zij is verworpen.

Mevrouw Kröger, GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Bij de stemming over de motie-Van Haga op stuk nr. 857 werden volgens mij zowel PvdA als GroenLinks niet genoemd.

De voorzitter:
Dat klopt.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Wij hebben wel voorgestemd.

De voorzitter:
Dan zullen we dit opnemen in de Handelingen. De heer Jansen van Forum voor Democratie.

De heer Jansen (FVD):
Wij willen geacht worden voor de motie-Dekker-Abdulaziz c.s. op stuk nr. 856 te hebben gestemd.

De voorzitter:
Dank u wel. Ook dit zullen we opnemen in de Handelingen. Mevrouw Dekker-Abdulaziz.

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Nu mijn motie op stuk nr. 856, die ontraden was, is aangenomen, zou ik het kabinet graag willen vragen om een brief over de uitvoering ervan.

De voorzitter:
Wij zullen dit doorgeleiden naar het kabinet.


Stemmingen moties Telecomraad (informeel) 23-24 oktober 2023

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Telecomraad (informeel) 23-24 oktober 2023,

te weten:

  • de motie-Van Weerdenburg over opheldering vragen aan de Eurocommissaris voor de Interne Markt over de desinformatiecampagne op X/Twitter (21501-33, nr. 1039);
  • de motie-Van Weerdenburg over het centraal stellen van een integrale visie in de appreciatie van AI (21501-33, nr. 1040);
  • de motie-Rajkowski/Dekker-Abdulaziz over onderzoeken of een Nederlands adviserend orgaan van toegevoegde waarde kan zijn bij ontwikkelingen rondom kunstmatige intelligentie die impact hebben op de samenleving (21501-33, nr. 1041).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Van Weerdenburg (21501-33, nr. 1039).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, DENK, de PvdA, de PvdD, Lid Omtzigt, de SGP, Groep Van Haga, de PVV, FVD en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van Volt, D66, de ChristenUnie, de VVD en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Weerdenburg (21501-33, nr. 1040).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de SGP, Groep Van Haga, de PVV, FVD en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de VVD en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Rajkowski/Dekker-Abdulaziz (21501-33, nr. 1041).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, Groep Van Haga, de PVV, FVD en BBB voor deze motie hebben gestemd, zodat zij is aangenomen.

Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van deze stemmingen. Ik dank de staatssecretaris voor haar aanwezigheid hier.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Aan de orde is een korte regeling van werkzaamheden.

Ik stel voor toe te voegen aan de agenda van de Kamer het tweeminutendebat Wijziging van het Alcoholbesluit in verband met de aanwijzing van categorieën van personen en horecabedrijven (27565, nr. 187), met als eerste spreker het lid Rudmer Heerema van de VVD.

Ik deel aan de Kamer mee dat de fractie van de Partij voor de Dieren bij de stemmingen op 17 oktober jongstleden geacht wenst te worden tegen de moties-Boswijk (21501-02, nrs. 2720 en 2721) te hebben gestemd en vóór de motie-Léon de Jong c.s. (36410-XV, nr. 30).

Ik stel voor dinsdag 24 oktober ook te stemmen over:

  • de ingediende moties bij het notaoverleg over de initiatiefnota van het lid Verkuijlen over de aanwas van jongeren in de criminaliteit: "Opvoeden die handel";
  • de ingediende moties bij wetgevingsoverleg over het begrotingsonderdeel Mijnbouw/Groningen;
  • de aangehouden moties-Wassenberg (29517, nr. 244 en 28286, nr. 1178) en de aangehouden motie-Beckerman c.s. (35334, nr. 268);
  • de Tijdelijke wet onderzoeken AIVD en MIVD naar landen met een offensief cyberprogramma, bulkdatasets en overige specifieke voorzieningen (36263).

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze regeling van werkzaamheden. Ik schors de vergadering voor een enkel moment, en dan gaan we daarna verder met een debat over de formatie.

De vergadering wordt van 13.27 uur tot 13.32 uur geschorst.

Gang van zaken tijdens de verkennersfase in de formatie van 2021 en hoe deze in de toekomst te voorkomen

Voorzitter: Kamminga

Gang van zaken tijdens de verkennersfase in de formatie van 2021 en hoe deze in de toekomst te voorkomen

Aan de orde is het debat over de gang van zaken tijdens de verkennersfase in de formatie van 2021 en hoe deze in de toekomst te voorkomen.


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het debat over de gang van zaken tijdens de verkenningsfase in de formatie van 2021 en hoe deze in de toekomst te voorkomen. Ik heet u allen van harte welkom, maar in het bijzonder heet ik welkom de Voorzitter van de Tweede Kamer, die bij deze gelegenheid in vak K plaatsneemt om waar nodig toelichting te kunnen geven, ook natuurlijk op de brief die zij voordien gestuurd heeft aan de Kamer. Ik heet uiteraard ook de Griffier, de heer Hamilton, van harte welkom. Ik heet ook de heer Alexander van Kessel welkom als lid van de commissie die de evaluatie van de kabinetsformatie heeft verzorgd. Hij heeft plaatsgenomen in de Voorzittersloge. Dus welkom ook aan u.

Het is een bijzonder debat in die zin dat het een debat is dat u voornamelijk met elkaar voert. Dus ik wil aan de voorkant de interrupties niet maximeren, maar tegelijkertijd wil ik wel een beroep op u doen om het kort te houden. We hebben namelijk een hele volle Kameragenda. Er kan dan wel een moment zijn dat ik iets sturender in het debat ga zijn, maar ik vertrouw ook op al uw medewerking daarbij.

Dan hebben we elf sprekers van de zijde van de Kamer, en ik zie de eerste spreekster al staan. Dat is mevrouw Van der Plas namens BBB. Ik nodig haar uit om haar inbreng te komen doen.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel. Voorzitter, inwoners van Nederland, mensen op de publieke tribune: van harte welkom. We hebben het vandaag onder andere over de formatie van een nieuwe regering na 22 november. En dat lijkt ver weg, maar over 40 dagen beginnen we al. Ik vind het daarom belangrijk dat we het daar nu al met elkaar over hebben, want we zijn het aan de Nederlandse burgers verschuldigd dat deze formatie niet weer 299 dagen duurt. Er moet snel duidelijkheid komen voor dit land, en het liefst in een regieakkoord. En dan kunnen we ons geen geblunder veroorloven. Bij de formatie in 2021 werd namelijk, op zijn zachtst gezegd, wel flink geblunderd. De door de Kamer aangestelde verkenners, mevrouw Ollongren en mevrouw Jorritsma, gingen compleet hun boekje te buiten ten aanzien van de heer Omtzigt. Een uitzonderlijk Kamerlid werd gezien als een probleem, en er werd gepoogd hem te "sensibiliseren".

Voorzitter. Ik word er nog steeds — dan druk ik me opnieuw zacht uit — diep ongemakkelijk van dat het gegaan is over een collega-Kamerlid dat zijn werk simpelweg goed deed. Een formatie hoort niet te gaan over individuele Tweede Kamerleden, de controleurs van de regering, maar over het vormen van een coalitie die door zo veel mogelijk Nederlanders ondersteund wordt. Als ik kijk naar de debatten die daarna over deze affaire zijn gevoerd, dan baal ik als een stekker. Dat VVD-leider Rutte aan dit voorval "geen actieve herinneringen" had — u weet wel, "functie elders" — is voor veel Nederlanders juist de meest actieve herinnering aan een onbetrouwbare overheid.

Aan dit hele debacle hebben wij mede schuld. In 2012 heeft de Tweede Kamer de Koning uit de formatie gezet. Toen waren deze gevolgen al te voorspellen, want zonder de Koning is de formatie in handen van formerende partijen. Een proces waarin het belang van Nederland voorop moet staan, wordt ondergeschikt gemaakt aan de belangen van formerende partijen. Zij konden partijpolitiek maken van de formatie en hebben dit gedaan. Zij hebben dit zeer plechtige proces te grabbel gegooid. Dat komt omdat de Tweede Kamer zelf heeft besloten dat de steun van 76 Kamerleden genoeg is om een Nederland-onwaardig formatieproces voort te zetten.

Hoe dan wel, voorzitter? Wie is nou uitermate geschikt om leiding te geven aan de formatie? Het moet iemand zijn van een hoge statuur, die op afstand van de dagelijkse politiek staat. Hij moet brede kennis hebben over Nederland en zich thuis voelen in ons staatsbestel en de wet. Het is handig als hij, of zij, dichtbij woont en goedkoop is, omdat hij al op de loonlijst van de overheid staat. Het is een extra bijkomstigheid als hij ook nog zijn moeder kan bellen, die er ervaring mee heeft. En waar ik "zij" zei, bedoelde ik in dit geval "hij".

Voorzitter. Ik heb het natuurlijk over de Koning. Soms hoeven we het wiel niet opnieuw uit te vinden. Sinds de Grondwet van 1848 hebben onze koningen en koninginnen aan de basis gestaan van 67 succesvolle formaties, die Nederland door weer en wind hebben geleid. Ik zal eerlijk zijn: ik vind de drie kabinetten waarbij hij niet betrokken was, geen daverend succes. Daarnaast was het idee van de Kamer in 2012 dat wanneer de Tweede Kamer de leiding zou nemen, dit zou leiden tot een transparanter en democratischer formatieproces. Dat is een flinke verantwoordelijkheid die we op ons hebben genomen, waarbij de verleiding om harde politiek te bedrijven voor enkele partijen te groot is gebleken. Van die toename in transparantie en democratisering heb ik dan ook niet genoeg teruggezien, zeker als we daarbij onthouden dat sinds deze periode het vertrouwen in de overheid enkel is afgenomen. Sterker nog, ik denk dat een formatie in handen van de Koning minder het risico loopt om onderdeel te worden van een politiek spel, zoals dat waar de Koning slachtoffer van werd. Als er iemand ver boven de partijen staat, is het wel de Koning. En zeg nou zelf, als de zoveelste partijbobo die is aangesteld als verkenner vraagt om in het landsbelang te handelen, is afwijzen makkelijk. Maar als de Koning der Nederlanden verzoekt om in het landsbelang te handelen, is het een ander verhaal. Dan overleg je nogmaals met je collega's.

Voorzitter, tot slot. Het experiment sinds 2012 was interessant, maar het heeft gefaald. Laten we teruggaan naar wat altijd goed heeft gewerkt: een formatie in de handen van de Koning. Ik kan niet wachten om op 23 november aan te schuiven bij de formatieonderhandelingen.

Voorzitter. Tot slot nog één klein technisch dingetje. Ik wilde een motie indienen om de Koning terug te brengen in het formatieproces. De SGP heeft hiervoor ook een motie klaarliggen. Om elkaar niet te bevechten op wie welke motie indient, heb ik ervoor gekozen om de motie van de SGP, waar ik volledig achter sta, mee te tekenen.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Plas, voor uw inbreng namens de BBB. U heeft nog een interruptie van de heer Drost, ChristenUnie.

De heer Drost (ChristenUnie):
Welk proces we ook bedenken en welke functionarissen of ambten we daartegenover zetten, uiteindelijk komt het ook neer op hoe wij als politici met dit proces omgaan en hoe wij transparant gaan zijn. BBB heeft al de eerste stap gezet in die transparantie. We weten wie uw premierskandidaat is. Zo meteen zijn de verkiezingen geweest. Dan ben ik gewoon benieuwd naar wat BBB gaat doen om dit proces transparanter te laten zijn dan dat het de afgelopen keren was.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik kan alleen maar mijn eigen rol toelichten. Het vorige formatieproces was voor ons totaal nieuw. Ik kwam hier totaal bleu aan in Den Haag en werd toen ook in dat formatieproces gegooid, wat een heel interessant proces was met wat lelijke kantjes eraan. In dat formatieproces hebben wij altijd alles gecommuniceerd wat wij tijdens de gesprekken hebben gezegd. We hebben het nooit gehad over wat anderen hebben gezegd, want het is aan die anderen om dat openbaar te maken. Ons werd bijvoorbeeld eens gevraagd: hoe gaan jullie om met de gesprekken die we nu hebben gehad? Dat was met een paar andere partijen aan tafel tijdens het verkenningsproces. Toen werd er eigenlijk gezegd: nou ja, we zeggen gewoon "het was een goed gesprek en verder hoort u nog wel". Toen heb ik gezegd: maar dat ga ik niet doen, ik ga zeggen wat ik hier heb gezegd, want ik vind dat mensen daar recht op hebben; wat jullie hebben gezegd, zal ik niet zeggen, maar ik ga zeggen wat wij hebben gezegd. Na die eerste gesprekken hebben we ook een persbericht uitgebracht over wat wij hadden ingebracht tijdens het eerste gesprek met de verkenners. En ik hoop dat andere partijen dat ook op die manier doen. Zeg gewoon wat je zelf hebt ingebracht en laat het aan anderen over of ze dat ook willen. Transparanter kan ik als BBB-partijleider niet zijn.

De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Drost.

De heer Drost (ChristenUnie):
Ik waardeer dit zeer. Volgens mij draagt dat bij aan een transparant proces maar ook aan vertrouwen van de burgers, de kiezers, op dat moment in ons als politici. De vraag is dan misschien nog wel: gaat u dit de komende periode ook doen? Want toen was u alleen en kwam u nieuw binnen; we hebben allemaal gezien hoe dat ging. Zo meteen is uw partij waarschijnlijk wat groter, wat in ieder geval zo lijkt te zijn volgens de peilingen. Dus dan is de vraag hoe u dan met die verantwoordelijkheid om zal gaan.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Zolang ik aan het roer sta van deze partij en ik over mijn eigen woorden ga, zal ik dat altijd blijven doen.

De voorzitter:
Dan heeft u nog een interruptie van de heer Klaver, GroenLinks.

De heer Klaver (GroenLinks):
Ik kijk ontzettend uit naar dit debat, want het is niet echt vastomlijnd of zo. Het gaat echt over wat de ideeën zijn van iedereen voor de formatie. Ik ben geïntrigeerd door het idee van een regieakkoord. Volgens mij is er namelijk al langer de wens om op hoofdlijnen een akkoord te hebben. Zou mevrouw Van der Plas wat dieper in kunnen gaan op welke wijze zij dat voor zich ziet?

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dat is inderdaad al heel lang een wens. Bij elke formatie wordt gezegd dat we het op hoofdlijnen gaan doen. Maar bij de vorige formatie zagen we ook dat er een 50 pagina's dichtgetimmerd regeerakkoord kwam met — ik noem maar een dwarsstraat — 840 bolletjes met "dit gaan we doen". We hebben dat de afgelopen tweeënhalf jaar ook gezien. Laat ik alleen al het voorbeeld noemen van "2035 of 2030". Toen de heer Hoekstra het jaar 2030 noemde, stond het kabinet bijna op vallen, zo van: ja, maar het regeerakkoord. Er is geen enkele vrijheid om tussentijds bij te sturen of om na te gaan of je wel op de goede weg bent. Met een regieakkoord bedoel ik regeren op hoofdlijnen maar ook tussentijds evalueren of je op de goede weg zit. Ik zou in een nieuwe coalitieperiode bijvoorbeeld minimaal een keer per jaar een debat willen hebben met de Kamer om te kijken of … We hebben die hoofdlijnen. We hebben allerlei maatregelen afgesproken. Hoe gaan we het doen en waar willen we zijn met ons land? Dat is ook een onderdeel. Wij willen graag een regieakkoord over: wat willen we nou met Nederland, wie heeft welke ruimte nodig en wat is er nodig om Nederland weer een stabiel land te maken met goede zorg en goed onderwijs? Het gaat dus om elk jaar een evaluatie met de Kamer over de vraag: zitten we op de goede weg? Want wat je nu ziet — dat maakt de heer Klaver ook elke week mee, evenals de Kamervoorzitter die nu in vak K zit — is dat er elke week debatten zijn op basis van incidenten. Een debat hierover, een debat daarover, een debat over dit et cetera. Mensen worden daar helemaal gek van, en uiteindelijk wordt er niks besloten. We voeren hier debatten en uiteindelijk gaat iedereen naar bed en gaat iedereen weer over tot de orde van de dag. En ik wil een fundamenteel debat over: gaat het goed, zitten we op de goede weg, waar zitten de fouten zodat je elkaar goed kan aanspreken? Dus zonder die eeuwige fractiediscipline, van: de hele oppositie stemt ergens voor, dus de hele coalitie houdt de hand naar beneden.

De heer Klaver (GroenLinks):
Dat wil ik ook; dat klinkt goed. Maar we moeten als Kamer ook kritisch op onszelf zijn. We hébben namelijk al ieder jaar een moment om te kijken hoe het staat met de voortgang van het beleid: het verantwoordingsdebat in mei. En als ik de aandacht van de Tweede Kamer zie voor de verantwoordingsstukken van de Algemene Rekenkamer, dan denk ik: jongens, volgens mij hebben we al heel veel, dus misschien moeten we dat beter gebruiken.

Maar iets concreter. Laat ik even schetsen waarin mijn dilemma zit rond het sluiten van akkoorden op hoofdlijnen. Je kunt geen kabinet beginnen zonder te snappen hoeveel geld je gaat uitgeven met elkaar. Maar als je dat gaat doen, kom je al snel uit bij allerlei regelingen die je wil hebben. Het is een vraag waar ikzelf ook mee zit: hoe zorgen we ervoor dat we op hoofdlijnen zaken afspreken, maar dat wel duidelijk is hoe die begroting er vervolgens uit komt te zien? Vervolgens is er dan in de uitvoering ruimte om veel breder in het parlement samen te werken. Dat is die driehoek. U had het over zo'n regieakkoord, dus misschien kunt u mij daarin helpen, want ik kom er nog niet helemaal uit hoe we dat trilemma, zogezegd, kunnen aanpakken.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
In ons verkiezingsprogramma staat eigenlijk op de eerste bladzijde al een beetje hoe ik dat zie. Ik vind dat we een langjarige visie op Nederland moeten maken, zoals ik net al aangaf. Hoe willen we dat Nederland er in 2025 uitziet? Wie heeft wat nodig? Wat is haalbaar, draagbaar en uitvoerbaar? Hoe gaan we dat doen?

Over de uitgaven hebben we het hier in andere debatten ook al gehad. Wij zien sommige zaken niet alleen als uitgaven, maar ook als investeringen: wat leveren die investeringen op de langere termijn op? We moeten dus veel verder kijken dan alleen maar zeggen: dit kost 1 miljard en dat kunnen we nu niet betalen, dus we doen het niet of we gaan bezuinigen. We moeten meer kijken naar wat beleid ons oplevert. Er zijn hier een paar weken geleden moties ingediend, onder anderen door de heer Klaver, over de bankenbelasting. Dat heeft gewoon miljarden gekost, maar het lijkt dan een fijne motie over het minimumloon. Over een motie van het CDA over een overstapbelasting voor de KLM staat de volgende dag in de krant dat dat gewoon de doodsteek is voor KLM. Dat komt omdat we hier in de debatten steeds allemaal dingen aan het doen zijn, zonder dat we met elkaar een visie hebben of een stip op de horizon zetten: wat willen we verder met Nederland? Dat zou ik in een nieuwe formatie dus wel graag willen doen. Wie heeft welke ruimte nodig, letterlijk en figuurlijk? Waar gaan we investeringen in doen? Wat levert dat ons op? Zo zou ik het graag willen zien. Daar wil ik zeker ook met andere partijen over spreken, om te kijken of die dat ook vinden.

Nog even terugkomend op het verantwoordingsdebat, in de volksmond "gehaktdag" genoemd. Daarover ben ik het volstrekt eens met de heer Klaver. Daar heb ik ook elk jaar ... Ik zeg het alsof ik hier al honderd jaar zit, maar de keren dat ik in de Kamer zat, heb ik daarbij gezeten. Ik kan u vertellen dat ik de eerste keer dat het Verantwoordingsdag of gehaktdag was, dacht: wow, het is gehaktdag, dus het wordt een stevig debat. Maar ik dacht aan het einde van de dag echt: huh, dit was gewoon het saaiste debat ooit, want iedereen zat gewoon een beetje dingetjes te doen. Ik dacht: het is toch gehaktdag? Maar de waarde daarvan is helemaal verdwenen. Misschien moeten we dus ook kijken of we meer statuur aan Verantwoordingsdag kunnen geven. Dat kan namelijk ook die jaarlijkse evaluatie zijn. Maar laten we dat dan ook benoemen: dit is het moment waarop we echt gaan kijken of we op de goede weg zijn en of we de goede dingen aan het doen zijn. Dan moeten we dus ook even terugkijken op onze eigen inbreng. Sorry dat het iets langer duurt, voorzitter, maar het is wel belangrijk. Dit is een fundamentele discussie. We moeten dan dus ook naar onszelf kijken: wat hebben we als Kamer eigenlijk allemaal gedaan dit jaar? Dit jaar zijn er bijvoorbeeld weer 5.000 moties ingediend. Daar ben ik ook zeker een onderdeel van. Ik heb ook een deel van die 5.000 moties ingediend. Maar is dat handig? Afgelopen week dacht ik dat nog over moties: ik zie hier allemaal moties langskomen die allang een keer besproken of aangenomen zijn.

De voorzitter:
U komt tot een afronding, voordat we een hele lange beschouwing gaan houden. Er moeten ook nog anderen aan het woord komen. Tot slot op dit punt, de heer Klaver.

De heer Klaver (GroenLinks):
Het was een goede bijdrage op dit punt. Er werd eigenlijk net al een motie aangekondigd, zo aan het begin van het debat. Ik heb zelf geen motie in mijn achterzak zitten. Sterker nog, ik vind eigenlijk dat we dit debat moeten afronden met één motie. Ik vind namelijk dat we als parlement de verantwoordelijkheid hebben om dit proces goed te regelen. Ik overweeg zelfs om als we weer met 30 moties komen, gewoon tegen al die moties te stemmen. Dan zien we het wel na de verkiezingsdatum. Maar ik hoop dat mevrouw Van der Plas er ook voor openstaat om bij alle voorstellen die zij doet en die ik ook zal doen, te kijken waarin we de gemene deler vinden hier in het parlement om een formatieproces te organiseren dat werkt.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja.

De voorzitter:
Ik zou u willen vragen om kort te reflecteren, want de heer Sneller heeft ook nog een vraag.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Wat mij betreft komt er één motie, waarin wordt verzocht dat de Koning terugkomt.

De voorzitter:
Dat is in ieder geval helder en kort. Ik had al "tot slot" gezegd, maar vooruit. Tot slot, de heer Klaver.

De heer Klaver (GroenLinks):
Dat is interessant. "Laten we veranderen. Jij eerst." Dat is een beetje wat u zegt. Al die moties die hier zijn ... Ik zeg oprecht: ik heb mijn ideeën en ik ben altijd bereid om te kijken hoe we die kunnen aanpassen, maar waar ik voor wil waken in dit debat, is dat we straks ... Ik wil uw standpunt niet tekortdoen, maar ik ken alle hobby horses van de collega's. Voor je het weet, heb je 30 moties, maar is dit parlement nog steeds niet sterk en trekken we nog steeds niet de regie naar ons toe. Ik hoop dus dat we elkaar in de loop van dit debat toch weten te vinden op een gezamenlijke landingsgrond. Ik denk echt dat dat verstandiger is dan de strijd aangaan met moties die het misschien wel redden, maar met 76 zetels tegen de rest. Dan doet u precies wat u de coalitie verwijt.

De voorzitter:
Uw oproep is helder.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Daar ga ik wel even op reageren. De heer Klaver heeft mij net horen zeggen dat ik een motie had willen indienen om de Koning terug te brengen in het formatieproces. Ik wil hier geen strijd over wie welke motie heeft ingediend. Dus niet: "O, kijk, die hebben wij ingediend. Yeah, wat zijn we goed. Kijk eens, BBB heeft dit gedaan. Woehoe! 22 november, stem BBB." Nee. Er komt al een motie van de SGP, medeondertekend door andere partijen. Ik heb ervoor gekozen om die mee te tekenen. Ik ben dus al op de goede weg.

De voorzitter:
Kijk eens aan.

De heer Sneller (D66):
Behalve het neerpraten van Verantwoordingsdag; dat moeten jullie echt niet meer doen.

Mijn vraag ging over de verkenners die door BBB zelf zijn aangesteld na de Provinciale Statenverkiezingen. Dat was vaak iemand op afstand van de politiek, niet iemand die lid was van de BBB. Zij hebben dat vaak heel goed gedaan. Mijn vraag aan mevrouw Van der Plas is dus: wat was er nou mis met die constructie?

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Met welke constructie?

De voorzitter:
Kunt u dat nader toelichten?

De heer Sneller (D66):
BBB werd de grootste en mocht een verkenner voordragen. De gekozen fractievoorzitters zeiden in meerderheid: dat is een goed idee; u krijgt de lead, het voortouw, bij deze poging om te komen tot een werkbare meerderheid. De verkenner ging aan de slag, in opdracht van de Provinciale Staten, om te komen tot de Gedeputeerde Staten. Dat strandde soms, maar het is ook vaak wel gelukt. Dat is eigenlijk hoe het hier ook zou kunnen en moeten gaan. Maar toch begint mevrouw Van der Plas over een motie en "mijn pleidooi is: de Koning moet terug". Daarom vraag ik: wat was er mis met hoe het ging in de Provinciale Staten na de Provinciale Statenverkiezingen?

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ten eerste hebben we geen twaalf koningen. We kunnen niet twaalf koningen benoemen in twaalf provincies. Dat is gewoon onmogelijk. We kunnen ook niet de Koning benoemen om dit in alle twaalf de provincies te gaan doen. Dat is waarom wij verkenners hebben gezocht. The second best, de een-na-beste optie, is om het iemand te laten zijn die boven de politieke partijen staat. Dat is precies waar wij voor hebben gekozen. Wij hebben ook gekozen — dat is heel terecht opgemerkt door de heer Sneller — voor mensen die geen lid waren van BBB, die geen BBB'ers waren, juist om de schijn van belangenverstrengeling te vermijden. Daar hebben wij heel bewust voor gekozen. Dat komt omdat de Koning niet is betrokken bij het formatieproces in de provincies.

De heer Sneller (D66):
Nu draait Van der Plas de redenering om. Mijn vraag was: wat is er mis met hoe dat gegaan is? Volgens mij was daar democratisch namelijk niks mis mee. Ook qua procedure ging dat vaak prima. Mijn oproep zou dus zijn: laat de volksvertegenwoordiging zelf die verantwoordelijkheid nemen, want dat kan wel. Zoals de heer Klaver eigenlijk zegt: laten we dat dan ook doen, en laten we niet teruggrijpen op iets ouds, wat mevrouw Van der Plas zich iets romantischer voorstelt dan het in het verleden is gegaan.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nou, iets ouds ... Het koningshuis is nu, anno 2023, misschien een oud proces, maar wij vinden dat de Koning de ultieme persoon is die boven de partijen staat. Als de Kamer er straks voor kiest om de motie waarin wordt verzocht de Koning terug te brengen in het formatieproces, niet in meerderheid te steunen, dan is iemand die boven de partijen staat voor ons de een-na-beste optie, niet zijnde de Koning. Hopelijk zal de Kamer dat niet zeggen. Maar stel dat het zo is, dan zou het iemand kunnen zijn die boven de partijen staat. Wat we nu hebben gezien, is dat het partijbobo's waren. Mevrouw Ollongren en mevrouw Jorritsma, met alle respect, waren prominente D66- en VVD-politici. We hebben ook gezien dat D66 een heel grote stempel heeft gedrukt op de formatie door lelijke dingen te zeggen over de heer Remkes. Dat willen we dus niet. Dat willen we vooral niet. Het formatieproces is een heel serieus proces waar het hele land bij gebaat is. Niet iedereen zal het eens zijn met de uitkomst. Het mooie van de democratie is ook dat wij hier mogen uitspreken dat het zo is. Daarom zijn we een democratisch land. Maar door partijpolitici erin te brengen krijg je toch een beetje de schijn van: ze zullen wel dit of ze zullen wel dat. Laat het dan iemand zijn, als het de Koning niet is ... Ik hou van de koning. Ik hou van het koningshuis. Wij zijn niet de partij die het wil afschaffen, gelukkig. Dan zal het iemand moeten zijn die boven de partijen staat, onafhankelijk.

De voorzitter:
Uw punt is helder. Dan dank ik u voor uw inbreng namens BBB en nodig ik de heer Van Haga uit om namens de Groep Van Haga zijn inbreng te komen doen.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Voorzitter. De Nederlandse politiek gaat kapot aan incompetentie en netwerkcorruptie. Het verkennerspandemonium van 2021 is hiervoor het levende bewijs. Achterbakse spelletjes om zichzelf koste wat het kost in stand te houden, met catastrofale gevolgen voor de betrokkenen, in dit geval voor Pieter Omtzigt.

Voorzitter. Briefjes met dubieuze teksten worden niet per ongeluk gefotografeerd. Verkenners, informateurs en ambtenaren worden niet zomaar aangesteld. Heel weinig gebeurt hier zonder dat er een pervers belang achter zit. Ook dit debat is gewoon weer theater, een herhaling van zetten. Om dit bij de komende formatie te voorkomen is het heel erg simpel: het doek moet vallen voor deze politieke poppenkast.

Voorzitter. Less is more, en dat geldt in het bijzonder voor de overheid. Keep it simple.

De voorzitter:
Voordat u vervolgt, heeft u een interruptie van de heer Klaver, GroenLinks.

De heer Klaver (GroenLinks):
"Keep it simple" is aan de heer Van Haga wel toevertrouwd. Ik zou alleen één punt willen maken. U zei zonet dat ook ambtenaren niet zonder reden worden benoemd. Ik vind dat we ambtenaren hier helemaal buiten moeten laten. Dat gaan we in dit debat consequent doen; het zal namelijk nog veel gaan over waar de ondersteuning van de formatie zal moeten komen te liggen. Dat is een heel legitiem debat, maar het gaat hier niet over de integriteit van ambtenaren. Punt.

De voorzitter:
Goed dat u dat markeert. Vervolgt u uw betoog, meneer Van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Je kunt inderdaad onderscheid maken tussen de verschillende ambtenaren, maar de topambtenaren in dit bestel hebben toch een andere positie dan gewone ambtenaren. Ik ben het helemaal met de heer Klaver eens als het gaat over de gewone ambtenaar die elke dag hard zijn of haar werk doet.

De heer Klaver (GroenLinks):
Alle ambtenaren. Als er iets niet deugt aan ambtenaren, als er iets niet goed is, en dat kan best, dan is een minister verantwoordelijk, dan zijn politieke ambtsdragers verantwoordelijk en niet de ambtenaren. Dat is een belangrijk onderdeel van ons staatsbestel en ik wil dat hier ook echt heel scherp markeren.

De voorzitter:
Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Klaver. U vervolgt uw betoog.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Natuurlijk is uiteindelijk de minister verantwoordelijk, maar dan nog hebben topambtenaren een uitermate grote rol in dit verhaal. Ook topambtenaren worden niet zomaar aangesteld en dat was precies mijn opmerking. Ik heb niet gezegd dat ze verantwoordelijk zijn, maar goed.

De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Kan de Voorzitter concreet uitleggen welke toegevoegde waarde een verkenner eigenlijk heeft? Wat hebben de verkenners en alle ambtelijke ondersteuning om hen heen eigenlijk precies gekost? En wat heeft het de burger opgeleverd? Erkent de Voorzitter dat het formatieproces sinds de Tweede Kamer het naar zich toe heeft getrokken, een politieke speelbal is geworden? Als er toch een verkenner komt, hoe gaan wij er dan voor zorgen dat die rolvast en onafhankelijk is?

Waarom houden we het niet gewoon simpel? De winnaar, Pieter Omtzigt, belt na de verkiezingen met Dilan Yeşilgöz, die tweede is geworden, en stelt voor om samen een mooi kabinet te vormen, wat BVNL betreft bij voorkeur over rechts. Wat is hierop tegen? Volgens mij ging het tot 1951 ongeveer zo en zo gaat het nog steeds in de provincies en in de gemeentes. Daar is helemaal niets op tegen. Keep it simple.

Voorzitter. In het verkiezingsprogramma van BVNL staat een verkleining van de overheid met 20%. Laten we daarmee na 22 november direct beginnen door de verkennersfase over te slaan en de formatie gewoon over te laten aan de winnaar van de verkiezingen. Met een nieuwe lichting competente mensen met gezond verstand en met bestuurlijke integriteit kan het volk krijgen waar het voor gekozen heeft: een kabinet dat bij elke keuze altijd handelt in het belang van Nederland.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Haga, voor uw inbreng namens Groep Van Haga. Dan is het woord nu aan de heer Bisschop van de SGP.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Op de lijst staat collega Van der Staaij, maar gezien de planning en zijn afspraken, moest hij met een brok in de keel — ik zal u het tafereel niet beschrijven — het verzoek doen of ik dit debat kon overnemen. Hij had zich hier wat graag in vastgebeten; dat heeft hij trouwens ook al gedaan. Maar ik ben blij dat ik hem mag vervangen.

Voorzitter. In 2011 gaf hoogleraar parlementaire geschiedenis Joop van den Berg ons de volgende waarschuwing mee, dus nog voordat de Tweede Kamer hierover een besluit genomen had: "De Tweede Kamer zal bemerken dat dit nog niet zo'n eenvoudige opgave zal zijn en dat zulke wachtersrol bij de bevolking niet gemakkelijk zal zijn te legitimeren als zij niet langer wordt uitgeoefend door de (vertrouwde) Koning." Dat sluit naadloos aan bij de vraagtekens die wij als SGP hadden en hebben bij het proces om de Koning helemaal geen plaats meer te geven in het formatieproces. We stellen twee simpele vragen. In de eerste plaats: moet en kan de verkenningsfase anders? Zo ja, dan is de tweede vraag: hoe moet die verandering er dan uitzien?

De eerste vraag: moet en kan het anders? Het is een belangrijke, maar ook uiterst kwetsbare fase in het hele formatieproces. Ze is belangrijk omdat daarmee de basis wordt gelegd voor de volgende stappen, maar ze is kwetsbaar omdat de hoofdrolspelers, namelijk de oude Kamer, bijna zijn uitgespeeld. Na de verkiezingsuitslag zijn de emoties bovendien sterk en de belangen groot. Die situatie leidt niet vanzelfsprekend tot rust, bezinning en zorgvuldigheid. Zowel de keuze van het aantal informateurs als de inhoud van de opdracht waren de afgelopen keren ook niet altijd even gelukkig. De conclusie kan volgens de SGP dan ook niet anders zijn dan dat deze korte aanloopfase bij uitstek vraagt — het klinkt een beetje paradoxaal; daar ben ik me van bewust — om zo min mogelijk invloed van de Kamer op het proces. Dat kan door het goed te reguleren. Transparantie en voorspelbaarheid zijn dan van groot belang, evenals een korte periode van rust, om niet meteen vanuit de emotie en de ervaring met de uitslag aan de slag te gaan. Het antwoord is dus: het kan en het moet anders.

De tweede vraag is dan: hoe moet die verandering eruitzien? De Kamer gaf in 2021 aan dat de verkenningsfase zo zorgvuldig mogelijk moet zijn om het vertrouwen niet bij voorbaat al te schaden. Nou, we hebben gezien wat ervan gekomen is. Dat betekent volgens de SGP dat het eenvoudig, eenduidig, voorspelbaar en eerlijk moet zijn, met een gelijk speelveld voor iedereen en een beperkte reikwijdte. De SGP vindt de argumentatie van de Raad van State dat de verkenning bij een vast ambt thuishoort, overtuigend. Aangezien het staatshoofd het meest neutraal is, boven de partijen staat en de staatsrechtelijke continuïteit van de regering belichaamt — ook dat zijn de woorden van de Raad van State in het advies — zal de SGP een motie indienen om de gesprekken met het oog op een onderbouwde voordracht aan de Kamer voor een informateur in de verkenningsfase door de Koning te laten voeren.

Voorzitter, ik dank u zeer.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bisschop. Voor u vertrekt, is er nog een vraag voor u. Ik dacht dat ik mevrouw Michon-Derkzen van de VVD naar voren zag komen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik dacht: ik wacht even tot de heer Bisschop dit punt heeft toegelicht. Ik luister met veel interesse. We hebben in mijn fractie ook vaak met weemoed teruggedacht aan de periode dat de Koning een rol had in het formatieproces, maar nu gaat het specifiek over de verkenning. Dat is ook de vraag die we hebben gesteld aan de Raad van State, die daar een spoedadvies over heeft gegeven. Die heeft daar eigenlijk niet met zoveel woorden invulling aan gegeven. Ik zou aan de heer Bisschop willen vragen hoe dat dan gaat in de optiek van de SGP. We hebben nu een verkenner die met een verslag komt en die vervolgens ook in vak K zit bij het eerste debat dat de nieuwe Kamer voert, waarin de Kamer een informateur aanwijst en ook diens opdracht vaststelt. Hoe gaat dat dan? Hoe ziet de heer Bisschop dat dan voor zich? Hoe ziet hij de rol van de Koning als verkenner in de fase waarin de nieuwe Kamer nog niet geïnstalleerd is? Hoe ziet hij dat proces voor zich?

De heer Bisschop (SGP):
Dank voor deze heldere vraag. Het hele formatieproces is natuurlijk veel langer dan alleen maar deze fase waar we het nu over hebben. Wij doen dus ook geen voorstellen om verandering aan te brengen in de fase die na die eerste fase komt, de rapportage aan de Kamer. Er is straks nog een ander debat over het verbinden van termijnen aan opdrachten aan informateurs. Daar kan ik helaas niet aan meedoen, maar daar kan ik me iets bij voorstellen. Zo heb je als Kamer veel meer de regie over het vervolg van het proces. Maar daar gaat het dus nu even niet over. Het gaat over die eerste fase. Je werkt met een oude Kamer, nog zo'n twee weken lang. Ondertussen moeten de nieuw gekozen fractievoorzitters het met elkaar eens worden, meestal onder leiding van de grootste fractie, over hoe dit ingericht gaat worden en wie die verkenning gaat doen. Dan zeggen wij: we hebben tot drie keer toe gezien dat dat geen prettige, transparante en soepele manier van werken is. Dan moet je je knopen tellen en zeggen: oké, dit kunnen we dus beter anders doen. Daarom haken we aan bij dat advies van de Raad van State. Koppel dit werk, deze klus, aan een vast ambt. Wat ons betreft mondt dat uit, na raadpleging van de vicepresident van de Raad van State, de Voorzitter van de Eerste Kamer, de Voorzitter Tweede Kamer en na consultatie van alle fractievoorzitters, in een beargumenteerde voordracht voor een informateur of een formateur, eigenlijk zoals dat voorheen ging. Op die manier vraag je de Koning dus niet om zich te verantwoorden voor hoe het proces is gegaan, maar je vraagt wel wat het advies is. Dat ligt hier ter tafel en daarover wordt gedebatteerd.

De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Michon-Derkzen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank aan de heer Bisschop voor dit antwoord. Ik maak het even iets concreter, zodat ik het voor me zie. We voeren dan niet het debat op basis van een verslag, als ik de heer Bisschop goed begrijp. Het debat over de informateur wordt gevoerd met de nieuwe Kamer. Iedereen gaat dat debat in met in gedachten het proces dat hij of zij heeft meegemaakt bij de Koning en de resultaten daarvan. We hebben dan dus niet een document ten grondslag liggen aan dat eerste debat met de nieuwe Kamer. Ik denk dat het goed is om even precies met elkaar te doordenken hoe dat er dan uitziet.

De heer Bisschop (SGP):
Ik vind het wel lastig om dat precies duidelijk te maken, omdat ik me wel kan voorstellen dat bij het advies, het beredeneerde advies van de Koning, de inbrengen van de fracties bij de Koning als bijlagen met een nietje erdoor zijn toegevoegd. Dan zou het kunnen zijn dat er binnen deze Kamer voor gekozen wordt om over die bijlagen toch het debat te hebben, van: je hebt wel dit gezegd en dat ingebracht. Als je dat niet wilt, dan moet je daar nadere afspraken over maken, denk ik. Maar het is dus in feite een formeel moment van instemming van de Kamer met de voordracht van een formateur of informateur. Het inhoudelijke debat gaat dus pas plaatsvinden als de informateur het eerste rapport oplevert. Dat kan gebonden worden aan een termijn van, ik noem maar iets, zes weken. Dan heb je het inhoudelijke debat. Is het dan nog niet af? Oké, dan kun je het verlengen met nog een keer een periode. Dat gaat straks bediscussieerd worden. Maar dan krijg je dus het inhoudelijke debat.

De voorzitter:
Tot slot op dit punt, mevrouw Michon-Derkzen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dan begrijp ik het beter. Omdat we vanmiddag zo met elkaar in debat zijn, wil ik het volgende ook gezegd hebben. Het argument dat de heer Bisschop gebruikt, is dat de neutraliteit van ons staatshoofd het grote goed is, waardoor een rol in de verkenningsfase voor de hand zou liggen. Ik denk dat we er juist door dat argument voor moeten waken dat we het staatshoofd een rol geven en dat hij zich publiekelijk moet verantwoorden over de gesprekken. Dat doen dan de partijen die daarover hebben gesproken. Zij gaan het debat in, zodat we met z'n allen bewaken dat die neutraliteit in stand blijft. Want dat is juist de troef die we nodig hebben in die moeilijke fase, zoals de heer Bisschop beschrijft.

De heer Bisschop (SGP):
Exact. Misschien mag ik nog één opmerking maken. Dat kan misschien ook voor verbinding zorgen voor mensen of fracties die er vraagtekens bij zetten, hoewel iedereen natuurlijk een eigen afweging maakt. Ik spreek nadrukkelijk over "het staatshoofd". We moeten deze discussie niet vermengen met "ja, maar de koning …" Of het een president of een koning is, doet even niet ter zake. Het gaat over het staatshoofd. Als we in de setting van een republiek hadden gezeten, zouden we dezelfde motie hebben ingediend, bij wijze van spreken, maar dan met het verzoek dat de president de regie voert. Dat is een beetje naar analogie van wat je in veel andere democratische landen ziet.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik zag de heer Sneller opveren bij het woord "republiek". Hij krijgt zo het woord. De heer Klaver was eerst, GroenLinks.

De heer Klaver (GroenLinks):
Die denkt: we kunnen zaken doen. De Koning terug in de formatie, maar dan wel een republiek. Maar goed, dat wordt allemaal heel ingewikkeld.

De heer Bisschop (SGP):
Nou, zo'n uitruil is een beetje voorbarig, denk ik. Dat gaan we niet doen.

De heer Klaver (GroenLinks):
Echt complimenten voor de opstellers van deze evaluatie. Die zat heel grondig in elkaar. Ik denk dat er het nodige valt te vertellen over de deelnemers aan de formatie, of het nu partijleiders waren of verkenners die ook hebben bijgedragen aan een bepaald resultaat. De belangrijkste conclusie is volgens mij echter dat de fasen door elkaar liepen. De verkenningsfase werd eigenlijk al een soort informatiefase. Ongeacht wie daar leiding aan gegeven zou hebben, wordt dat een rommeltje. Ik snap de wens om de Koning erbij te betrekken, maar is de heer Bisschop het met mij eens dat we de fasen goed moeten onderscheiden, om de volgende formatie überhaupt een stuk ordentelijker laten verlopen? Voor de verkenner moeten we iemand kiezen die niet al gaat sturen op een bepaalde uitkomst, maar vooral inventariseert wat de mogelijkheden zijn en zegt: dit is de meest logische variant om als eerste te onderzoeken.

De heer Bisschop (SGP):
Volledig mee eens. Ik verwijs even naar het advies van de Raad van State. Op de een-na-laatste pagina wordt een viertal strikt omschreven taken van deze fase gedefinieerd. Verder mag het niet gaan. Nadat iedereen die daarvoor in aanmerking komt, gehoord is, leidt dat uiteindelijk tot een beredeneerde voordracht van een persoon die de informatie- en formatieprocedure gaat doen.

De heer Klaver (GroenLinks):
Deze twee dingen zou ik voor het debat graag uit elkaar trekken, namelijk dat we het eens zijn over hoe die fase eruit moet zien en waarop gefocust moet worden. Daar sturen we hard op als parlement. En vervolgens hebben we nog de vraag: willen we een president, een koning of een admiraal die het gaat begeleiden?

De heer Bisschop (SGP):
Ja, dat snap ik. Oké.

De voorzitter:
Dan heeft u nog een interruptie van de heer Sneller, D66.

De heer Sneller (D66):
Ik probeer even twee dingen te begrijpen. Is het naar de opvatting van de heer Bisschop de afgelopen drie keer niet goed gegaan met het benoemen van een verkenner? Is het voorstel van de SGP nu alleen maar om de verkenningsfase door de Koning te laten doen en dat het daarna naar de Kamer toe gaat?

De heer Bisschop (SGP):
Om met het eerste te beginnen: ik heb redelijk intensief de een-na-laatste en de laatste formatie meegemaakt, omdat ik toen Kamerlid was. Ik vond het ongelofelijk rommelig. Dit schaadt het aanzien, dit was geen stijlvolle benadering van het politieke bedrijf. In 2012 heb ik de formatie niet zo intensief gevolgd. Daar heb ik een iets minder duidelijk beeld van.

Wat de tweede vraag betreft: inderdaad, het amendement dat wij gaan indienen, sleutelt niet aan het vervolg van het traject. De informateur/formateur rapporteert aan de Kamer. Natuurlijk zal de informateur wel even tijd hebben om de Koning op de hoogte te houden. Alleen, het lijntje loopt niet via de Koning. Het lijntje loopt rechtstreeks. Daar kun je, zoals ik zonet al zei, termijnen aan verbinden. Dan versterk je de greep van de Kamer op het hele proces, want na zes weken — ik noem maar een termijn — moet er gerapporteerd worden. Dat zet het vervolgtraject strakker in lijn. Maar de Kamer is de opdrachtgever van de informateur/formateur.

De voorzitter:
Ik zie de heer Sneller knikken. Ik dank de heer Bisschop voor zijn inbreng namens de SGP.

De heer Bisschop (SGP):
Dank.

De voorzitter:
Dan nodig ik de volgende spreker van de zijde van de Kamer uit. Dat is mevrouw Michon-Derkzen namens de VVD.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Voorzitter. Sinds 2012 is de Kamer aan zet in de kabinetsformatie. In het Reglement van Orde staat hierover één artikel, te weten artikel 11.1. In het kort zegt dat artikel: binnen een week na aanvang van een nieuwe Kamer vindt een debat plaats met als doel het aanwijzen van een of meer informateurs en het vaststellen van de opdracht voor de informateur of informateurs.

Voorzitter. De formatie van 2021 was vreselijk, op vele fronten. Daar is al heel veel over gezegd, niet alleen hier in de Kamer, maar zeker ook bij de mensen thuis. Het is nu aan ons om daaruit lessen te trekken en het in de toekomst beter te doen, juist voor het vertrouwen dat de mensen thuis hebben in het werk dat wij hier doen.

De evaluatie die wij hebben ontvangen, geeft, net als de brief van de Voorzitter van 22 september jongstleden, goede handvatten om afspraken met elkaar te maken. Ik ben er ook zeer voor om afspraken met elkaar te maken — in de woorden van de heer Klaver: wellicht zo breed mogelijk. Tegelijkertijd start over ruim een week het verkiezingsreces. Dit debat zit in mijn ogen al te kort op de aankomende verkiezingen en de aankomende formatie. Dat vind ik heel jammer, want we zouden juist in alle rust moeten kunnen debatteren in een periode waarin je niet tegen verkiezingen aan zit te kijken. Het lijkt mij dus hoe dan ook verstandig om medio 2024 een debat te voeren om te zien wat nodig is en of en hoe we afspraken over het formatieproces kunnen vastleggen.

Voorzitter. Voor nu kunnen we wat mij betreft niets anders doen dan een aantal afspraken maken. Wat mij betreft zijn dat de volgende. Als eerste moeten we het over de verkenning hebben, want wij moeten duidelijkheid scheppen over het doel van de verkenning. Zoals ik al zei, geeft de evaluatie goede aanknopingspunten. De verkenner spreekt met alle partijen, met als doel de verkiezingsuitslag te duiden en te inventariseren welke informateur met welke opdracht aan de slag zou moeten gaan. Daarmee bereidt hij of zij in feite het eerste debat voor dat de nieuwe Kamer zal voeren.

De voorzitter:
Voor u vervolgt: u heeft een interruptie van mevrouw Marijnissen van de SP.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Mevrouw Michon-Derkzen noemt de formatie van 2021 "vreselijk". Maar de formatie was toch vooral vreselijk omdat onder anderen een verkenner van haar partij op zoek was naar een functie elders voor een kritisch Kamerlid?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik zei: op vele fronten vreselijk. Eén element daarvan was natuurlijk het document waarop stond "Pieter Omtzigt, functie elders". De formatie duurde te lang. Aan het begin van de formatie was er sprake van een totale vertrouwenscrisis, terwijl de partijen nog moesten gaan formeren. De formatie was dus op vele fronten vreselijk. Daarom is het goed, hoe tragisch ook, dat we nu met de evaluatie in de hand lessen trekken en kijken hoe we het de volgende keer beter moeten doen. Dat moeten we met elkaar doen, want het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid om een goed formatieproces in te richten.

De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Marijnissen.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Ik snap dat mevrouw Michon-Derkzen graag lessen wil trekken, maar ik heb dan nog wel een vraag. De VVD heeft ervoor gekozen om in de volgens mevrouw Michon-Derkzen vreselijke formatie de minister-president, die van de voltallige oppositie een motie van wantrouwen aan de broek kreeg, toch de hand boven het hoofd te houden. Als de VVD die vertrouwenscrisis zo erg vindt, waarom heeft zij dan in vredesnaam daarvoor gekozen? Het vertrouwen was weg.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik had heel erg gehoopt dat we in dit debat vooruit zouden kijken. Over het punt dat mevrouw Marijnissen hier aanhaalt, hebben we in ik-weet-niet-hoeveel varianten het debat met elkaar gevoerd. Wie heeft de schuld? Wie moet er worden afgerekend? Zo doen we dat altijd in deze Kamer. Wat we vandaag doen — ik hoop dat mevrouw Marijnissen daar ook aan meedoet — is kijken hoe we het in het vervolg beter met elkaar kunnen organiseren en hoe wij afspraken beter kunnen vastleggen, om allerlei vreselijke toestanden in de toekomst te voorkomen. Ik noem die inderdaad "vreselijk"; daar wil ik niets aan afdoen. Zo sta ik hier. Als mevrouw Marijnissen nog een keer wil zeggen "vond u dat dan allemaal zo erg?", dan zeg ik: ja, dat vond ik allemaal heel erg en dat zou ik nooit meer zo willen meemaken.

De voorzitter:
Tot slot op dit punt, mevrouw Marijnissen.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Ik snap dat mevrouw Michon-Derkzen graag vooruit wil kijken. Dat zou ik ook doen als ik van de VVD was en de minister-president een hand boven het hoofd zou hebben gehouden. Maar ik breng dit met een reden op. We kunnen namelijk wel de hele middag discussiëren — dat is prima — over wel of niet de Koning in het proces en wel of niet een verkenningsfase in het proces, maar uiteindelijk gaat het vooral om politieke cultuur. Ik vraag aan mevrouw Michon-Derkzen om dát te erkennen. Erkent zij dat als hier politici zitten, tot aan de minister-president aan toe, die gewoon liegen, ook in een formatieproces, het dan niet gek is dat op dit moment driekwart van Nederland — let wel: driekwart van Nederland! — geen vertrouwen meer heeft in deze Tweede Kamer en dat de VVD daar medeschuldig aan is?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik heb in mijn bijdrage gezegd dat we juist goede afspraken moeten maken over het formatieproces. Dat is een heel precair proces, omdat we daarin met elkaar en met de nieuwe verhoudingen in de Kamer tot afspraken moeten komen voor een nieuwe regering, die een aantal zaken in dit land oplost. Dat is een moeilijk en moeizaam, maar ook heel mooi proces. Daar moeten we afspraken over maken, zodat we niet meer in toestanden terechtkomen als die waar we in 2021 in terecht zijn gekomen, juist ook om het vertrouwen dat de mensen thuis in ons hebben, te herstellen. Dat zit niet alleen daarin, want zo kunnen we nog tig dingen noemen waardoor mensen thuis geen vertrouwen in ons hebben. Dat is met name ook omdat we juist onvoldoende vooruitkijken, vind ik. Ik hoorde mevrouw Van der Plas dat net ook zeggen. We zijn altijd bezig met terugkijken en schuldigen aanwijzen, en niet met vooruitkijken, afspraken maken en zorgen dat wij ons werk op een goede manier doen voor de mensen thuis. Ik hoop dus dat we dat vanmiddag wel gaan doen.

De voorzitter:
Dank u wel. Volgens mij is het punt gemaakt. Vervolgt u uw betoog. Ik had al "tot slot" gezegd, mevrouw Marijnissen. Het is een herhaling. U stelt steeds dezelfde vraag en mevrouw Michon-Derkzen gaat over haar eigen beantwoording. U valt in herhaling, dus ik geef mevrouw Michon-Derkzen het woord om haar betoog te vervolgen. Vervolgt u uw betoog.

U bent het er nog niet mee eens, mevrouw Marijnissen? Ik had al gezegd "tot slot", maar ik ga u dan alsnog de gelegenheid geven.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Ik begrijp het, maar als mijn vraag niet beantwoord wordt, wordt het wel lastig discussiëren hier natuurlijk.

De voorzitter:
Prima. Stelt u nog één keer de vraag, dan geef ik mevrouw Michon-Derkzen nog één keer de gelegenheid. Maar zij gaat over haar eigen antwoorden, dus ik laat aan haar of zij daar nog op wil reageren.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Dat begrijp ik, maar ik stel het ook op prijs als mijn vraag wordt beantwoord. Mijn vraag was of mevrouw Michon-Derkzen erkent dat het over de politieke cultuur gaat. We kunnen hier wel spreken over spelregels — zij verwijst ook naar die spelregels — maar als politici vervolgens valsspelen en zich niet aan die spelregels houden, dan heeft dat geen zin. Dat was mijn vraag: erkent zij dat het over de politieke cultuur gaat en dat liegende politici de basis zijn voor het wantrouwen dat Nederlanders hebben jegens deze Kamer?

De voorzitter:
Ik laat de kwalificatie "liegende politici" even bij u.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dat is precies het probleem met de vragen die mevrouw Marijnissen stelt. Daar zitten allemaal aannames en kwalificaties in die ik niet deel. Daarom antwoord ik elke keer zoals ik antwoord, namelijk dat ik vind dat wij met elkaar hier de cultuur bepalen, dat wij met elkaar moeten zorgen voor een deugdelijk formatieproces en dat we daar wat mij betreft vanmiddag afspraken over maken.

Dat doen we bijvoorbeeld over de verkenning. Daar had ik het net al over. De eerste paar weken, dus voordat de nieuwe Kamer er zit, waarin de verkenner bekijkt wie met wie en welke partijen als eerste de informatie ingaan. We hebben de motie-Stoffer c.s. mede-ingediend, waarin we ook advies hebben gevraagd aan de Raad van State over de persoon van de verkenner. In de evaluatie lezen we namelijk wie het zou moeten zijn: één persoon, met afstand tot de politiek en voorgedragen door de grootste partij. Zo stond het in de motie. Wij vroegen juist om wat nadere informatie over de rol van het staatshoofd als verkenner. Ik vond het heel interessant om de gedachten van de heer Bisschop daarover al te horen. Ik zal de motie die hij indient dan ook met veel belangstelling bekijken, want het is geen geheim dat mijn fractie positief is over een mogelijke rol voor het staatshoofd; dat zijn we overigens ook altijd geweest als het over de formatie gaat. Deze motie en het advies — het is goed dat we dat even wisselden — zien specifiek op een rol voor het staatshoofd in die eerste fase. We doen dus niets af aan artikel 11.1 van het Reglement van Orde, waarin wij als Kamer een informateur aanwijzen.

Aan de Kamervoorzitter wil ik naar aanleiding van haar brief van 22 september het volgende vragen. In deze brief herhaalde de Kamervoorzitter wat de evaluatiecommissie zei, dus één verkenner, met enige afstand tot de politiek, door de grootste partij aangedragen en in een bijeenkomst van de gekozen lijsttrekkers aangewezen. De verkenner moet ook enig draagvlak hebben. Dat is een spannende zin, want wat is "voldoende draagvlak" en wie bepaalt dat? Kan de Kamervoorzitter hier nog eens toelichten waarom een dergelijke bijeenkomst wellicht pas vijf dagen na de verkiezingen, na het weekend volgend op de verkiezingen, plaatsvindt? Wie bepaalt dan wat daarvoor een goede dag is? Is zij het met mijn fractie eens dat die verkenning maar maximaal drie weken kan duren, gelet op 11.1 van het Reglement van Orde? Tot slot. Met wie spreekt de verkenner formeel? Ik denk dat het ook goed is om dat vandaag vast te leggen. Klopt het dat dat de Voorzitter van de Eerste Kamer is, de Voorzitter van de Tweede Kamer en de vicevoorzitter van de Raad van State?

Dan de deadlines in het formatieproces.

De voorzitter:
Komt u tot een afronding.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Wat de deadlines van het formatieproces betreft zal ik dan mijn kruit drooghouden. Dat bespreken we dan direct bij het initiatiefvoorstel van de heer Omtzigt.

Voorzitter. Ik wil nog iets zeggen over de vertrouwelijkheid, een van de vier aanbevelingen.

De voorzitter:
Ik geef u nog tien seconden, want u loopt uit.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
De evaluatie schept een transparantieparadox, want het wegvallen van vertrouwelijkheid leidt juist tot vertrouwensverlies. Ik denk dat het heel goed is om hier vanmiddag met elkaar uit te spreken dat de gesprekken vertrouwelijk blijven, maar dat elke fase eindigt met een verslag op basis waarvan we dan het debat met elkaar voeren. In dat verslag moet dan maximale openheid worden betracht.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Michon-Derkzen. De rest moet u maar bewaren voor uw tweede termijn. U heeft een interruptie van de heer Sneller, D66.

De heer Sneller (D66):
Ik ben wel benieuwd naar deze uitwerking. Mijn vraag gaat niet over "wie", maar over "wat" tijdens de verkenningsfase. In de evaluatie en ook in de voorlichting van de Raad van State is veelvuldig te lezen dat het niet over de inhoud mag gaan. Ik hoor mevrouw Michon-Derkzen zeggen dat het wel moet gaan over "wie met wie". Waar ik zelf mee worstel, is hoe je als verkenner of wie dat dan ook moet doen, inzichtelijk kan maken waarom wie met wie wil gaan, zonder het daarbij over de inhoud te hebben. Dat vind ik zo ingewikkeld. Waarom bind je de verkenner als het ware de handen op de rug door vast te leggen dat het niet over de inhoud mag gaan? Ik snap dat dit de vorige keer misschien te veel nadruk heeft gekregen, maar legt mevrouw Michon-Derkzen er ook een soort absoluut verbod op om over de inhoud te praten?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dit is een terechte vraag van de heer Sneller, want het kan niet helemaal niet over de inhoud gaan. Er zijn natuurlijk partijen die ideologisch dichter bij elkaar liggen. Ik denk dat het van belang is dat de verkenner inventariseert voor welke grote uitdagingen we in dit land staan en hoe daarnaar gekeken wordt. Elke partij heeft daar natuurlijk een eigen opvatting over, maar je voelt al snel genoeg of je tot elkaar zou kunnen komen. Het gaat wel om de grote uitdaging om daarbij gemeenschappelijkheid met elkaar te vinden, en ook juist de gemeenschappelijkheid om eruit te willen komen met elkaar.

De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):
Ik concludeer dan dat dit wel een inhoudelijke bespreking is die door de verkenner wordt gevoerd met de fractievoorzitters die langskomen. Misschien dan een vraag over waar mevrouw Michon-Derkzen was gebleven aan het einde van het punt over de vertrouwelijkheid. Klopt het dat bij het verslag ook de geaccordeerde gespreksverslagen van de gesprekken van de verschillende fractievoorzitters met de verkenner gevoegd zijn? Oftewel, is dat verslag iets uitgebreider dan alleen datgene wat de verkenner zelf opschrijft?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Twee dingen. Eerst over de inhoud versus geen inhoud. We moeten hier niet een soort "ik vind je niet leuk" of "het gaat alleen maar puur op de persoonlijke relaties" van maken. Het moet daarom altijd iets over de inhoud gaan, maar niet te diep. Dan de vertrouwelijkheid. Mijn fractie is van mening dat het verslag van de verkenner juist datgene is wat voorligt, maar niet de geaccordeerde gespreksverslagen. Die moeten juist in de boezem van de vertrouwelijkheid blijven. Het is dus aan de verkenner wat hij in het eindverslag opschrijft. Daar hebben we het debat over. Hoewel we net in het interruptiedebatje spraken over de mogelijke rol van het staatshoofd in de verkenning en we daarmee weer naar een ander model gaan, is het juist van belang om dat vooraf helder te hebben en daar niet achteraf weer gedoe over te krijgen.

De voorzitter:
U heeft nog een interruptie van de heer Van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Het is natuurlijk een heel interessant theoretisch debat, van: wie met wie, wel of niet transparant, gaan we wel de inhoud in of niet? Maar ik denk dat echt heel Nederland nu heeft uitgeschakeld. Ik zou de VVD de volgende vraag willen stellen: waarom slaan we de hele verkennersfase niet gewoon over?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Het feit is dat we twee weken nadat er verkiezingen zijn geweest, de nieuwe Kamer installeren. Dat is een feit. We hebben twee weken waarin een nieuwe Kamer nog niet hier zit, nog niet is geïnstalleerd. Dan kunnen we dus twee weken nietsdoen en wachten op de nieuwe Kamer en de nieuwe Kamer op basis van het Reglement van Orde een informateur laten aanwijzen en die opdracht aan diegene laten geven, maar het gaat er nu juist om dat we die periode van twee weken, waarin er natuurlijk al van alles gebeurt, ordentelijk met elkaar regelen. Daar hebben we nu totaal niets voor geregeld. De evaluatie geeft een aantal aanknopingspunten om dat nu juist wel goed te regelen. Ik denk dat dit heel belangrijk is omdat het nu juist zo'n kwetsbare fase is, zoals eerdere sprekers ook al hebben gezegd.

De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Vroeger was de VVD een partij van juist minder regels, minder bureaucreatie, minder ambtenaren, minder overheid. Maar nu gaan we dus die twee weken regelen omdat we denken dat we het zelf niet kunnen regelen. Wat is er mis mee dat de winnaar de telefoon pakt en de nummer twee opbelt en zegt: goh, zullen we eens eventjes een goed gesprek hebben? Dat gebeurde vroeger zo. Ergens is dat misgegaan en nu zitten we met een hele hoop trammelant en een hele hoop regels en dan gaan we een hele middag praten over hoe wel of niet. Het is helemaal niet zo dat er na de verkiezingen niets gedaan mag worden. De winnaar kan gewoon de nummer twee bellen. Wat is daartegen?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik begreep zelfs dat meneer Van Haga de winnaar en de nummer twee al kent, maar laten we daar 22 november even voor afwachten. Daar is niets mis mee, zeg ik richting de heer Van Haga. Maar wat wij in dit huis doen, is iedereen in de gelegenheid stellen om mee te doen aan dat mooie, maar ook spannende formatieproces, vanaf de start. Het is dus niet zo dat degene die wint of degene met de meeste zetels de nummer twee belt en vervolgens even via handjeklap afspreekt: wij doen het wel, verder geen gedoe en weer over tot de orde van de dag. Wat je doet na de verkiezingen is goed kijken naar de uitslag. Welke partijen zijn logischerwijs of misschien juist wel niet logischerwijs tot elkaar veroordeeld? Dat is een precair proces dat je juist netjes moet doen en waarvoor je goed de tijd moet nemen.

De voorzitter:
Tot slot op dit punt de heer Van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Ja, en dit precaire proces is nu al een paar keer precies juist hierdoor uitermate verstoord, met grote schade als gevolg. Het lijkt mij dus beter dat, als Pieter Omtzigt inderdaad de winnaar is, hij dan de nummer twee belt — misschien is dat Dilan Yeşilgöz — en zegt: we gaan het gewoon doen. En dan zonder verkenners en zonder deze hele poespas.

De voorzitter:
Uw punt is helder. Dan is er nog een interruptie van de heer Drost, ChristenUnie.

De heer Drost (ChristenUnie):
Collega Marijnissen werpt het punt van de politieke cultuur op, en daar ben ik het helemaal mee eens. Ik vind eigenlijk dat de bijdrage van de VVD-fractie nu wat diepgang mist op dat punt. We kunnen nog zulke goede regels afspreken — in die zin ben ik het ook gewoon met de VVD-fractie eens; dat moeten we doen — maar als de personen daaromheen allerlei kanten op bewegen behalve transparant zijn over wat ze doen, dan winnen we dat vertrouwen niet terug. Ik ben wel benieuwd hoe de VVD-fractie wat dat betreft terugblikt op 2021, toen dingen fout gingen, en ik ben vooral benieuwd hoe zij dat in 2023/2024 beter gaat doen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank aan de heer Drost voor deze vraag, want nu kan ik dat nog een keer goed zeggen. In mijn ogen is het idee van het debat van vanmiddag juist dat we vooraf met elkaar helderheid scheppen en expliciteren hoe we dat voor ons zien. Wat mij betreft gaan we dat zo breed mogelijk in een motie vastleggen en gaan we niet nu, een week voordat we met verkiezingsreces gaan, nog even het Reglement van Orde al dan niet wijzigen. Dat is waarmee ik mijn bijdrage startte. Vanmiddag legt iedereen op tafel hoe hij of zij het hele formatieproces ziet, zodat we, als we daar eenmaal in zitten, niet weer voor verrassingen komen te staan, zo van "o, ik dacht dat de gespreksverslagen ook openbaar werden", of "o, ik dacht alleen het eindverslag van de verkenner". Dat is wat we vanmiddag doen. In mijn bijdrage heb ik daar nu alle openheid over gegeven. Ik hoop dus dat we, nadat we alles hebben gehoord, daarin met elkaar een gemene deler gaan ontwarren.

De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Drost.

De heer Drost (ChristenUnie):
Wat ik in het antwoord mis, ook nu, is gewoon een open houding, dat wordt gezegd: "Ja, natuurlijk gaat ook de VVD-fractie dat beter doen. Wij geloven in transparantie. Dat is belangrijk als onderlegger voor het vertrouwen van de kiezer, die zo meteen, op 22 november, ons zijn vertrouwen weer heeft gegeven. De eerste stap die de Kamer in een nieuwe kabinetsperiode zet, is de stap van de verkenning en de formatie. Dat moeten we gewoon goed doen. Daar moeten we open over zijn. Dat moeten we op die manier openhouden en daarbij moeten we de burger betrachten." Dat vuur zou ik weleens willen horen van de VVD-fractie.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ja, nou, ik zie dit als een aansporing. Wat de heer Drost graag van mij wil horen, heb ik naar mijn idee ook gezegd. En anders bevestig ik dat bij dezen. Nogmaals, ik denk dat we juist in de tweede termijn met elkaar gaan zien waar de gemene deler zit, zodat we ervoor kunnen zorgen dat we dit allemaal, natuurlijk als individuele partijen en met elkaar als Kamer, zo goed mogelijk doen.

De voorzitter:
Ik dank u voor uw bijdrage namens de VVD. Ik nodig de volgende spreker uit van de zijde van de Kamer, en dat is de heer Sneller van D66.

De heer Sneller (D66):
Dank, voorzitter. Ik moest precies één keer grinniken tijdens het lezen van de evaluatie, en dat was bij de inleiding. Daar stond geschreven: "Slechts één geïnterviewde durfde het aan om over de periode van formeren toch ook iets positiefs te zeggen: 'Toch was het politiek ook weer een ongelofelijk interessante tijd.'" En dan weet iedereen wie dat was.

Voorzitter. Een van de sterke punten van de democratie ligt volgens mij in het vermogen tot zelfcorrectie. Ik denk dat dit debat een belangrijke bouwsteen is om het de volgende keer beter te doen en dat we daar gezamenlijk verantwoordelijkheid voor moeten nemen. Zolang we niet een gekozen premier of een gekozen formateur hebben, zal het altijd een ietwat rommelig proces blijven. Maar het kan wel een stuk beter dan het ging.

Voorzitter. Ik loop gewoon een paar van die dingen af, want ik denk dat het belangrijk is om in de aanloop naar de tweede termijn zo veel mogelijk in de eerste termijn aan te geven hoe je ergens naar kijkt.

Ik begin met de "smal of breed"-vraag voor de verkenningsfase. Ik liet het al even doorschemeren tijdens een interruptiedebat met mevrouw Michon-Derkzen: ik snap de afkeer van de inhoud in die fase niet zo goed. Als je voor de volgende ronde, namelijk de informatie, inzichtelijk wil maken, wil laten zien, waarom je bepaalde keuzes maakt, dan moet je ook iets van inhoud brengen. Dat denk ik inderdaad. "Iets van een probleemanalyse en een oplossingsrichting voor de grote vraagstukken", zoals mevrouw Michon-Derkzen het beschreef, hoort daar dan wel onder te liggen.

Voorzitter. Dat is ook de vraag die ik aan de Kamervoorzitter stel, want die schrijft daar iets over in haar brief van 22 september. Wat mij betreft kan die richting ook zijn dat het eerst wat langer over de manier van besturen gaat voordat we tot een inhoudelijke informatie komen. Dat is op lokaal niveau in verschillende gemeenten gebeurd in het verleden, en dat is daar best goed bevallen. Ik denk dat het, zoals de verhoudingen in de Tweede Kamer op dit moment zijn en waarschijnlijk na 22 november weer zullen zijn, goed zou zijn om ook daar wat langer bij stil te staan, zolang er nog geen nieuwe coalitie is.

Voorzitter. Dan de vraag: wie? Wat mij betreft moeten wij echt niet zwelgen in de onmacht van het parlement om hier goede stappen in te zetten. We zien in de volksvertegenwoordigingen op lokaal en regionaal niveau dat het gewoon kan als we dat goed doen. En ik snap heel goed de behoefte om dat de volgende keer iemand te laten zijn met meer afstand tot de politiek. Ik deel die keuze. Maar ik zou er niet voor kiezen om dat bij een vast ambt neer te leggen, omdat dat ons beperkt. Je weet niet wat de volgende keer de problemen zijn of wat de volgende keer de complexiteit van de uitslag is. Laten we die souplesse en die flexibiliteit behouden. En democratisch vind ik het ook logischer. Tegelijkertijd snap ik ook daarbij wel de behoefte op basis van de ervaringen van de afgelopen jaren om toe te gaan naar iets wat beter is vastgelegd. Wat mij betreft is het de gegroeide praktijk dat de grootste fractie een voordracht doet, en dat het fractievoorzittersoverleg daar naar de nieuwe plenaire verhoudingen in meerderheid een besluit over neemt. Ik denk alleen wel, en daar hoor ik ook graag de Kamervoorzitter over, dat meer transparantie over wat daar gebeurt belangrijk is. Want nu waren er veel mensen die klaagden, achteraf, over wat daar gebeurd was, maar we weten niet of ze hebben ingestemd, of ze daar opmerkingen over hebben gemaakt, of hoe dat nou gegaan is.

Dan heel kort nog de vertrouwelijkheid. Ik denk dat het verslag, dus die goedgekeurde gespreksverslagen, zoals ook lokaal gebeurt, daarbij hoort, voor wat extra context. Maar dan dus wel goedgekeurd door de gesprekspartners. Eventuele memo's die uit de ministeries zijn gekomen, horen daar ook bij. Maar verder moet het inderdaad vertrouwelijk blijven.

Dan wordt er een bureau ambtelijke ondersteuning ingericht, zo schrijft de Kamervoorzitter. Het lijkt mij heel goed om te onderstrepen dat die verkenning iets van het parlement is, door die ook te laten ondersteunen door ambtenaren van het parlement; al is het maar om elke schijn van welke belangenverstrengeling dan ook tegen te gaan.

En ten slotte, voorzitter, denk ik dat het ook goed zou zijn om aan het einde van de formatie hoorzittingen te houden met de kandidaat-bewindspersonen, om ook daar wat meer openbaarheid te betrachten voordat de benoemde bewindspersonen op het bordes staan.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Sneller, voor uw inbreng. U heeft een interruptie van mevrouw Michon-Derkzen, VVD.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dit is het punt dat ik nog had willen maken, dus dat doe ik nu bij interruptie op de heer Sneller. We lezen in de brief van de Kamervoorzitter inderdaad dat er een bureau ondersteuning wordt ingericht. Ik hoorde de heer Sneller ook zeggen dat het goed zou zijn als dat wordt bemenst door ... Ik vind het ingewikkeld om over ambtenaren te spreken, maar dat het vooral door ambtenaren werkzaam bij de Tweede Kamer wordt ingericht in de eerste fase. Maar is wat de heer Sneller betreft dan ook een verandering van personele invulling gaandeweg het formatieproces denkbaar, omdat de verkenningsfase een hele andere fase is dan de informatie- en daarna de formatiefase?

De heer Sneller (D66):
Mijn ideaaltype is dit. De verkenning is helemaal van de Kamer. Dan gaat het langzaam naar iets wat richting de uitvoerende macht gaat. In de informatie heb je een soort gemengde pool, zoals de evaluatiecommissie ook beschrijft, met mensen van Algemene Zaken, Financiën, maar misschien ook iemand van de Kamer. Daar hecht ik minder aan. En uiteindelijk wordt de formatie helemaal door ambtenaren van Algemene Zaken begeleid, omdat het daar uiteindelijk richting de Koning gaat. Dus het lijkt me mooi om die beweging van uitslag Tweede Kamer naar bordes, die een formatie altijd doormaakt, ook te spiegelen in de ambtelijke ondersteuning.

De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Michon-Derkzen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik kan me hier zeer in vinden. Mag ik dan via de heer Sneller ook aan de Kamervoorzitter vragen om hierop nog expliciet in te gaan in haar bijdrage, omdat het van belang is, niet zozeer omdat het over mensen gaat — wat ik ongemakkelijk vind — maar wel voor de positie en de verhoudingen tussen juist de ambtenaren werkzaam bij de Kamer versus de ambtenaren werkzaam op de ministeries?

De heer Sneller (D66):
Ja. En dan nog ten overvloede, want mevrouw Michon-Derkzen weet dit ook: die ambtenaren van Algemene Zaken waren gedetacheerd bij de Kamer, en dus op dat moment ook niet functioneel aangestuurd door de minister-president. Daarom zei ik ook "de schijn" van die belangenverstrengeling, omdat die suggestie mij iets te vaak gewekt werd, en het consequent weerspreken daarvan onvoldoende heeft gedaan om dat beeld weg te nemen.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik zag de Kamervoorzitter knikken dat ze daar zo meteen op ingaat tijdens haar termijn. Dan heeft de heer Drost namens de ChristenUnie nog een interruptie.

De heer Drost (ChristenUnie):
Ja, misschien is het iets van de orde. Komt u met een voorstel over die hoorzittingen? Want u noemde dat in de laatste zin van uw bijdrage. Komt u zo meteen met een concreet voorstel? Want anders heb ik daar namelijk een vraag over.

De heer Sneller (D66):
De heer Klaver, als collega-voorstander van dat voorstel, heeft mij aan het twijfelen gebracht door zijn opmerkingen over één motie, maar dat was wel mijn voornemen toen ik hiernaartoe kwam.

De heer Drost (ChristenUnie):
Oké, dan ga ik daar een vraag over stellen. Ik vraag me namelijk af — ik ben benieuwd gewoon hoe u hiernaar kijkt — of dat niet botst met ons staatsrecht, met ons staatsbestel en met de scheiding der machten. Wij volksvertegenwoordigers worden via de stembus gekozen door het Nederlandse volk, en op voordracht van de formateur worden de ministers benoemd door de Koning. Als je een hoorzitting gaat organiseren, dan gaan die twee dingen door elkaar heen lopen. Hoe kijkt de heer Sneller daarnaar?

De heer Sneller (D66):
Ik hecht wat minder zwaar aan die kritiek, omdat ik denk dat wij uiteindelijk nog steeds onze handen vrijhouden. De kritiek zou zijn dat we minder strak kunnen controleren omdat we iemand al hebben gehoord voor de benoeming en daardoor minder recht van spreken hebben als wij een motie van wantrouwen zouden willen indienen op basis van informatie. De praktijk op lokaal niveau, waar de dualisering nog wat verder is doorgevoerd, is dat de benoeming zelfs gedaan wordt door de gemeenteraad. Dan wordt er ook vaak zo'n hoorzitting gehouden, en ook daar wordt er gewoon heel kritisch gecontroleerd. We moeten niet de suggestie wekken dat wij als Tweede Kamer vervolgens het benoemende instituut worden. Dat blijft bij de Koning liggen. Ik denk echter dat het wel degelijk van toegevoegde waarde kan zijn. Het schuren met het staatsrecht wordt hier wel heel zwaar aangezet.

De heer Drost (ChristenUnie):
Ik deel de mening dat het voordelen heeft en dat het iets moois kan opleveren, maar het gaat mij juist om de zuiverheid van het staatsrecht. Als we willen vasthouden, wat volgens mij ook het geval is, aan de scheiding der machten, denk ik dat we met dit voorstel over een grens gaan. Dat is ook precies mijn kritiek.

De heer Sneller (D66):
Dat valt volgens mij wel mee, maar voor een scheiding der machten — daar begon ik mijn inbreng mee — moeten we voor de gekozen premier gaan. Met een stem op de macht en een stem op de controle van de macht heeft eenieder zijn eigen mandaat. Dat is uiteindelijk hoe het stelsel van de scheiding der machten veel zuiverder kan werken. Het is me alleen nog niet gelukt om voor dat model in de buurt van een meerderheid te komen, maar ik ben blij dat de heer Drost in ieder geval bekent dat hij de scheiding der machten aanhangt.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Van den Brink voordat we ook in die hele discussie komen. Dan zou het een lange middag worden.

De heer Van den Brink (CDA):
De heer Sneller dacht: iedere vernieuwing is een verbetering. Maar laten we het rustig aan doen. Ik had even een vraag over die onvoorspelbaarheid van de formatie en dat dat juist bij u tot de argumentatie leidt om dan de grootste partij gewoon de ruimte te geven. Mijn overwegingen tot nu toe luiden dat juist het vaste ambt voorspelbaarheid en traditie creëert, juist tijdens die beginfase van de verkenning. Dat is mijn analyse waarom ik kies voor het vaste ambt. Juist in die onvoorspelbaarheid in die eerste twee weken zijn vastigheid, traditie en voorspelbaarheid zo nodig. Dus ik was even benieuwd of u daar nog wat verder op in kunt gaan.

De heer Sneller (D66):
Aan de ene kant lijk je daar voorspelbaarheid mee te kopen, maar sommigen opperen bijvoorbeeld dat de vicepresident van de Raad van State het gaat doen. Ik weet niet wie er over 25 jaar zit en ik weet niet wat we er precies mee kopen als we zeggen: dat ambt gaat het doen. Alle bezwaren die wij verder hebben tegen het instituut dat de voorkeur van de heer Van den Brink heeft, zijn bij hem bekend. Tegenover de ogenschijnlijke voorspelbaarheid staat ook het gebrek aan wendbaarheid en flexibiliteit om in te spelen op omstandigheden.

De heer Van den Brink (CDA):
De heer Sneller suggereert dat die verkenning iets van wendbaarheid kent, terwijl het enige gegeven dat we hebben, is dat we twee weken niks weten. Er is nog geen nieuwe Kamer. Het parlement is nog niet geïnstalleerd. Dat is de enige vastigheid die we hebben, en we hebben de verkiezingsuitslag. Er is geen andere situatie denkbaar dan dat. Dus de vraag is: hoe maak je vanuit een hectische campagne, vanuit partijpolitisering, de overgang naar een parlement en de keuze voor een informateur? Dat is eigenlijk het enige, simpele vraagstuk dat we hier nu bespreken.

De heer Sneller (D66):
Het lastige is dat we waarschijnlijk zelfs nog geen verkiezingsuitslag hebben in de eerste periode daarna, maar ik deel dat de hitte eraf moet. Ik denk dat het verstandig is, zoals de Kamervoorzitter schrijft, om in ieder geval op vrijdag in plaats van op donderdag bij elkaar te komen, om de rust wat meer in te bouwen. Ik denk graag mee over hoe we omgaan met de omvang van de verkenningsfase. Denk aan diepgang op de inhoud, waarbij het niet over personen gaat. Het lijkt me heel verstandig om dat soort kaders te bereiken. Maar doen alsof de verkiezingsuitslag een zekerheid is … Het gaat natuurlijk juist om de complexiteit die verscholen ligt in die verkiezingsuitslag, waar je iets mee wilt kunnen doen.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik dank de heer Sneller nogmaals voor zijn inbreng namens D66. Dan is het woord aan de heer Drost, ChristenUnie.

De heer Drost (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Een ketting is zo sterk als de zwakste schakel. In het rapport dat wij vandaag bespreken, blijken wijzelf, de politiek, een zwakke schakel te zijn. Als er iets van fundamenteel belang is voor het functioneren van een democratie, dan is dat de intrinsieke overtuiging van alle betrokkenen dat "openheid" en "transparantie" sleutelwoorden zijn om vertrouwen van burgers te krijgen en te houden. In het geval van een formatieproces is dat vertrouwen nog maar heel recent opnieuw door de kiezer uitgesproken. De formatie van 2021 is vanuit dit oogpunt bezien een donkere bladzijde in het boek van onze parlementaire geschiedenis. Dat is de reflectie die de ChristenUniefractie tijdens het inmiddels beruchte 1 aprildebat van 2021 en ook later in diverse vergaderingen van de commissie voor de Werkwijze heeft neergelegd. Wat ons betreft is een aantal zaken in het formatieproces voor verbetering vatbaar. Vandaag wil ik drie daarvan concreet bespreken. De eerste is: we willen de Koning graag terug als verkenner in het formatieproces. De tweede is: we willen dat de formatie een proces is van alle partijen in dit huis, groot en klein, nieuw en bestaand, coalitie en oppositie. De derde is: we willen dat jongeren een rol krijgen in het formatieproces.

Allereerst over die verkennersfase. In de verkennersfase zien we een groot aantal knelpunten. Het is een proces dat wordt gestart, terwijl de nieuwe Tweede Kamer nog niet is geïnstalleerd, onder begeleiding van een Voorzitter die niet noodzakelijkerwijs terugkeert als Voorzitter. Die knelpunten werden in 2021 nog groter doordat er niet één maar twee verkenners werden aangesteld en doordat de verkennersfase later bleek te gaan over personen, en daarmee al meer weg had van een informatiefase dan van een verkennersfase. Dat vraagt om een verkennersfase die goed wordt afgebakend en om een verkenner die zich strak aan zijn opdracht houdt. Iets wat niet stuk is, hoeft ook niet gerepareerd te worden. Wat de ChristenUnie betreft geldt dat ook voor de verkennersfase. Tot 2012 had ons staatshoofd in het formatieproces een belangrijke rol, wat ons betreft naar volle tevredenheid. De Koning is ervoor opgeleid om onpartijdig te zijn en boven de partijen te staan; precies de eigenschappen die in het formatieproces o zo belangrijk zijn. Wij steunen dus het voorstel om de Koning terug te brengen in dat formatieproces.

Het tweede waar ik bij wil stilstaan, is het feit dat het formatieproces een proces van alle partijen moet zijn, ongeacht of je fractie groot of klein is, voor het eerst of al vaker in de Kamer is gekozen, onderdeel gaat uitmaken van coalitie of oppositie. We hebben allemaal behoefte aan een formatieproces dat zo transparant mogelijk is. Het belang van een zorgvuldig en goed afgebakend proces is cruciaal. Niet voor niets wordt in het evaluatierapport hierover een kritische noot gekraakt. Niet de Tweede Kamer heeft de echte regie over de formatie, maar het machtige deel ervan. Dat moet ons te denken geven. Het kan dan helpen als we als Kamer eens in de zoveel tijd een update ontvangen over de voortgang van de formatie.

De heer Baudet (FVD):
Ik hoor hier een waarde die ik zeer deel, namelijk dat alle partijen zouden moeten kunnen meedoen met het formatieproces of het inspraakproces na verkiezingen. Ik meen tussen de regels door van de heer Drost te horen dat hij er zich zorgen over maakt dat dit nu niet voldoende het geval is. Is dat niet zo omdat het eindpunt een meerderheidsregering is die via een regeerakkoord vier jaar lang gewoon gaat regeren, waarmee de Kamer of in elk geval de oppositiepartijen feitelijk buitenspel staan? Dat werkt natuurlijk al door in de voorfase. Als je partij niet tot het motorblok behoort, kun je wel hoog of laag springen maar weet je dat het eigenlijk niet uitmaakt wat je vindt en wat je zegt, omdat zij toch met elkaar een meerderheid gaan vormen en vier jaar lang hun wil doordrijven. Is dat niet de kern van het probleem?

De heer Drost (ChristenUnie):
Ik denk dat de heer Baudet een kern van een probleem raakt, namelijk dat een meerderheid in de Kamer haar wil gaat doordrijven en geen oog meer heeft voor wensen of opvattingen van de minderheid. Volgens mij is het de kern van een democratie dat er ook ruimte blijft voor minderheden. Daarom zou het goed zijn als er ook in de Tweede Kamer wat dat betreft een behoorlijke basisduale houding zou zijn, waarbij we breed proberen samenwerking te zoeken en voorstellen op hun merites te beoordelen, en we niet bij voorbaat gebonden zijn aan allerlei afspraken in achterkamertjes en dat soort zaken. Dat deel ik helemaal met de heer Baudet.

De heer Baudet (FVD):
Dat is heel mooi, maar dat dualisme ga je natuurlijk nooit krijgen op het moment dat een bepaalde groep partijen samen die regering gevormd hebben en samen verantwoordelijk zijn voor het in stand houden van die regering. Dus dualisme op papier is mooi en goed, maar in de praktijk wordt dat overwoekerd door die politieke partijen die zowel in de regering zitten als in de Kamer. Die hebben als het ware die twee verschillende machten overvleugeld en tot één macht gemaakt. Dat is de kern van het probleem, toch?

De heer Drost (ChristenUnie):
Ook dat deel ik met meneer Baudet. Dat heeft misschien ook met ons staatsbestel te maken en met hoe wij de scheiding der machten uiteindelijk hebben vormgegeven. Daar komt dat vandaan, denk ik.

Maar misschien mag ik daar een persoonlijke ontboezeming aan verbinden. Ik was in 2019 Kamerlid, voor zestien weken, bij Rutte III. Ik was in 2023 voor één jaar Kamerlid, bij Rutte IV. Toch heb ik bij beide kabinetten achter de schermen een substantieel andere werkwijze gezien. Dat werd bij de start van Rutte IV ook met de mond beleden: we gaan voor meer transparantie, voor meer samenwerking en voor een andere bestuurscultuur. Ik heb in 2023 heel wat minder uren doorgebracht in coalitieoverleggen dan in 2019. Dat had hiermee te maken. De beeldvorming is misschien anders geweest, maar ik heb oprecht gemerkt, ook in onze fractie, dat wij openstonden voor voorstellen van welke partij dan ook. Wij keken naar de inhoud. Op die manier hebben we ook geprobeerd om de debatten te voeren. We zijn van plan om dat na 22 november ook weer zo te doen.

De voorzitter:
Tot slot op dit punt, de heer Baudet.

De heer Baudet (FVD):
Dus de heer Drost denkt dat dit een mentaliteitsverandering vergt die het huidige systeem kan genereren? Mensen kunnen dat dus gewoon doen, ook al zal het tegen hun eigen belangen ingaan?

De heer Drost (ChristenUnie):
Ja, dat denk ik. Ik ben ervan overtuigd dat het niet uitmaakt wat voor systeem we hebben, want als daar uiteindelijk niet de zuivere politieke cultuur onder ligt zoals mevrouw Marijnissen die zojuist noemde, ongeacht het systeem dat we met elkaar bouwen en ongeacht de veranderingen die we doorvoeren, dan krijgen we wat we kregen omdat we doen wat we deden.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan dank ik u voor uw inbreng namens de ChristenUnie.

De heer Drost (ChristenUnie):
Ik was nog niet klaar, voorzitter.

De voorzitter:
Excuus. Dat is ook zo. U heeft helemaal gelijk. U heeft nog anderhalve minuut, maar voordat u daaraan begint, heeft mevrouw Marijnissen van de SP nog een interruptie.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Aansluitend hierop en over hoe je in zo'n formatieproces wellicht de minderheid of in ieder geval de partijen die op dat moment niet aan het formeren zijn een belangrijke rol zou kunnen geven. Het is vaker geopperd, maar zou het niet een goed idee zijn om hier op hoofdlijnen debatten te voeren over de hele grote thema's, waarvan je je kunt voorstellen dat de campagne erover zal gaan? Ik noem maar zoiets als de woningnood of de bestaanszekerheid. Zou het niet een goed idee zijn om die debatten hier te voeren, zodat je ook gedurende de formatie een stem kunt geven aan de ideeën die er dan in de nieuw gekozen Kamer zijn? Er is namelijk misschien wel een nieuwe politiek gekozen of een nieuwe richting. Dan kun je dat ook mee laten wegen in die formatie.

De heer Drost (ChristenUnie):
Ik ben even zoekende. Ik kan niet helemaal volgen of mevrouw Marijnissen nu bedoelt om specifiek direct na de verkiezingen altijd zo'n debat te voeren. Mijn collega Bikker heeft onlangs nog samen met de heer Dassen van Volt een voorstel neergelegd waarin dit exact stond: het vaker voeren van dit soort debatten. Ook daarvoor geldt dat we er dan allemaal bij zijn. Dan moeten we dus ook niet langs de waan van de dag zo'n debat voeren. Dan moet ook het vizier op die tien jaar vanaf nu. Ik heb de afgelopen jaren ook debatten meegemaakt, bijvoorbeeld over de ouderenzorg maar ook een aantal andere debatten, die bedoeld waren om ver te kijken, maar waarbij we de helft van het debat toch weer bezig waren met de problemen van vandaag en van morgen. Dan denk ik: dan missen we wel weer de kans om elkaars nieren te proeven over onze visie voor het land over tien jaar.

De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Marijnissen.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Klopt. Daarom sloot ik ook aan op het gesprek dat net gevoerd werd over: als er een kabinet zit, wat kan dan nog de rol zijn van de Tweede Kamer, van een minderheid hier in de Tweede Kamer? Daarom zou ons idee ook zijn om het inderdaad gedurende de formatie te doen. Dat kan na de verkiezingen. Het hoeft niet meteen daags na de verkiezingen, maar niet al te lang na de verkiezingen. Het kan immers zo zijn dat de politieke verhoudingen hier dan veranderd zijn. Dan kunnen er nog bakens verzet worden richting die formatie. We zien namelijk ook dat de realiteit natuurlijk is dat als er een kabinet zit, er dan heel veel dichtgetimmerd is — alle mooi woorden daarover ten spijt.

De heer Drost (ChristenUnie):
Ik sta ervoor open, maar ik denk dat dit best zou kunnen passen in het voorstel dat in het volgende debat op tafel komt, om in het formatieproces volgens mij zeswekelijks met elkaar van gedachten te wisselen. Dan kunnen we met elkaar dus ook over de inhoud en de voortgang spreken. Daarin kunnen we dan misschien ook kaders of richtingen meegeven.

De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.

De heer Drost (ChristenUnie):
Dat ging over regie en transparantie. Ik wil daar direct bij zeggen dat dat wel iets vraagt van zowel de beoogde coalitie- als de beoogde oppositiepartijen. Het vraagt om een beoogde coalitie die transparant is en eerlijk deelt wat er te delen is, en het vraagt om een beoogde oppositie die zich constructief opstelt. Alleen dan is de formatie iets van ons allemaal.

Voorzitter. Last but not least wil ik ook voorstellen om onze jongeren een plek te geven in de formatie. Zij hebben op dit moment geen plek in het formatieproces of aan de formatietafel. Wat de ChristenUnie betreft is dat een gemiste kans. Onze jongeren hebben niet alleen de toekomst; zij zijn de toekomst. De beslissingen die wij in dit huis nemen, maar zeker ook de plannen die worden gesmeed in coalitieonderhandelingen, hebben grote invloed op de toekomst van ons land, op de toekomst van onze kinderen, en dus op toekomstige generaties. Wat de ChristenUnie betreft is het daarom zaak dat we niet alleen over jongeren, maar vooral ook met jongeren spreken in het formatieproces.

De voorzitter:
Ik dacht: ik laat u even afronden.

De heer Drost (ChristenUnie):
Ja, dat doe ik dan even.

Een opsomming van jongeren of jongerenorganisaties is natuurlijk nooit compleet, maar concreet denk ik aan onze politieke jongerenorganisaties, aan jongerenorganisaties die zijn verenigd in Het Jonge Geluid, aan JOB MBO, de jongerenorganisatie die mbo-studenten vertegenwoordigt, en bijvoorbeeld aan Leerlingen Belang Voortgezet Speciaal Onderwijs, LBVSO. Ongetwijfeld zijn er nog meer jongerenclubs die we kunnen uitnodigen. Wat de ChristenUnie betreft gaan we daar niet terughoudend mee om en zijn die gesprekken niet alleen bedoeld voor een mooie foto.

Tot zover, voorzitter.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Precies daar gaat mijn vraag ook over. Op zich ben ik wel een voorstander van jongeren aan tafel. Wij zeggen ook dat je de mensen om wie het gaat aan tafel moet uitnodigen. Als het over studenten gaat, nodig je dus studenten uit aan tafel. Maar waar is de grens? Want jongeren hebben overal wel mee te maken en zitten in allerlei organisaties. Hoe groot laat je die tafel dan zijn? Wie ga je uitsluiten als je een grens trekt? Ik vind het een sympathieke motie. Ik heb ook graag jonge boeren aan tafel die een toekomst willen in de agrarische sector, en natuurlijk ook studenten of jonge mensen uit de zorg. Maar het is zo breed. Ik ben dus een beetje benieuwd naar de definitie van "jongeren aan tafel". Nogmaals, waar je een grens zet, sluit je dus ook mensen uit. Wie wel en wie niet? Kan de heer Drost daar wat over zeggen?

De heer Drost (ChristenUnie):
Ik denk dat het doel is om met de inwoners van Nederland te spreken over de plannen die je met elkaar smeedt. Volgens mij staan wij helemaal aan dezelfde kant. Ik denk dat het eerlijk is om te zeggen dat je aan formerende partijen moet overlaten wie ze willen uitnodigen. Je kunt niet het hele land aan tafel uitnodigen, ook al zou je dat willen. Het is ook eerlijk om te zeggen dat de formerende partijen uiteindelijk gaan over de inhoud en over hoe ze daar verder vorm aan geven. Je moet daarin dus een keuze maken. Ik zie daar geen belemmeringen in. De formerende partijen hebben de afgelopen keer ook gesproken met partijen. Dat gaat om onze vaste adviserende partijen, maar ook andere mensen worden aan tafel uitgenodigd om hun visie te geven op een specifiek onderwerp. Denk aan jonge boeren. Ik noemde LBVSO, bijvoorbeeld. Dat zijn partijen die specifiek voor bepaalde onderwerpen zouden kunnen worden gevraagd om hun input te leveren. Ik denk dat het belangrijk is dat we laten merken dat we jongeren zien en dat we ze de ruimte willen geven om hun input te geven.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik vind dit toch lastig. Ik wil die motie op zich best wel steunen, maar ik ben bang dat het dan te smal of te breed wordt. Als de heer Drost die motie indient, zou ik dus wel graag een soort kadering willen zien, ook om ervoor te zorgen dat jongeren straks niet teleurgesteld zijn omdat we ze valse hoop geven. "O, we komen aan tafel." "O, sorry, jij nou net niet." "Wie heeft dat besloten?" "Dat hebben de formerende partijen besloten." Ik ben dus bang dat het een "iedereen is verantwoordelijk, niemand is verantwoordelijk"-motie wordt. Dat zou ik de heer Drost nog even willen meegeven. Als we zoiets voorstellen, laten we het dan duidelijk afkaderen, zodat formerende partijen een handvat hebben voor hoe ze het kunnen doen; of niet, dat kan natuurlijk ook.

De heer Drost (ChristenUnie):
Ik ben zeker bereid om daar met mevrouw Van der Plas over te spreken en om te kijken of we dat samen tot een goed einde weten te brengen. Wat mij betreft is hiervoor nog een ander punt van belang. Dat is misschien heel fundamenteel. Namelijk: het moet transparant zijn wat wie dan ook in zo'n formatieproces aan tafel heeft ingebracht en wat we daarmee hebben gedaan, gewoon om belangenverstrengeling en achterkamertjespolitiek tegen te gaan. Wees gewoon open over wat de organisaties hebben ingebracht en wees als politiek eerlijk over wat je hebt gedaan. Als een jongerenorganisatie een bepaald idee heeft neergelegd, kan het antwoord ook nee zijn. Nee is ook een antwoord, maar het is wel een eerlijk antwoord. Ik denk dat we op die manier met elkaar moeten omgaan.

De voorzitter:
Tot slot op dit punt, mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Kijk, bij de vorige formatie, en natuurlijk altijd bij alle debatten, werden we als Kamerleden "bedolven", hoor ik collega's hier achter me zeggen, onder input van allerlei organisaties. Daar ben ik altijd hartstikke blij mee, want die geven ons ook praktische informatie en die stellen vragen die wij misschien nog niet zozeer in het hoofd hadden. Daar hebben wij dus heel erg veel aan. Dat heb je bij een formatie ook. Dan krijg je gigantisch veel input, ook van jongeren, van jongerenorganisaties, jonge boeren, studenten, de klimaatbeweging en noem maar op. Die neem je natuurlijk mee. Als partij neem je die input mee. Zou je dan naar aanleiding van die input — de jongerenorganisaties die dat doen, doen dat al heel actief en heel proactief — niet beter kunnen zeggen dat je het aan de formerende partijen overlaat om bijvoorbeeld een extra tafel te organiseren met de jongeren, van hun keuze dan, om verder te praten? Ik zit ook een beetje te zoeken, hoor.

De heer Drost (ChristenUnie):
Ik merk het en ik probeer u tegemoet te komen. Alleen, dit geldt voor iedere inbreng die wij krijgen. Uiteindelijk maak ik nu de keuze, voordat we de keuze moeten maken met z'n allen na de verkiezingen, om te zeggen voor specifiek jongeren: dat doen we gewoon. Die tafel moeten we gewoon neerzetten en we moeten ze eraan uitnodigen. In die zin maak ik onderscheid tussen al die bergen van input die wij iedere dag krijgen. Wij krijgen namelijk voor ieder debat input via mails en belletjes. U waarschijnlijk ook. Dat zijn mensen die de weg naar ons weten te vinden om input te leveren. Dat is enorm waardevol en dat helpt ons om onze mening goed aan te scherpen. Ik hoor echter ook weleens de kritiek: ik stuur een mail en ik krijg een automatisch antwoord terug; ik weet niet wat ermee gebeurd is. Laten we voor jongeren nou zeggen dat we ze uitnodigen en dat we ze gewoon antwoord geven.

De voorzitter:
Ik had al "tot slot" gezegd. Er zijn er best een aantal sprekers. Gelet op de tijd kunt misschien in aanloop naar de tweede termijn reflecteren daarop, omdat de motie ook nog niet is ingediend.

Dan geef ik nu het woord aan de heer Klaver voor een interruptie. Ik zie dat mevrouw Van der Plas nog graag wil interrumperen. Ik zou haar willen vragen om hier zo meteen verder over te spreken. De motie is nog niet ingediend, dus ik geef nu het woord aan de heer Klaver. Mevrouw Van der Plas, ik ben tegen iedereen streng geweest met drie keer, ook tegen mevrouw Marijnissen net. Dat ga ik ook bij u doen. Anders duurt dit weer langer. Dan geef ik u de gelegenheid, maar na de derde keer is het gewoon klaar. Dat geef ik meteen aan. Dan gaan we ook door. Nu duurt dit debat alweer langer dan dat ik u het woord geef. U krijgt kort het woord om af te sluiten. Ik doe de oproep aan de heer Drost om het niet allemaal te gaan herhalen en het straks te doen tussen de indiening van de tweede termijn.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik was inderdaad nog niet klaar met wat ik wilde zeggen. Het punt is namelijk dat als je zo'n motie indient over jongeren aan tafel en je het als fractie gaat afwegen van "dan worden er ook mensen uitgesloten, dus ik stem maar tegen die motie", je natuurlijk krijgt: o, ze willen geen jongeren aan tafel. Dat is natuurlijk niet het geval. Je doet dat omdat je denkt: wie dan wel en wie dan niet? Dan zegt een rechtse partij bijvoorbeeld: die linkse rakkers wil ik niet aan tafel hebben. Of dan zegt een linkse partij: die rechtse jongeren mogen niet aan tafel. Dan krijg je een heel raar iets. Daarom wil ik een beroep doen op de heer Drost om dat af te kaderen en niet gewoon "jongeren aan tafel", want daar kan niemand tegen zijn.

De voorzitter:
Uw punt is helder. Ik geef nu het woord aan de heer Klaver van GroenLinks voor een interruptie.

De heer Klaver (GroenLinks):
Ook hier hoop ik dat we niet zomaar moties gaan indienen, maar eerst eens met elkaar kijken waar echt draagvlak voor is en wat we kunnen doen. Dat gezegd hebbende, ik heb een aantal keren aan de formatietafel mogen zitten en ik heb gezien dat er iedere keer meer mensen worden uitgenodigd. Ik weet niet per se of dat een verrijking was van het formatieproces of dat dat het juist ingewikkelder maakt. De verwachtingen zijn torenhoog. Als we het hebben over "formeren is faseren": de fase van alle gesprekken met iedereen en de input is nu geweest door politieke partijen in de verkiezingsprogramma's. Daar wordt nu een politieke strijd over geleverd. Dan is er een uitkomst van verkiezingen en vervolgens is er dan een formatie. Ik hoop dat er een regeerakkoord uit komt dat de ruimte geeft aan ministers om een uitvoeringsprogramma te maken. Bij die uitvoering lijkt het me heel goed om allerlei verschillende partijen aan het woord te laten, of het nou belangenorganisaties zijn of uitvoerders en dergelijke. Ik vind de argumentatie een beetje dun als je zegt: ik krijg klachten van mensen dat ze wel een mail sturen maar soms een automatisch antwoord terugkrijgen. Daar is volgens mij een heel goed alternatief voor, namelijk tegen politici zeggen dat ze hun mail moeten beantwoorden, maar niet in de formatie iets helemaal optuigen. Het gevaar dat nu zou kunnen ontstaan, is dat het lijkt of er partijen zijn die wel bepaalde mensen aan tafel willen en partijen die dat niet willen, terwijl dit debat wat mij betreft gaat over de vraag: hoe richten we een formatieproces in dat ons binnen afzienbare tijd een nieuw kabinet voor Nederland geeft?

De heer Drost (ChristenUnie):
Ik wil geen schisma in de Kamer creëren op dit punt. Laten we proberen er met elkaar uit te komen. Het zou het mooist zijn als dat breed lukt. Dat stelde u eerder ook al voor. Dat geldt voor dit punt ook. Daar sta ik helemaal voor open. Ik merk wel bij iedereen de wil om naar jongeren te luisteren. Dat was het punt dat ik wilde maken. Het dilemma herken ik helemaal. Er heeft weleens iemand tegen mij gezegd: ik heb op jou gestemd en jij hebt de verantwoordelijkheid genomen om de keuze te maken; waarom heb je me nou dan weer nodig? Dat is wat sommige mensen zeggen. Het dilemma is in hoeverre je naar iemand moet luisteren, wat de input is en wat je daarmee doet, terwijl we ook onze eigen verantwoordelijkheid hebben gekregen omdat we gekozen zijn. Dat is in het formatieproces misschien wel extra aanwezig. Dat deel ik dus helemaal met meneer Klaver.

De voorzitter:
Dank u wel. We kijken uit naar hoe het loopt in de tweede termijn. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van den Brink van het CDA.

De heer Van den Brink (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Op de valreep, voordat deze Kamer met verkiezingsreces gaat, bespreken we de noodzaak van spelregels voor de toekomstige formaties. Dat dit nodig was na de moeizame formatie van 2021 blijkt ook uit de verrichte evaluatie, de brief van onze Voorzitter en de voorlichting van de Raad van State. Alle drie onderstrepen ze de noodzaak van duidelijkheid en helderheid. Sinds 2012 ligt in de formatie de regie namelijk bij de Tweede Kamer, maar, zo staat ook overal beschreven, er bestaat geen eenduidige opvatting over hoe die regierol moet worden ingevuld.

Niet iedere vernieuwing is een verbetering, zullen we maar zeggen. Soms is het belangrijkste besluit dat je kunt nemen het terugdraaien van iets wat niet werkt. Gelukkig doen we dat ook als Tweede Kamer. Neem bijvoorbeeld de fraudewet uit 2012, het leenstelsel of de volkshuisvesting in plaats van de woningmarkt. Dat zijn allemaal onderwerpen waarop de Tweede Kamer een verkeerde afslag nam. Dat hebben we hersteld door het terug te draaien. Het staatshoofd, de Koning, uit de formatie halen hoort in dit rijtje thuis. Het was de verkeerde afslag wat het CDA betreft.

Want tot aan de installatie van de nieuwe Tweede Kamer, die een informateur kan benoemen, is er juist behoefte aan afkoeling na een hectische politieke campagne, en niet aan verdere partijpolitiek. We hebben behoefte aan een gelijk speelveld voor bestaande partijen en voor nieuwe partijen, klein of groot. Ook hebben we behoefte aan een onpartijdig en daarmee boven de partijen staand constitutioneel ambt, dat partijen kan ontvangen, waarbij iedere partij haar duiding van de verkiezingsuitslag en haar voorkeur voor een informateur kan doorgeven aan dat ambt. De noodzaak hiervan is groot, omdat het risico bestaat dat formaties voortgezette verkiezingscampagnes worden en de Kamer als instituut uiteenvalt in partijbelangen. Of zoals Tjeenk Willink het formuleerde: partijpolitisering overheerst de bedoelde parlementarisering van het formatieproces. De start van de formatie vraagt juist om bovenpartijdigheid, zodat dit proces goed van start gaat.

De evaluatiecommissie zegt hierover: terugkeer naar een regierol van de Koning, de enige die wel beantwoordt aan het criterium, is voor de meeste betrokkenen een gepasseerd station. Dat geldt niet voor het CDA. Wij omarmen deze conclusie ten volle. Het staatshoofd, onze Koning, is bij uitstek het ambt dat hiervoor geschikt is. Daarom is het CDA er voorstander van om de verkenningsfase te beleggen bij de Koning. We hebben een nieuwe traditie nodig, die niet meer partijpolitiek van aard is, maar die voorspelbaarheid en herstel van vertrouwen creëert.

De Koning kan de fractievoorzitters horen, zodat zij hun duiding van de verkiezingsuitslag kunnen geven en hun voorkeur voor een informateur kunnen uitspreken. Het debat dat wij hier voeren, voeren we dan enkel op basis van de adviezen die zijn gegeven door de fractievoorzitters en de voordracht van een informateur. Met de Koning in de verkenningsfase wordt de hectiek uit de overgang van verkiezingen naar formatie gehaald. Het waarborgt dat elke stem in het parlement gehoord wordt, in plaats van dat dit afhangt van de invulling van de positie van de verkenner door de grootste partij. En nee, dit is geen stap terug in de tijd. Het is een stap vooruit in de bescherming en versterking van onze democratie in een versplinterd politiek landschap.

Daarnaast is er nog één andere belangrijke aanbeveling uit de evaluatie die om een reactie vraagt, die wij hier willen geven. Formeren gaat over partijen die werken aan vertrouwen en de politieke wil hebben om verantwoordelijkheid te nemen voor ons landsbestuur. Dat kan alleen maar als de vertrouwelijkheid consequent in acht wordt genomen. Het CDA is dat volledig eens met de evaluatiecommissie en zou ook willen dat we dit de komende formatie weer herstellen, zoals we dat in het verleden ook hebben gehanteerd.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van den Brink, voor uw inbreng namens het CDA. Ik zie geen interrupties, dus dan nodig ik de volgende spreker van de zijde van de Kamer uit. Dat is de heer Klaver van GroenLinks.

De heer Klaver (GroenLinks):
Voorzitter, dank. Allereerst heel veel dank aan de evaluatiecommissie voor het opstellen van het uitermate goed leesbare rapport. Dat is ook weleens anders met evaluaties. Het was heel goed leesbaar en volstrekt helder.

Voorzitter. Ik heb het al gezegd: wat mij betreft moet dit een debat zijn dat we echt als parlement voeren, waar het even niet gaat over politieke kleuren of onze eigen voorkeuren, maar waar we echt tot iets komen dat gezamenlijk en gedragen is. Dat is volgens mij de enige manier om een goed formatieproces te hebben. Het is misschien wat kort op de verkiezingen. Dat zeg ik mijn collega van de VVD na. Maar het is nog altijd beter dan de dag na de verkiezingen dit debat met elkaar te hebben, want nu hebben we allemaal nog geen belang. We denken allemaal dat we die verkiezingen gaan winnen, maar zeker weten doen we het niet. Dat brengt ons in een positie waarin we met enige terughoudendheid, maar ook met verantwoordelijkheidsgevoel kijken naar hoe we dit proces nou precies vormgeven.

Een aantal zaken. Allereerst ben ik het er heel erg mee eens dat formeren faseren is. Die eerste fase, die verkenningsfase, is de vorige keer gewoon misgegaan. Wat je ziet bij politici, ook bij mijzelf, is dat ze een enorme haast na de verkiezingen voelen, al dan niet gehinderd door een enorme stoot adrenaline in je lijf door zo'n campagne. Ze willen vaart maken. In het vaart maken en maar snel door willen neem je niet de tijd om even van de verkiezingsmodus en het uitvergroten van de verschillen te gaan naar hoe je nou eigenlijk die verschillen overbrugt. Daar gaat een formatiefase over. Daarom denk ik dat het goed is om de periode van die verkenningsfase ook echt daarvoor te nemen, om lijsttrekkers die bekaf zijn een beetje de tijd te geven om te herstellen. Ik denk dat iets pauzeren in de eerste twee weken zorgt voor een vlot verloop van de rest van de formatie.

Persoonlijk ben ik er geen voorstander van om de Koning terug te halen naar die verkenningsfase. Ik denk dat dat ook niet nodig is. Ik denk dat je daarmee niet de fouten oplost die de vorige keer zijn gemaakt. Ik denk wel dat het goed zou kunnen zijn om te kijken of je een vast ambt zou kunnen benoemen. Dat zou in ieder geval voor deze keer kunnen en hoeft niet voor de eeuwigheid en de oneindigheid, amen. Mijn fractie zou bereid zijn om daarnaar te kijken, zonder dat we nog weten wie de grootste wordt. In dit geval zouden we de vicevoorzitter van de Raad van State kunnen vragen om deze verkennende rol op zich te nemen. Dat mag dan wat mij betreft wel gaan zoals dat ging toen de koningin de formatie nog deed. In alle eerlijkheid — ik wil hier graag een reactie op van de voorzitter — is het rondje fractievoorzitters de dag na de verkiezingen echt verschrikkelijk. Dat vind ik nou niet het hoogtepunt van de democratie of iets dergelijks. Er is ook niemand bij. Het is achter de schermen. Het is helemaal niet transparant. Dan heb ik liever dat iedereen gewoon op bezoek gaat bij die verkenner en dat daar de verslagen van worden gedeeld.

Dan de termijnen. Een advies van de evaluatiecommissie vind ik echt belangrijk: leg bij de opdracht aan de informateur vast hoelang die verschillende fasen mogen duren en ook op welke momenten er verantwoording wordt afgelegd aan het parlement. Dat is gewoon niet goed gegaan. Ik heb er zelf ook weleens aan tafel gezeten en je merkt dat je dan toch denkt: nou, het komt me eigenlijk wel goed uit om nu niet het parlement te informeren. Dat is gewoon niet juist. Dat is misschien wel politiek handig, maar niet juist.

Tot slot. De tijd loopt namelijk door. Althans, nog twee zaken. De ambtelijke ondersteuning. Ik wil hier gezegd hebben dat de ambtelijke ondersteuning door de ambtenaren van het ministerie van Algemene Zaken die gedetacheerd zijn bij de Tweede Kamer uitmuntend is. Daar heb ik niks op aan te merken. Iedere insinuatie dat wat er mis is gegaan in de vorige formatie komt door deze ambtenaren werp ik echt verre van me. Ik heb het van dichtbij mogen meemaken. Dat is gewoon niet het geval. Die doen dat buitengewoon professioneel. Wat mijn fractie betreft is het ook prima dat zij dat ook de komende formatie weer blijven doen. Tegelijkertijd begrijp ik het als we zeggen dat we dit helemaal als parlement willen doen. Dan ben ik wel benieuwd op welke wijze de Voorzitter ernaar kijkt. Ik denk dat het nu te kort dag is om dit allemaal naar het parlement toe te trekken. Maar als we dit echt willen, moeten we daar serieus werk van maken voor misschien weer een volgende verkiezing. Daar staat mijn fractie voor open, maar voor deze verkiezingen zou ik het absoluut niet doen. Ik sluit me wel aan bij de heer Sneller. Wellicht dat er in die verkenningsfase wel meer een rol is weggelegd voor het parlement. Ik denk dat je die twee dingen best goed uit elkaar kunt trekken.

Helemaal tot slot.

De voorzitter:
U heeft al voor die "tot slot" een interruptie. Mevrouw Michon-Derkzen, VVD.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ja, op het punt van de ambtenaren. Ik dank de heer Klaver voor zijn treffende woorden over de ambtenaren van AZ. Ik zou hem het volgende willen vragen. Mijn insteek is: wat heb je wanneer nodig? Juist in de informatiefase kan ik me heel goed voorstellen dat je met ambtenaren van AZ en van andere ministeries werkt, omdat je dan natuurlijk zo inhoudelijk de diepte ingaat. Ik hoor de heer Klaver zeggen dat het wellicht op termijn wel kan met ambtenaren van de Tweede Kamer, maar het gaat me nou juist eigenlijk om de expertise die je in die fase nodig hebt. Daar ligt het voor de hand dat je veel gebruikmaakt van de ambtenaren van de ministeries. Is de heer Klaver dat met mij eens, juist voor die informatiefase?

De heer Klaver (GroenLinks):
Ja, zeker. Ik ben het daar absoluut mee eens. Er moet informatie uit die ministeries komen. Het is logisch dat het op dit moment bij Algemene Zaken ligt, omdat het de taak is van mensen die normaal als raadsadviseur functioneren. Zij zijn nu secretarissen van de formatie. Dat is echt een andere rol, maar zij kunnen die sleutelpositie hebben. Ik ben daar voor. Tegelijkertijd wordt er al heel lang over gesproken — los van de vorige formatie — of het parlement dat niet beter zelf zou kunnen doen. Als je dat echt zou willen, dan moet je dat serieus onderzoeken en kijken op welke wijze je dat zou kunnen verankeren. Dan kun je afwegen wie dat doet. Ik zou het mooi vinden als dat vanuit het parlement gebeurt. Ik denk alleen dat het nu onverantwoord zou zijn om te doen. Ik ben er nu dus niet voor. Maar dit blijft terugkomen. Dan denk ik: onderzoek het dan een keer goed, neem er de tijd voor en bepaal welke voorwaarden ervoor zijn. Dan kun je afwegen hoe je het een volgende keer wilt doen. Hopelijk duurt het dit keer gewoon vier jaar.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Zit het 'm er juist niet in dat het altijd weer gaat over het al dan niet onafhankelijk zijn van de betrokken ambtenaren van de ministeries? Moeten we ons dan niet nog meer buigen over de positionering van de expertise die we nodig hebben van de ministeries in dat formatieproces? Komt het daar niet vandaan?

De heer Klaver (GroenLinks):
Nee, nee, helemaal niet. Ik sta voor al die ambtenaren. In alle eerlijkheid, als zij het ook de komende zes formaties doen, komt het inhoudelijk goed. Daar zit het punt niet. Maar we willen de positie van het parlement zo sterk mogelijk maken. Daar kan bij horen dat je vraagt: kunnen we dat niet ook zelf organiseren? Als dat niet kan, is dat geen schande. Dan moet je het niet doen. Dat heeft niets te maken met de positie van de ambtenaar. Misschien mag ik nog één ding vertellen vanuit mijn ervaring. Het maakt eigenlijk niet uit welke ambtenaren je tegenover je hebt. Als je informatie opvraagt bij een ministerie is het nogal afhankelijk van welke minister er zit hoe snel informatie komt en welke informatie er komt. Dat heeft echt niets met die ambtenaren te maken. Ik zou het heel goed vinden als in zo'n informatiefase alle informatie die wordt opgevraagd ongezien door ministers naar de formatietafel wordt gestuurd. De verschillen die ik heb gezien, hadden meer te maken met verschillende bewindspersonen op departementen dan met de ambtelijke ondersteuning. Die ondersteuning is gewoon goed. Punt.

De heer Drost (ChristenUnie):
De heer Klaver zei zojuist dat hij wel bereid was om voor de verkenningsfase te kijken naar een vast ambt. Volgens mij was dat zijn bewoording. Waarom kijkt hij dan niet naar het staatshoofd, maar noemt hij wel specifiek de vicevoorzitter van de Raad van State als optie? Wat drijft hem tot die keus?

De heer Klaver (GroenLinks):
Omdat we in de Kamer nog niet zo heel lang geleden afscheid hebben genomen van de Koning in deze rol. Mijn partij staat nog steeds achter die keuze om hem die rol te geven in de formatie. Waarom ik nu specifiek de vicevoorzitter van de Raad van State noem, is omdat ik alle vaste rollen die we hebben, probeer af te pellen. Dit lijkt mijn fractie de meest logische optie. Maar het is niet in beton gegoten. Het lijkt ons logischer dan andere voorzitters of presidenten van Hoge Colleges van Staat en logischer dan de Voorzitter van de Tweede Kamer en al helemaal logischer dan die van de Eerste Kamer. Het is een soort van afvalrace, zeg ik met heel veel respect voor het ambt van de vicepresident. Maar dat is waarom wij ons er iets bij kunnen voorstellen. Waarom ik het ook benoem, is omdat ik me ook kan voorstellen dat de grootste partij iemand aanwijst. Dat is ook werkbaar, maar er leeft een breed ongemak in de Kamer of dat wel zo verstandig is. Als we dan toch ergens moeten landen, dan zou dit iets kunnen zijn waarin we ons van links tot rechts kunnen vinden. Ik denk dat het belangrijker is dat we het allemaal eens zijn over de manier waarop we dit doen en dat je daarmee de politieke angel eruit haalt. Dat is beter dan dat we straks met 76 zetels iets erdoorheen duwen. Dat is echt funest.

De heer Drost (ChristenUnie):
Mijn fractie heeft zeker nog geen afscheid genomen van de Koning en op ons verlanglijstje staat de vicevoorzitter van de Raad van State ook heel hoog. Op één punt gaat ons staatshoofd daar nog overheen en dat is "het boven de partijen staan". Hij is per definitie onpartijdig en heeft geen partijverleden of wat dan ook. Ik ben benieuwd hoe de heer Klaver dat punt weegt.

De heer Klaver (GroenLinks):
Dat is waar. Het lastige van welk ambt dan ook is dat het uiteindelijk wordt ingevuld door een persoon. Ik ga niet zeggen wie er de vorige keer slecht heeft gefunctioneerd, maar laat ik het volgende zeggen. Er wordt geadviseerd: neem iemand met afstand tot de dagelijkse politiek, iemand die al wat langer weg is. Ik deel dat op grote lijnen. Ik kan echter zo tien mensen noemen die daaraan voldoen, maar waarvan ik toch zeg: totaal niet kiezen. Wouter Koolmees — ik zal een positief voorbeeld noemen — had ik het zo toevertrouwd, in alle eerlijkheid. Dat is iemand die nog dicht bij het politieke proces staat. Ik snap ook dat hij te maken heeft met allerlei schijn van partijdigheid en dat hij van een bepaalde politieke kleur is, maar hij is gewoon een vakkundig iemand. We kunnen ook een staatshoofd treffen dat het allemaal wat minder scherp op een rijtje heeft, zodat er ook fouten worden gemaakt.

Ik snap dat een ambt uitstraalt dat het boven de partijen staat, maar datzelfde geldt uiteraard voor de vicepresident van de Raad van State. Sterker nog: ik denk dat die een ambt bekleedt waarin hij wordt geacht boven de partijen te staan. Op het moment dat hij dat niet doet, heeft hij een groot probleem. Ik denk dat dat een heel goede fail-safe is om te zorgen dat zo iemand echt kijkt naar het grote belang en niet naar het partijpolitieke belang.

De heer Drost (ChristenUnie):
Ik wil absoluut niets afdoen aan de onpartijdigheid van de vicevoorzitter van de Raad van State. Ik heb daar groot vertrouwen in, zeker weten. Alleen, als het gaat om afvaardigingen van partijen — de heer Klaver noemde de grootste partijen — dan rammelt de argumentatie van de heer Klaver een beetje. Dan kunnen er ook politieke afwegingen meespelen. Dat moet je juist voorkomen in de verkennersfase. Daarom moet het volgens mij een persoon in een ambt zijn waarover wij het unaniem met elkaar eens zijn dat we die kunnen aanwijzen. Wat ons betreft is dat de Koning.

De voorzitter:
Uw punt is helder. Meneer Klaver, wilt u daarop reageren, of ga ik naar de volgende interruptie?

De heer Klaver (GroenLinks):
Nee, volgens mij kunt u naar de volgende interruptie.

De heer Van den Brink (CDA):
Ik wil nog even door op dit punt. Het mooie is eigenlijk wel dat ook de heer Klaver zegt dat het ambt belangrijk is. Dat heeft tenminste zijn voorkeur boven de grootste partij. Daarna zegt hij: ik hoop niet dat we met 76 leden toch uitkomen op de optie van de Koning. Tegelijkertijd stel ik vast dat het ambt van vicevoorzitter en het ambt van Koning dicht bij elkaar liggen. Mag ik meegeven dat er dan allerlei partijen zijn die eigenlijk willen dat de Koning helemaal terug in de formatie komt? Ook wij hebben ons ontwikkeld, zou ik willen zeggen.

We hebben het met name over de verkenningsfase. Dat doet dus geen afbreuk aan de 2012-keus om de regie naar de Kamer te halen. Immers, de Kamer blijft degene die de informateurs benoemt, dus daarmee blijft de Kamer de regie houden. Het gaat enkel en alleen over de verkennersfase. Is er dus nog iets van ruimte, na afgelopen weekend, zou ik bijna willen vragen, of is dat echt onmogelijk?

De heer Klaver (GroenLinks):
Mijn partij is volstrekt helder. Die heeft ervoor gekozen om in haar programma te zetten dat we van de monarchie af moeten. Maar zolang de monarchie er is, is die onderdeel van ons staatsbestel. De heer Sneller heeft het er heel moeilijk mee dat het nog niet is gelukt om daarvanaf te komen, maar daar hebben we mee te dealen.

Als ik jullie vraag dat er altijd ruimte moet zijn, moet ik die ruimte ook bij mezelf houden. Ik vind de keuze voor de Koning niet de meest logische optie, omdat ik vind dat we daarmee afbreuk doen aan het parlement. Alsof we terug moeten vluchten naar de Koning omdat het niet anders zou kunnen. Ik ben er niet van overtuigd dat je per se de Koning nodig hebt om te voldoen aan de voorwaarden die we eigenlijk allemaal schetsen. Daarmee denk ik dat we nog andere kansen hebben voordat we naar die optie terug zouden moeten.

De voorzitter:
Dank u wel. U hebt nog een interruptie van de heer Bisschop van de SGP.

De heer Bisschop (SGP):
Om de gedachtevorming van de heer Klaver nog wat te ondersteunen: ik wijs erop dat in het degelijke advies van de Raad van State door de geïnterviewden zelf ook gesignaleerd wordt dat de optie van de vicepresident van de Raad van State inderdaad dichtbij de optie van de Koning komt. Alleen wordt in dat advies wel gezegd: "Functionarissen, zoals bijvoorbeeld een vicepresident van de Raad van State, zijn politiek gekleurd en in die zin dus niet werkelijk neutraal zoals de Koning". Misschien is het mogelijk om dat stapje te maken. Het gaat mij niet, zoals ik al in mijn bijdrage heb gezegd, om de Koning, maar om het staatshoofd. In die zin zou dat misschien tot een toenadering kunnen leiden.

De heer Klaver (GroenLinks):
In dezen is het staatshoofd de Koning. Ik begrijp de beweging die wordt gemaakt. Misschien mag ik daar één ding op terugzeggen. Zonder op enigerlei wijze afbreuk te willen doen aan het proces destijds: toen de koningin nog een rol daarin had, zijn de formaties ook niet allemaal goed gegaan. Dat is eigenlijk nooit de schuld geweest van de koningin, noch van allemaal informateurs die ik heb gezien. Ook deze formatie — ik zeg dit zo vriendelijk mogelijk — was een emotionele puinbak van de mensen die daar aan tafel zaten. Ik zal er niet verder over uitweiden, maar mijn mond viel soms open van de wijze waarop er met elkaar werd omgegaan daar aan tafel. De Koning had daarin ook niet het verschil kunnen maken.

Welk proces we ook kiezen: wij zijn zelf verantwoordelijk voor wat hier gebeurt. Ik wil dat we dat heel goed tot ons door laten dringen. Als partijleiders slecht in hun vel zitten, als zij boos zijn op elkaar of als zij in de afgelopen periode moeilijke dingen met elkaar hebben gedaan, die niet zijn verwerkt, dan is dat vragen om ellende. Dat gaat een koning of een vicepresident niet herstellen; niemand gaat dat herstellen. Ik vind dat wij veel meer zelf de verantwoordelijkheid daarin moeten voelen. U heeft dus gelijk, meneer Bisschop. Het staatshoofd is per definitie neutraal; dat snap ik. Maar dat is geen garantie om de problemen die we zijn tegengekomen, te voorkomen.

De heer Bisschop (SGP):
Zeker. Ik denk dat terecht de vinger wordt gelegd bij het gegeven dat het ook een kwestie van cultuur en van omgangsvormen is. Hoe ben je het met elkaar gewend en wat beoog je? Absoluut. Dat kun je door welke regelgeving dan ook of welke structuur je dan ook kiest nooit ondervangen. Dat is wel degelijk een punt. Maar je kunt wel correcte en politiek constructieve omgangsvormen met elkaar bevorderen door een goede structuur. Daarom is het buiten de Kamer beleggen van die allereerste fase, als er nog net geen Tweede Kamer is, maar er toch wel het nodige moet gebeuren, een hulpmiddel om daaraan bij te dragen. Dat zou ik dus in overweging willen geven. Wij hebben inderdaad te maken met de Koning, maar het gaat mij om het neutrale, boven de partijen staande en vaste ambt waarbij het gaat berusten en dat de regie op dat moment voert. Voor de rest is het aan de nieuwe Tweede Kamer om het hele proces te begeleiden en ter verantwoording te roepen.

De voorzitter:
U heeft uw punt gemaakt.

De heer Klaver (GroenLinks):
Ik ben het met de heer Bisschop eens — laten we zoeken naar waar we het over eens zijn — dat we moeten kijken of we vastigheden kunnen creëren. Als financieel woordvoerder heb ik het er vaak over gehad dat je politici moet vastbinden aan de mast, zoals Odysseus, omdat de lokroep van geld, als je de schatkist moet bewaken, maar ook van de macht, zo groot is dat geen politicus daartegen bestand is. Ik denk dus dat je hen vast moet zetten. Daarom is het belangrijk dat we de regels vooraf heel goed met elkaar duidelijk hebben, denk ik. Datgene wat ik absoluut wil overnemen of terug zou willen halen uit de tijd dat het staatshoofd hier nog wel in zat, is de rust in die eerste verkenningsfase en de beperkte opdracht die daarin besloten lag. Dat is volgens mij ook het belangrijkste advies van de evaluatiecommissie: zorg voor een beperkte opdracht; hou die klein en zorg ervoor dat er rust wordt ingebracht in dat proces, zodat het zware werk eigenlijk pas begint als de nieuwe Kamer is geïnstalleerd. Ik denk dat dat van alles wat we nu benoemen, de kern is. De rest vind ik meer smaken in wat je doet. Als we die kern niet overnemen, dan wordt het de volgende keer weer een soepzootje, denk ik. Dat moet dus sowieso worden vastgelegd.

De heer Sneller (D66):
Zou de heer Klaver kunnen definiëren of beschrijven wat dat "klein" wat hem betreft betekent voor de verkenningsfase?

De heer Klaver (GroenLinks):
De vorige keer hebben we toch ook geprobeerd om al in de verkenningsfase tot een soort gezamenlijke probleemdefinities te komen en zijn we al best ver naar de inhoud gaan kijken. Dat was ook om tijd te kopen, in zekere zin. Ik denk dat het goed is om weer terug te gaan naar de vraag welke partijen überhaupt bereid zijn om deel te nemen aan een regering en waar je op het eerste oog programmatische overeenkomsten ziet waaruit een werkbare coalitie zou kunnen ontstaan. Dat is hoe ik denk dat je het klein houdt. Dat kan je niet met een schaartje knippen. Er gaat niet iemand naast zitten, zo van: stop, nu gaat het over de inhoud. Je kunt dat niet los van elkaar zien. Er is wel een verschil in hoe uitgebreid je daarop al ingaat. Er moet ook geen vooringenomenheid zijn over de gewenste coalitie. Dat zag ik de vorige keer wel in het verkenningsproces. Die twee zaken, dus geen vooringenomenheid over de gewenste coalitie bij de verkenner, en kijken wie er überhaupt willen. Daar zat op zich immers een mismatch. Het CDA zei bij monde van de toenmalige leider: wij willen niet. Voor iemand die niet wilde, heeft hij behoorlijk lang aan tafel gezeten. Ik denk dat het heel belangrijk is om die twee dingen te scheiden: wie zijn bereid om een coalitie te vormen, om te gaan onderhandelen, en met welke partijen is het logisch om dat te doen op basis van de inhoudelijke overeenkomsten en verschillen die, door de oogharen kijkend, op het eerste oog kunnen worden vastgesteld?

De voorzitter:
Dank u wel. Nu geef ik u het woord voor het slot van uw betoog.

De heer Klaver (GroenLinks):
Ik wilde kort nog iets zeggen over de vertrouwelijkheid van de informatie. We moeten vooraf met elkaar afspraken maken over welke informatie wel en welke niet wordt gedeeld en daar moeten we elkaar aan houden, ook als het spannend wordt. De vorige keer kon het niet anders. Alles was kapot, dus moesten we wel zeggen: we maken alles openbaar. Maar dat is niet goed voor het formatieproces. We moeten daar vooraf afspraken over maken. Wat mij betreft gaat dat over alle ambtelijke notities die zijn gedeeld en geaccordeerde verslagen. Alle andere zaken delen we niet. Ik hoop dat we het daarover Kamerbreed of in ieder geval met een zo groot mogelijke meerderheid eens kunnen zijn en dat we elkaar daar dan ook aan gaan houden, ook als het een keer misgaat of als het een keer moeilijk wordt. We hebben dan die afspraak gemaakt voordat wij allemaal belangen hadden of voordat het in iemands belang was. Dit is in het belang van een goed formatieproces en snel een nieuw kabinet voor Nederland.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng namens GroenLinks. Dan is het woord aan de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Voorzitter, u glimlacht. Ik ook, want dit is hopelijk de laatste keer dat we plenair spreken over de laatste kabinetsformatie. Dat lijkt me wel prettig.

We hebben een aantal brieven op de agenda staan. Normaal gesproken zou het goed zijn om dit debat in de luwte tussen verkiezingen te voeren. Er lag een heel goede evaluatie, waarvoor dank. Die zouden we hier rustig moeten kunnen bespreken. Maar door de val van het kabinet staat er natuurlijk enige spanning op, want over een aantal weken zitten wij weer in de formatiefase. Dank aan de Voorzitter en de Griffier voor hun heldere brief. De voorstellen in die brief snijden hout. Het is verstandig om slechts één persoon aan te wijzen als verkenner. Denk aan een wijze man of vrouw, een oud-minister van staat of iemand met enige afstand tot de politiek. Ook het feit dat ze ons eerst een dag laat uitslapen voordat er mensen worden uitgenodigd, is denk ik buitengewoon verstandig. Zo kan men even afkoelen van de hitte van de dag.

De analyse in de brief van de Raad van State vonden wij interessant, maar de conclusie is wat minder. Het is toch een beetje "wij van Wc-eend bevelen onszelf aan". Dat is niet helemaal nodig, denk ik.

Het springende punt voor mij vandaag is het punt dat ik tijdens de vergadering van de commissie voor de Werkwijze van 13 juni naar voren bracht. De nieuwe Kamer komt na dertien dagen bij elkaar. Dat duurt erg lang. Hier is toen door zowel andere Kamerleden als door de schrijvers van de evaluatie niet op gereageerd. Doordat de verkenners dertien dagen de tijd hadden, hebben ze over interessante dingen gesproken die niet op de agenda hadden hoeven staan. Er is een situatie denkbaar na de verkiezingen dat het heel moeilijk is om een kabinet te vormen. Er is echter ook een situatie denkbaar dat er een groep partijen is die natuurlijk bij elkaar hoort en die zegt "hé, wij hebben hier een meerderheid" of "wij zien hoe wij een kabinet kunnen vormen". Wat hebben we dan? Dan hebben we een groep partijleiders die op Temptation Island zit, waarbij we de heer Klaver geloof ik mogen vastbinden aan de mast. Ze mogen dertien dagen of misschien wel drie weken naar elkaar kijken, maar ze mogen elkaar niet aanraken en niet met elkaar over politiek praten. Dat is iets wat heel gevaarlijk is. Je kunt tegen die net gekozen politici zeggen "je moet eigenlijk niet praten over de formatie", maar ze willen graag het land besturen. Ze hebben allemaal een programma ingediend en ze denken dat ze het beter kunnen dan de huidige regering of nóg beter. Dat is risicovol. Dan heb je twee risico's. Óf de partijleiders praten twee, drie weken niet met elkaar. Óf ze praten wel, maar dan hebben we hier een debat terwijl de onderhandelingen ergens parallel al een klein stukje begonnen zijn. Dat vind ik een beetje risicovol. Ik ben ook benieuwd hoe we dat kunnen voorkomen, zo vraag ik aan de Voorzitter.

De voorzitter:
Voor u vervolgt, u heeft een interruptie van de heer Klaver, GroenLinks.

De heer Klaver (GroenLinks):
Een kleine correctie: ik ben geen partijleider. Ik vind het dus heerlijk. We gaan júllie allemaal vastbinden, meneer Omtzigt. U bent nu voor het eerst partijleider. Daar kijk ik nu al naar uit. Ik ga gewoon een beetje vrij ronddobberen hier die dagen. Een heerlijk vooruitzicht. Nee, maar alle gekheid op een stokje. U schetst een terecht risico: verplaats je het niet naar, zoals wij het hier populair zouden noemen, de achterkamertjes en wat gebeurt daar? Tegelijkertijd denk ik dat het ook wel goed zou zijn dat partijleiders elkaar achter de schermen opzoeken. Dat hoeven helemaal geen onderhandelingen te zijn, maar ze kunnen gewoon gesprekken voeren en elkaar aftasten. Ze kunnen kijken of ze elkaar ergens kunnen vinden. Zo zorg je dat je na een heftige verkiezingsstrijd elkaar ook weer een beetje weet te verstaan en dat je wat weet bij te komen. Er kan heel veel nuttig werk achter de schermen gedaan worden, zodat we daarna de informatie veel vlotter kunnen starten. Zo kijk ik naar die eerste weken. Het is niet dat er niks moet gebeuren. Ik zie juist het grote gevaar wanneer je gelijk na twee dagen iedereen bij elkaar zet, georkestreerd. Dat is vaak een recept voor ongelukken, als ik het zo mag zeggen.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Dat snap ik, maar daarom is een week ook een mooie periode. Twee of drie weken kan dan net te lang zijn. Daar zit mijn aarzeling. Ik geloof dat de heer Van den Brink een voorkeur heeft voor de Koning. Dan gaat iedereen naar het paleis, wat dan wel twee dagen kan duren als je vijftien, zestien of zeventien partijen in het parlement hebt. Dan heeft de Koning nog een dag om conclusies te trekken. Nou, een dag later installeer je de nieuwe Kamer. Dan heb je een logisch proces. Wat raar is, is dat hier alles eigenlijk twee weken stilligt terwijl hier een soort duidelijke voorkeur voor verkenners ligt. Wij moeten ook gewoon open zijn. Ja, natuurlijk hebben we hier allemaal elkaars telefoonnummer. Natuurlijk spreken we dan met elkaar. Ik wil ervoor oppassen dat het dan niet óf een Temptation Island wordt óf een toneelstukje in de Kamer waarin we doen alsof we nog niet weten wat het wordt. Want natuurlijk weten een aantal mensen wat het wordt. En daar moeten we dan op zo'n moment ook een klein beetje eerlijk en open over zijn: daarover hebben we de afgelopen tijd een beetje achter de schermen gesproken. Ja, dat. En …

De voorzitter:
Voordat u naar uw slotwoord gaat: er is nog een vervolgvraag.

De heer Klaver (GroenLinks):
Daar ben ik het mee eens, maar dat vraagt, denk ik, een grote mate van volwassenheid van die partijleiders in de wijze waarop we daarover communiceren in zo'n periode. Ik zie u nu gewoon op Temptation Island. Ik ben heel visueel ingesteld, meneer Omtzigt, dus …

De voorzitter:
Wat een wonderlijk debat zo.

De heer Klaver (GroenLinks):
Ja. Ik denk dat het wel te maken heeft met de volwassenheid van die partijleiders in de wijze waarop ze daar toch open over communiceren, en dat we ook die tijd hebben. Ik ben het er overigens mee eens; ik vind twee weken ook lang. Maar dat is niet een keuze van de Voorzitter of van ons. Daarbij zitten we gewoon met de Kiesraad, met het vaststellen van de verkiezingsuitslag et cetera. Ik snap dat spanningsveld, maar volgens mij is daarmee om te gaan als we dan gewoon een beetje open en eerlijk "nieuw leiderschap", zoals sommige mensen het zouden noemen, een nieuwe bestuurscultuur, laten zien. En dat komt toch weer op politici neer.

De voorzitter:
Voor u vervolgt, een interruptie van de heer Van den Brink, CDA.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Voorzitter, ik kan niet eens wat zeggen.

De voorzitter:
O, excuus. Ja, u mag daar gewoon op reageren. Ik had het niet als een vraag opgevat. Daarvoor geef ik u nu de gelegenheid.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Het woord "nieuwe bestuurscultuur" vind ik wat ongelukkig gekozen. Ik zoek dus nog even een nieuw woord voor een nieuwe bestuurscultuur, zeg ik tegen de heer Klaver. Maar ik snap verder wel wat hij zegt.

De heer Van den Brink (CDA):
De heer Omtzigt analyseert wat er allemaal aan risico's zijn. Is zijn voorstel dan het voorstel van de Voorzitter, zoals zij dat heeft geformuleerd?

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ja.

De heer Van den Brink (CDA):
Dus: de grootste partij bepaalt? De Voorzitter brengt de partijen bij elkaar op een moment na de verkiezingen. Vanuit die hoedanigheid komt er een verkenner. Die gaat aan de slag totdat er een nieuwe Kamer zit. Pas op dat moment ligt er een verslag van de verkenner en wordt een informateur benoemd. Is het dat?

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ja. De grootste partij doet een voorstel. Ik neem aan dat in ieder geval de vier, vijf, zes andere grotere partijen daarmee achter de schermen ingestemd hebben. Ik neem aan dat op de dag na de verkiezingen even rondgebeld wordt, zodat niet iemand een naam ter tafel brengt waarbij andere mensen denken "nou, dat moeten we even niet doen", en dat er dus wel breed draagvlak voor is. Het liefst iemand met enige afstand. Ik liet tussen neus en lippen vallen dat een minister van staat geen gek idee is, en daar zijn er niet heel veel van die enige afstand hebben tot de politiek. Dus u kunt misschien al een naam zien doorschemeren. Het tweede voorstel dat ik zal doen, is dat de oud-Voorzitter van de Kamer die op dat moment nog Voorzitter is, het debat laat plaatsvinden op de dag van de installatie of de dag daarna en daarmee niet zeven dagen wacht. Want ik wil niet van twee naar drie weken gaan. Technisch gezien mag ze nog een week wachten, maar dat zou ik haar ten stelligste afraden.

De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Van den Brink.

De heer Van den Brink (CDA):
Met dat laatste ben ik het eens. Dat kan volgens mij vrij snel daarachteraan. Maar wat uit de evaluatie spreekt, is: de hitte van de verkiezingsuitslag eraf laten gaan. U zegt: met vier, vijf partijen bedenken we dan wie de verkenner wordt. In die opzet worden een aantal partijen die in de Kamer komen, miskend, want zij krijgen daar geen ruimte voor. Dat was nou het mooie van "de hitte eraf", van een onafhankelijk ambt: iedereen brengt zijn advies uit, we brengen de boel tot rust en vanuit die rust gaan we naar de informateur. Die transparantie zit niet in het concept dat u nu neerzet, want dat is gewoon: vier, vijf partijen lossen achter de schermen even met elkaar op wie de verkenner wordt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Nou, ik ga ervan uit dat de grootste partij haar best doet om iemand te benoemen waarvan ze bedenkt dat de rest van de partijen daar geen overwegende bezwaren tegen heeft. Mocht er ergens nog één eenmansfractie zijn die zegt "nou, liever niet" … Dat kan, zeg ik er maar even bij. Ik ga ervan uit dat er dus echt gezocht wordt — daarom noemde ik net ook de pool van de ministers van staat — naar iemand uit zo'n gremium over wie je kunt denken: die staat op enige afstand; nou, dat kunnen we doen. Daarna kan men nog voor verschillende opties kiezen. In het kader van wat de heer Klaver zei — het is goed van om tevoren af te spreken welke stukken je later openbaar maakt en welke stukken niet — zou je wel kunnen denken dat ook de partijleiders op dat moment gewoon in een brief namens hun fractie aangeven aan de verkenner wat ze willen, dus zoals het vroeger was: eerst hadden we de brieven aan de Koning die niet openbaar waren en later werden die brieven gewoon door iedereen openbaar gemaakt, nadat ze aan de Koning aangeboden waren. Je zou datzelfde bij de informateurs kunnen doen: we schrijven allemaal een brief, waarbij we onze voorkeuren, onze blokkades, onze gelukwensen op papier zetten. Dan heeft dat een zekere transparantie.

De voorzitter:
Tot slot, de heer Van den Brink.

De heer Van den Brink (CDA):
Ja, dat is het mooie van "tot slot". Er is hier in ieder geval een kleine minderheid — vooralsnog, maar dat hangt ervan af hoe de partijen gaan kiezen — die de Koning echt een interessant figuur vindt om de onafhankelijke rol in te nemen die hij had, maar nu in een kleinere fase: alleen de verkenningsfase. Daar hoor ik u op geen enkele manier over. Misschien is dat interessant: waarom niet?

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Nee, dat heeft niet mijn voorkeur. Het is niet zo dat ik er zodanige bezwaren tegen heb dat ik denk dat dat helemaal nooit never niet moet gebeuren, maar ik denk dat wij dat als Kamer kunnen doen.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord voor een interruptie aan de heer Drost, ChristenUnie.

De heer Drost (ChristenUnie):
Misschien over dat punt van op dag drie debatteren: dan heb je natuurlijk het risico dat je bepaalde nieuwe partijen nog niet aan tafel hebt zitten. Bijvoorbeeld de vorige keer mevrouw Van der Plas van de BBB; die was er dan nog niet geweest. Dat kan niet de bedoeling zijn, denk ik. U stelt toch voor om op dag drie na de verkiezingen al een debat te houden over de uitslag van de verkiezingen? Of heb ik dat verkeerd begrepen?

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Nee, inderdaad, dan heb ik me niet goed uitgedrukt. Op de eerste dag dat we bij elkaar komen, op 6 of 7 december, zou ik dat voorstellen. Want formeel mag de voorzitter ook nog wachten tot 13 december; het moet een week duren. Maar ik zou dat zo snel mogelijk doen. Nee, natúúrlijk ... Het probleem is dat ik het probleem niet kan wegnemen dat alleen de nieuwe Kamer kan besluiten over het benoemen van een informateur. Dat moet onder de nieuwe machtsverhoudingen.

De heer Drost (ChristenUnie):
Dan heb ik u niet goed begrepen. Helemaal mee eens.

De voorzitter:
Dank u wel. Of heeft u een vervolgvraag?

De heer Drost (ChristenUnie):
Ja, ik wilde een vraag stellen over transparantie. De commissie die die evaluatie heeft opgesteld, schrijft op over transparantie "vertrouwelijke stukken moeten we ook vooral vertrouwelijk laten", en dat soort van uitlatingen. Ik ga ervan uit — tenminste, de kans is best wel groot — dat u straks een belangrijke rol heeft in het formatieproces, dus dat u daar aan tafel zit. Hoe kijkt u naar zo'n uitspraak? Hoe transparant wilt u zijn? Hoe openbaar moeten stukken worden?

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Haha, op die vraag zat ik ergens wel een beetje te wachten. Daar zat de vorige keer gewoon de spanning. Op het moment dat iedereen zich naar buiten netjes gedraagt, hoeven stukken niet openbaar gemaakt te worden. De reden dat ze openbaar gemaakt konden worden, is dat je op je vingers kon uittekenen dat iemand liep te jokken. Tja, en dan krijg je opnieuw die druk. Dus als iedereen zich naar buiten gewoon gedraagt ... Kijk, als we nou even teruggaan: natuurlijk werd er over mij gesproken. Dat snap ik. En als iemand gezegd had "ja, we hebben over u gesproken, maar dat hadden we niet moeten doen", dan was er hier echt minder gebeurd, zeg ik er maar bij. Dus als zoiets zich weer voordoet, dan krijgen we wéér dezelfde druk. Dan kunnen we hier afspraken maken wat we willen, maar als iemand zegt "we gaan toch ergens over spreken en ontkennen dat later" ... Tja, dan gaat iemand de notulen opvragen. Dan krijgen we precies hetzelfde, welke afspraken je hierover ook maakt. Maar ik zou ervoor zijn, inderdaad zoals hier net voorgesteld werd, om gewoon van tevoren af te spreken wat je wel en niet openbaar maakt. Dat was ook de reden waarom ik zei: maak je eigen brief openbaar. Dan geef je ook een advies aan de informateur, en dan maakt de informateur een verslag. En als de informateur dan merkt dat je in het gesprek iets anders gezegd had dan in je brief ... Nou ja, dan kom je daar wel achter. En stel dan ook niet zo veel aanvullende vragen aan zo'n informateur, zou ik zeggen; dan kom je een heel eind.

De voorzitter:
Tot slot, meneer Drost.

De heer Drost (ChristenUnie):
Ja, voorzitter. Het ging mij niet zozeer om wat er toen gebeurde. Het is natuurlijk goed om het daarover te hebben, maar als die foto niet was genomen, hadden we er niks van geweten. Dat kan ook een reden zijn om te zeggen: we willen daar gewoon inzicht in krijgen, in wat er besproken wordt en wat er openbaar is en wat niet, ook in het kader van transparantie en controleerbaarheid. Maar als ik het zo hoor, dan concludeer ik volgens mij met de heer Omtzigt dat bepaalde delen van die verslagen dan wel degelijk vertrouwelijk zullen blijven. Dat is wat hij zegt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ja. Dan ga ik ervan uit dat de input van de partijleiders daarin ligt. En dat er een verslag geschreven wordt door de verkenner, die een samenvatting heeft, maar dat de gespreksverslagen in principe niet openbaar worden.

De voorzitter:
Dank u wel. Komt u tot een afronding van uw betoog. O, excuus, de heer Klaver nog.

De heer Klaver (GroenLinks):
Kijk, allereerst ben ik het met de heer Omtzigt eens: als er weer een zo groot eh ... Ik weet hoe moeilijk het is om dat te zeggen, maar ik zoek wel naar een manier om vooraf ergens uit te spreken dat we dat echt niet willen.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Gedoe.

De heer Klaver (GroenLinks):
Ja. Ik zocht een net woord. Als er weer zo'n gedoe is, dan is het moeilijk om ons daaraan te houden. Maar niet zozeer over wat het voor politici heeft betekend: de aantekeningen van ambtenaren brengen ook ambtenaren in een positie waarin we ze niet willen hebben. Ik zou toch wel heel scherp willen hebben dat we hen, wat er ook gebeurt, niet wederom in die positie brengen, dus ongeacht wat er gebeurt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Dat is pertinent niet de bedoeling. Maar ik zeg het gewoon maar even: als zoiets weer zou gebeuren … Ik hoop echt, en volgens mij hebben we allemaal echt geleerd van de vorige keer, dat we dat gewoon niet gaan herhalen. Als dat niet gebeurt, dan hoeven die aantekeningen ook niet openbaar gemaakt te worden. Dat is op geen enkele manier de bedoeling. Breekt de totale pleuris uit, dan komen we daar opnieuw terecht. Maar alsjeblieft zeg.

De heer Klaver (GroenLinks):
Sowieso mag ik hopen dat het niet ... De kans dat op precies dezelfde manier iets misgaat, is niet zo groot.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Nee, dat gebeurt nooit. Nee.

De heer Klaver (GroenLinks):
Onszelf kennende is de kans vrij groot dat er iets misgaat. Toch?

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ja.

De heer Klaver (GroenLinks):
Laten we daar eerlijk over zijn. Dan zoek ik toch ... We hoeven dit niet helemaal dicht te regelen, maar om elkaar goed te verstaan en om er echt voor te zorgen dat het niet lijkt alsof ambtenaren iets hebben opgeschreven … In het debat leek het daar soms naartoe te gaan, en dat vind ik een gevaarlijke wending. Daar zou ik in ieder scenario voor willen waken. Het gaat niet zozeer om wat politici hebben gezegd, ook niet politici als onafhankelijke verkenners of informateurs, maar wel om ambtenaren. Want uiteindelijk zijn ambtenaren door ons in een positie gebracht, wat we eigenlijk niet mogen doen.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Mag ik zo vrij zijn om te denken dat ten minste een van de verkenners daar de hoofdschuldige aan was?

De voorzitter:
Voor we gaan speculeren, geef ik u het woord voor het slotwoord van uw betoog.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Voorzitter. Om een van de aanbevelingen van de evaluatie uit te voeren en om enige rust in het proces te krijgen, hebben we het straks over het voorstel dat ik samen met de collega's Dassen en Eerdmans heb opgesteld. We stellen voor om een informateur aan te stellen met een opdracht. Vervolgens weten we dat daar maximaal zes weken later een debat over wordt gevoerd. Vervolgens kan die opdracht verlengd worden. Dat voorkomt dat degenen die niet meeonderhandelen hier elke week aan de interruptiemicrofoon staan, want die willen dan elke week een debat voeren over elk lek. Dat voorkomt ook dat degenen die wel onderhandelen de deur een week of tien dicht kunnen houden, wat in het verleden ook gebeurd is.

Voorzitter. Ik zie hier allemaal zorgvuldigheid. Maar toch één ding, hè. Ik heb lang in andere landen gewoond. In Groot-Brittannië loopt degene die verkozen wordt drie dagen later Downing Street binnen, en dit geldt zelfs voor minderheidsregeringen. De Duitsers weten ook sneller over een regeerakkoord te onderhandelen, hoewel ze het net zo lang kunnen maken. En zelfs in Italië doen ze het sneller dan in Nederland, terwijl ze daar meer partijen en meer Kamerleden hebben. Dus snelheid en zorgvuldigheid … Enige snelheid is echt mogelijk.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank. Ik geef de heer Sneller nog het woord voor een interruptie. Daarbij wil ik wel opmerken dat het debat over de termijnen — de heer Omtzigt kondigde het al aan — hierna sowieso ook nog gevoerd wordt. Dus des te langer we hierbij stilstaan, des te minder tijd we overhouden voor het debat over de termijnen. Maar u heeft het woord. De heer Sneller.

De heer Sneller (D66):
Dank. En die snelheid, voorzitter, klinkt veelbelovend. De heer Omtzigt maakte een aantal keren dat punt over die dertien dagen. Hij had het met name over wat er gebeurt aan het einde, in de laatste week van die dertien dagen. Maar op welke manier wordt er volgens hem dan verantwoording afgelegd over die periode? Is dat in het verslag van de verkenner, of is dat dan tijdens het debat dat hier plaatsvindt, waarin bijvoorbeeld de drie partijen die samen hebben gesproken zonder de verkenner erbij, dat zelf naar voren moeten brengen?

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Dat laatste.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan dank ik u voor uw inbreng, meneer Omtzigt. Ik nodig mevrouw Marijnissen uit voor haar inbreng namens de SP.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Dank, voorzitter. Driekwart van Nederland heeft geen vertrouwen in deze Tweede Kamer. Dat is het laagste niveau sinds 2012, toen dit onderzoek voor het eerst werd uitgevoerd. Ook het vertrouwen in politici is met 21% aanzienlijk lager dan in de voorgaande jaren. Dat is ook niet zo gek, want steeds minder slagen politici erin om de grote problemen in dit land op te lossen. Of het nou gaat over armoede, woningnood of ongelijkheid, het blijft veelal bij pleisters plakken.

Wat de SP betreft is het nog erger. We staan onder andere hier omdat er weer verkiezingen in aantocht zijn, omdat het kabinet-Rutte IV is gevallen. Maar het kabinet ervoor, Rutte III, moest natuurlijk opstappen vanwege het toeslagenschandaal. Dan zou je denken: als je kabinet daarover valt, als je daarvoor moet opstappen, staat dat toch wel bovenaan je lijstje om op te lossen. Maar helaas moeten we terwijl we hier vandaag staan, concluderen dat nog steeds heel veel door het toeslagenschandaal getroffen gezinnen in de ellende zitten en dat het niet is opgelost. Dat is alweer een schandaal op zichzelf.

Daarnaast zien mensen in het land ook nog eens politici die niet de waarheid spreken en die een kritisch Kamerlid het liefste een functie elders geven. De SP ziet de oplossing dan ook niet zozeer in allerlei nieuwe spelregels met elkaar afspreken voor de formatie, want je hebt niet zo heel veel aan spelregels als je niet eerlijk speelt. Dat is wat ons betreft dan ook het belangrijkste: politici moeten stoppen met valsspelen. Die politieke cultuur moeten we veranderen, die moet doorbroken worden.

Wel wil de SP dat het formatieproces meer transparant wordt. Natuurlijk begrijpt iedereen dat formeren met draaiende camera's erbij nogal lastig zal gaan. Dat hoeft dan ook niet. Iedereen snapt dat dit zo niet werkt. Maar we moeten ook niet doen — en dat proefde ik bij sommigen wel een beetje — alsof het de Kamer is die ervoor gezorgd zou hebben dat dat laatste proces niet goed is gegaan. Er werd net al heel even aan gerefereerd, maar dat waren toch echt de verkenners Jorritsma en Ollongren. Probleem is wel dat wij er nog steeds niet echt goed achter hebben kunnen komen, ondanks alle vragen, debatten en onderzoeken die er zijn geweest. Dat geeft wel aan dat het gebrek aan transparantie een probleem is. Want waarom duurde die formatie zo lang? Natuurlijk vanwege de "functie elders" en het gevolg dat de complete oppositie hier een motie van wantrouwen steunde tegen de minister-president, die echter bleef zitten, alsof er geen toeslagenschandaal is geweest, alsof er geen "functie elders" is geweest. En dat is waar mensen zo zat van zijn, dat is waar mensen door zijn afgehaakt. Daarom is het goed nieuws dat de Eerste Kamer vorige week met tweederdemeerderheid ons initiatiefvoorstel voor een bindend referendum aannam. Want met dat referendum geven we mensen een noodrem in handen, een noodrem om politici terug te fluiten op het moment dat politici de verkeerde besluiten nemen. Als het lukt om na 22 november ook in deze Tweede Kamer een tweederdemeerderheid te realiseren, dan komt dat referendum heel dichtbij.

De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Klaver, GroenLinks.

De heer Klaver (GroenLinks):
Mevrouw Marijnissen kan het volgens mij niet gemist hebben dat Mark Rutte is opgestapt. Dus die komt niet meer terug. Het gaat nu weer heel erg over wat er twee jaar geleden allemaal mis is gegaan. Daar ben ik het overigens niet mee oneens, maar de vraag is: wat wilt u anders? U zegt dat het transparanter moet en dat de cultuur anders moet. Kunt u dat concreet maken?

Mevrouw Marijnissen (SP):
Ja, zeker. Ik vind het belangrijk om dit te benoemen en dat is ook de hoofdbijdrage die ik heb aan dit debat. Ik heb goede discussies gehoord waar ik ook ideeën bij heb en waar ik ook op zal ingaan, maar ik denk dat het uiteindelijk wel valt of staat met de politieke cultuur. Je kunt van alles afspreken over wel of niet de Koning, over een kortere of langere verkennersfase et cetera, maar als we te maken blijven hebben met een politieke cultuur waarin politici die niet de waarheid spreken de hand boven het hoofd wordt gehouden, dan komt het niet goed met dat vertrouwen. Dat zie ik dan niet gebeuren. Vanzelfsprekend hebben wij ook praktische ideeën over wat zou kunnen helpen, maar ik hecht er wel aan om aan te geven wat voor ons de hoofdmoot is. Die voorstellen hebben we ook vaker gedaan. Ik hoorde meneer Klaver ook iets zeggen over de positie van de ambtenaren, dat het zou kunnen helpen om wanneer we zeggen dat de regie bij de Kamer ligt, het dan ook echt vanuit de Kamer te doen, dat we ervoor zorgen dat dingen goed controleerbaar zijn zodat het ook echt gaat volgens de Archiefwet. In de vorige procedure heb ik er bijvoorbeeld zelf voor gekozen om alle bijdragen die ik heb geleverd, openbaar te maken, zoals de gespreksverslagen. Dat zouden dingen kunnen zijn, maar wat ons betreft staat of valt het met de politieke cultuur en of we erin slagen om dat vertrouwen te herwinnen. Dat zie ik als de grootste opdracht die wij hebben.

De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Klaver.

De heer Klaver (GroenLinks):
Ik ben het honderd procent met u eens over die politieke cultuur — ik en ook anderen hebben het daarover ook gehad — maar ik vind dit heel mager. Zoals: het zou kunnen helpen dat ambtenaren … Wat is de positie van de SP? Moet de ondersteuning dan bij de Tweede Kamer worden ondergebracht of kan die bij het ministerie van Algemene Zaken blijven? U had het over uw bijdragen. Ik heb zelf alle brieven die ik heb gestuurd naar de informateurs of de verkenners, publiek gemaakt en volgens mij hebben we dat hier allemaal gedaan. Dat is eigenlijk al heel lang de gewoonte. Als u zegt dat het transparanter moet, vindt u dan dat alles moet worden gedeeld, ook ongeaccordeerde verslagen? Ik vraag dit omdat we ons tekortdoen als we niet proberen het proces zo goed mogelijk te organiseren. Als we daarna politici hebben die er een zooitje van maken, is dat vers twee, maar dat bespreken we dan bij de volgende evaluatie. Nu kijken we hoe we het beter kunnen doen. Dus wat zijn nou de concrete voorstellen van de SP om het beter te maken? Want alle dingen die u noemde, gebeuren al.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Wij hebben al vaker het voorstel gedaan dat de ambtenaren vanuit de ondersteuning van de Tweede Kamer aangestuurd worden. Dat is een heel concreet ding. We kunnen dat allemaal doen en we kunnen dat ook steunen — ik kom zo ook nog met een eigen idee over een hoofdlijnendebat in de fase van de formatie — maar het staat of valt uiteindelijk met de politieke cultuur en of politici wel of niet eerlijk zijn. Ik ben het met u eens dat dat wel zo goed mogelijk controleerbaar moet zijn, want dat is van belang. Wat ons betreft zouden de voorstellen daar dan ook op gericht moeten zijn. Daarom ook onze oproep om bijvoorbeeld ervoor te zorgen dat alles onder de Archiefwet valt, zodat we ook leren van de grote fouten die er zijn gemaakt in de vorige formatieperiode. Je kunt politiek van mening verschillen over hoe dat is gegaan, maar feit is nog steeds dat het heel lastig controleerbaar is. Het debat hiervoor ging daar nota bene nog over: wat is nou uiteindelijk de bron daarvan geweest? Daaruit blijkt dus dat de Kamer er niet toe in staat is om dat goed te controleren. Dat moet wat ons betreft veranderen, zodat er meer transparantie in dat proces komt.

De voorzitter:
Mevrouw Marijnissen gaf al aan dat ze in het vervolg van haar betoog nog met mogelijke opties komt, met duiding. Ik geef u daartoe dus de gelegenheid.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Zeker. Ik heb ook al wat gezegd over de Archiefwet, over de controleerbaarheid, over de positie van de ambtenaren en over het openbaar maken van stukken. Dat hoeft zeker niet met alle ongeaccordeerde stukken, maar wel alle stukken die op tafel liggen. Volgens mij deed u dat voorstel zelf ook. Wij hebben hier ooit nog samen gestaan over een zogenaamd memo over de dividendbelasting, herinner ik mij nog, in het kader van de formatie. Er was alom onduidelijkheid over of dat nou wel of niet op tafel had gelegen. Dat kan wat ons betreft allemaal voorkomen worden als dat soort stukken openbaar worden.

De voorzitter:
Tot slot, de heer Klaver.

De heer Klaver (GroenLinks):
Tot slot. Ik wil gebruikmaken van uw kennis en ervaring. Daarom vraag ik hierop door. U zegt: we willen dat het onder de Archiefwet valt. Wat bedoelt u daar dan precies mee? Moet het beter doorzoekbaar zijn? Wat bedoelt u ermee dat het beter zou zijn als het onder de Archiefwet valt? Ik weet het gewoon niet, dus maak me daar deelgenoot van. Misschien zeg ik dan dat het een goed idee is. Dan kunnen we dat gezamenlijk meenemen als Kamer. Ik ben oprecht op zoek naar hoe we hier samen iets van kunnen maken.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Volgens mij moet het doel zijn dat het controleerbaar is. Ik vind het prima om samen te zoeken naar hoe dat het beste kan, maar dat is ons uitgangspunt. Het uitgangspunt is: het zal niet veranderen als de politieke cultuur niet verandert. Dat punt heb ik gemaakt. Ik ben het met u eens dat alles wat er in die formatie gebeurt, zo transparant mogelijk moet zijn. Dat zal onze inzet zijn. Dit zou daar een onderdeel van kunnen zijn, maar misschien zijn daar andere ideeën voor. Dat vind ik ook goed, maar wij zullen in ieder geval alles steunen wat bijdraagt aan die transparantie.

De voorzitter:
Ik laat mevrouw Marijnissen even de rest van haar verhaal doen, en dan kijken we nog even. Ik heb dat bij de anderen ook gedaan. Ik heb net al gezegd: laatste keer. Helaas, meneer Klaver.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Zoals ik al zei: dat is waardoor mensen het zat zijn en zijn afgehaakt. Ik zei ook al: daarom is het ook goed nieuws dat de Eerste Kamer met een tweederdemeerderheid ons initiatiefvoorstel voor het referendum heeft aangenomen, zodat dat een noodrem in de handen van mensen zou kunnen zijn.

Voorzitter. Wij denken dat het ook goed is als we na de verkiezingen over de grote onderwerpen in de campagne — ik denk niet dat ik iets heel geks zeg als ik zeg dat deze verkiezingen mogelijk wel over de bestaanszekerheid gaan of over de woningnood of over hoe het kan dat onze zorg en ons openbaar vervoer in handen zijn van commerciële partijen en niet van ons — hier met de fractievoorzitters grote hoofdlijnendebatten over voeren. Het is prima om dat ook gedurende de regeerperiode te doen. Daar zijn wij een groot voorstander van, maar we denken dat het juist ook goed is om ook de minderheid een stem te geven in het formatieproces, juist om ervoor te zorgen dat die ideeënstrijd gevoerd kan worden en juist om ervoor te zorgen dat de nieuwe politiek en de nieuwe richting die gekozen worden, ook een onderdeel van het gesprek aan de formatietafel kunnen worden. Daarom is het goed om dit soort debatten ook in een vroeg stadium op hoofdlijnen, zo stel ik mij voor, met de fractievoorzitters hier te voeren.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Marijnissen, voor uw inbreng namens de SP. Ik zie toch nog allemaal mensen naar voren rennen! De heer Drost van de ChristenUnie was de eerste.

De heer Drost (ChristenUnie):
Over die debatten op hoofdlijnen. Daar heb ik inmiddels vanzelfsprekend over nagedacht en u brengt het hier nu in. Ik heb een open vraag. Het gevaar is dat dat een soortement van openbare formatiegesprekken worden. Ik ben daar niet per se tegen, want ik heb in een gemeente ook weleens meegemaakt dat ze dat deden: openbare formatiegesprekken. Dan zeg je gewoon: leg je kaarten maar op tafel en laten we er dan samen uit komen. Maar hoe kijkt u daarnaar? Dat kan natuurlijk heel erg politiek worden. Dan bouw je zogezegd niet echt aan het vertrouwen van de burgers in ons.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Die vraag begrijp ik. Tegelijkertijd is het omgekeerde ook waar. Op het moment dat er een grote verkiezingscampagne is geweest en er veel over bepaalde thema's is gesproken, waarna die gesprekken aan de formatietafel inderdaad grotendeels achter gesloten deuren plaatsvinden, dan is het voor de partijen die geen onderdeel zijn van die formatie en die een minderheid zijn in dit parlement, heel lastig om een substantiële bijdrage te leveren aan het debat over die grote thema's. Ik kan me voorstellen dat het ook voor formerende partijen heel veel kan brengen als je debatten op hoofdlijnen — nogmaals, op hoofdlijnen — kunt voeren met de nieuwgekozen Tweede Kamer, die misschien wel een nieuwe richting op wil, zodat je daarin ook de minderheid een stem kan geven.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Vandaag ligt de evaluatie van de kabinetsformatie voor. Dat is een mooi leesbaar rapport — dat is al een paar keer gezegd — waar vier concrete aanbevelingen in zitten. Ik zou aan mevrouw Marijnissen willen vragen: steunt haar fractie de vier aanbevelingen uit dat rapport, die heel concreet toezien op het verbeteren van het formatieproces?

Mevrouw Marijnissen (SP):
Een aantal. Net als een aantal voorgaande sprekers heeft de SP ook het standpunt dat het niet in beton is gegoten. Wij kunnen ons er heel wat bij voorstellen dat je iemand die afstand heeft tot de huidige politiek vraagt om de verkenningsfase te begeleiden. Wat ons betreft hoeft dat niet vastgelegd te worden. Er wordt al de hele middag gediscussieerd over de vraag of dat de Koning moet zijn of iemand anders. Wij kunnen ons heel goed voorstellen dat de partijen die groot worden bij de verkiezingen de ruimte krijgen om daar het voortouw in te nemen. Wij vinden daarbij het volgende wel belangrijk. Bij het aanstellen van uw verkenner, mevrouw Jorritsma, en bij het aanstellen van mevrouw Ollongren, die natuurlijk nog onderdeel was van het toenmalige kabinet, hebben wij aangegeven dat wij het niet handig vonden om mensen die nog zo dik in de politiek zitten op zo'n moment naar voren te schuiven. Wij zouden ervoor willen pleiten om iemand te vragen met, natuurlijk, gevoel voor de politieke verhoudingen, maar ook met meer afstand tot de huidige waan van de dag in de politiek.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik denk dat we daar ook in de tweede termijn op terugkomen, want we hebben in het debat van 1 april Kamerbreed een motie gesteund om juist wél een aantal zaken uit de verkenning te reglementeren. Die heeft uw fractie ook gesteund, zeg ik richting mevrouw Marijnissen. De vraag is dus eigenlijk of we dat vandaag ook nog willen en wat we dan willen organiseren. Dat ziet op de persoon van de verkenner, de vertrouwelijkheid, allerlei zaken die vandaag langs zijn gekomen. Ik denk dat we dat met elkaar kunnen bespreken als we gaan kijken of we in gezamenlijkheid tot iets kunnen komen om dit proces beter te maken.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Ik hoor geen vraag, maar dank je wel.

De voorzitter:
Dan dank ik u voor uw inbreng namens de SP. Dan zijn we aangekomen bij de laatste spreker van de zijde van de Kamer. Dat is in dit geval de heer Baudet namens Forum voor Democratie.

De heer Baudet (FVD):
Dank u wel. We spreken vandaag over het formatieproces en hoe dat beter kan. Hoe kom je nou tot een regering? Wat is er allemaal misgegaan? Wat mij opviel bij alle voorgaande sprekers is het volgende. Wat er wordt gesuggereerd, vind ik erg cosmetisch: net een andere naam, de vertrouwelijkheid anders, de termijn iets anders ... Maar het onderliggende probleem wordt niet benoemd. Dat is, in mijn ogen, dat het hele idee van een meerderheidsregering helemaal niet past binnen de structuur van onze democratie. Het idee dat je na verkiezingen komt tot 76 zetels of meer en dat die 76 zetels gewoon vier jaar lang gaan regeren en bepalen wat er gebeurt, is überhaupt in strijd met wat je in een democratie zou moeten hebben.

Wat je zou moeten hebben, is 150 mensen die in wisselende samenstellingen steeds verschillende meerderheden vormen op verschillende terreinen. Ik heb dit vanuit Forum voor Democratie al vaker voorgesteld. Wij vinden dat je na de verkiezingen, als de nieuwe Kamer geïnstalleerd wordt, een hele serie hoofdlijnendebatten moet voeren met moties waar wel of geen meerderheden voor zijn. Is er in deze nieuwe samenstelling een meerderheid voor het voortzetten van het klimaatbeleid, ja of nee? Daar gaan we over stemmen. Is er een meerderheid voor een immigratiestop, ja of nee? Is er een meerderheid voor wel of niet doorgaan met steun voor Oekraïne enzovoorts? Het mooie is dan dat de Nederlandse kiezer in de weken na de verkiezingen meteen ziet wat de resultaten zijn van de verkiezingsuitslag. Wat wordt de richting waarin Nederland zich de komende jaren gaat bewegen? Daar kun je lijsten van samenstellen. Daar heb je helemaal geen verkenner of informateur voor nodig. Dat zou de Griffie van de Tweede Kamer gewoon zelf kunnen doen. De Griffie houdt gewoon bij: dit zijn de standpunten waar meerderheden voor zijn in de nieuwe Tweede Kamer. Dat kun je dan vervolgens gaan alloceren aan ministeries. Vervolgens kan vanuit de Kamer een premier worden gekozen. Zoals we ook een Kamervoorzitter kiezen uit ons midden, kiezen wij ook gewoon een premier. Dat doen we dan in twee stemrondes: eerst een algemene stemronde en dan een tweede ronde waarin bijvoorbeeld drie kandidaten overblijven en uiteindelijk twee. Dan kiest de Kamer dus zijn of haar premier. Die premier leidt vervolgens sollicitatiegesprekken voor ministeries in lijn met artikel 3 van de Grondwet: alle Nederlanders zijn in openbare dienst benoembaar. De ministers kunnen daarvoor gaan. Die gaan het beleid uitvoeren waar de Kamer op hoofdlijnen over heeft gestemd. Natuurlijk zullen er af en toe nieuwe onderwerpen komen en dan zal de Kamer weer moeten kijken wat de afwegingen daarvoor zijn. Natuurlijk zullen er momenten zijn dat men zich afvraagt: doet die minister wel waarvoor die is aangesteld? Dan krijg je kritische vragen. Dan heb je daadwerkelijk dualisme. Dan heb je daadwerkelijk een democratische afspiegeling van wat er is besloten bij verkiezingen. Dan zijn die verkiezingen centrale beslismomenten. Dan gaat de Kamer daarop richting geven.

Dan functioneert de democratie eigenlijk zoals die bedoeld is. Dat is hoe de Grondwet in elkaar zit. Dit is ook de gedachte geweest van Thorbecke. Nu hebben we die hele praktijk van partijpolitiek, met een formatie en het uitwisselen en uitruilen: "Mag ik van jou de energietransitie? Dan mag je van mij belastingverlaging." Zo gaat dat! De kiezer staat dus in de kou. De helft van de Tweede Kamer staat vier jaar lang in de kou. Je hebt altijd maar dezelfde poppetjes die vanuit de kartelpolitiek, vanuit de partijpolitiek, op ministersposten terechtkomen in plaats van dat je heel Nederland uitnodigt om mee te doen. De transparantie is volkomen weg. Hoe je het ook wendt of keert, of de Koning het nou doet of iemand anders, er gebeurt achter de schermen in de achterkamertjes wat eigenlijk hier zou moeten gebeuren, waar we een Tweede Kamer voor hebben. Vandaar dus mijn voorstel: gooi het over een hele andere boeg; dan doen we de democratie pas echt recht.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng, meneer Baudet. Dat is in ieder geval een interessant ander voorstel, kan ik concluderen. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze termijn van de zijde van de Kamer. De Kamervoorzitter heeft aangegeven ongeveer tien minuten nodig te hebben voor de voorbereiding en de beantwoording van de aan haar gestelde vragen, dus ik schors voor tien minuten.

De vergadering wordt van 16.06 uur tot 16.15 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik praat wat langzamer, zodat iedereen de tijd heeft om naar z'n plek te gaan, zodat we door kunnen met de beantwoording van de gestelde vragen in het debat over de gang van zaken tijdens de verkenningsfase in de formatie van 2021 en hoe deze in de toekomst te voorkomen. We hebben net een interessant debat gehad tussen de Kamerleden onderling en er zijn een aantal vragen gesteld aan de Kamervoorzitter. Nu ongeveer iedereen zit, ga ik haar het woord geven.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil beginnen met een korte inleiding en daarna zal ik antwoord geven op de gestelde vragen, waarvoor dank.

Al in 1981 zei Herman Tjeenk Willink: elke formatie is slechts te begrijpen vanuit het perspectief van de vorige formatie. Een andere uitspraak, opgetekend door Max van Weezel en geciteerd door Carla van Baalen, is: elke formatie is een hypercorrectie van de vorige. Ik denk dat dat wel een mooie context meegeeft.

Laat ik zeggen dat het goed is dat we vandaag debatteren over de rol die de Tweede Kamer heeft bij de kabinetsformatie. Dat is ook een van de aanbevelingen geweest van de onderzoekers van de Radboud Universiteit in Nijmegen. Nogmaals, ook mijn dank voor het evaluatierapport. Dat is uitgevoerd in opdracht van het Presidium, maar dat hebben we natuurlijk laten doen namens de Kamer. We hebben de evaluatiecommissie gevraagd om goed te kijken naar de verschillende fasen en wat de positie van de Kamer daarin is, met het verzoek om er niet alleen wetenschappelijk naar te kijken, maar vooral ook te komen met praktische aanbevelingen.

Als Voorzitter heb ik een van de aanbevelingen nader uitgewerkt. Daarover heb ik u ook een brief gestuurd, op 21 september. Laat ik daar kort bij stilstaan. Er is vanaf 2012 — een aantal leden hebben dat al aangegeven — een praktijk geïntroduceerd die sindsdien aanvaard wordt. Ik kies mijn woorden voorzichtig, kijkend naar het debat dat we vandaag hebben gehad, maar we doen dit al vanaf 2012. De Voorzitter van de oude Kamer belegt kort na de verkiezingen een vergadering met de waarschijnlijk gekozen lijsttrekkers/fractievoorzitters. In deze vergadering wordt beraadslaagd over de aanwijzing van een verkenner. De lijsttrekker van de grootste partij neemt daarbij het voortouw voor de voordracht van een verkenner. De verkenner voert vervolgens vertrouwelijke gesprekken met alle fractievoorzitters. Dan komt de verkenner met een advies ten behoeve van de nieuwe Tweede Kamer over de volgende stap. Het is niet gecodificeerd en het is ook niet gereglementeerd, maar dat wil niet zeggen dat we het niet al een tijd zo doen. We hebben het zo namelijk al drie keer gedaan.

Je kunt er natuurlijk op verschillende manieren naar kijken, maar ik wil wel aangeven dat de verkenningsfase twee keer ook wél goed is gegaan, in 2012 en 2017. Maar vorige keer — een aantal leden hebben dat al duidelijk aangegeven — is het natuurlijk niet goed gegaan. Vandaar ook dat ik in mijn brief geprobeerd heb om op basis van de huidige werkwijze te kijken waar we een aantal zaken kunnen versterken en verduidelijken, overigens ook weer op basis van de bevindingen van de evaluatiecommissie.

Zo heb ik gesteld: stel één verkenner aan en geen duo's meer. Wanneer je een duo hebt, kan het lijken alsof je al bezig bent met een vorm van coalitievorming en ben je misschien al bezig om te informeren. Die schijn en ook die behoefte kunnen daarbij in ieder geval ontstaan.

Stel een verkenner aan met afstand tot de politiek. Ik ben blij dat dat gedragen wordt door de Kamer. Ik heb daar ook een kleur aan gegeven in de brief. Het moet niet iemand zijn die nu al in de actieve politiek zit.

Laat de verkenner niet direct na de verkiezingen aan de slag gaan, maar bouw een rustdag in. De heer Klaver gaf dat ook aan. Ik probeer te kijken wat de rode draad in de verschillende inbrengen is geweest en ik denk dat er draagvlak voor is om niet meteen de dag na de verkiezingen te beginnen met het proces van de verkenning, maar om ervoor te kiezen om daar een dag later mee te beginnen.

Baken de taak van de verkenner helder af. Dat is ook iets wat ik in meerdere inbrengen heb gehoord. Daar heb ik een voorstel voor. Ik vind dat de Raad van State het heel mooi heeft opgetekend in zijn brief van 11 oktober 2023, naar aanleiding van de motie. Ik lees het even voor: "Concreet is de taak van de verkenner: om te inventariseren hoe de beoogde fractievoorzitters de verkiezingsuitslag interpreteren, de richting na te gaan die zij in de kabinetsformatie zouden willen volgen, de mogelijkheden te verkennen die zij zien voor politieke samenwerking in een te vormen kabinet, na te gaan uit welke politieke groepering(en) de informateur(s) zouden moeten komen en welke kandidaten daarvoor in aanmerking zouden komen. Zijn opdracht kan geen betrekking hebben op de politieke of beleidsmatige inhoud van delen van een te sluiten regeerakkoord of op mogelijke toekomstige posities van bepaalde personen." Ik hecht er waarde aan om dit even wat uitvoeriger en letterlijk voor te lezen, omdat mijn voornemen is om dit, natuurlijk afhankelijk van wat er verder in het debat gaat gebeuren en welke moties er worden ingediend, op te nemen in de opdracht aan de verkenner. Dan is het maar duidelijk wat de verkenner doet en wat de verkenner niet doet. Ik denk dat dat lessons learned zijn vanuit de vorige verkenningsronde.

Voorzitter. Als hoeder van het instituut, als Tweede Kamervoorzitter, voel ik me ook verantwoordelijk om dat proces voor aanwijzing van de verkenner in goede banen te leiden. Ik heb dat vorige keer niet gedaan, maar ik heb wel heel veel gehad aan de evaluatiecommissie en de input die is vertaald in de brief. Ik hoop dat we daarmee ook binnen het bestaande kader een wijze van werken hebben die tegemoetkomt aan de wens van de Kamer om transparant te zijn, helder te zijn en ook te komen tot een aanscherping. Wie die verkenner moet zijn — ik heb natuurlijk met veel interesse geluisterd naar het debat — is natuurlijk uiteindelijk aan de Kamer zelf.

Voorzitter. Er zijn nog een aantal vragen gericht gesteld. Laat ik die gewoon kriskras even beantwoorden. Er is door meerdere leden een vraag gesteld over de ambtelijke ondersteuning van de kabinetsformatie. D66 en GroenLinks hebben daar wat vragen over gesteld. Ik denk dat we inderdaad moeten onderkennen dat het nu niet meer gaat lukken om de boel om te gooien. Dat staat los van het feit dat ik me wel kan vinden in het voorstel van de heer Klaver om dit goed te onderzoeken, om echt, op basis van de verschillende varianten, te kijken naar wat nou de mogelijkheden zijn en wat de voor- en nadelen zijn. Dat gaat met name over de verkenningsfase, want daar is de Kamer toch wel veel meer in de lead. Het is ook een bijzondere fase. Het zijn die dertien dagen. De verkiezingsuitslag is nog niet vastgesteld. Het is een informele fase. Het lijkt me dus heel goed als de Voorzitter dit met de Griffier gaat onderzoeken en daar een voorstel over gaat doen. Ik ben wel heel erg blij dat de Griffier zelf al heeft aangegeven dat bureauformatie valt onder de verantwoordelijkheid van de Griffier. Het is wel een onafhankelijke entiteit en ik ben blij dat een aantal leden ook hebben aangegeven dat het gaat om ambtenaren van Algemene Zaken die gedetacheerd zijn naar de Tweede Kamer, naar dat bureau, en dus daarmee ook daar onderdeel van zijn.

Het gaat om zeer deskundige mensen. Het is belangrijk om dat te zeggen. Ik ben blij dat het ook uit de evaluatie blijkt. Ik hoor het uit de ervaringen en het is ook mijn ervaring. Deze mensen hebben veel ondersteunende ervaring op verschillende regeringsterreinen. Ze beschikken ook over de noodzakelijke contacten. Ik ben blij dat de Griffier heeft aangegeven dat hij in de verschillende fasen, vooral de verkenningsfase en de informatiefase, wel wil kijken of er behoefte is aan expertise, ook vanuit de Kamerorganisatie, om te kijken of je bijvoorbeeld op een bepaald onderwerp onderzoek kan doen. Die flexibiliteit krijgen we nu door dat ook in de dienstverleningsovereenkomst op te nemen. Daardoor hebben we toch een klein beginnetje om te kijken hoe dat werkt. Het lijkt me heel goed om die ervaringen daarin mee te nemen.

De voorzitter:
Voor u vervolgt, heeft u een interruptie van de heer Sneller, D66.

De heer Sneller (D66):
Dank voor deze toelichting. Ik vind het moeilijk om te verklaren waarom het nou zo ingewikkeld is voor de Kamer om zelf die verkenningsfase van dertien dagen, die ook nog smal wordt gehouden, zoals de Voorzitter beschrijft, te organiseren?

Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik zeg niet dat het moeilijk is, maar je moet er wel heel goed over nadenken. Er is bijvoorbeeld de vraag hoe je omgaat met informatie en met de archieven. Vaak is die verkenningsfase natuurlijk al een opstapje naar de informatiefase. Het is belangrijk dat er een soort consistentie in zit. Ik ben dus, nogmaals, blij dat de Griffier heeft aangegeven dat hij wil kijken of we in die fase en in die fase erna wat meer kunnen aangeven of er behoefte is aan bepaalde expertise en bepaalde onderzoeken die wij als Kamer zouden kunnen uitvoeren. Dat kunnen we aanbieden aan de verkenner, ook aan de informateur.

De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):
Dat snap ik vanuit die soort van praktische meerwaarde, maar dit is volgens mij ook een fundamenteler punt, namelijk dat de verkenning iets is "van de Kamer". Ik vind het zo moeilijk in te voelen wat er de komende 40 dagen niet kan worden bedacht en klaargezet, wat voor over twee jaar ineens wel kan. Het gaat immers alleen maar om die dertien dagen ondersteuning, waarvan iedereen ook nog zegt dat die beperkter wordt.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik snap het. Ik denk dat dat praktische wel heel belangrijk is, om het goed te laten werken. Ik vind het een terechte oproep om het goed te onderzoeken en nu al een beginnetje te maken door te kijken waar de Kamerorganisatie en de ondersteuning onderzoeken voor kunnen doen. Dat zullen we ook opnemen in de dienstverleningsovereenkomst. Maar laten we breder gaan kijken naar wat we kunnen doen. Die geleidelijkheid van "wat dominanter in de verkenningsfase" en dan een afbouw richting de informatie- en formatiefase, snap ik helemaal. Dat is een toezegging die ik heel graag wil doen.

De heer Klaver? O, excuus voorzitter!

De heer Klaver (GroenLinks):
Naar wie moet ik nu luisteren?

De voorzitter:
We hebben besloten om vandaag onderscheid te maken tussen uw Kamervoorzitter en de voorzitter. Meneer Klaver, gaat uw gang.

De heer Klaver (GroenLinks):
Het is volgens mij goed om nog even te kijken naar de termijn. Gaat u dat de komende 40 dagen nog doen of is dit bedoeld voor richting de volgende verkiezingen?

Mevrouw Bergkamp (D66):
Dat laatste. Dan even over het tijdpad van de verkenningsfase. Daar zijn wat vragen over gesteld. Ik zie het als volgt voor me. Op 22 november zijn de verkiezingen. 23 november is er een dag van rust en reflectie. Vrijdag 24 november is het de bedoeling om de verkenner te selecteren. Daarvoor worden de lijsttrekkers/beoogde fractievoorzitters uitgenodigd. Die dag zal in het teken staan van het selecteren van de verkenner. Op die manier hebben we er enige rust in.

De vraag is ook gesteld hoe het proces er verder uitziet. Het lijkt mij heel mooi als de Voorzitter van de huidige Kamer op 5 december het rapport van de verkenner overhandigd krijgt, zoals te doen gebruikelijk. Op 6 december wordt de nieuwe Kamer beëdigd en op 7 december zou het debat kunnen plaatsvinden over de verkiezingsuitslag en het selecteren van de informateur. Dat is het voornemen. Nogmaals, deze onderwerpen gaan we nog met elkaar bespreken, maar dit is om u een idee te geven van hoe het proces eruit kan komen te zien.

Mevrouw Michon-Derkzen heeft een vraag gesteld over de tijd. Ze vroeg hoeveel tijd de verkenningsfase vergt. Het klopt wat zij zei. Het is maximaal 21 dagen en minimaal 14 dagen. Dat klopt.

Wat is een goede dag? Ik heb net aangegeven dat het mij goed lijkt om het niet meteen na de verkiezingen te doen, maar na een dag rust.

Er is ook een vraag gesteld door de heer Sneller over wat "enig draagvlak" is. Dat zul je in zo'n overleg met de lijsttrekkers/beoogde fractievoorzitters met elkaar moeten ontdekken. Er moet natuurlijk een meerderheid voor zijn en het liefst natuurlijk een zo groot mogelijke meerderheid. Dat zou het streven moeten zijn. De grootste fractie volgens de peilingen van dat moment kan daarbij met een voorstel komen.

De voorzitter:
Voordat u vervolgt, heeft u een interruptie van de heer Sneller, D66.

De heer Sneller (D66):
Is het het voornemen van de Kamervoorzitter om het, net als vorige keer, besloten te houden en ook niet duidelijk te maken wie er voor en tegen waren, maar gewoon te melden dat er binnenskamers is geconstateerd dat er een meerderheid is?

Mevrouw Bergkamp (D66):
Het is mijn voornemen dat het een besloten bijeenkomst is, behalve natuurlijk als de Kamer zegt dat ze wil dat er een uitgebreidere terugkoppeling komt. Voor dit proces zou ik willen dat iedereen zich in zo'n besloten bijeenkomst durft uit te spreken. Maar we kunnen in die bijeenkomst met elkaar bespreken hoe we erover communiceren. Dat zou een van de agendapunten kunnen zijn. Als ik merk dat er geen enkele weerstand is om er toch wat meer informatie over te geven, dan doe ik dat natuurlijk. Hoe transparanter, hoe beter. Maar ik wil de vertrouwelijkheid niet beschamen, want dat is vandaag ook een belangrijk thema geweest.

De heer Klaver (GroenLinks):
Ik had net al iets gezegd over die bijeenkomsten met de fractievoorzitters. Daaraan vind ik het volgende lastig, zeg ik in alle eerlijkheid. Er wordt niet gestemd over wie het zou moeten zijn en eigenlijk trekt niemand zijn mond open tijdens die bijeenkomsten. Er wordt wel wat gezegd en het klinkt allemaal heel spannend, maar je mist er niks aan behalve de lekkere chocolaatjes. Ik denk dus dat het, aangezien het collectief gedragen moet worden, ergens goed is dat mensen moeten instemmen of moeten aangeven dat ze er bezwaar tegen hebben en dat dat dan ook duidelijk wordt. Want — het was wel vertrouwelijk, maar het is nu zo lang geleden en ik heb nergens voor getekend — ik heb de toenmalige leider van het CDA toen het hem uitkwam heel vaak horen zeggen: deze verkenners waren niet mijn keuze. Ja, sorry, maar het was wel allemaal onze keuze, want geen van de mensen die er zaten maakte bezwaar, behalve één iemand. Dat was Joost Eerdmans. Hij zei: ik vind dit eigenlijk allemaal helemaal geen goed idee; ik wil dit niet. Voor de rest heeft iedereen daarover zijn mond gehouden. Ik denk dus dat het om dit gezamenlijk te dragen, goed is dat duidelijk wordt dat iedereen in ieder geval dan wel hiermee heeft ingestemd dan wel geen bezwaar heeft aangetekend, want anders is het echt een free ride voor iedereen. Dan vind ik dit soort vergaderingen top. Dan wil ik die overal. Dan ben ik nergens voor verantwoordelijk en kan ik me overal achter verschuilen.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Het lijkt mij heel goed om dit ook echt als agendapunt te bespreken op die dag dat we met elkaar in conclaaf zijn, om dat echt vooraf met elkaar af te spreken. Ik voel namelijk wel wat de heer Klaver zegt. Dat is heel lastig als iets zich daar heeft ontwikkeld. Nogmaals, volgens mij waren wij er grotendeels niet bij. Er waren maar een paar mensen bij. Maar als u zo aangeeft dat het toch net wat anders is gegaan dan wat er daarna gecommuniceerd is, dan is dat heel lastig en kan dat ook vervelend zijn. Een zo breed mogelijk gedragen uitkomst zou dus ontzettend mooi zijn, maar ik wil heel graag met de lijsttrekkers en de fractievoorzitters van tevoren afspreken wat ik daarover namens hen naar buiten kan brengen.

De heer Sneller (D66):
En toch voelt dit niet als "van tevoren" maar als "tijdens". In de evaluatie lees ik een aantal keer dat mensen bij die bijeenkomst kwamen met hele andere verwachtingen. Zij dachten "we gaan hier openlijk brainstormen" en anderen dachten "we gaan hier horen wie het geworden is". Volgens mij is het juist goed om dit van tevoren duidelijk te maken, dus dan is dat misschien ook iets om als Kamer een uitspraak over te doen.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Ja, dat zou kunnen, maar het zou ook in die bespreking van tevoren kunnen. Van tevoren hebben we natuurlijk ook een belronde langs iedereen om ook gewoon te peilen en mensen voor te bereiden op die verkenningsbijeenkomst. Ik denk dus dat er meerdere mogelijkheden zijn om die duidelijkheid te krijgen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik ben het ook zeer eens met wat zojuist gewisseld is. Ook in het kader van die duidelijkheid: het is in ieder geval duidelijk dat de nieuwe Kamer op 6 december wordt geïnstalleerd. Maar of het rapport — het verslag, moet ik zeggen — van de verkenner op 5 december wordt aangeboden, is niet per se duidelijk. Dat bepalen wij dan ook hier met elkaar, net als dat ik de Kamervoorzitter hoor zeggen: het debat waarin we een informateur aanwijzen is dan op 7 december, maar dat kan theoretisch nog tot 13 december plaatsvinden. Ik denk dus dat het goed is om hier met de Kamer — ik kijk vooral ook even naar achteren — te kijken wat we daar nu over zeggen, omdat de Kamervoorzitter daar een paar suggesties voor of uitspraken over doet, terwijl daarin nog wel modaliteiten zitten. Is de Kamervoorzitter dat met me eens? Hadden we de vorige keer dan daags na installatie het debat waarin we een informateur hebben gekozen en diens opdracht hebben vastgesteld? Klopt dat?

Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik denk dat het belangrijk is hoe dat eruitziet. Die vraag is ook wel gesteld. Er is behoefte om even te kijken naar dat tijdpad. Ik doe inderdaad de suggestie om dat op 5, 6 en 7 december te doen, met op 5 december de aanbieding van het rapport. Dat is trouwens aan de Voorzitter van de oude Kamer. Dat is de vorige paar keer ook zo gebeurd. Dan hebben we de beëdiging en dan hebben we het debat over de verkiezingen. Ik moet even checken hoeveel tijd daar de vorige keer tussen zat. Daarop kom ik in de tweede termijn terug. Dit vraagt natuurlijk wel om een gedragen tijdpad. Dit is dus ook een van de onderwerpen die ik heel graag wil bespreken op het moment dat ik met de lijsttrekkers en de fractievoorzitters spreek, maar het kan natuurlijk wel helpen om hier al een soort richting aan te geven met elkaar. Dat kan. Ik geef dus aan hoe ik voornemens ben dat te doen. Hoor ik niks, dan gaan we het zo doen. Maar ik ga de lijsttrekkers en de fractievoorzitters hierover natuurlijk ook nog wel polsen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik zou het goed vinden als wij daar in tweede termijn met elkaar nog even bij stilstaan. Er zijn twee dingen van belang. We hebben pas vanaf 6 december nieuwe leden. En er is de positie van de Kamervoorzitter, want ook die gaat veranderen aan het begin van een nieuwe termijn. Ik denk dat het goed is dat we daarover duidelijkheid met elkaar scheppen.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Even voor de duidelijkheid: 6 december wordt de nieuwe Kamer beëdigd. Dan zouden we 7 december het debat hebben met de waarnemend voorzitter — dat is geen rare figuur, zeg ik maar — over de verkiezingsuitslag en het kiezen van de informateur. Maar ik ga even kijken hoeveel tijd er vorige keer tussen zat. Ik hoop dat dit zo tot mij komt.

Dan is er door de heer Sneller nog de vraag gesteld of je het met een schaartje kunt knippen als het over de inhoud gaat in het verkenproces. Ik vind dat een goede vraag. Wanneer is het informeren en wanneer gaat het al een beetje richting coalitievorming? Dat kun je inderdaad niet met een schaartje knippen. De Raad van State heeft mooi omschreven wat de bedoeling is. Dat zou echt wel het kader moeten zijn. Op het moment dat je diepgaande inhoudelijke gesprekken hebt over allerlei thema's, is het risico groot dat je eigenlijk al aan het informeren bent. Dat zou je daarin niet moeten weten.

In antwoord op een vraag van de heer Sneller over transparantie hebben we net al wat uitgewisseld. We hebben het over het proces van het verkennen gehad, en over het bureau ondersteuning.

Dan was er nog een vraag van de heer Omtzigt over de dertien dagen. Hij gaf aan dat je elkaar in die dertien dagen of niet ziet of met elkaar gaat spreken. Hoe kan je dat nou oplossen? Dat kun je niet oplossen. Ik denk dat partijen nu zelfs al met elkaar in gesprek zijn. Wij zijn allemaal politici. Dat kan je niet remmen en dat kan je niet stoppen. Een voordeel van de verkenningsfase is wel — dit is ook aangegeven — dat daarin rust en reflectie kan worden ingebouwd. Die tijd hebben we daarvoor. En dat we ook eerlijk en open communiceren als er gesprekken met elkaar zijn. Dat heeft ook te maken met de politieke cultuur. Iedereen denkt en verwacht dat ook. Ik denk dat die open en eerlijke communicatie daarover kan bijdragen aan meer transparantie en hopelijk ook aan meer vertrouwen.

Volgens mij heb ik al veel vragen beantwoord. De heer Van Haga heeft gevraagd waarom de verkenningsfase niet wordt afgeschaft. Dat is echt aan de Kamer. De Kamer heeft er in 2012 voor gekozen om het op deze manier te doen. Die dertien dagen zijn wel dertien dagen. De heer Klaver heeft al aangegeven dat we daaraan vastzitten vanwege de Kiesraad en om de verkiezingsuitslag te krijgen. Er zijn ook landen die het heel anders doen. En die inderdaad meteen met elkaar in gesprek gaan en gaan onderhandelen. Alles kan, maar als voorzitter heb ik aangegeven hoe we binnen dit kader, zoals we dat met elkaar hebben afgesproken, kunnen komen tot betere en heldere afspraken. Dit geldt ook voor de vraag wat de positie van de verkenner moet zijn. Er zijn verschillende smaken, heb ik in het debat gemerkt. Dit is uiteindelijk echt aan de Kamer. Ik wil wel tegen de Kamer zeggen dat als er een keuze wordt gemaakt, het best wel wat voorbereiding vergt om dingen in goede banen te leiden. Dat is belangrijk.

Mevrouw Michon-Derkzen vroeg met wie de verkenner zal spreken. Dat is wisselend geweest. Het is niet altijd zo geweest dat de verkenner sprak met de vicevoorzitter van de Raad van State en met de Voorzitter van de Tweede Kamer en de Voorzitter van de Eerste Kamer. Daar zijn variaties op. Ik denk dat het goed is dat de verkenner de flexibiliteit heeft om zelf te bepalen wat nodig is om de opdracht goed af te ronden. Soms kunnen er staatsrechtelijke aspecten en dan wil je misschien met de vicevoorzitter van de Raad van State spreken. Soms denk je "goh, hoe zit dat met die draagvlakverhoudingen in de Tweede en Eerste Kamer?" en dan wil je misschien met de Voorzitter van de Eerste Kamer spreken. Ik zou zeggen: laat dat flexibel bij de verkenner en later natuurlijk bij de informateur, want eigenlijk hoort het daarbij veel meer thuis.

De voorzitter:
Een interruptie van de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):
Toch zagen we in de hoorzitting van de commissie voor de Werkwijze dat die onduidelijkheid tot actie en reactie leidde. Moeten we eerst met de Eerste Kamer of eerst met de Tweede Kamer praten? Moeten we ze überhaupt wel spreken? Hoe zorgen we ervoor dat dit de komende keer wat voorspelbaarder is voor de hoofdrolspelers?

Mevrouw Bergkamp (D66):
Dat is een terechte vraag. Het moet niet te maken hebben met persoonlijke dingen, maar met de vraag hoe je de opdracht zo goed mogelijk kan uitvoeren. Ik denk dat het belangrijk is dat de verkenner daar duidelijkheid over geeft en er heel transparant over is met wie er gesprekken zijn. Dat geldt trouwens ook voor de informateur. Daar zou ik dus heel graag de verantwoordelijkheid willen leggen. Vanwege transparantie is het goed om daar van tevoren duidelijkheid over te krijgen van de verkenner of de informateur.

Ik wil dan nog even een cri du coeur meegeven van heel veel informateurs. In de informatiefase is heel vaak een verzoek gedaan, ook vanuit de Kamer, om met allerlei groepen te spreken en allerlei onderwerpen verder te onderzoeken. Dat kan en mag natuurlijk. Maar in de debatten daarover is daar heel weinig op teruggekomen. Ik wil de Kamer meegeven dat alles natuurlijk kan, maar dat die gesprekken met allerlei groepen een verwachting scheppen. Ze kosten tijd en energie. Als we daar via allerlei moties of andere zaken als Kamer expliciet om vragen, is het wel goed om daar in het debat op terug te komen.

Verder zou ik de Kamer willen meegeven dat vertrouwelijkheid ontzettend belangrijk is en dat we onszelf aan die afspraak moeten houden. Volgens mij is dat een gedeeld beeld. We hebben zelf een commissie voor de Werkwijze gehad waarin we het ook hebben gehad over de gesprekken die er geweest zijn naar aanleiding van de commissie voor de evaluatie van de formatie. Die gesprekken waren vertrouwelijk. Op een gegeven moment ontstaat er een soort politieke dynamiek die vraagt om daar toch maar transparant over te zijn. Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Klaver: als wij daar afspraken over maken, moeten we die met z'n allen overeind houden, hoe moeilijk de druk vanuit de politiek en de media ook kan zijn.

Voorzitter, volgens mij heb ik daarmee alle vragen beantwoord.

De voorzitter:
Ik kijk even rond of dat gevoel ook in de Kamer leeft. Ik zie de heer Klaver opstaan.

De heer Klaver (GroenLinks):
Ik denk ook dat alle vragen zijn beantwoord. Wij proberen alleen wel nog even te kijken hoe we tot elkaar kunnen komen. Ik wilde vragen of er een mogelijkheid is om in ieder geval te schorsen en of we dit misschien volgende week verder kunnen behandelen. Dat kan met een korte tweede termijn. Dat hoeft niet lang te duren. We hebben even de tijd nodig om te proberen of deze Kamer met iets gezamenlijk kan komen en ervoor te zorgen dat dat goed gaat.

De voorzitter:
Het is uiteindelijk natuurlijk aan uw Kamer om dat te doen. Er is nog een alternatief, ook gelet op de volle agenda. Dat is om het volgende debat te voeren, daarna de tweede termijn te hervatten en dit wel vandaag af te ronden. Ik kan niet inschatten hoeveel tijd u nodig heeft. Het is een belangrijk debat, over belangrijke onderwerpen. Dit is natuurlijk uiteindelijk aan de Kamer.

De heer Klaver (GroenLinks):
Als het lukt om elkaar te hebben gesproken, kan het na het volgende debat. Maar niet alle collega's zijn er nu, om terechte redenen. Er zijn kleinere fracties die op andere plekken moeten zijn. Ik vind wel dat we even met iedereen gesproken moeten kunnen hebben. Als dat lukt, is straks prima. Zo niet, dan graag volgende week.

De heer Sneller (D66):
Een van de vragen die in de lucht hangt is: wat doen we met de Koning? Daar is een motie over aangekondigd. Sommige aanwezige Kamerleden hebben niet het woord gevoerd of daarover duidelijkheid gegeven. Wat je vervolgens in de andere breed gedragen motie doet, hangt daar wel mee samen. Ik denk dus dat het verstandig is om het op een later moment af te ronden.

De voorzitter:
Toch nog even in alle scherpte: een later moment is niet vandaag?

De heer Sneller (D66):
Ik vind het streven om het zo breed mogelijk te doen goed. De aanwezigheid hier is gewoon niet "zo breed mogelijk".

De voorzitter:
Dat is dan helder. Uw voorstel, in het verlengde van de heer Klaver, is dus om de tweede termijn uit te stellen.

De heer Van den Brink (CDA):
Steun voor volgende week.

De heer Drost (ChristenUnie):
Ik voel heel veel voor het voorstel van de heer Klaver om tot één breed gedragen motie te komen. Daar moeten we even de tijd voor nemen. Ik denk eerlijk gezegd dat volgende week wijzer is.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Tja, wat moeten we hier nou weer mee? Ik hoor dat dit "gewoon een goed idee is" en "laten we bij elkaar gaan zitten". Tuurlijk, ik ben er altijd voor om samen te gaan zitten en iets samen te bespreken, maar de agenda is moordend. Echt, mensen. Kom op. Kijk maar eens wat er volgende week allemaal ingepland staat. Er komen nog 60.000 tweeminutendebatten bij. Ik geef het even mee ter overweging. Het klinkt allemaal zo makkelijk. Volgende week donderdag, op 26 oktober, is onze laatste Kamerdag. Dan zitten we hier tot 3.30 uur honderden moties erdoorheen te jassen en dat is niet goed. De heer Omtzigt heeft dat ook al een keer aangegeven. Dat is gewoon niet goed voor het besluitproces. Het gaat dan om één gedragen motie, maar denk ook even aan de agenda. Er zal wel een meerderheid voor zijn en ik ben er ook voor om met één gedragen motie te komen, maar er worden ook gewoon moties ingediend en dan stem je voor of tegen. Soit! Simpel!

De voorzitter:
Goed dat u dat punt markeert. We hebben inderdaad nog een korte week.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik voel zeer mee met wat mevrouw Van der Plas zegt. Dat wil ik hier wel gezegd hebben. Maar ik vind het nu juist zo belangrijk dat we met elkaar afspraken maken over hoe we het formatieproces ingaan, omdat we het beter moeten doen dan we dat in het verleden deden. Daarom hecht ik wel aan de inspanning die de heer Klaver heeft aangeboden om met een zo breed mogelijk gedragen motie te komen. Ik heb het idee dat we daar enorm profijt van gaan hebben in de aankomende maanden, na 22 november. Volgens mij hebben we daar volgende week zeer kort de tijd voor nodig, want we hoeven dan niet meer met z'n allen te beraadslagen. Ik steun dus het voorstel van de heer Klaver.

De voorzitter:
Dus steun. Ik kreeg net wel door dat er volgende week geen ruimte is in de plenaire agenda. Dat kan betekenen dat er iets anders af moet. Dat even als voorwaarschuwing.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
We zijn nu al de hele middag over onszelf aan het praten. Het belang van Nederland wordt hier totaal niet mee gediend, dus laten we het gewoon niet steunen. Wij doen ook niet mee met een gezamenlijke motie, want dat gaat op iets heel algemeens uitlopen. Laten we in godsnaam die bureaucratie en al die onzin stoppen en geen verkenningsfase doen, maar gewoon meteen …

De voorzitter:
Ik hoor geen steun. Ik kijk nog even naar mevrouw Marijnissen, maar ik heb al geconstateerd dat er een meerderheid is om het te verdagen. Ik zie ook dat mevrouw Marijnissen blijft zitten. Zoals ik al zei, is het uiteindelijk aan u. Er is plenair volgende week geen ruimte meer. De enige optie die we nog kunnen garanderen, is aansluitend op het volgende debat. Maar dat laat ik aan u. En anders moeten we gaan puzzelen. Het kan zijn dat we het dan niet kunnen afronden of dat er een ander debat af moet.

De heer Klaver (GroenLinks):
We gaan het proberen. Volgende week is helemaal geen must. Er werd terecht gezegd dat de agenda volgende week vol zit met 1.024 tweeminutendebatjes. Dit gaat ergens over en daar willen we geen fouten in maken. We kunnen daar dan beter een klein beetje de rust en de tijd voor nemen.

De voorzitter:
Zeker. Het komt dan bij de regeling terug.

Dan zijn we in ieder geval aan het einde gekomen van de beantwoording in deze termijn en hervatten we dit debat op een later moment.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:
Dan schors ik de vergadering en gaan we daarna door met het volgende debat. Dat is het debat — nu moet ik het eventjes goed zeggen — over het voorstel van de leden Omtzigt, Eerdmans en Dassen tot wijziging van het Reglement van Orde in verband met het invoeren van termijnen voor de opdrachten van (in)formateur(s).

De vergadering wordt van 16.46 uur tot 16.55 uur geschorst.

Wijziging van het Reglement van Orde in verband met het invoeren van termijnen voor de opdrachten van (in)formateur(s)

Voorzitter: Bergkamp

Wijziging van het Reglement van Orde in verband met het invoeren van termijnen voor de opdrachten van (in)formateur(s)

Aan de orde is de behandeling van:

  • het voorstel van de leden Omtzigt, Eerdmans en Dassen tot wijziging van het Reglement van Orde in verband met het invoeren van termijnen voor de opdrachten van (in)formateur(s) (35980).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het voorstel van de leden Omtzigt, Eerdmans en Dassen tot wijziging van het Reglement van Orde, in verband met het invoeren van termijnen voor de opdrachten van (in)formateur(s) (35980). Ik heet de initiatiefnemers, de heer Omtzigt en de heer Dassen, van harte welkom. Helaas is de heer Eerdmans wegens omstandigheden verhinderd, maar toch twee man sterk, zeg ik maar. De heer Omtzigt wordt ondersteund door Nicolien van Vroonhoven-Kok en Anne van der Meeren. Het derde lid ben ik even vergeten, want hij staat niet op mijn lijstje. Zal ik dat straks corrigeren of kan de heer Dassen mij zijn naam geven?

De heer Dassen (Volt):
Dat is Jeroen van Iterson en hij ondersteunt mij vandaag.

De voorzitter:
Dank, ook welkom. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Michon-Derkzen namens de VVD. Het is altijd veel werk zo'n initiatiefwetsvoorstel en ik vind het knap dat het nog net op tijd, voordat we met verkiezingsreces gaan, gelukt is. Chapeau daarvoor.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Natuurlijk dank ik ook de initiatiefnemers, want zoals de voorzitter al zei: het is iets dat erbij komt. Net voordat het weekend begon, hebben de initiatiefnemers ons nog even aan het werk gezet, aangezien we dit goed moesten bestuderen. Maar ik heb dat met liefde gedaan, want het gaat ook ergens over. We hebben het al de hele middag met elkaar over hoe we een zorgvuldig formatieproces kunnen doorlopen en welke afspraken we daarvoor moeten maken. Dit is daar een belangrijk onderdeel van, dus nogmaals: dank.

Zoals in de evaluatie van de kabinetsformatie is opgenomen, is het van belang om deadlines te expliciteren in het formatieproces. Mijn fractie kan zich daar ook iets bij voorstellen, want — ik citeer nu uit de evaluatie — "het voorkomt eindeloze formatiefases, het geeft de Kamer meer controle en creëert meer duidelijkheid over de voortgang." Die deadlines zijn voor mijn fractie eigenlijk geen doel maar een middel. Het is een middel van de Kamer om in gesprek te gaan met de informateur en de formerende partijen, maar het is ook een middel voor de informateur om op die manier de informerende partijen in ieder geval tot scherpte aan te zetten.

Het heeft ook een keerzijde en het is goed om dat ook vanmiddag te benoemen. Wat als die deadline niet wordt gehaald? Ik schets even het zwarte scenario: de Kamer krijgt dan een procesbrief, de informateur komt een toelichting geven, maar zegt eigenlijk niets en het debat dat volgt, is een grote frustratie aan de kant van de Kamer met als argument het precaire proces niet te verstoren. Het is denkbaar en zelfs verdedigbaar in de hele discussie over transparantie versus vertrouwelijkheid. Ik zou daar graag een reflectie op willen van de initiatiefnemers.

Wat mijn fractie betreft spreken we af dat de formatie deadlines kent en dat deze deadlines onderdeel zijn van de opdracht van de informateur. Ik heb wel mijn bedenkingen bij de voorgestelde termijn van zes weken in het Reglement van Orde, want juist de actuele politieke situatie maakt dat je als Kamer flexibel zou moeten, kunnen en willen zijn over de termijn die je dan voorstelt.

Dan heb ik nog een inhoudelijke vraag over het voorstel. Ik lees in lid 2 dat de termijn ten hoogste zes weken bedraagt en niet kan worden verlengd. In lid 4 staat verder dat de Kamer in beginsel de dag na het verstrijken van de termijn een nieuwe opdracht formuleert. Kunnen de initiatiefnemers daarop ingaan, want het lijkt er dus op dat verlengen niet mogelijk is binnen dit voorstel? En dan krijgen we wel echt informateur op informateur en opdracht op opdracht. Waarom niet de mogelijkheid van verlengen?

De tekst vind ik wat weinig scherp en hoe kan je dan ... U zegt aan de ene kant: de Kamervoorzitter krijgt met enige discretie de ruimte om een week na het verstrijken van een termijn een debat in te plannen. Maar in een ander lid zie ik staan: daags nadat de termijn is verstreken, moet er een nieuwe opdracht komen. Graag helderheid over die termijnen.

Tot slot lid 6. Daarin staat zelfs een termijn van drie weken genoemd in een uitzonderlijk geval. Volgens mij is dat zo als het dus niet is gelukt. Ook daar graag een toelichting op.

Kortom, ik kijk uit naar de antwoorden. Ik denk dat het goed is om het scherp te hebben. Ik hoop ook dat dit onderdeel wordt van die Kamerbrede afspraak die we met elkaar maken om de formatie in goede banen te leiden.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Michon-Derkzen. Dan geef ik het woord aan de heer Sneller van D66.

De heer Sneller (D66):
Dank, voorzitter, en dank aan de initiatiefnemers dat we het over dit belangrijke onderdeel van de formatie kunnen hebben.

Ik snap heel goed dat er behoefte is aan houvast in een chaotisch proces waar weinig regels gelden. Gezien de lange duur van de vorige formaties begrijp ik de behoefte om die te verkorten. En toch heb ik mijn twijfels bij het voorstel dat nu voorligt. Ten eerste vraag ik mij af — ik stel die vraag ook expliciet aan de initiatiefnemers — of het gebrek aan termijnen de primaire oorzaak was voor de lange duur van deze formatie. Ik kijk dan bijvoorbeeld naar de termijnen die door de initiatiefnemers in de nota naar aanleiding van het nader verslag staan beschreven: vijf weken, zes weken, tien weken — maar ja, dat was een reces — vier weken en tien weken tussen de verschillende debatten in. En die laatste tien weken leidden uiteindelijk tot een akkoord waar een kabinet op geformeerd is. Dus die maximumtermijn van zes weken had eigenlijk alleen voor die laatste tien weken een daadwerkelijke inkorting betekend. En die heeft uiteindelijk geleid tot een akkoord, waar die weken misschien wel voor nodig waren. Hoe kijken zij daarop terug?

Zij zeggen eigenlijk: we moeten meer debatten voeren om minder debatten te krijgen. Ik zou de initiatiefnemers willen vragen om mij die paradox nog een keer uit te leggen. Zij zeggen: als we vaker gaan debatteren, dan kan dat aantal debatten — het waren er de vorige keer zes — aanzienlijk teruglopen. Ik denk juist dat we meer debatten zullen krijgen en dat dat niet alleen meer debatten betekent, maar dat het ook kan vertragen. Debatten betekenen namelijk ook ingewikkelde publieke gesprekken in een precair proces. Ik zou de initiatiefnemers willen vragen om daar nog op te reflecteren.

Er zit een aantal mogelijkheden voor uitstel in de toelichting en die zijn wat de initiatiefnemers betreft limitatief. Maar is dan een toelichting bij het Reglement van Orde voldoende als het zo'n stevige status krijgt?

De kritiek op het überhaupt opnemen van termijnen in dit soort processen is vaak dat het strategisch gedrag uitlokt, bijvoorbeeld een beetje afwachten als je dat goed uitkomt. In andere landen is er bijvoorbeeld ook een soort valbijl. "Nieuwe verkiezingen komen me eigenlijk wel goed uit. Ik zit gewoon de termijn uit." Hoe hebben zij dat gewogen bij die maximumtermijn van zes weken?

Mijn laatste punt, voorzitter. De initiatiefnemers verwachten ook dat het leidt tot een gestructureerder verloop van de formatie. Dat spreekt mij op zich heel erg aan. Je zou bijvoorbeeld kunnen willen dat er eerst wat meer over de bestuurscultuur wordt gesproken en dan over ... Dus bijvoorbeeld eerst over de inhoud en dan over het wie. Alleen, dat komt niet door alleen maar termijnen te stellen. Dus hoe gaat nou het stellen van termijnen in zichzelf leiden tot dat gestructureerdere verloop en is er voor die wens eigenlijk niet iets anders nodig? Dan sluit ik mij eigenlijk ook een beetje aan bij mevrouw Michon-Derkzen. Ik heb dus mijn twijfels over termijnen. Is het niet beter om de termijnen meer vrijelijk te laten bepalen aan de hand van de moties die worden ingediend tijdens de Kamerdebatten? Maar laten we wel, zonder een maximum te bepalen, afspreken dat daarin termijnen worden gesteld.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Sneller. Dan geef ik het woord aan de heer Drost van de ChristenUnie.

De heer Drost (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst veel dank aan de indieners van dit voorstel en ook aan hun ondersteuning hier aanwezig. Dank voor het werk dat jullie hierin hebben gestoken; het is een belangrijk onderdeel van onze democratie en ons democratisch proces. In het debat hiervoor hebben we uitgebreid stilgestaan bij de evaluatie van de formatie van 2021. Het is goed om hier verder over te spreken en er misschien concreet vorm aan te geven.

Voorzitter, een aantal punten. Wij waren geen voorstander van het oorspronkelijke voorstel dat er lag — dat was volgens mij een jaar geleden, of misschien al langer — om ook 50 leden de gelegenheid te geven om een debat aan te vragen. Dat is inmiddels verdwenen; dat is gewijzigd. Wij staan sympathiek tegenover het voorstel zoals het er nu ligt. Wij zijn gevoelig voor een van de genoemde argumenten, namelijk dat formerende partijen, doordat zij al de meerderheid in de Kamer vormen, de deur gesloten kunnen houden. Op deze manier kun je toch een voet tussen de deur zetten; je probeert in ieder geval transparantie te betrachten. Dat is wat ons betreft dus een argument voor dit voorstel. Het geeft ook kleinere partijen, die misschien per definitie niet zo snel aan een formatietafel terechtkomen, een stem. Het zorgt er ook voor dat de voortgang erin blijft zitten, omdat die drempel van zes weken er ligt.

Voorzitter. Ik wil een aantal vragen stellen aan de indieners. Hoe stellen de indieners van dit voorstel zich die termijn van zes weken voor? Wat moet er dan precies ter bespreking op tafel liggen? Wat staat er dan in? Liggen dan echt de inhoudelijke punten op tafel? Moeten dan wellicht de open punten nog afgehecht worden? Wat gaan we dan met elkaar bespreken? En wat gaan we — dat werd volgens mij ook door mijn collega Michon-Derkzen ingebracht — dan precies van onszelf als Kamer vragen? Hoe transparant gaat het proces zijn? Hoe politiek gaat het dan hier op de vloer worden? Wat vraagt dat debat op dat moment dan van onszelf, en misschien ook wel van onze zelfbeheersing? Over die termijn van zes weken en die debatten die we dan met regelmaat zouden willen voeren: hoe flexibel veronderstellen de indieners dat? Is die termijn van zes weken absoluut of is het wellicht op dat moment aan de Kamer om daar nog flexibiliteit in te betrachten? Hoe moeten we dat met elkaar zien?

Dat waren mijn vragen, voorzitter. Ik zie uit naar de beantwoording. Dank u.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Drost. Dan geef ik het woord aan de heer Van den Brink van het CDA.

De heer Van den Brink (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de initiatiefnemers voor het doen van dit voorstel. Het is in lijn met de evaluatiecommissie. Ik denk dat het een belangrijke en goede bijdrage levert omdat het de tegenstellingen oplost die er tijdens de formatie al snel kunnen ontstaan tussen onderhandelende partijen en partijen die hierin in afwachting zijn. Daarvoor zijn deadlines zeker een goed middel. Alleen, de vraag is of nu en op deze wijze een deadline moet worden vastgelegd in het Reglement van Orde. Een vaste termijn kan namelijk onvoldoende rekening houden met de onvoorspelbaarheid van de formatie. Daar hoor ik de indieners dus graag over. Wat het CDA betreft zou u daarom misschien moeten nadenken over het verankeren van de deadline, maar dan gewoon in de moties die we vaststellen in het debat en aan de informateur meegeven. Ten slotte zou dat moeten uitmonden in het Reglement van Orde. Maar goed, we hebben vandaag natuurlijk heel veel onderwerpen besproken met betrekking tot de nog niet helemaal vlekkeloos verlopen formaties uit het verleden die zouden moeten worden verankerd. Wat het CDA betreft doen we dat in één keer goed, op alle onderwerpen. Dan kunnen we in hetzelfde artikel, artikel 11, vastleggen dat er een deadline wordt opgenomen in de opdracht aan de informateur, maar dan houden we de flexibiliteit als het gaat om de vraag hoe het er elke keer uit komt te zien wanneer we hier moties daarover aannemen.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van den Brink. Dan geef ik tot slot het woord aan mevrouw Van der Plas, BBB. Gaat uw gang, mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel. Allereerst dank aan de indieners voor dit voorstel. Het is mooi dat dit nog voor de verkiezingen bij ons op tafel ligt.

Voorzitter. De afgelopen jaren hebben we gezien hoe de kabinetsformaties soms buitengewoon lang duurden. Daarom zou ik graag mijn steun uit willen spreken voor de voorgestelde wijziging van artikel 11.1 van het Reglement van Orde. Het voorstel wil een duidelijke termijn voor het afronden van de informatie- en formatieopdrachten. Dit voorstel wil het proces van de formatie dus efficiënter maken. Wij zijn van mening dat dit een positieve ontwikkeling is, die onze democratie ten goede zou komen.

De langdurende kabinetsformaties hebben geleid tot onvrede bij burgers en tot een gebrek aan duidelijkheid over het proces. Het is belangrijk dat we de kabinetsformatie efficiënter maken en hierin meer controle geven aan de Tweede Kamer, ons hoogste democratische orgaan. Het voorstel van de leden Omtzigt, Eerdmans en Dassen is om een termijn van zes weken in te stellen voor afronding van de informatieopdrachten. Dit is een welkome oplossing volgens BBB. Hierdoor kunnen we voorkomen dat formaties eindeloos duren, iets wat in het belang van helemaal niemand is. BBB denkt dat het inbrengen van een heldere deadline onze politici zal aanmoedigen om doelgerichter te werk te gaan en efficiënter te onderhandelen.

Ook geeft dit voorstel de Tweede Kamer de bevoegdheid om binnen een week na afronding van een informatieopdracht een formatieopdracht op te stellen en formateurs aan te wijzen. Dit zal hopelijk resulteren in een snellere vorming van een nieuw kabinet, wat gunstig is voor onze democratie en onze burgers.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Plas. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Klaver, GroenLinks. Hij had zich nog niet ingeschreven, maar wil heel graag ook een inbreng leveren.

De heer Klaver (GroenLinks):
Voor een korte bijdrage van circa 50 minuten, voorzitter; het moet een beetje matchen met de inbreng die de heer Omtzigt zou geven. We hadden het er zojuist over dat het de eerste keer is in vak K voor collega Omtzigt. Het staat hem goed, zou ik willen zeggen. Maar daarvoor zijn we hier niet.

Allereerst dank aan beiden. Het is gewoon heel veel werk om zo'n voorstel te maken en het is heel goed dat dat wordt gedaan. Het is ook belangrijk. Ik heb nog een aantal vragen.

Ik ben het heel erg eens met principe dat we termijnen stellen. Ik heb namelijk gezien dat hoelang een formatie duurt, strategisch gedrag uitlokt. Je kan het net zolang rekken en net zolang aan tafel blijven zitten zonder over de inhoud te praten totdat er gewoon partijen afvallen of je ze weggeduwd hebt. Ik geloof niet dat dat het politieke proces ten goede komt, dus ik sta helemaal achter het idee dat hier wordt genoemd.

De belangrijkste vraag die ik heb, is waar die termijn van zes weken op is gebaseerd. Wat is de voornaamste reden om te zeggen: we kiezen voor zes weken? Ik kan mij voorstellen dat zes weken een prima termijn is, maar zoals de heer Omtzigt zelf aangaf in zijn termijn, hangt het er een beetje van af wat de uitslag van de verkiezingen is. Misschien is er een heel duidelijke uitslag en kan het heel snel gaan, maar wellicht is het iets ingewikkelder en dan vind ik het ook niet onterecht dat een informateur misschien iets langer de tijd krijgt alvorens zich weer bij de Tweede Kamer te moeten melden.

Dat brengt mij ook bij mijn tweede vraag. Dit voorstel gaat over het vastleggen van een termijn in het Reglement van Orde. Mijn fractie voelt er echter meer voor om dit vast te leggen in de motie waarmee de informateur wordt aangesteld. Wij voelen er meer voor dat we daarin vastleggen hoeveel tijd we deze persoon geven om de informatieopdracht uit te voeren en dat we daarbij naar aanleiding van de verkiezingsuitslag even bekijken hoeveel weken we denken dat redelijk is alvorens de informateur terug moet komen.

Voorzitter. Het grote gevaar daarbij, dat begrijp ik ook, is hoe we ervoor zorgen dat dan niet toch weer een meerderheid van de Kamer gaat tegenhouden dat de informateur naar de Kamer komt. Ik heb daar zelf nog niet een goed antwoord op. Mijn angst zit erin dat we er later spijt van krijgen als we het nu vastleggen in het Reglement van Orde, omdat dan blijkt dat we het te ver hebben vastgelegd. Ik wil daarom tot slot nog vragen of de indieners erover hebben nagedacht om in het Reglement van Orde te omschrijven dat er in de opdracht aan de informateur moet staan hoelang de informatieopdracht maximaal mag duren en dat er na wat daar is vastgesteld, altijd een debat plaatsvindt in de Kamer. Daarmee kunnen we wellicht ondervangen dat we vastzitten aan de tijdsduur maar wel vastleggen dat de Kamer altijd informatie kan wisselen en het debat kan voeren met de informateur.

Dank.

De voorzitter:
Dank, meneer Klaver. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn aan de kant van de Kamer. Ik zie dat de initiatiefnemers voldoende hebben aan een schorsing van tien minuten. Dan vervolgen we om 17.25 uur met de eerste termijn aan de kant van de initiatiefnemers.

De vergadering wordt van 17.14 uur tot 17.25 uur geschorst.


Termijn antwoord

De voorzitter:
Aan de orde is de eerste termijn aan de kant van de initiatiefnemers. Ik geef het woord aan de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Dank u wel, voorzitter, en dank aan de leden van de Kamer voor de gestelde vragen. In de Nederlandse grondwettelijke orde ligt relatief weinig vast over de vorming van een kabinet. Als u de Grondwet leest, ziet u precies hoe een wet goedgekeurd moet worden tot en met wie op welk moment een handtekening moet zetten. Er staat precies hoe een koning koning wordt. Maar er ligt eigenlijk helemaal niks vast over hoe een kabinet tot stand komt. Het voorstel dat we nu behandelen legt helemaal niks vast in de Grondwet, legt niks vast in een formele wet, maar legt het slechts vast in het Reglement van Orde zodat er enige orde komt in het soms enigszins chaotische proces van het tot stand komen van een kabinet. Want als u de Grondwet leest, dan ziet u nergens dat er een verkenner, informateur of debat over de formatie in staat. Andere landen hebben dat beter geregeld. Die hebben soms een wet die over de formatie gaat, en als je over een fatale termijn heen gaat, dan kom je bij nieuwe verkiezingen uit. Niets van dit alles. Het allerergste wat je kan overkomen, is een debat in de Tweede Kamer over de stand van zaken tijdens de formatie.

De aanleiding van dit voorstel wordt gevormd door de evaluatie van de vorige kabinetsformatie. De eerste aanbeveling proberen wij hiermee handen en voeten te geven. Op pagina 22 staat: tussen de vier en zes weken na het begin van een formatiepoging moet je vastleggen dat je naar de Kamer gaat en uitleg geeft, en leg dat vast in artikel 11 van het Reglement van Orde. Dat is precies wat we doen. We kiezen daarbij de langste termijn die tussen de vier en zes weken zit, namelijk de termijn van zes weken.

Dan zou u kunnen vragen: waarom legt u dat vast in het Reglement van Orde? Omdat de minderheid zich kan beroepen op het Reglement van Orde. Het hemd is altijd nader dan de rok. Er is altijd de mogelijkheid voor de formerende partijen om hier te gaan staan en te zeggen: we hebben toch meer tijd nodig; doe ons geen debat. Je legt hier die zes weken vast. Dat geeft ook rust. Vanuit eigen ervaring kan ik u verzekeren dat als je bij de niet-formerende partijen zit, je misschien al na twee weken graag een debat wilt hebben en bij de interruptiemicrofoon staat. Ik zie de voorzitter al glimlachen. Dan kan de voorzitter ook zeggen: we hebben zes weken afgesproken en de andere partijen ook. Het voorstel biedt naar twee kanten rust. Het biedt rust voor de onderhandelende partijen, omdat ze kunnen zeggen: we hebben zes weken. En het biedt rust aan de partijen die niet meeonderhandelen, omdat ze na uiterlijk zes weken de inlichtingen krijgen waar ze om gevraagd hebben.

De voorzitter:
Dank u wel. Een interruptie van de heer Sneller, D66.

De heer Sneller (D66):
Het vertrouwen van de heer Omtzigt in de terughoudendheid van Kamerleden is bewonderenswaardig. Zo ken ik hem helemaal niet, maar even terug. De heer Omtzigt zegt: dit is wat de evaluatiecommissie zegt op pagina 22. Mijn lezing daarvan is als volgt. "Deze geïnterviewden suggereerden enkele mogelijkheden. Zo zou voor een bepaalde informatiepoging een deadline kunnen worden gesteld, bijvoorbeeld van vier à zes weken." Ik lees dat niet als een aanbeveling van de evaluatiecommissie om een maximale termijn van zes weken voor te stellen. Hebben wij dan toch dezelfde lezing van het evaluatierapport?

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ik pak het evaluatierapport er even bij en scrol het even door. De belangrijkste aanbeveling, aanbeveling 1 op pagina 6 van het evaluatierapport: "Introduceer deadlines in de formatieprocedure: verbind termijnen aan de opdrachten van informateurs. Neem in artikel 11.1 van het Reglement van Orde op dat aan informatieopdrachten een termijn verbonden is waarbinnen de opdracht moet worden afgerond." Op pagina 22 staat inderdaad vier tot zes weken. Ik heb me verhouden met de schrijvers hiervan. Die zeggen: dan zet je daar een vaste termijn in. Want als je zegt dat er een termijn in moties moet staan — dat zou het alternatief zijn — dan kan er natuurlijk altijd de neiging zijn om een hele lange termijn te kiezen, tien weken, en dan zegt iedereen: waar heb je dat voor nodig? Dan kom je toch eigenlijk weer uit bij een maximumtermijn van ongeveer zes weken. Daarom is er de voorkeur om die zes weken in het Reglement van Orde op te nemen.

De heer Sneller (D66):
Dat is toch een keuze. Het is een hele legitieme keuze, maar het is wel een keuze van de initiatiefnemers zelf. Het is namelijk gewoon een van de suggesties op pagina 22 van de mensen die geïnterviewd zijn, over een termijn die je zou kunnen stellen. Laten we dus ook niet in die aanbeveling lezen dat de maximumtermijn van zes weken daarin wordt gesteld. Laten we het gewoon op zijn merites beoordelen en bekijken of we het een goed idee vinden om die maximumtermijn van zes weken daarop te plakken.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ja, maar als je een maximumtermijn aangeeft, ontkom je er niet aan om ook een maximumtermijn te geven. Daarom hebben wij gekeken: wat is de ruimste termijn die hier beschikbaar is? Wij hebben die zes weken redelijk geacht als termijn. Als een meerderheid van de Kamer zou zeggen een heel goede reden te hebben om daar vijf of zeven weken van te maken, dan is dat op zich geen totale gamechanger. Maar zes weken lijkt me een redelijke termijn waarbinnen je forse stappen moet kunnen zetten, zonder dat je je enorm onder druk gezet voelt op de eerste dag dat je bij elkaar zit.

De heer Van den Brink (CDA):
De heer Omtzigt geeft aan welke interpretatie hij geeft aan die evaluatiecommissie. De letterlijke interpretatie gaven wij ook aan de evaluatiecommissie, namelijk: neem op dat er een deadline wordt gesteld. Dat kan in die motie natuurlijk verschillen. De complexiteit van een formatie is soms ook bepalend. Stel dat we in een situatie zitten waarin er meerdere meerderheden te vormen zijn. Dat kan betekenen dat er een korte informatieopdracht ligt met een deadline van drie weken, om eerst eens te kijken wie dat dan bij elkaar zijn. Dan komen ze er op een gegeven moment uit en zeggen ze: dit gaat 'm wel worden. Stel dat ze dan al aanvoelen: dat is moeilijk; wij nemen acht weken de tijd. Nou, dan nemen ze acht weken de tijd. Maar het belangrijkste vraagstuk is: moet die deadline van zes weken nu in het Reglement van Orde, waarmee dit dan ook, zoals u zegt, opeisbaar is? Of is het punt dát er een deadline komt, zoals de evaluatiecommissie zegt? Dat laatste deel ik ten zeerste met de evaluatiecommissie.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ik kom dan toch bij wat er gebeurt op het moment dat die drie weken verstreken zijn en de onderhandelende partijen denken: we hebben meer tijd nodig. Zij kunnen dan met een meerderheid een debat tegenhouden. Een debat moet immers bij meerderheid worden aangevraagd. Dat is precies die tijdsinconsistentie die je eruit wil halen. De motie is niet afdwingbaar voor de minderheid van de Kamer, omdat de meerderheid zich alsnog meer tijd kan toe-eigenen. Dat is waarom het Reglement van Orde voor ons de te prefereren keuze is boven het vastleggen per motie.

De voorzitter:
De heer Van den Brink nog even. Dan de heer Sneller.

De heer Van den Brink (CDA):
Ik denk dat hier een groot verschil bestaat in, laat ik zeggen, de kijk op de wereld. Ik ben meer van de school: "Als die afspraak er ligt, dan durf ik daar ook gewoon iemand aan te houden hier. Als diegene zichzelf daar ongeloofwaardig op wil maken, be my guest, zou ik bijna zeggen." Ik geloof dan meer in het gewoon vastleggen van die afspraak; dat hoeft niet met een termijn. Dat is het vertrouwen dat ik heb als zo'n afspraak wordt gemaakt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Dat zie ik net iets anders. Ik denk dat het te prefereren is om dat in het Reglement van Orde vast te leggen, omdat je met dat Reglement van Orde een zekere rust in het proces hebt. Nogmaals, vergeleken met andere landen hebben we hier maar een hele lichte vorm van regulering van het formatieproces voor een regering. We doen helemaal geen strakke dingen. In andere landen heb je zelfs fatale termijnen; als je daar overheen gaat, heb je meteen nieuwe verkiezingen. Het ergste wat er kan gebeuren, is het volgende. Als je een keer een debat hebt in de Kamer, dan betekent dat dat de politiek leiders die op dat moment aan het onderhandelen zijn ook vragen moeten beantwoorden. Maar als ze zeggen nog twee weken nodig te hebben, dan kunnen die op dat moment de deur enigszins dichthouden. Dat is een mogelijkheid.

De heer Sneller (D66):
Even om te zoeken naar dat brede draagvlak zoals we dat net aan het proberen waren. Ik snap wat de heer Omtzigt wil, namelijk dat het debat ook na die termijn gevoerd wordt. Ik snap ook dat een motie daar te licht voor is. Maar je zou in het reglement wel kunnen vastleggen dat er een debat plaatsvindt na ommekomst van de termijn die in de motie gesteld is, zonder dat je de maximumtermijn van zes weken in het Reglement van Orde noemt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Maar op het moment dat dat stroef loopt, kan een groep partijen zich ook gewoon een termijn van tien of twaalf weken toe-eigenen. Het is ongewenst als dat op dat moment gebeurt. Je kunt ook zeggen: zet in het voorstel niet "zes weken" maar "maximum zes weken". Je kunt er per motie van afwijken en er bijvoorbeeld "drie weken" in zetten. Maar het lijkt mij onwenselijk om niet ergens een maximum te verbinden aan wat partijen kunnen doen.

De voorzitter:
Tot slot, de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):
Als in de motie "tien weken" zou staan, dan zouden de onderhandelende partijen dat aan de voorkant al moeten verdedigen en ten overstaan van de rest van de Kamer moeten zeggen: wij denken tien weken nodig te hebben. Daar ligt dan ook al de barrière. Maar aan de achterkant heb je in het reglement dan al wel afgesproken dat er een debat plaatsvindt en er een verslag komt na ommekomst van de termijn die in de motie gesteld is, hoelang die dan ook is.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Maar dan komt u in een tijdsgewricht waarin die partijen inderdaad liever hier vijf minuten lang staan te verdedigen dat het tien weken gaat duren. Vanuit democratisch oogpunt is het onwenselijk dat er na een verkiezing tien weken lang geen informatie wordt gegeven over de stand van zaken. Op het moment dat er in goed vertrouwen onderhandeld wordt en je er na die zes weken nog niet uit bent, dan is er geen enkele belemmering om na zes weken aan de rest van de Kamer, en daarmee aan de rest van de samenleving, te vertellen wat er gedaan wordt met de verkiezingsuitslag.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ja, aansluitend op wat de heer Sneller zei. Is het bij de initiatiefnemers opgekomen om er wel in het Reglement van Orde — die stok achter de deur in het Reglement van Orde, die dus een minderheid heeft in het Reglement van Orde — op te wijzen dat er een termijn moet worden gesteld in de opdracht aan de informateur, zodat die termijn inderdaad, zoals de heer Sneller net zei, onderdeel wordt van het debat, vooraf al en ook achteraf: hoe kan je nou deze termijn hebben gevraagd en dan met dit resultaat komen, zowel positief als negatief? Dan wordt een termijn onderdeel van het debat dat we hier met elkaar hebben, waarbij iedereen natuurlijk zijn eigen insteek zal kiezen.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ja, maar je blijft met de asymmetrie zitten dat het een meerderheid is, tenminste op dat moment — de heer Baudet had natuurlijk ook een paar opmerkingen over een minderheidsregering, maar dan zit je in een ander soort onderhandelingen — die aan het onderhandelen is en dat de meerderheid ook die termijn gaat vaststellen. Met het Reglement van Orde heb je een iets betere bescherming van de niet-onderhandelende partijen in het proces.

De voorzitter:
Voldoende over dit punt? Ja? Vervolgt u uw betoog, meneer Omtzigt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Dan geef ik even het woord aan de heer Eerdmans.

De voorzitter:
Ik zag de heer Klaver nog even staan.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Sorry, de heer Dassen. Ik verontschuldig de heer Eerdmans, die om persoonlijke redenen afwezig is.

De voorzitter:
Ja, maar de heer Klaver, GroenLinks, heeft nog een vraag aan u.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ik kom zo meteen terug met de overige vragen, dus maakt u zich niet druk.

De heer Klaver (GroenLinks):
Ik vind dat de heer Eerdmans wel een stuk knapper is geworden, voorzitter.

De voorzitter:
Oh … We praten niet over mensen als ze niet aanwezig zijn.

De heer Klaver (GroenLinks):
Het was bedoeld als een compliment, maar goed.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ik weet niet of de heer Eerdmans dat ook op die manier gaat interpreteren, dus daar moet u voorzichtig mee zijn.

De heer Klaver (GroenLinks):
Hij kan het hebben, denk ik. Ik zit ergens mee. Wat ik heel goed vind aan het voorstel, is het vooraf vastleggen van termijnen en daarmee ook het verdedigen van het recht van een minderheid dat er informatie wordt uitgewisseld. Ik wil nog even goed begrijpen van de heer Omtzigt waar voor hem het probleem zit als er vooraf hier in de Kamer wordt gekeken wat die termijn is. Stel dat je vooraf weet dat iets tien weken gaat duren — ik denk niet dat dat gebeurt — of acht weken of negen weken. Mij gaat het erover dat als je vooraf iets afspreekt en die termijn is afgelopen, er dan ook werkelijk een debat is. Ik zou die ruimte eigenlijk wel willen laten, een beetje gelet op de politieke omstandigheden die er op dat moment zijn. Waarom wil hij dat niet?

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Daar hebben wij niet voor gekozen als initiatiefnemers van dit voorstel, omdat er toch ergens een maximum moet zijn wat die partijen dan kunnen doen. Dan leek ons zes weken een redelijk maximum. Er zijn tijden geweest waarin de meeste kabinetten binnen zes weken tot stand kwamen, hè. Ik bedoel, we doen nu alsof 200 dagen een norm is, maar er zijn tijden geweest waarin in 40 dagen ook een kabinet in elkaar gezet kon worden. Tot de jaren zeventig waren dat heel normale tijden. Tot de jaren zeventig was het 60 dagen of zo voor een kabinet. Ook het tweede kabinet-Rutte is redelijk snel tot stand gekomen, dus dat kan echt wel.

De voorzitter:
We drijven af. De heer Klaver.

De heer Klaver (GroenLinks):
Ik heb de heer Omtzigt over die formatie ook weleens wat kritische noten horen kraken als het ging over de snelheid.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Zeker, zeker. Zou u het nog over het studievoorschot willen hebben en de basisbeurs?

De heer Klaver (GroenLinks):
Ja, altijd. Dat wil ik altijd. Wat betreft de vergelijking met de jaren zeventig: toen was het politieke speelveld wel iets overzichtelijker, als we dan toch die vergelijking maken. Ik snap dat de indieners er niet voor gekozen hebben. Ik ben echt op zoek, want volgens willen we namelijk hetzelfde. Ik zou het niet verkeerd vinden als we, een beetje gelet … Stel je voor dat twee partijen veruit de grootste worden. Dan kan ik me voorstellen dat je zegt "jongens, vijf weken en dan hoort u weer van ons" en ook dat je dat als Kamer vraagt, terwijl het als het misschien met vier, vijf of zes partijen is wat ingewikkelder wordt per definitie, omdat je gewoon meer tijd nodig hebt, ook per partij. Dan heb je misschien iets langer de tijd nodig. Ik zoek even naar een bandbreedte, tussen de vier en de tien weken of zo, zodat we even ruimte laten om te kijken wat er nou precies nodig is. Waar mij punt zit, is dat het vrij hard is: dit is het. Dat vind ik een lastig verhaal, omdat we het opnemen in het Reglement van Orde.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ik hoor de heer Klaver en ook een aantal anderen voorstellen om een maximumtermijn van zeven of acht weken vast te leggen, waarbij je per motie aan de onderkant kunt afwijken. Het lijkt me echt zeer verstandig dat je ergens een maximumtermijn vastlegt. Overigens ben ik het niet eens met de heer Klaver en anderen die hier zeggen dat het in de jaren zeventig gemakkelijker was. Ook toen hadden we vaak kabinetten met drie à vier partijen. Die zaten dan ideologisch misschien iets dichter bij elkaar. De ARP, de KVP en de CHU waren misschien wat meer verwant, maar ook toen kwamen coalities van vier à vijf partijen tot stand. Zelfs in de formatie van 1905 zaten vier partijen, waarvan drie liberaal en één sociaaldemocratisch. Er was sprake van gedoogsteun. Het kwam allemaal redelijk snel tot stand. Dat kon dus prima in die tijd.

De heer Sneller (D66):
Dit is het voordeel van mooie naslagwerken en mooie boeken over die formaties: in de jaren zeventig is er een enorme piek met twee keer een formatie van langer dan 150 dagen. Even voor de geschiedschrijving.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Voor het begin van de jaren zeventig dan, tot 1971. Tot 1971 waren die redelijk kort.

De heer Sneller (D66):
Ook tot de jaren zeventig duurden die, met alle respect, allemaal langer dan 50 dagen. Op eentje vlak na de Tweede Wereldoorlog na, heeft het altijd iets langer geduurd.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ja, maar dan heb je de hele formatie erbij. Dan heb je vaak toch twee keer iets gehad. We hebben dus niet die ellenlange formaties gehad tot in de jaren zeventig. Dan explodeert het in één keer een paar keer totaal. Daarna werd het ook weer rustig en dan explodeert het weer totaal. Dan zal je het gewoon netjes moeten doen.

Ik zou graag het woord geven aan de heer Dassen en dan zal ik daarna de overige vragen nog proberen te beantwoorden.

De voorzitter:
Dank u zeer, meneer Omtzigt. Dan geef ik het woord aan de heer Dassen. Gaat uw gang.

De heer Dassen (Volt):
Dank, voorzitter. Dank. Het is fijn dat we op de valreep dit voorstel nog kunnen bespreken. Ik denk dat het voor het vertrouwen in de Nederlandse politiek belangrijk is dat we aan de samenleving kunnen laten zien dat het parlement in staat is om binnen afzienbare tijd tot een kabinet te komen. Maar dat is ook, en niet in de allerminste zin, belangrijk vanwege de grote uitdagingen waar we als land voor staan op het gebied van wonen, bestaanszekerheid, klimaat, migratie en veiligheid. Die zijn gebaat bij een efficiënte formatie. De vorige keer hebben we gezien hoe dat mis kan gaan wanneer er te weinig duidelijkheid is. Daarom hebben de heer Omtzigt, de heer Eerdmans en ikzelf dit initiatief geschreven, dit concrete voorstel om wat meer zekerheid in dit proces te bouwen. Het introduceren van duidelijke ankermomenten voor de opdrachten aan de informateurs zorgt voor meer controle over het proces en creëert meer duidelijkheid voor de voortgang.

Ik zal enkele vragen beantwoorden die de heer Omtzigt net ook al kort heeft aangestipt.

Allereerst de vragen over de termijn van zes weken. Dat geeft structuur en inzicht, maar houdt ook de druk op de ketel. Dat zorgt ervoor dat er voortgang is en dat geeft rust aan beide kanten. Aan de ene kant zorgt het dus voor rust voor de onderhandelaars, maar aan de andere kant zorgt het ook voor rust voor de mensen in de Kamer, juist omdat er duidelijkheid is over wanneer er weer teruggerapporteerd gaat worden.

De VVD vroeg nog naar de termijn van drie weken die genoemd wordt in lid 6. Waar komt die vandaan? Op het moment dat het kabinet valt, zou er een mogelijkheid moeten kunnen zijn om nog drie weken als Kamer te kijken of er een andere formatie kan plaatsvinden. Daarom zit daarop een andere termijn dan de zes weken die we elders noemen.

Ook werd er gevraagd: wat als de deadline nou niet gehaald wordt? Wat als je vijfenhalve week onderweg bent, je er bijna bent en je moet terugkomen naar de Kamer? Heeft dat dan niet juist het tegenovergesteld effect? Kijk, die zes weken geven natuurlijk structuur en houvast, maar op het moment dat je als partij in de onderhandelingsfase al zo ver bent dat je er bijna uit bent, dan zul je dat ook in de Kamer op dat moment kunnen aangeven. Dan is er niet de mogelijkheid om de termijn direct te verlengen, maar is er wel een mogelijkheid om weer een opdracht uit te schrijven die precies voortgaat op dit proces. Dus het is een nieuwe opdracht, maar in dat opzicht kun je het ook zien als een verlenging.

Dan de vraag van D66. Je wilt er vooruitgang in hebben zitten en die erin houden. Daarbij werd verwezen naar de verschillende weken die genoemd worden. Wij hebben juist gekozen voor die zes weken om die snelheid erin te houden en de druk op de ketel te houden. Dat is om te zorgen dat je op vaste ijkmomenten terugkomt naar de Kamer en daarover met elkaar spreekt. Dan is er ook inzicht vanuit de Kamer. Dat geeft ook weer rust in de Kamer zelf om te zorgen dat je de vervolgstappen weer kunt maken. Ik denk eigenlijk dat ik alle vragen die ik zou beantwoorden, heb beantwoord.

De voorzitter:
Dat weet alleen u.

De heer Dassen (Volt):
Dat weet alleen ik. Dan geef ik nog even het woord aan de heer Omtzigt, die nog enkele andere vragen zal beantwoorden.

De voorzitter:
Dan wil ik de heer Dassen danken voor zijn beantwoording in eerste termijn en geef ik het woord weer aan de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Dank, voorzitter. Ja, ik ben iets korter.

Mevrouw Michon-Derkzen vroeg nog wat "kan niet worden verlengd" betekent. Dit betekent dat het niet langer dan zes weken kan duren. Het betekent niet dat de Kamer daarna niet een opdracht kan formuleren aan dezelfde partij met dezelfde informateur. Ik mag hopen dat de opdracht op ten minste één komma verschilt van de vorige opdracht, anders zouden ze zes weken helemaal niets tot stand gebracht hebben. Het "kan niet worden verlengd" gaat dus alleen daarover dat je niet achteraf nog kunt zeggen "hé, we hebben nog vier weken meer nodig". Dat "formuleert een nieuwe opdracht" is niet binnen een dag, maar binnen een week en een dag, dus na het debat dat hierover is gevoerd.

De heer Sneller vroeg of het gebrek aan termijnen de primaire oorzaak was van het mislukken. Zo ver zou ik niet willen gaan, gezien wat er bij de vorige formatie allemaal is gebeurd. Ik denk dat het een van de vele lessen was om te trekken dat een regelmatige debatcyclus geholpen zou hebben om enige structuur aan te brengen. De hoeveelheid wantrouwen die er tussen de onderhandelende partijen op dat moment was, het indienen van de motie van wantrouwen door een groot deel van de Kamer tegen de beoogde premier en het afwijzen van hem om mee samen te werken door een aantal mensen, was gezamenlijk een groter obstakel dan de termijn van zes weken bij de totstandkoming van het laatste kabinet.

Is het limitatief? Ja. De redenen voor uitstel, zeg ik tegen de heer Sneller, zijn de zaken die we genoemd hebben, maar er zit een klein muizengaatje in: als de Voorzitter om voor haar moverende redenen een extra reden heeft om het een paar dagen later te doen, vanwege iets waar wij van tevoren niet over hebben nagedacht, kan dat. Als er bijvoorbeeld iets in het land gebeurt — ik weet niet precies wat — komt het niet op een dag precies aan. Ik neem aan dat dat ook niet het grote probleem zal zijn in het geheel.

De heer Drost vroeg hoe flexibel de zes weken zijn. Nou, zoals we ze geformuleerd hebben, zijn ze niet zo flexibel. Als het de wens van de Kamer zou zijn om er "maximaal zes weken" van te maken, zijn wij bereid om dat in een nota van wijziging te doen. De Kamer kan dan afwijken van die termijn van zes weken en van de termijn van drie weken waar de heer Dassen net aan refereerde. De termijn van drie weken, zeg ik richting mevrouw Michon-Derkzen, is inderdaad de termijn als het kabinet gevallen is. Het was een mogelijkheid geweest om na de val van het kabinet begin juli nog een keer een rompkabinet te formeren. Die rompkabinetten — de heer Sneller heeft dat in z'n boek voor zich staan — worden soms binnen tien dagen geformeerd. Dat is ook logisch, want je hebt vaak nog maar een termijn van een jaar. Vaak hebben die rompkabinetten ook alleen maar de opdracht om de tijd uit te zitten, verkiezingen uit te schrijven en alles te doen wat in het belang van het land is, gedurende vier maanden. Het moge duidelijk zijn dat als je nog maar vier maanden regeert, je niet zes weken moet gaan onderhandelen over wat je dan nog gaat doen. Daarom ligt daarbij een termijn van drie weken, die dan logischer lijkt.

De heer Van den Brink vroeg of er voldoende rekening gehouden wordt met de onvoorspelbaarheid van de formatie. Die onvoorspelbaarheid van de formatie doet zich meestal niet voor op het moment dat de opdracht verleend wordt, maar vooral tijdens de onderhandelingsfase. Dan doen zich vaak dingen voor waardoor partijen alsnog een conflict zien dat ze eerder niet hadden gezien. Dat kan. Maar ook als je het van tevoren vastlegt, kom je vaak dingen tegen tijdens de rit. Daarom denk ik dat het op zich verstandig is om van tevoren een deadline vast te leggen.

Ik zou mevrouw Van der Plas hartelijk willen bedanken voor haar steun voor dit voorstel. Ik denk dat de ik de vragen van de heer Klaver ondertussen in z'n geheel beantwoord heb.

Dan ben ik aan het einde van de antwoorden gekomen, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:
U heeft nog een interruptie van mevrouw Michon-Derkzen, VVD.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik probeer het voorstel goed tot me te nemen, maar in lid 4 staat dat je de dag na het verstrijken van de opdracht, een nieuwe opdracht moet krijgen, terwijl we ook een week hebben om te debatteren over het niet behalen van de opdracht. Dat vind ik ingewikkeld. Of ik lees het voorstel gewoon niet goed. Ik lees: binnen een week na verstrijken van de niet behaalde opdracht een debat. Ik lees ook: een dag na het niet behalen van de opdracht een nieuwe opdracht.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Dat gaat over lid 4: "Indien de aangewezen informateurs of formateurs hun opdracht binnen de termijn, bedoeld in het tweede lid, teruggeven, of zij niet binnen die termijn hun opdracht hebben afgerond, formuleert de Kamer in beginsel binnen een week na de dag van teruggave onderscheidenlijk na de dag van het verstrijken van de termijn een nieuwe opdracht." Dus binnen een week na de dag, of binnen een week na de dag van het verstrijken van de termijn. In beide gevallen is het dus binnen een week "na de dag van". Er is dan ruimte om dat in die week te organiseren. Mocht dit tekstueel niet voldoende zijn, dan kunnen we dat iets verder toelichten. In beide gevallen is er dus een week. Je kunt de opdracht teruggeven. Op het moment dat die teruggegeven wordt, bijvoorbeeld na vier weken, heb je een week om een debat te houden. In die week stel je een termijn, of de termijn is verstreken. Dan zegt de Kamervoorzitter: ik stel een dag vast waarop ik iedereen naar de Kamer roep, en aan het eind van dat debat wordt de Kamer geacht een nieuwe motie in te dienen waarin ze bij meerderheid vastlegt wie de volgende fase van de informatieopdracht doet.

De voorzitter:
Ik kijk even naar mevrouw Michon-Derkzen of het voldoende is opgehelderd. Dat is het geval. Dan geef ik het woord aan de heer Sneller, D66.

De heer Sneller (D66):
In de schriftelijke beantwoording door de initiatiefnemers worden eigenlijk twee beloftes gedaan: dit gaat leiden tot meer structuur en tot minder debatten. Ik mis nog het houvast bij de redenering van het invoeren van deze termijnen naar enerzijds minder debatten en anderzijds meer structuur, in plaats van gewoon meer debatten. Misschien leidt dit wel tot een kortere formatie, maar in ieder geval leidt het tot meer debatten. Die structuur en die debatten kunnen ook in cirkeltjes draaien. Dat is evengoed mogelijk.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Het zou zeer onwenselijk zijn als een debat na zes weken in cirkels draait. Als de onderhandelende partijen na zes weken geen voortgang geboekt hebben en het debat in cirkels gaat draaien, dan kan de formatie tussen die partijen op dat moment klappen. Dat is dan alleen maar gunstig, omdat die formatie toch wel zou klappen. Als tussen een aantal onderhandelende partijen constructief overleg plaatsvindt, dan zal het echt niet gebeuren dat de formatie tussen die onderhandelende partijen klapt in een debat waarin een aantal andere partijen een aantal vragen stellen. Wat dit doet? Het biedt gewoon enige structuur en enige houvast. Wij verwachten dat het niet leidt tot een heel grote toename of afname van debatten. Het leidt tot debatten op een regulier tijdstip, waarvan je weet dat ze komen.

De heer Sneller (D66):
Dit is een heel ander antwoord dan het antwoord dat ik schriftelijk heb gekregen. Daarin zeggen de initiatiefnemers: wij verwachten dat het aantal debatten aanzienlijk zal teruglopen. Ik denk dat wat de heer Omtzigt nu zegt een veel realistischere verwachting is, namelijk dat dit regelmatige debatten oplevert waarin verantwoording kan worden afgelegd, en dat soort dingen. Maar niet dat er minder debatten komen.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Misschien moeten we dat verhelderen. Dat was meer bedoeld richting het aantal debataanvragen. Tijdens de formatiepoging, toen ik al niet meer in de coalitie zat, hebben wij hier bij een regeling van werkzaamheden — de voorzitter knikt nu al heel heftig — regelmatig een halfuur gedebatteerd over de vraag over we wel of geen debat zouden voeren. Mijn verwachting is dat dat straks vijf minuten zal duren en dat dan iedereen zegt: jongens, we weten wat we doen; over twee weken staan we hier, en klaar.

De voorzitter:
Heel kort nog, de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):
We hoeven elkaar niet op woorden te pakken, maar hier staat gewoon dat dit ertoe zal leiden "dat niet langer zes Kamerdebatten nodig zijn alvorens een kabinet kan worden geformeerd". Ik denk dat dit voorstel dat niet kan waarmaken.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Nee, dat kunnen we niet in z'n geheel waarmaken. Ik hoop wel dat het volgende kabinet na minder dan zes keer zes weken tot stand komt.

De voorzitter:
Dat is denk ik een mooie afsluiting, waar we het allemaal mee eens zijn. Ik wil dan de initiatiefnemers danken voor hun eerste termijn. Ik kijk even of er behoefte is aan een tweede termijn. Ik kijk even of mevrouw Michon-Derkzen behoefte heeft aan een tweede termijn. Is er bij de heer Sneller behoefte aan een tweede termijn?

De heer Sneller (D66):
Dat hangt er een beetje van af hoe dit nou eindigt. Er is een nota van wijziging in het vooruitzicht gesteld. Ik heb zelf een amendement voorbereid om die zes weken eruit te halen. Misschien komt er zo meteen nog een motie, die misschien ook iets zegt over die termijnen. Ik heb het nu niet gehoord, maar misschien denken de initiatiefnemers, gehoord de beraadslaging: laten we eerst die motie behandelen, voor de volgende formatie, en daarna terugkomen. Dat is het dus een beetje …

De voorzitter:
Ik snap dat het ingewikkeld is, maar ik stel toch voor dat we dit als zodanig behandelen. Dat hebben we ook met elkaar afgesproken. Er is dus behoefte aan een tweede termijn. De initiatiefnemers kunnen dan in de tweede termijn ook nog een reactie geven. Allereerst mevrouw Michon-Derkzen.


Termijn inbreng

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank voor de antwoorden. Ik vind het netjes om in de tweede termijn de positie van mijn fractie aan te geven. Zoals ik in mijn eerste termijn ook al liet weten, is mijn fractie voor de termijnen, zoals de evaluatie stelt. Ik vind de zes voorgestelde weken in dit voorstel ingewikkeld. Ik kijk uit naar het amendement dat ik de heer Sneller hoorde aankondigen. Dit alles zie ik ook in het licht van het debat dat we eerder vanmiddag hebben gevoerd om een aantal afspraken met elkaar over de formatie te maken. Ik kan me voorstellen — dat wil ik ook richting initiatiefnemers zeggen — dat we verdergaan met dit initiatief nadat we ook met elkaar hebben gesproken over de motie van het debat over de evaluatie en formatie en dat we dit nog even op tafel houden. Maar dat is aan u. Ik wil hier wel duidelijk het standpunt van mijn fractie verwoorden. Volgens mij is er een volgtijdelijkheid: eerst met elkaar afspreken hoe we omgaan met de formatie en daarna kijken hoe we omgaan met het initiatiefvoorstel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Michon-Derkzen. Ik geef het woord aan de heer Sneller, D66. Gaat u gang, meneer Sneller.

De heer Sneller (D66):
Dank. Ten eerste dank voor de beantwoording. Die heeft voor mij toch een aantal dingen over de verwachtingen en de bedoelingen verhelderd. Ik heb een amendement voorbereid om te komen tot het voorstel dat volgens mij logisch volgt uit de evaluatie, namelijk zorgen dat in de moties elke keer een termijn wordt genoemd — die termijn kan soms kort zijn en soms kunnen er acht of tien weken nodig zijn, maar als dat een reële poging is, dan moet dat ook kunnen — en vastleggen dat er daarna een verslag moet worden uitgebracht en een debat moet plaatsvinden. Het zou mooi zijn als het lukt om dat vandaag allemaal af te ronden, ook in samenhang met de motie. Anders zal ik daarna nog even in contact treden met de initiatiefnemers.

De voorzitter:
Ik check het even: u heeft het amendement nog niet ingediend?

De heer Sneller (D66):
Nee.

De voorzitter:
Dan hebben we niks gemist. Ik constateer dat de heer Drost van de ChristenUnie afziet van zijn tweede termijn, evenals de heer Van den Brink. Mevrouw Van der Plas zie ik niet zitten. Heeft de heer Klaver nog behoefte aan een tweede termijn? Dat is het geval.

De heer Klaver (GroenLinks):
Voorzitter, dank. Het goede nieuws is dat we allemaal hetzelfde willen. We hebben hetzelfde beeld bij het belang van het stellen van termijnen, het vastleggen daarvan en ervoor zorgen dat een meerderheid een debat niet kan blokkeren na de afgesproken termijn. Dat beogen we allemaal en dat is winst. Ik merk wel dat we nog zoeken naar de manier waarop we dat het allerbeste doen. Ik ben er nog niet over uitgedacht. Mijn fractie was, toen we dit de afgelopen week bespraken, zeer terughoudend als het gaat om het vastleggen van allerlei dingen in het reglement. Zij wil proberen dit te regelen in een motie en in de opdracht die we aan de informateur geven. Ik heb de antwoorden van de initiatiefnemers gehoord, maar die moet ik nog even op mij laten inwerken en met de fractie bespreken.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Klaver. Dan geef ik meteen het woord aan de initiatiefnemers voor de tweede termijn. Of is het prettig dat ik vijf minuten schors, zodat u het even met elkaar kunt afstemmen? Dat is het geval.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

De voorzitter:
Het woord is aan de heer Omtzigt voor zijn tweede termijn. Gaat uw gang. Ik wil de leden vragen om weer even aandacht te besteden aan de initiatiefnemer. Het woord is aan de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Voorzitter. Ik lees nog even de kern van ons voorstel voor: de Kamer stelt bij de aanwijzing van de informateurs en formateurs een termijn vast waarbinnen de uit te voeren opdracht moet zijn afgerond. Dat is precies wat er hier gevraagd wordt. De termijn bedraagt ten hoogste zes weken en kan niet worden verlengd. Dat "kan niet worden verlengd" slaat op het feit dat je wel aan dezelfde partijen iets kan geven, maar dat als je een termijn hebt gezet, je je aan die termijn houdt. Zes weken leek ons een redelijke termijn. We doen aan de Kamerleden die wij hier gehoord hebben een dringende oproep. Als u een ander maximum wilt dan kunnen we daarin meekijken, hoewel wij denken dat zes weken een goede termijn is, maar zorg dat er wel een maximum in staat, dat er ergens een limiet is aan wat de onderhandelende partijen kunnen claimen ten opzichte van de partijen die niet onderhandelen. Als u dus denkt dat de limiet zeven of acht weken moet zijn, zet er dan "zeven" of "acht" in. Maar zorg daarbij dat het niet meer kan worden. Dat is eigenlijk de enige oproep die ik publiekelijk doe en waarover we straks misschien even moeten doorpraten. Verder doet ons voorstel namelijk precies wat u hier voorstelt. Je moet namelijk een termijn vastleggen in een motie.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Omtzigt. Ik kijk nog even naar de heer Dassen voor zijn slotakkoord.

De heer Dassen (Volt):
Voorzitter. Ik sluit me natuurlijk volledig aan bij de woorden die de heer Omtzigt net gesproken heeft. Ik wil de collega's bedanken voor het constructief meedenken over hoe we ervoor kunnen zorgen dat hier dadelijk een goed voorstel uit komt. Ik denk namelijk dat wij er allemaal bij gebaat zijn dat het proces zoals we dat inrichten na 22 november inzichtelijk, gestructureerd en duidelijk voor iedereen is. Ik denk dat dat rust geeft en er uiteindelijk voor zorgt dat we eerder een nieuw kabinet hebben.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dan dank ik de initiatiefnemers en hun ondersteuning. De collega's hebben al aangegeven dat het altijd veel werk is. Het is knap dat dat gelukt is. De collega's hebben ook aangegeven dat zij erover willen nadenken. Hiermee zijn we aan het einde gekomen van deze beraadslaging.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
In principe stemmen wij volgende week over het initiatief, maar we kijken uit naar wat nog gaat komen. Ik wil voorstellen dat wij nu drie kwartier schorsen voor het diner en dat we daarna verdergaan met de tweede termijn van het debat over de gang van zaken tijdens de verkennersfase. Dan schors ik de vergadering tot circa 18.45 uur. Dan gaan we eerst verder met het debat over de gang van zaken tijdens de verkennersfase. Daar hebben we niet veel tijd voor. Daarna gaan we verder met een aantal tweeminutendebatten.

De vergadering wordt van 18.04 uur tot 18.49 uur geschorst.

Gang van zaken tijdens de verkennersfase in de formatie van 2021 en hoe deze in de toekomst te voorkomen

Voorzitter: Kamminga

Gang van zaken tijdens de verkennersfase in de formatie van 2021 en hoe deze in de toekomst te voorkomen

Aan de orde is de voortzetting van het debat over de gang van zaken tijdens de verkennersfase in de formatie van 2021 en hoe deze in de toekomst te voorkomen.


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het debat over de gang van zaken tijdens de verkenningsfase en de formatie van 2021 en hoe deze situatie in de toekomst voorkomen kan worden. We hebben eerder vandaag de eerste termijn van de Kamer en de beantwoording van de Kamervoorzitter gehad. We zijn nu aanbeland bij de tweede termijn van de zijde van Kamer. De eerste spreker is mevrouw Van der Plas namens BBB. Zij doet niet mee, dus gaan we nu naar de heer Van Haga namens Groep van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Voorzitter. Dit was met afstand het meest onzinnige debat dat ik ooit heb moeten voeren. Ik hoor alleen maar: meer overheid en meer bureaucratie. We hebben de hele middag en avond over onszelf gepraat. Het was een aanfluiting, maar toch heb ik een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit zowel de evaluatie van de formatie 2021 als de hoorzitting over de daarbij behorende verkennersfase naar voren komt dat de rol van de verkenner niet duidelijk is gedefinieerd, niet per se noodzakelijk is en bovendien niet politiek onafhankelijk is;

overwegende dat de verkennersfase weinig anders is dan een bureaucratische schakel in het formatieproces, die vooral tijd en gemeenschapsgeld kost en weinig oplevert voor de burgers van Nederland;

constaterende dat een verkennersfase een potentieel risico is voor de efficiency, betrouwbaarheid en integriteit van het formatieproces;

verzoekt de regering de verkennersfase bij de formatie van een nieuw kabinet te schrappen en het initiatief voor onderhandelingen en coalitievorming aan de grootste partij te laten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haga en Smolders.

Zij krijgt nr. 225 (35788).

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
De motie is mede-ingediend door mijn gewaardeerde collega Smolders.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Haga, voor uw inbreng. Dan kijk ik even op de sprekerslijst en zie ik dat mevrouw Michon-Derkzen afziet van haar tweede termijn. Ik geef het woord aan de heer Sneller namens D66.

De heer Sneller (D66):
Dank, voorzitter. Het is grappig hoe de beleving bij debatten kan verschillen. Ik denk dat het heel nuttig was dat we hier hebben geprobeerd om tot brede overeenstemming te komen over hoe de volgende formatie in hoofdlijnen moet verlopen. Ik hoop dat we daarin zullen slagen. De heer Klaver zal zo een motie indienen over het begin van die formatie en zoals aangekondigd heb ik zelf een motie voor het einde van die formatie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat openbare hoorzittingen met kandidaat-bewindspersonen kunnen bijdragen aan meer transparantie rond het formatieproces;

overwegende dat dergelijke hoorzittingen volksvertegenwoordigers de gelegenheid bieden om kandidaat-bewindspersonen te bevragen op onder andere hun geschiktheid en motivatie voor een beoogde functie;

voorts overwegende dat deze hoorzitting aan kandidaten de gelegenheid biedt om bepaalde zaken publiekelijk toe te lichten of persoonlijke accenten te leggen;

spreekt als haar mening uit dat het wenselijk is om als Tweede Kamer een openbare hoorzitting met kandidaat-bewindspersonen te organiseren voordat zij benoemd worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Sneller.

Zij krijgt nr. 226 (35788).

De heer Sneller (D66):
Uiteindelijk denk ik dat het beter is om dit structureel in het Reglement van Orde te wijzigen, maar laten we dit, eendachtig de discussie die we net gehad hebben, voor de eerste keer zo doen. Dan kunnen we daarna kijken op welke wijze dit het best in het Reglement van Orde kan komen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
De heer Sneller kondigde dit inderdaad in zijn eerste termijn aan. Ik heb er behoefte aan om iets meer te begrijpen hoe dit dan gaat. Er is dan een kandidaat-minister of kandidaat-staatssecretaris en die komt hier in de Kamer. Wij stellen dan Kamerbreed vragen aan diegene en vervolgens gaan we daar met elkaar een oordeel over vellen? De Koning benoemt nog steeds de bewindspersonen, dus wat is dan de toegevoegde waarde van de hoorzitting door de Kamer georganiseerd?

De heer Sneller (D66):
Ik zou zelf denken dat de vaste Kamercommissie waar de kandidaat-bewindspersoon bij zal horen, belast wordt met het organiseren van de openbare hoorzitting. Dus niet de Kamer in de breedte, maar de vaste Kamercommissie organiseert dit. De toegevoegde waarde — maar dan gaan we weer terug naar het principiële verhaal — is onder andere het vergroten van de transparantie. De mensen staan niet opeens op het bordes. Waar komen deze mensen vandaan? Dat komt dan niet ineens uit de hoge hoed na een lange kabinetsformatie. Het kan ook voorkomen dat je ophef krijgt gedurende een rit, doordat mensen zelf op dat moment al dingen naar voren kunnen brengen. We hebben de afgelopen periode een paar keer gezien dat er, bijvoorbeeld door onderzoeksjournalisten, iets boven water wordt gehaald, waar dan opeens een debat over komt. Of het komt hier aan de orde in het mondelinge vragenuur. Daarvan zei de minister toen bijvoorbeeld: dat heb ik aan de formateur gemeld, maar niet openbaar omdat daar niet echt gelegenheid voor was. Dat kan je daarmee voorkomen. Ik heb ook vaak gezien dat in commissiedebatten over bepaalde onderwerpen iemand opeens allerlei verwijten over het verleden voor de voeten krijgt geworpen, zonder dat er gelegenheid is geweest of komt om daar in een afgebakend forum uitleg over te geven. Dat zou zo'n hoorzitting dus allemaal kunnen doen.

De voorzitter:
Tot slot.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
We hadden de afgelopen periode in commissieverband met de nieuwe bewindspersonen een discussie over een debat op hoofdlijnen. Ik kan me ook herinneren dat we daar een kennismaking, een wat informeler overleg met de nieuwe bewindspersonen hadden. Ik vind het namelijk ingewikkeld dat het woord "hoorzitting" de indruk geeft dat de Kamer een beslismogelijkheid heeft: dit is wel of geen goede kandidaat. Daar gaat in die fase de Kamer niet over. Dat vind ik dus ingewikkeld aan de term "hoorzitting". De kennismaking en het met elkaar uitwisselen van wellicht nog ingewikkelde toestanden zou goed kunnen zijn. Maar zou dat niet na het koninklijk besluit kunnen?

De heer Sneller (D66):
Ik denk dat je hiermee juist kan voorkomen dat, als er dingen zijn die vóór de benoeming moeten worden bekeken ... De vorige keer dat ik deze motie indiende, ging het bijvoorbeeld over de staatssecretarissen die ook lid waren van deze Kamer. Er was snel overheen gestapt dat die dubbelfunctie weleens problemen zou kunnen opleveren met artikel 57, lid zoveel van de Grondwet. Zo'n hoorzitting vóór die benoeming geeft juist de gelegenheid om daar gezamenlijk bij stil te staan. En de kennismakingen met bewindspersonen waar ik bij ben geweest, waren ook niet openbaar. Die hadden ook niet die functie. Ze vonden meer plaats in een sfeer van werkafspraken.

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Sneller (D66):
Tot slot. Ik zie dat de tijd is doorgelopen, maar ik had volgens mij nog vijf seconden om de Kamervoorzitter te bedanken voor de beantwoording en voor de toezegging om te kijken of de verkenning door de Tweede Kamerambtenaren kan worden ondersteund.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Sneller namens D66. Dan is de volgende spreker van de zijde van de Kamer de heer Drost van de ChristenUnie.

De heer Drost (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Het was goed om dit debat met elkaar te voeren. Volgens mij zou het mooi zijn als we met elkaar in ieder geval over die verkenningsfase tot een heel breed dan wel unaniem gedragen voorstel komen over hoe dat proces eruit moet zien. De heer Klaver legt hier zo meteen een voorstel neer. Daar zullen wij welwillend naar kijken.

Over de formatiefase. Ik heb in mijn bijdrage iets gezegd over jongeren. De motie die ik daarover heb aangekondigd, leg ik hier toch neer. Ik wil daar wel het volgende bij zeggen. De opmerkingen die de Kamervoorzitter maakte over opvolging van gesprekken die wij voeren met externe partijen, vind ik echt een hele waardevolle toevoeging, die we ons ter harte zouden moeten nemen. Daar moeten we na de verkiezingen opvolging aan geven, met wie we ook praten, waaronder dan ook graag jongeren.

Voorzitter. Daarover heb ik een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er voor jongeren geen formele plek is weggelegd in het formatieproces;

overwegende dat jongeren niet alleen de toekomst hebben, maar bovenal de toekomst zijn, dat beslissingen die nu genomen worden grote impact hebben op toekomstige generaties, en dat daarom niet óver hen maar vooral mét hen gesproken moet worden;

spreekt uit dat jongeren tijdens de formatie aan de formatietafel zullen worden uitgenodigd om met hen te spreken over de gevolgen van beleidsvoornemens voor de toekomstige generaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Drost en Sneller.

Zij krijgt nr. 227 (35788).

De heer Drost (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de Kamervoorzitter voor haar beantwoording.

De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng namens de ChristenUnie. De volgende spreker van de zijde van de Kamer is de heer Van den Brink namens het CDA.

De heer Van den Brink (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Ik dank de Kamervoorzitter dat zij in dit debat heeft bijgedragen aan een beter verloop van de komende formatie. Als Kamer hebben we, hoewel het misschien wat ongemakkelijk is zo kort voor de verkiezingen, vandaag volgens mij een heel aantal gedeelde uitgangspunten.

Met een aantal partijen leg ik de Kamer voor dat het staatshoofd, onze Koning, de rol in de verkenningsfase zou kunnen vervullen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de verkenningsfase niet politiek, maar staatsrechtelijk van aard is;

overwegende dat de verkenningsfase beperkt is en inventariserend van aard, met als doel de nieuwe Tweede Kamer in staat te stellen snel en weloverwogen te komen tot de aanwijzing van een (in)formateur als bedoeld in artikel 11.1 van ons Reglement van Orde;

overwegende dat het conform het advies van de Raad van State de voorkeur verdient om de verkenningsfase voortaan te verbinden aan een vast ambt, zodat in de korte fase voor installatie van de nieuwe Tweede Kamer rust gecreëerd kan worden, transparantie gewaarborgd is en zorg gedragen wordt voor een gelijk speelveld;

constaterende dat het constitutionele staatshoofd, gelet op diens niet-politieke, staatsrechtelijke en onafhankelijke positie, de meest neutrale plaats bekleedt;

spreekt uit dat het wenselijk is dat de Koning in de verkenningsfase de gesprekken voert die moeten leiden tot een gemotiveerde voordracht voor het aanwijzen van een informateur;

verzoekt de Kamervoorzitter alles te doen wat nodig is om de verkenningsfase na de verkiezingen van 22 november 2023 op deze manier te laten verlopen;

verzoekt het Presidium om vervolgens met een voorstel te komen om deze inrichting van de verkenningsfase te verankeren in het Reglement van Orde,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Brink, Bisschop, Drost en Van der Plas.

Zij krijgt nr. 228 (35788).

De heer Van den Brink (CDA):
Wat betreft de ondertekening: de motie was van de heer Bisschop, maar dat kan nu natuurlijk niet meer. De motie is nu dus ook namens de heer Bisschop, de heer Drost en mevrouw Van der Plas.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van den Brink. Dan is de volgende spreker van de zijde van de Kamer de heer Klaver, GroenLinks.

De heer Klaver (GroenLinks):
Voorzitter, dank. Ik vond het een heel goed debat. Ik dank de Voorzitter voor de beantwoording van de vele vragen die gesteld zijn. Ik vond dit eigenlijk wel een voorbeeld van hoe het kan: oprecht geïnteresseerd naar elkaar luisteren en proberen te zoeken waar we gedeelde grond kunnen vinden. Ik denk dat we een heel eind zijn gekomen. Dat heb ik proberen vast te leggen in een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de evaluatiecommissie kabinetsformatie 2021/2022 aanbevelingen doet om het formatieproces te verbeteren en de rol van de Tweede Kamer hierin te versterken, in het bijzonder ten aanzien van de verkenning;

overwegende dat het wenselijk is om het komende formatieproces snel en zorgvuldig te laten verlopen;

spreekt uit dat het formatieproces uit drie aparte fasen bestaat, die duidelijk van elkaar moeten worden gescheiden:

  • de verkenningsfase, waarin op basis van getalsmatige mogelijkheden en een eerste inhoudelijke richting wordt verkend welke partijen met elkaar kunnen gaan informeren;
  • de informatiefase;
  • de formatiefase;

spreekt uit dat de grootste fractie het initiële voordrachtrecht voor de aanstelling van de verkenner heeft, met inachtneming van het advies van de evaluatiecommissie dat dit een persoon is met afstand tot de dagelijkse politiek en aanstelling plaatsvindt op basis van zo breed mogelijk draagvlak in de vergadering van lijsttrekkers dan wel beoogd fractievoorzitters;

spreekt uit dat in de opdracht aan de informateur heldere termijnen, bijvoorbeeld zes tot acht weken, worden vastgelegd over wanneer de Kamer wordt geïnformeerd en over de duur van de informatieopdracht, waarna een debat met de informateur in de Kamer volgt en de Kamer een nieuwe opdracht formuleert voor het vervolg van de informatie;

spreekt uit dat de Griffier verantwoordelijk is voor de inrichting van het bureau ondersteuning kabinetsformatie, waarbij het ministerie van Algemene Zaken op detacheringsbasis aan de Tweede Kamer inhoudelijke ondersteuning voor het formatieproces levert;

spreekt voorts uit dat de informatie van maatschappelijke partijen en notities met inhoudelijke informatie vanuit ministeries die aan de (in)formerende partijen worden gestuurd en de geaccordeerde gespreksverslagen tezamen met het eindverslag van de verkenner/(in)formateur openbaar worden gemaakt en dat de overige gespreksverslagen en notities niet openbaar worden gemaakt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Klaver en Sneller.

Zij krijgt nr. 229 (35788).

Dank u wel, meneer Klaver. Dank ook voor de flexibiliteit waardoor het allemaal wat sneller kon en we het vandaag nog konden afronden. Dank daarvoor.

Ik zie verder geen sprekers aan de zijde van de Kamer. We hebben een vijftal moties die in principe niet geapprecieerd hoeven te worden, omdat het natuurlijk uiteindelijk Kameruitspraken zijn. Deze moties komen dinsdag in stemming. Ik wil wel de Kamervoorzitter het woord geven voor de nog resterende vragen. Wellicht wil zij toch ook nog iets zeggen over de moties of anderszins reflecteren. De Kamervoorzitter.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb één opmerking over een motie. In de motie op stuk nr. 225 staat: verzoekt de regering de verkennersfase bij de formatie van een nieuw kabinet te schrappen. Ik denk dat "de regering" hier "de Kamer" moet zijn. Dat wil ik de indiener van de motie meegeven. Het is geen appreciatie, maar een gratis tip, zullen we maar zeggen.

Dan wil ik nog een vraag beantwoorden van mevrouw Michon-Derkzen van de VVD over de beraadslaging over de uitslag van de verkiezingen, met als doel een informateur aan te wijzen. Dit moet volgens ons Reglement van Orde uiterlijk een week na de installatie van de nieuwe Kamer plaatsvinden. De vorige keer, dus in 2021, is dat vijf dagen na die installatie geweest. Toen hebben we de heer Tjeenk Willink benoemd. Nu heb ik een voorstel gedaan om het een dag erna te doen, op 7 december. Maar het is natuurlijk uiteindelijk aan de nieuwe Kamer om daarover te besluiten. Die wordt op 6 december beëdigd.

Voorzitter. Met uw goedvinden heb ik nog een kort slotwoord. Ik ben blij dat we dit debat over de spelregels van de formatie naar aanleiding van de evaluatie vandaag met elkaar gevoerd hebben. Het is van groot belang dat het vertrouwen in het proces weer terugkeert, want vertrouwen is essentieel voor het laten slagen van de formatie. In het debat hebben we gesproken over de rol van de Kamer en de afspraken die we met elkaar willen maken om de volgende formatie onder regie van de Kamer te laten slagen. Er zijn een aantal moties ingediend. We kijken natuurlijk uit naar de uitslag en op basis daarvan zullen we de voorbereidingen treffen. Ik hoop dan ook dat dit debat, de evaluatiecommissie, mijn brief, het advies van de Raad van State kunnen bijdragen aan een vlot en voorspelbaar verloop van de formatie.

Daarbij is het cruciaal dat we onszelf houden aan de afspraken die we hier zelf maken. Het is niet nodig en ook niet mogelijk om alles vast te leggen in het Reglement van Orde, want er zullen altijd onvoorziene omstandigheden zijn. Volgens mij was 2021 ook een beetje een perfect storm: alles kwam samen. Dat heeft geleid tot wat er gebeurd is en waar we vandaag kort bij stil hebben gestaan. Het helpt wel als de Kamer voor ogen blijft houden wat de rol is in dit traject. Ik denk dat we in dit debat, ieder op zijn of haar eigen manier, hier een bijdrage aan geleverd hebben.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dan dank ik ook de Kamervoorzitter, en ook speciaal dank aan de heer Van Kessel. Hij is er altijd bij aanwezig geweest. Dank ook voor de evaluatie. Er is een aantal keren aan gerefereerd dat die heel nuttig was, dus dank daarvoor. Ik dank de leden voor hun aanwezigheid. Dan schors ik de vergadering ... O, en de Griffier uiteraard, excuus. Het beste paard van stal zouden we bijna vergeten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik schors voor een enkel moment en dan gaan we verder met het volgende debat.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Uitspraak Hoge Raad over het hinderpaalcriterium inzake de vrije artsenkeuze en het voornemen tot tariefverlaging door verzekeraars voor ongecontracteerde ggz- en wijkverplegingaanbieders

Uitspraak Hoge Raad over het hinderpaalcriterium inzake de vrije artsenkeuze en het voornemen tot tariefverlaging door verzekeraars voor ongecontracteerde ggz- en wijkverplegingaanbieders

Aan de orde is het tweeminutendebat Uitspraak Hoge Raad over het hinderpaalcriterium inzake de vrije artsenkeuze en voornemen tot verlaging tarieven door verzekeraars voor ongecontracteerde ggz- en wijkverplegingaanbieders (29689, nr. 1192).

Voorzitter: Bergkamp


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Uitspraak Hoge Raad over het hinderpaalcriterium inzake de vrije artsenkeuze en voornemen tot verlaging tarieven door verzekeraars voor ongecontracteerde ggz- en wijkverplegingaanbieders. Ik heet de minister voor Langdurige Zorg en Sport van harte welkom, de woordvoerders en de mensen die het debat volgen, onder andere op de publieke tribune. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Agema van de PVV.

Mevrouw Agema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Wij voeren op dit moment een hoop laatste debatten. Dat zal niet gelden voor het onderwerp dat nu voorligt, de vrije artsenkeuze in artikel 13 van de Zorgverzekeringswet. De minister heeft onlangs een wet naar de Kamer gestuurd om te bewerkstelligen dat zorgaanbieders een niet-kostendekkend tarief aangeboden kunnen krijgen. Ik vind dat heel erg verdrietig. Ik wil twee moties indienen om in ieder geval iets te doen aan de huidige situatie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de vrije artsenkeuze (artikel 13 van de Zorgverzekeringswet) te handhaven en geen klassenzorg aan te wakkeren voor mensen met een lager inkomen door de tarieven voor niet-gecontracteerde ggz- en wijkverplegingaanbieders te verlagen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Agema.

Zij krijgt nr. 1228 (29689).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering te bewerkstelligen dat nieuwe zorgaanbieders reeds in het eerste jaar gecontracteerd kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Agema.

Zij krijgt nr. 1229 (29689).

Dank u wel, mevrouw Agema.

Mevrouw Agema (PVV):
Toch alles nog binnen één minuut.

De voorzitter:
Ja, precies. Hartstikke goed. Het kan. Dan geef ik het woord aan de heer Dijk, SP.

De heer Dijk (SP):
Dank u wel, voorzitter. Mevrouw Agema heeft gedaan wat ik verwacht had dat ze zou doen, dus dat is mooi. Ik heb een andere motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zorgaanbieders regelmatig ervoor kiezen om geen contract af te sluiten met zorgverzekeraars, omdat de tarieven die hun geboden worden niet dekkend zijn;

verzoekt de regering om te onderzoeken hoe er landelijke tarieven vast zouden kunnen worden gesteld die voor zorgaanbieders de kosten dekken en waarvan enkel kan worden afgeweken op basis van duidelijke criteria zoals patiëntenpopulatie en innovatieve zorg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dijk.

Zij krijgt nr. 1230 (29689).

Dank u wel, meneer Dijk. Ik zie de heer Bushoff niet. Dan geef ik het woord aan de heer Bevers, VVD.

De heer Bevers (VVD):
Dank, voorzitter. Ik vervang collega Tielen, die vandaag het WGO Belastingplan heeft voorgezeten. Vandaar dat ik hier vanavond voor haar sta.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat via contractering zorgverzekeraars en zorgaanbieders goede afspraken kunnen maken over onder meer kwaliteit, doelmatigheid en betaalbaarheid van zorg;

overwegende dat zorgaanbieders op deze manier bijdragen aan de breed gewenste beweging naar passende zorg en voorkomen wordt dat verzekerden achteraf voor vervelende (financiële) consequenties komen te staan;

overwegende dat er stappen worden gezet om het contracteerproces te verbeteren zodat er meer en betere contracten kunnen worden afgesloten tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders;

verzoekt de regering in kaart te brengen in hoeverre cowboygedrag in de zorg via zorgcontractering een halt toe kan worden geroepen en verzoekt daarbij tevens in navolging van de uitvoering van de motie-Van den Berg/Tielen (29689, nr. 1207) met een voorstel te komen over hoe de positie van kleine zorgaanbieders in de contractonderhandelingen verbeterd kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bevers en Tielen.

Zij krijgt nr. 1231 (29689).

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van den Berg, CDA.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Voorzitter, één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat wettelijk geregeld is dat er keuzemogelijkheden in de zorg moeten zijn;

overwegende dat de zorg beschikbaar, bereikbaar en betaalbaar moet zijn maar ook voor toekomstige generaties moet blijven en dat daartoe van belang is dat met zorgaanbieders afspraken worden gemaakt over kwaliteit, samenwerking en toepassen van innovaties;

van mening dat ook kleine zorgaanbieders moeten kunnen onderhandelen met zorgverzekeraars en een contract moeten kunnen krijgen;

verzoekt de regering alles ervoor in het werk te stellen dat zorgverzekeraars ook kleine zorgaanbieders een contract aanbieden, en voor de begrotingsbehandeling VWS 2024 de Kamer te informeren over hoe groot het percentage kleine zorgaanbieders is dat voor 2024 een contract aangeboden heeft gekregen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berg en Agema.

Zij krijgt nr. 1232 (29689).

Dank u wel, mevrouw Van den Berg. Ik kijk even naar de minister. Vijf minuten, is dat voldoende? We moeten eerst even zorgen dat de moties allemaal terechtkomen bij iedereen. Dan schors ik de vergadering voor een enkel moment.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Helder:
Dank u wel, voorzitter. De motie op stuk nr. 1228: ontraden. Daar ben ik uitgebreid op teruggekomen in het schriftelijk overleg.

De motie op stuk nr. 1229: ontraden. Ik ga daar niet over; daar gaan de zorgverzekeraars over.

De voorzitter:
Mevrouw Agema zegt "te bewerkstelligen". Verandert dat iets aan uw appreciatie?

Minister Helder:
Nee. Ik kan wel tegen mevrouw Agema zeggen: als kleine zorgaanbieders een goed aanbod hebben, lijkt het me heel goed dat de zorgverzekeraars dat deze mensen ook aanbieden. Er is dus niet een beleid om vooral in het eerste jaar niet te contracteren. Ze gaan er vooral zelf over.

Mevrouw Agema (PVV):
Ah, oké, dus als collega's in het vervolg moties indienen over meerjarige contractering krijgen ze van deze minister, als ze nog even doorgaat, voortaan te horen: daar ga ik niet over.

Minister Helder:
Het is aan de zorgverzekeraar om met de individuele zorgaanbieder die een goed aanbod heeft te bepalen of ze wel of niet voldoende van die zorgaanbieder weten om die ook daadwerkelijk een contract aan te bieden. Dat is echt een individuele relatie.

De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Agema.

Mevrouw Agema (PVV):
Maar dat zegt de motie helemaal niet. Deze motie zegt dat nieuwe zorgaanbieders in het eerste jaar per definitie niet worden gecontracteerd. Ik vraag de minister om te bewerkstelligen dat dit wel kan. Het is ontzettend vervelend voor nieuwe aanbieders, met een heel nieuw elan en een nieuwe sfeer, die fris en fruitig beginnen. Ze krijgen dan geen contract. Als er dan allemaal oudjes in ziekenhuizen liggen, worden ze toch gebeld door de verzekeraar met de vraag: kunnen jullie de mensen toch opnemen? Maar daarvoor zijn de tarieven niet toereikend. Dat is ontzettend vervelend. Dat eerste jaar is al zo lastig. Ik vraag de minister dus om dit te bewerkstelligen. We maken hier toch de kaders en de regeltjes? Anders waren we hier niet met z'n allen.

Minister Helder:
Als de zorgaanbieders een goed aanbod hebben en de zorgverzekeraar daar gebruik van kan maken, zie ik geen reden waarom ze niet gecontracteerd worden. Ze moeten dat dan wel hebben. Dat is echt een individuele relatie.

De voorzitter:
Dan de motie-Dijk op stuk nr. 1230.

Minister Helder:
De motie op stuk nr. 1230 ontraad ik, omdat dit de verantwoordelijkheid van de NZa is.

Ik zou de motie op stuk nr. 1231 de appreciatie "overnemen" willen geven, omdat het staand beleid is.

De voorzitter:
Ik kijk even naar de heer Bevers. Kan de motie overgenomen worden? Is daar bezwaar tegen? Mevrouw Agema, maakt u daar bezwaar tegen?

Mevrouw Agema (PVV):
Ja, het is staand beleid. De Handvatten Contractering bestaat al. Deze motie is dus overbodig; dan moet je ontraden zeggen. Ik bedoel, als de minister flauw tegen mij gaat doen, ga ik ook een keertje flauw terugdoen.

De voorzitter:
Ik kijk even naar de minister. Voegt deze motie iets nieuws toe?

Minister Helder:
Volgens mij voegt deze motie wel degelijk iets nieuws toe. Het is van belang om cowboygedrag in de zorg een halt toe te roepen. Het verbeteren van de positie van kleine zorgaanbieders in de contractonderhandelingen heeft mijn aandacht en die van minister Kuipers. Daarover zijn afspraken gemaakt in het Integraal Zorgakkoord; daar wordt uitvoering aan gegeven. Maar ze zijn er natuurlijk nog niet. In dat opzicht voegt dit nog iets toe.

De voorzitter:
Er is bezwaar tegen het overnemen van de motie. Dat betekent dat we de motie in stemming brengen. Dan krijgt de motie oordeel Kamer. Klopt dat?

Minister Helder:
Als de motie in stemming wordt gebracht, krijgt die oordeel Kamer.

De voorzitter:
Dank u wel. We gaan naar de motie op stuk nr. 1232, van mevrouw Van den Berg.

Minister Helder:
De motie op stuk nr. 1232 kan ik oordeel Kamer geven. Ik kan niet garanderen dat dit al voor de begrotingsbehandeling bekend is, maar voorjaar 2024, zeg ik tegen mevrouw Van den Berg, kan wel.

Mevrouw Agema (PVV):
Ik had mevrouw Van den Berg gevraagd of ik deze motie mee mocht tekenen. Dat mocht, voorzitter.

De voorzitter:
Dat betekent dat ook mevrouw Agema onder de motie op stuk nr. 1232 komt te staan, waarvoor dank.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Volgende week dinsdag gaan we stemmen over de ingediende moties.

Arbeidsmarktbeleid in de zorg

Arbeidsmarktbeleid in de zorg

Aan de orde is het tweeminutendebat Arbeidsmarktbeleid in de zorg (CD d.d. 27/09).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik stel voor dat we meteen verdergaan met het tweeminutendebat Arbeidsmarktbeleid in de zorg. Daarvoor geef ik ook meteen weer het woord aan mevrouw Agema van de PVV.

Mevrouw Agema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Over de arbeidsmarkt zullen wij ook over jaren nog niet uitgesproken zijn. Ik heb daarom ook de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat 1,4 miljoen zorgmedewerkers gemiddeld 40% van hun tijd kwijt zijn aan administratie;

overwegende dat rekenkundig gezien het aantal zorgmedewerkers zou kunnen toenemen met bijna 0,5 miljoen medewerkers (zonder dat er extra personeel van buiten de zorg bij hoeft) als hun administratietijd halveert;

verzoekt de regering regels te digitaliseren, standaardiseren of af te schaffen;

verzoekt de regering voorts een speciaal gezant aan te stellen om de administratietijd te halveren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Agema.

Zij krijgt nr. 538 (29282).

Dank u wel, mevrouw Agema. Dan geef ik het woord aan de heer Dijk, SP.

De heer Dijk (SP):
Voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zorgaanbieders steeds vaker gebruikmaken van externe inhuur, zoals zzp'ers en uitzendkrachten;

overwegende dat een te grote afhankelijkheid van dit soort flexkrachten ten koste gaat van de stabiliteit van de zorg;

verzoekt de regering om voor de zorg een norm in te stellen dat maximaal 10% van het personeel bestaat uit externe inhuur,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dijk.

Zij krijgt nr. 539 (29282).

De heer Dijk (SP):
Dan twee moties die misschien niet lijken te gaan over het arbeidsmarktbeleid, maar die gaan wel over Intravacc. Het verzoek is om dat in publieke handen te houden, maar het verzoek is ook om ervoor te zorgen dat daar niet op gekort wordt. Daar speelt nu een cao-kwestie. De vakbonden hebben aangegeven dat de kortingen van het Rijk op Intravacc van 15% zorgen voor problemen om een fatsoenlijke cao af te sluiten.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de grote afhankelijkheid van commerciële multinationals in de ontwikkeling van vaccins tijdens de coronacrisis heeft geleid tot enorme winstmarges voor farmaceutische bedrijven en het gebrek aan het delen van essentiële kennis;

van mening dat de beperkte publieke betrokkenheid bij de ontwikkeling van vaccins niet verder moet worden verkleind;

verzoekt de regering om Intravacc in publieke handen te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dijk.

Zij krijgt nr. 540 (29282).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Rijk Intravacc voor 15% heeft gekort;

overwegende dat het daardoor vrijwel onmogelijk is om het personeel van Intravacc een fatsoenlijke loonstijging te geven, terwijl zij net als iedereen te maken krijgen met de stijgende prijzen;

verzoekt de regering om Intravacc voldoende te financieren, zodat er een fatsoenlijke loonstijging voor het personeel mogelijk is en hierover in gesprek te gaan met Intravacc en de vakbonden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dijk.

Zij krijgt nr. 541 (29282).

Dank u wel, meneer Dijk. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van den Berg, CDA.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Voorzitter, twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende de motie-Van den Berg c.s. van 13 juni jongstleden om de spoedeisendehulpartsen te erkennen als medisch specialist;

constaterende dat de minister per brief van 25 augustus jongstleden diverse eisen stelt voordat hij tot erkenning wil overgaan;

overwegende dat dergelijke eisen niet zijn gesteld bij andere erkenningen;

verzoekt de minister het College Geneeskundige Specialismen te respecteren en SEH-artsen te erkennen als medisch specialist zonder voorwaarden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berg, Van den Hil, Agema, Den Haan en Bushoff.

Zij krijgt nr. 542 (29282).

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Motie twee.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat van de ggz-opleidingsplekken een fors deel wordt toegekend aan vrijgevestigde ggz-praktijken en dat deze als een eigen sector wordt gezien;

constaterende dat vrijgevestigde ggz-praktijken vaak niet gecontracteerd zijn, zodat er geen kwaliteitsafspraken zijn gemaakt, dat ze veelal niet deelnemen in crisisdiensten en dat ze veelal eenvoudige zorg aanbieden;

van mening dat er juist behoefte is dat ggz-aanbieders wel meedoen in crisisdiensten, hoogcomplexe dan wel multiproblematiekzorg geven en afspraken maken over kwaliteitsbijdrage aan passende zorg;

verzoekt de minister bij volgende allocaties de verdeelsleutel zo aan te passen dat er voorkeur wordt gegeven aan ggz-aanbieders die:

1. meedoen met crisisdiensten,

2. hoogcomplexe en multizorg geven,

3. afspraken maken over kwantiteit in relatie tot kwaliteit,

voordat vrijgevestigde praktijken opleidingsplaatsen toegekend krijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Berg.

Zij krijgt nr. 543 (29282).

Dank u wel, mevrouw Van den Berg. Dan geef ik het woord aan mevrouw Paulusma, D66.

Mevrouw Paulusma (D66):
Voorzitter, dank u wel. We hebben in vele commissiedebatten gesproken over de tekorten in de zorg, maar ook vele malen gesproken over wat nieuwkomers ons zouden kunnen brengen. Er zijn een aantal heel goede initiatieven voor. Groningen is er een van. Deze mensen staan te trappelen om te werken, maar het kabinet lijkt er niet zo veel haast mee te maken. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de zorg kampt met enorme personeelstekorten en een hoog uitstroomcijfer;

overwegende dat veel nieuwe Nederlanders met een zorgachtergrond in de zorg aan de slag willen, maar dat onder andere de lange procedure om een BIG-registratie te verkrijgen zeer demotiverend en ontmoedigend werkt;

overwegende dat de minister eerder heeft toegezegd een plan op te stellen om statushouders beter richting werken in de zorg te faciliteren;

verzoekt de minister om voor het einde van het jaar een meerjarig plan, inclusief meetbare doelstellingen, op te stellen om nieuwkomers met een zorgachtergrond zo goed mogelijk te faciliteren om aan de slag te gaan in de zorg, en hier jaarlijks over te rapporteren aan de Tweede Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Paulusma.

Zij krijgt nr. 544 (29282).

Mevrouw Paulusma (D66):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Paulusma. Dan geef ik het woord aan de heer Van Houwelingen, Forum voor Democratie.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank u, voorzitter. De arbeidsmarkt in de zorg is ziek. Het ziekteverzuim was vorig jaar 8,4%. Dat is meer dan 50% hoger dan gemiddeld. Ook het verloop in de zorg is enorm hoog. Een op de zeven medewerkers in de zorg verliet vorig jaar de zorg. Dat is misschien ook een van de redenen dat er zo veel zzp'ers in de zorg zijn. Er zijn natuurlijk heel veel redenen voor te geven, maar een belangrijke reden die vaak genoemd wordt is dat zorgmedewerkers nogal weinig invloed op hun eigen werk ervaren, op de zorgorganisatie waar ze werken. Wat dat betreft zou ik graag twee moties willen indienen. Ik ga ze voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het ziekteverzuim in de zorg vorig jaar met 8,4% bijzonder hoog en bovendien stijgende is;

constaterende dat het verloop in de zorg met een op de zeven medewerkers die jaarlijks de zorg verlaat ook erg hoog is;

overwegende dat gebrek aan controle over het eigen werk en invloed op de organisatie een van de redenen is voor het hoge ziekteverzuim en verloop in de zorg;

verzoekt de regering er bij (publiek gefinancierde) zorgorganisaties op aan te dringen hun medewerkers met ideeën te laten komen voor het verbeteren van hun zorgorganisatie, waarbij de zorgorganisatie zichzelf verplicht de ontvangen suggestie over te nemen of gemotiveerd af te wijzen en van zowel de suggesties die zijn binnengekomen als de motivaties die zijn gegeven voor het afwijzen van suggesties jaarlijks in een openbaar verslag melding te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Houwelingen.

Zij krijgt nr. 545 (29282).

De heer Van Houwelingen (FVD):
Het laatste deel van de motie is het belangrijkste.

De voorzitter:
Er is een vraag van mevrouw Paulusma, D66.

Mevrouw Paulusma (D66):
Ja, een korte vraag, want dit gaat de zorg een hele hoop werk opleveren. Hoe komt meneer Van Houwelingen erbij dat er niet naar ideeën van werknemers geluisterd wordt?

De heer Van Houwelingen (FVD):
Ik denk dat het wat betreft het extra werk wel meevalt. Als het goed is, betreft het alleen het verslag. Voor zover wij weten is het niet bij alle zorgorganisaties zo — ik word graag verbeterd als het wel zo is — dat als medewerkers met een suggestie komen die gemotiveerd wordt afgewezen en dat dit publiek beschikbaar is. Dat laatste is heel belangrijk, want dan kan er ook een discussie binnen de zorgorganisatie komen en als het openbaar wordt, kunnen journalisten erin duiken. Ik denk dus dat die transparantie echt iets toevoegt. Ik denk dat het extra werk wel meevalt. Het gaat om één keer per jaar een kort verslag maken van de suggesties die zijn binnengekomen en die motivatie om die wel of niet af te wijzen.

De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Paulusma.

Mevrouw Paulusma (D66):
Ik heb nog een korte vraag: welk probleem gaat deze motie oplossen?

De heer Van Houwelingen (FVD):
Ik denk dat heel veel zorgmedewerkers zelfstandig als zzp'er zijn gaan werken — dat weet mevrouw Paulusma ook — omdat ze het gevoel hadden dat ze weinig invloed hadden op hun eigen zorgorganisaties en dat die zorgmedewerkers misschien ook ideeën hadden om die organisaties beter te maken, maar dat dit maar niet gebeurde. Daar kan mevrouw Paulusma om lachen, maar ik denk dat het heel herkenbaar is dat als je met ideeën rondloopt en er maar niks mee gebeurt, het fijn is als de ideeën die worden ingediend op z'n minst gemotiveerd worden afgewezen en dat daarover ook transparantie is. Ik denk dat we daar heel veel mensen in de zorg een plezier mee zouden kunnen doen.

De voorzitter:
Heel kort nog, mevrouw Paulusma.

Mevrouw Paulusma (D66):
Ja, heel kort. Dit is even persoonlijk, want ik word aangesproken. Ik ben wel een beetje klaar met mij iets toedichten wat ik niet doe, zodat dit weer leuk ergens in geknipt en geplakt kan worden. Ik zat niet te lachen, want als iets mij aan het hart gaat, zijn het de medewerkers in de zorg. Ik vroeg u: welk probleem gaat dit oplossen? Daarop geeft u blijkbaar geen antwoord.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Ik denk dat ik daar al wel antwoord op gaf. We kunnen de camerabeelden erbij halen; ik zag u toch heel duidelijk lachen en ik begreep niet goed waarom. U zou nu kunnen toelichten wat er dan blijkbaar zo grappig aan was.

De voorzitter:
Uw tweede motie.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Ik ga door met de tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het ziekteverzuim in de zorg vorig jaar met 8,4% bijzonder hoog en bovendien stijgende is;

constaterende dat het verloop in de zorg met een op de zeven medewerkers die jaarlijks de zorg verlaat ook erg hoog is;

overwegende dat het goed functioneren van leidinggevenden cruciaal is voor het terugdringen van zowel het ziekteverzuim als het personeelsverloop;

verzoekt de regering te onderzoeken in hoeverre bij het ministerie van VWS zelf en (publiek gefinancierde) zorgorganisaties een (jaarlijkse) 360 gradenbeoordeling voor het hoger kader (bijvoorbeeld vanaf schaal 15) binnen de organisatie een vast onderdeel zou kunnen worden van het personeelsbeleid, en de resultaten van dit onderzoek te sturen naar de Tweede Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Houwelingen.

Zij krijgt nr. 546 (29282).

Dank u wel, meneer Van Houwelingen. Dan geef ik tot slot het woord aan mevrouw Van den Hil, VVD.

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Dank, voorzitter. We hebben een debat gevoerd over de arbeidsmarkt. Er is wat mij betreft nog een aantal open zaken waarop ik graag een toezegging zou hebben. Kan de minister toezeggen dat zij gaat onderzoeken hoe orthopedagoog-generalist bij de volgende ramingen van het Capaciteitsorgaan meegenomen kan worden? Zorg dat anesthesiemedewerkers die nog geen verpleegkundige basis hebben deze alsnog via een modulaire opleiding kunnen verkrijgen. Hiermee sluit je aan op de bestaande ervaring van deze medewerker en maak je een flexibele overgang mogelijk. Erken dan de anesthesiemedewerker als gespecialiseerde functie van verpleegkundige. Ten derde. Maak gebruik van traineeships van minder bekende specialisaties zoals arts verstandelijk gehandicapten en specialist ouderengeneeskunde. Kan de minister dit verder oppakken en kijken of ze dit in gang kan zetten?

Ik was tijdens het debat erg blij met het feit dat de minister aan de slag gaat met mijn puntenplan genaamd "Stel een grens aan agressie in de zorg. Geef ruimte aan een veilige werkomgeving". Ik ontvang van de minister graag nog een bevestiging dat zij dit ook samen met de minister van JenV op gaat pakken.

Dan heb ik nog één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat zorgmedewerkers een veilige werkomgeving verdienen en de huidige aanpak om dit te bereiken nog niet voldoende is;

overwegende dat gedragsinterventies bij kunnen dragen aan bewustwording van gedrag en het voorkomen van herhaling;

verzoekt de regering om een gedragsinterventie in de vorm van een verplicht anti-agressieprogramma voor mensen die agressief gedrag tegen zorgmedewerkers vertonen, verder uit te werken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hil en Agema.

Zij krijgt nr. 547 (29282).

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van den Hil. Ik kijk even naar de minister. Zullen we even wachten tot de moties er zijn en kunt u dan antwoorden? Ja? Dan schors ik de vergadering voor een enkel moment.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Helder:
Dank u wel, voorzitter. De motie op stuk nr. 538, van mevrouw Agema, wil ik ontraden. Het uitgebreide programma (Ont)Regel de Zorg loopt en ik heb ook een intensivering aangekondigd en een RVS-advies in ontvangst genomen. Ik kom eind van het jaar met een brief over de manier waarop ik opvolging geef aan het advies.

Dan de motie op stuk nr. 539, van de heer Dijk, over het maximum van 10%. Die moet ik ontraden. Dat is namelijk heel verschillend per zorgsector en per instelling, dus juist zo'n maximum stellen geeft problemen in de zorg in de praktijk.

Dan de moties op de stukken nrs. 540 en 541. Ik heb in het debat ook al over Intravacc gezegd dat de minister van VWS heeft aangegeven daarop terug te komen met een stand-van-zakenbrief. Ik moet beide moties om die reden ontraden.

De voorzitter:
Voordat u verdergaat, heeft de heer Dijk een opmerking over de moties op de stukken nrs. 540 en 541.

Minister Helder:
Sorry, ik zeg het verkeerd. Mag ik het herstellen?

De voorzitter:
Ja, gaat uw gang.

Minister Helder:
Ik verzoek de heer Dijk om de moties aan te houden. Excuses daarvoor. De minister komt erop terug.

De voorzitter:
Ik kijk even naar de heer Dijk om te zien of hij bereid is om zijn moties aan te houden.

Minister Helder:
Dat is een tweede.

De heer Dijk (SP):
Ik ben daar best toe bereid, maar ik zei in het commissiedebat ook, en dat is ondertussen al een tijdje geleden, dat het wel gaat over meer dan 100 werknemers die nu toch in onzekerheid zitten. Ik wil de moties dus best aanhouden, maar er zit wel tijdsdruk achter. Ik zou nu dan wel graag een tijd willen afspreken.

Minister Helder:
Helaas kan ik dat niet doen, want de minister van VWS gaat hierover. Hij heeft aangegeven dat hij erop terugkomt in een stand-van-zakenbrief. Ik kan de heer Dijk later wel laten informeren over wanneer dat zou kunnen, maar ik heb dat nu niet bij de hand.

De voorzitter:
Ik kijk naar de heer Dijk. Is hij desondanks bereid om de moties op de stukken nrs. 540 en 541 aan te houden? De minister heeft toegezegd de Kamer erover te informeren wanneer de berichtgeving naar de Kamer kan komen.

De heer Dijk (SP):
Laat ik dat dan maar doen, maar wel met de opdracht om er een beetje druk achter te zetten.

De voorzitter:
Ook dat kan de minister goed doorgeleiden.

Minister Helder:
Dat kan ik goed doorgeleiden.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Dijk stel ik voor zijn moties (29282, nrs. 540 en 541) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Helder:
Dank u wel.

De motie op stuk nr. 542, over de spoedeisendehulpartsen, moet ik ontraden hoewel ik het onderwerp goed ken, omdat de minister van VWS op dit moment nog aan het wachten is op antwoord van de veldpartijen. Daarom kan ik 'm nu niet oordeel Kamer geven.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dat is precies de reden waarom ik die motie heb ingediend, ook omdat de minister, voor zover wij dat kunnen zien, voorwaarden stelt die hij bij andere medische erkenningen niet stelt. Als hij voorwaarden stelt die ook bij andere medisch specialisten zijn gesteld, dan snappen wij dat. Als dat nodig is, willen wij graag de motie daarop aanpassen. Maar zoals wij de brief lezen, zijn hier voorwaarden gesteld die bij de erkenning van andere medisch specialisten niet zijn gesteld. Dat is ons punt.

Minister Helder:
Ik kan niet meer dan het antwoord dat ik zojuist heb gegeven, herhalen. De minister van VWS is in gesprek met de veldpartijen en wacht op antwoord. Dan komt hij met een antwoord op deze vragen.

De voorzitter:
De motie wordt dus ontraden. Is er ook een verzoek aan mevrouw Van den Berg om die aan te houden?

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dat gaat mevrouw Van den Berg niet doen. Volgende week is de laatste week dat we überhaupt kunnen stemmen. Of het dinsdag of donderdag is, maakt mij niet uit. Ik ben ook graag bereid om daarover nog met de minister in gesprek te gaan als ik iets niet goed heb begrepen. Maar nogmaals, het gaat ons erom dat er geen voorwaarden worden gesteld die bij andere erkenningen niet worden gesteld.

De voorzitter:
Helder. Dat betekent dat de motie op stuk nr. 542 in stemming wordt gebracht, maar door de minister wordt ontraden. Dan de motie op stuk nr. 543.

Minister Helder:
De motie op stuk nr. 543 is de motie van mevrouw Van den Berg over de vrijgevestigde ggz-partijen. Ook die moet ik helaas ontraden. Er wordt namelijk in de tarifering al rekening mee gehouden dat die vrijgevestigden minder complexe zorg aanbieden. Ik hoor wel haar opmerkingen in de motie over extra voorwaarden, maar de motie zoals die er nu ligt, moet ik ontraden.

De voorzitter:
Voordat u verdergaat, heeft mevrouw Van den Berg een interruptie.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
De minister zegt dat er rekening mee wordt gehouden dat er minder complexe zorg wordt aangeboden. In de afgelopen maanden hebben we er juist overal en ook iedere keer in debat met de minister over gesproken dat we die hoogcomplexe multizorg veel meer moeten hebben. De minister is die zelf nog aan het inventariseren. Als wij naar de percentages kijken, kunnen we de opmerking van de minister niet traceren. Daar zou ik dan graag vanavond of op een ander moment wat meer duiding over krijgen.

Minister Helder:
Ik blijf bij wat ik gezegd heb. Ze krijgen sowieso een ander tarief. Wij willen breed in de ggz dat er daar wordt opgeleid waar er ook stagemogelijkheden zijn. Ik blijf dus bij het ontraden van deze zeer uitgebreide motie.

Dan de motie op stuk nr. 544. Ik ga mevrouw Paulusma niet blij maken, want ik moet 'm helaas ontraden. Dat heeft te maken met het feit dat ik het niet voor de kerst kan doen. Ik ben ermee bezig. We blijken in de praktijk toch ook nog veel overleg daarover te moeten voeren, met name met het ministerie van Sociale Zaken. Het duurt gewoon langer dan ik had verwacht. Ik loop vast in de tijd. Het kan niet voor de kerst, maar ik kan het wel zo snel als mogelijk in het nieuwe jaar afronden.

Mevrouw Paulusma (D66):
"Zo snel als mogelijk in het nieuwe jaar" is een beetje met een kluitje in het riet gestuurd worden. Ik heb de minister hier een halfjaar geleden namelijk ook al naar gevraagd. Toen heeft de minister de toezegging gedaan dat het zou komen. Toen ben ik heel erg geduldig geweest en dat geduld is nu een beetje op, ook omdat het ministerie het niet allemaal hoeft te verzinnen. Alle voorbeelden en alle problemen waar mensen tegen aanlopen kan ik zo aandragen; die liggen morgen op het bureau van de minister. Volgens mij is het dan niet meer zo moeilijk om een plan te maken. Dus ik houd de motie wel aan, want de tekorten in de zorg zijn zo groot dat het echt zonde is als wij deze mensen aan de zijlijn laten staan.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 544 wordt dus aangehouden? Dat gaf u net aan.

Mevrouw Paulusma (D66):
O, excuus. Ik ben moe. Ik wil de motie in stemming brengen.

De voorzitter:
Oké, de motie op stuk nr. 544 blijft gewoon ingediend, maar wordt ontraden.

Minister Helder:
De motie-Van Houwelingen op stuk nr. 545 moet ik ontraden.

De motie-Van Houwelingen op stuk nr. 546 moet ik ook ontraden.

De voorzitter:
Beide moties worden ontraden. Ik geef eerst de heer Van Houwelingen even het woord, over zijn moties.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Een korte toelichting graag, voorzitter.

De voorzitter:
Een toelichting op het oordeel over de motie op stuk nr. 545 en de motie op stuk nr. 546.

Minister Helder:
Eigenlijk is de toelichting net al gegeven in de interruptie met mevrouw Paulusma. Ik denk dat dit voor heel veel extra werk gaat zorgen. Ik ben erg voor transparantie binnen zorgorganisaties. Er zijn verpleegkundige adviesraden, paramedische adviesraden en ondernemingsraden waar allemaal nieuwsbrieven verschijnen waarin al heel veel wordt gesproken over de onderwerpen waarover binnen die organisaties wordt gesproken. Ik denk dat dit allemaal vindbaar is. Ook de cliëntraden worden daarover geïnformeerd. Om dit dan nog eens extra te gaan optuigen in een tijd waarin we juist iedereen nodig hebben, met handen aan het bed of in ieder geval in de directe patiëntenzorg, daar zie ik de toegevoegde waarde echt niet van in.

De voorzitter:
Meneer van Houwelingen, over de motie op stuk nr. 545.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Heel kort. Het is dus geen verplichting. Dat is even belangrijk om te noteren. Zo is het niet geformuleerd. Het betreft een verslag. Er komen bijvoorbeeld 100 suggesties binnen. 90 daarvan worden terzijde gelegd. Er wordt een korte motivatie gegeven, zo mag ik hopen. Die hoef je alleen maar te bundelen. Het hoeft volgens mij niet meer dan een paar uur per jaar aan werk op te leveren. Daarmee wordt alles transparant. Men kan ook van elkaar leren. Dat lijkt me nou een goede tijdsinvestering. Dus ik begrijp het gewoon niet goed.

Minister Helder:
Ik heb de afgelopen dagen, weken, maanden met heel veel zorgaanbieders en zorgverleners gesproken. Het enige wat ik hoor is: stapeling van al dit soort dingen. Het is ook in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de werkgevers. Ik heb daar ook zelf behoorlijk lang rondgelopen. Ik zie er niet de toegevoegde waarde van om dit op deze manier te gaan doen.

De voorzitter:
Dan nog de onderbouwing van het ontraden van de motie op stuk nr. 546 van de heer Van Houwelingen.

Minister Helder:
Die ontraad ik omdat het aan de minister van Binnenlandse Zaken is om iets te zeggen over de ministeries. Wat betreft de voorwaarden binnen de zorgorganisaties is het aan de werkgevers, de zorgaanbieders zelf, om hier regels voor te stellen.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Heel kort: eigenlijk dezelfde vraag. Het is niet geformuleerd als een verplichting. Het is een kwestie van in kaart brengen of het wellicht van toegevoegde waarde zou kunnen zijn voor de zorg. Het ministerie gaat natuurlijk wel over de zorg. Ik begrijp dus niet goed wat het bezwaar hiertegen zou kunnen zijn.

Minister Helder:
Ik denk dat ik duidelijk ben geweest. Ik vind dat zorgorganisaties dit soort dingen in hun personele beleid goed moeten doen. Ik vind het echt een verantwoordelijkheid van de zorgorganisaties of op zijn minst van de brancheorganisaties om hier iets over te zeggen, en niet iets om opnieuw te gaan onderzoeken.

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Volgens mij gaat de vorige motie van meneer Van Houwelingen voornamelijk over de Wet professionele zeggenschap. Ik onderschrijf helemaal dat de minister aangeeft dat ze liever geen extra administratie heeft, maar ik vond het wel bijzonder, omdat Forum daar toen als enige tegen heeft gestemd. Dat viel me even op.

De voorzitter:
Dat is geen vraag aan de minister. De minister hoeft daar verder ook niet op te reageren. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 547 van mevrouw Agema.

Minister Helder:
Nee, voorzitter, ik heb een aantal vragen van mevrouw Van den Hil en dan de motie op stuk nr. 547 van mevrouw Van den Hil.

De voorzitter:
In die volgorde mag het ook.

Minister Helder:
Ja, mag dat in die volgorde?

De voorzitter:
Zeker.

Minister Helder:
Dat is fijn. Mevrouw Van den Hil vraagt hoe de orthopedagoog-generalist bij de volgende ramingen kan worden meegenomen. Het belang van de beroepsgroep — mevrouw Van den Hil weet dat — wordt zeker erkend. Het wel of niet ramen van een vervolgstudie zegt niets over de maatschappelijke waarde. Wat mij betreft ligt het initiatief dan ook bij de brancheorganisaties. Wij beschikken op dit moment over onvoldoende informatie om te kunnen besluiten of die vervolgopleiding strikt noodzakelijk is om de zorg in stand te houden of dat die zorg door andere beroepsbeoefenaren geleverd kan worden. Er is echt in de sector zelf draagvlak nodig om te borgen dat de overstap naar de centrale bekostiging budgetneutraal kan worden vormgegeven. Dan kan worden overwogen om een beroepsgroep in de raming mee te nemen. Zover zijn we nog niet.

De voorzitter:
Ik kijk even of alle vragen van mevrouw Van den Hil beantwoord zijn.

Minister Helder:
Nee, ik heb nog een aantal vragen te beantwoorden. Ik kom op de vraag van mevrouw Van den Hil over de overgangsregeling voor de anesthesiemedewerker die nog geen verpleegkundige achtergrond heeft. Naar aanleiding van de Taskforce Ondersteuning optimale inzet zorgverleners is in april 2022 een werkgroep ingesteld. Die heeft onderzocht of de anesthesiemedewerker die nog geen verpleegkundige is kan worden bijgeschoold. Uit de werkgroep is gebleken dat er geen wettelijke beperkingen zijn voor het ontwikkelen van maatwerkprogramma's voor deze anesthesiemedewerkers. Inmiddels zijn die programma's ook beschikbaar. In juli heb ik dat gemeld in de voortgangsbrief over het programma TAZ in het kader van Leven Lang Ontwikkelen. Ik begrijp dat het roc Twente inmiddels zo'n maatwerkprogramma aanbiedt. Wat mij betreft is zo'n overgangsregeling dus niet nodig, want het gebeurt al.

Dan de vraag over het traineeship van minder bekende specialisaties zoals arts verstandelijk gehandicapten of specialist ouderengeneeskunde. Het is, zeg ik via u, voorzitter, tegen mevrouw Van den Hil, aan de opleidingen en de veldpartijen om aan die opleidingen inhoud en vorm te geven. Dat is ook zo voor de opleiding geneeskunde. Met het oog op de inhoud van het basiscurriculum geneeskunde zijn er verschillende werkgroepen geweest, zowel vanuit de NFU als de KMNG, om dat verder door te ontwikkelen om te zorgen dat het aansluit bij de vraag hoe zorg en ondersteuning er in de toekomst uit moet gaan zien. Die ontwikkelingen worden nauwlettend gevolgd. Ook ik heb aangegeven dat we hierin natuurlijk meer aandacht moeten vragen voor die extramurale artsenberoepen, omdat er meer opleidingsplaatsen nodig zijn om die instroom te verhogen. Ik steun van harte de campagne The Next Level Dokter, die minister Kuipers vorige maand heeft gelanceerd tijdens zijn werkbezoek aan Schola Medica. Dat initiatief is opgericht om de instroom van extramurale artsopleidingen te verhogen.

Dan als laatste de vraag over het stellen van grenzen aan de agressie, uw initiatiefnota, zeg ik tegen mevrouw Van den Hil. Ze vraagt of ik dat samen met de minister van Justitie en Veiligheid wil oppakken. Ja, dat doe ik. Dat is een toezegging. Dan heb ik alleen nog de motie liggen. Zal ik die ook nog doen?

De voorzitter:
Misschien is het goed om eerst mevrouw Van den Hil het woord te geven over haar vragen. En dan doen we de motie.

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Alhoewel staan wel goed is voor de preventie. Dank aan de minister. Ik ben er als geen ander voorstander van om dat in het veld te gaan uitzoeken, maar ik zie ook een aantal dingen, zoals bij de orthopedagoog-generalist. Ik heb ook gezegd "onderzoek het nou en ga in overleg met dat veld om het vorm te geven", want ik merk weleens dat ieder soms in z'n eigen hokje zit. Ik zou graag willen dat de minister de vinger aan de pols houdt bij de voortgang van de ramingen, ook voor de traineeships en de anesthesiemedewerkers, want de vragen komen niet uit het luchtledige; die komen echt uit het veld. Daar worden belemmeringen ervaren, dus het mijn oproep om dat als ministerie te volgen. Ik hoop dat ik het ook nog vier jaar mag volgen.

Minister Helder:
Het antwoord is: ja.

De voorzitter:
Dank u wel, minister. Dan nog de laatste motie, die van mevrouw Agema.

Minister Helder:
De laatste motie, de motie op stuk nr. 547, kan ik oordeel Kamer geven als ik het zo mag lezen dat het een verzoek is aan de regering om een anti-agressieprogramma uit te werken waarbij het volgen daarvan kan worden opgelegd door de officier van justitie of de rechter.

De voorzitter:
Ik kijk even of mevrouw Van den Hil zich daarin kan vinden. Dat is het geval. Dan krijgt de motie op stuk nr. 547 oordeel Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik dank de minister en de woordvoerders. Ik schors de vergadering voor een enkel moment en dan gaan we daarna over tot het tweeminutendebat Gehandicaptenbeleid.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Gehandicaptenbeleid

Gehandicaptenbeleid

Aan de orde is het tweeminutendebat Gehandicaptenbeleid (CD d.d. 05/10).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Gehandicaptenbeleid. Voordat we daarmee van start gaan, wil ik u melden dat dit debat begeleid zal worden door een tolk gebarentaal en dat het ook te volgen is via een aparte livestream. De gewone livestream zal worden ondertiteld. Ik ben heel blij dat dat gebeurt. Aan de leden wil ik vragen of ze hun moties iets minder snel kunnen voorlezen, zodat iedereen het kan bijhouden en volgen.

Dan gaan we nu van start. Ik geef het woord aan de heer Dijk, SP. Ik zal ook iets coulanter zijn als het gaat over de tijd. Daarbij hoop ik natuurlijk dat er niet te veel moties worden ingediend.

De heer Dijk (SP):
Dank u wel, voorzitter. De heer Kwint had tijdens de commissiebehandeling een indrukwekkend betoog over zijn eigen ervaringen in de gehandicaptenzorg. Gelukkig spreek ik een stuk langzamer dan de heer Kwint. Dat scheelt een boel.

Ik heb drie voorstellen, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat verschillende gehandicaptenzorginstellingen financiële tekorten hebben;

overwegende dat hierdoor de kwaliteit en de toegankelijkheid van de gehandicaptenzorg onder druk komen te staan;

verzoekt de regering om gerichte maatregelen te nemen om verschraling in de gehandicaptenzorg te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dijk en Kwint.

Zij krijgt nr. 289 (24170).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat commerciële uitzendbureaus het personeelstekort in de gehandicaptenzorg misbruiken door torenhoge prijzen te vragen en dat zij niet bijdragen aan een oplossing van het personeelstekort in deze sector;

verzoekt de regering om in samenspraak met zorginstellingen te komen tot een landelijk netwerk van invalpools en afspraken te maken waardoor uitzendbureaus niet langer worden ingezet in de gehandicaptenzorg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dijk en Westerveld.

Zij krijgt nr. 290 (24170).

De heer Dijk (SP):
Tot slot.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bepaalde gemeenten in de Wmo beschikkingen afgeven met alleen een resultaatafspraak en geen tijdsindicatie;

constaterende dat de Centrale Raad van Beroep al in 2018 heeft geoordeeld dat deze manier van werken zonder tijdsindicatie onvoldoende rechtszekerheid biedt aan cliënten;

constaterende dat gemeenten die deze manier van werken toepassen daarmee in strijd met de wet en jurisprudentie handelen en dit al vele jaren duidelijk is;

van mening dat gemeenten die deze werkwijze toepassen deze zo snel mogelijk dienen aan te passen;

verzoekt de regering om met gemeenten af te spreken dat zij uiterlijk vanaf 1 januari 2024 alleen nog maar beschikkingen met een tijdsindicatie afgeven;

verzoekt de regering om met gemeenten af te spreken dat zij met een hersteloperatie starten voor reeds afgegeven beschikkingen zonder tijdsindicatie en hiervoor een tijdspad opstellen, en de Kamer halfjaarlijks te informeren over de voortgang hiervan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dijk en Kwint.

Zij krijgt nr. 291 (24170).

De heer Dijk (SP):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Dijk. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van der Plas, BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel. Ik heb drie moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ouders met intensieve zorg voor kinderen met zeer ernstige en verstandelijke meervoudige beperkingen (ZEVMB) een persoonsgebonden budget (pgb) krijgen voor het verzorgen van hun kinderen;

constaterende dat deze ouders hun leven veelal aan de verzorging van hun kind hebben gewijd;

constaterende dat het pgb vervalt wanneer hun kind onverhoopt overlijdt;

constaterende dat deze ouders dan op een kwetsbaar moment in hun leven op zoek moeten naar een baan en/of aanvullende inkomsten;

verzoekt het kabinet met het oog hierop een overgangsregeling te ontwerpen voor stapsgewijze afbouw van het pgb, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 292 (24170).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de meeste mensen met een beperking thuis wonen en naar wens en vermogen op gelijke voet willen deelnemen aan de samenleving, en de ratificatie van het VN-verdrag Handicap Nederland verplicht zich voor deelname op gelijke voet in te spannen;

constaterende dat onderzoek jaar in, jaar uit aantoont dat de hiervoor noodzakelijke gemeentelijke zorg en ondersteuning vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (onbedoeld) te vaak nog niet goed is of te lang op zich laat wachten, en verbetering hiervan te minimaal en te traag is;

overwegende dat er onuitlegbare verschillen bestaan tussen gemeenten in de uitvoering van het sociaal domein, waardoor iemand in de ene gemeente bijvoorbeeld niet of veel te laat de zorg en ondersteuning krijgt die nodig zijn, maar die in de gemeente verderop wel gekregen zou hebben;

verzoekt de regering landelijke normen te ontwikkelen voor de uitvoering van het sociaal domein om te voorkomen dat de voor mensen noodzakelijke zorg en ondersteuning bij wonen, werk, onderwijs en participatie door de ondergrens zakken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Plas, Werner en Agema.

Zij krijgt nr. 293 (24170).

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Mag ik de laatste nog doen? Ja? Dank u wel.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Zweedse wetgeving voor gehandicapten een gedeelde verantwoordelijkheid kent;

constaterende dat overheidsinstanties verantwoordelijk zijn voor specifieke sectoren;

constaterende dat de Zweedse wetgeving een onafhankelijk leven en gelijke levensomstandigheden waarborgt;

overwegende dat het van waarde is om te leren van andere landen en hun wetgeving op het gebied van gehandicaptenzorg;

verzoekt de regering een onderzoek uit te voeren naar de Zweedse wetgeving voor gehandicapten en hierover met de Zweedse overheid te overleggen;

verzoekt de regering de resultaten van dit onderzoek binnen een termijn van zes maanden aan de Kamer te rapporteren, vergezeld met een plan van aanpak voor eventuele aanpassingen van de Nederlandse wetgeving,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 294 (24170).

Dank u wel, mevrouw Van der Plas. Dan geef ik het woord aan mevrouw Westerveld van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Mevrouw Van der Plas en ik waren nog even de ondertekening van de motie aan het regelen.

Voorzitter. Ook hartelijk dank aan de ondersteuning van de commissie VWS. Dank ook dat zij nadenken over de tolken Nederlandse gebarentaal zowel bij het commissiedebat alsook vandaag. Het is natuurlijk heel belangrijk dat veel mensen dit debat kunnen volgen. Ik was ook onder de indruk van het werk dat deze tolken gebarentaal verzetten.

Ik heb twee moties. De eerste gaat over de vergoeding van spraakcomputers.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat kunnen communiceren een essentiële behoefte is en het vreselijk eenzaam is als je je niet kan uiten vanwege fysieke beperkingen;

overwegende dat spraakcomputers een oplossing bieden, maar voor veel mensen niet worden vergoed;

constaterende dat het VN-verdrag Handicap Nederland opdraagt spraakcomputers te vergoeden;

verzoekt de regering in kaart te brengen hoeveel mensen baat hebben bij een spraakcomputer, op welke wijze deze vergoed kan worden en welke kosten daarbij horen, en de Kamer daar voor de begroting van VWS over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Dijk en Van der Plas.

Zij krijgt nr. 295 (24170).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dan heb ik een tweede motie en die gaat over het toezicht op de gehandicaptenzorg.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat honderdduizenden mensen met een beperking zorg ontvangen;

constaterende dat de Inspectie Gezondheidzorg en Jeugd (IGJ) maar 23 inspecteurs in dienst heeft voor de gehandicaptenzorg;

constaterende dat veel mensen met een beperking zelf moeilijk melding kunnen maken van misstanden;

constaterende dat er veel aanbieders van gehandicaptenzorg zijn die niet in het zicht zijn van vertrouwenspersonen en waar ook geen regulier inspectiebezoek plaatsvindt, zodat er nauwelijks onafhankelijk toezicht is, terwijl bewoners wel in een afhankelijkheidsrelatie zitten;

verzoekt de regering het aantal inspecteurs voor de gehandicaptenzorg uit te breiden, eventueel door een herprioritering binnen de IGJ, zodat er proactief toezicht gehouden kan worden op alle intramurale gehandicaptenzorg en pgb-wooninitiatieven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Dijk en Werner.

Zij krijgt nr. 296 (24170).

Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dan geef ik het woord aan mevrouw Agema, PVV.

Mevrouw Agema (PVV):
Voorzitter. Debatten over gehandicaptenbeleid gaan over inclusiviteit en het verminderen van administratietijd, maar het lukt maar niet om zoiets eenvoudigs als het afschaffen van de kilometerregistratie in het Valysvervoer te regelen. Het Valysvervoer wordt door mensen met een beperking gebruikt voor ritten van meer dan 25 kilometer, omdat ons openbaar vervoer onvoldoende toegankelijk is. Het nieuwe doel voor toegankelijk openbaar vervoer ligt op 2040. Het standaard kilometerbudget is 700 kilometer tegen een tarief van €0,22 per kilometer. Dat is hetzelfde als het treintarief. Een hoger kilometerbudget moet worden aangevraagd: weer meer administratietijd. Als het onder strenge voorwaarden wordt toegekend, gaat het om 2.350 kilometer tegen €0,22. Als Valysgebruikers meer kilometers willen gebruiken, dan moeten ze €1,53 per kilometer betalen. Dat is per kilometer! Dat is zeven keer meer dan wat mensen zonder beperking betalen voor het openbaar vervoer.

Het betreft een relatief kleine post op de begroting van VWS, van 62 miljoen euro. Slechts een klein deel van de 5% van de gebruikers geeft aan meer kilometers te willen reizen. De dekking van 3 miljoen euro kan eenvoudig gevonden worden in het afschaffen van de kilometerregistratie zelf, met de bijbehorende controles, aanvragen, besluiten, bezwaren enzovoorts. De belangrijkste vraag is sowieso waarom mensen met een beperking voor de overheid moeten registreren waar ze heen gaan en wanneer. Dat geldt toch ook niet voor de mensen die niet zijn aangewezen op Valys? Is dat niet wat inclusie en gelijkwaardigheid inhouden?

Voorzitter. Daarom dien ik bij dezen, voor de zesde keer, een motie in om de kilometerregistratie voor het Valysvervoer af te schaffen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de kilometerregistratie voor het Valysvervoer af te schaffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Agema en Dijk.

Zij krijgt nr. 297 (24170).

Dank u wel, mevrouw Agema. Dan geef ik het woord aan mevrouw Werner. Zij zal haar moties indienen vanaf haar plaats in de zaal. Het woord is aan mevrouw Werner, CDA. Gaat uw gang.

Mevrouw Werner (CDA):
Dank, voorzitter. Dit zijn mijn laatste twee moties wat betreft gehandicaptenbeleid. Ik vind het hele mooie moties geworden, dus ik hoop dat er veel enthousiasme voor is. Ze zijn lang, dus laat ik maar beginnen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het VN-verdrag Handicap door Nederland in 2016 is geratificeerd en de overheid de plicht heeft de positie van mensen met een handicap te verbeteren;

constaterende dat meerdere ministeries zich bezighouden met beleid dat raakt aan de positie van mensen met een beperking in de samenleving;

constaterende dat er te vaak onvoldoende integraal wordt gewerkt, terwijl dat essentieel is voor het verbeteren van de levens en de positie van mensen met een handicap en dus een succesvolle implementatie van het VN-verdrag Handicap;

overwegende dat de implementatie van het VN-verdrag Handicap op alle ministeries moet zijn geborgd en moet worden uitgedragen;

overwegende dat de meerjarige nationale strategie voor mensen met een beperking een nieuwe kans is om achterstelling en uitsluiting van mensen met een handicap weg te nemen en de strategie met haar werkagenda's ook pas kan slagen als alle ministeries en overheidslagen hier een bijdrage aan leveren;

verzoekt de regering in het kader van de nationale strategie voor mensen met een beperking een structureel interdepartementaal overleg op te zetten voor de verdere totstandkoming, uitvoering en evaluatie van de strategie, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Werner, Westerveld en Warmerdam.

Zij krijgt nr. 298 (24170).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de coördinerende verantwoordelijkheid voor de implementatie van het VN-verdrag Handicap belegd is bij het ministerie van VWS;

constaterende dat het verdrag gaat over specifieke mensenrechten op alle leefgebieden;

overwegende dat een belangrijk uitgangspunt van het verdrag is dat we vanuit het sociaal model naar mensen met een beperking moeten kijken en niet langer vanuit het medische model — het zijn immers de drempels in de maatschappij die iemand met een beperking gehandicapt maken;

overwegende dat in verschillende landen de implementatie van het VN-verdrag Handicap belegd is bij equivalenten van onze ministeries van Binnenlandse Zaken of Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

verzoekt de regering voor een volgend kabinet te verkennen of de coördinerende verantwoordelijkheid voor de implementatie van het VN-verdrag Handicap beter bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid of een regeringscommissaris voor de positie van mensen met een beperking ondergebracht kan worden, en de Kamer hier voor de kabinetsformatie over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Werner, Westerveld en Warmerdam.

Zij krijgt nr. 299 (24170).

Dank u wel, mevrouw Werner. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Warmerdam namens D66.

De heer Warmerdam (D66):
Dank u, voorzitter. Een inclusieve samenleving is een samenleving waarin iedereen kan meedoen, en juist de mensen met een beperking. Het is een kwestie van een lange adem, maar die meerjarenstrategie voor mensen met een handicap moet er nu echt zo snel mogelijk gaan komen. Die strategie moet zo concreet mogelijk zijn. Een inclusieve samenleving is een samenleving waarin menselijk vertrouwen de basis is. Daarom heb ik een motie die zich richt op het vertrouwen dat wij bieden, juist aan ouders die door een verdrietige periode gaan.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ouders die zorg verlenen aan een kind met een handicap, worden vergoed vanuit het persoonsgebonden budget;

constaterende dat als een kind komt te overlijden, financiële middelen vanuit een persoonsgebonden budget stoppen en ouders die langdurig hebben gezorgd daardoor, in een moeilijke periode, geraakt worden in hun bestaanszekerheid;

concluderende dat de minister in de Kamerbrief heeft aangegeven dat het haar insteek is om de komende periode haalbare en uitvoerbare oplossingen uit te werken voor deze groep zorgverleners;

verzoekt de minister om een voorkeursscenario uit te werken, en dit begin 2024 met de Tweede Kamer te delen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Warmerdam, Werner en Sahla.

Zij krijgt nr. 300 (24170).

De heer Warmerdam (D66):
Ten slotte nog een motie over de transparantie bij afspraken die gemaakt worden in zorg voor mensen met een handicap.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zorgkantoren en zorgaanbieders in de gehandicaptenzorg voor de tweede keer in vier jaar juridisch procederen over het zogenoemde richttariefpercentage dat zorgkantoren bij de inkoop hanteren;

constaterende dat het door zorgkantoren gehanteerde model voor de berekening van het richttariefpercentage niet transparant is en voortdurend aanleiding geeft tot discussie;

overwegende dat meer transparantie over dit model en de onderbouwing van de berekende uitkomst noodzakelijk is gegeven het grote budgettaire en maatschappelijke belang;

overwegende dat verdere juridisering van de zorginkoop niet wenselijk is;

verzoekt de regering in overleg te treden met de NZa, de zorgkantoren en de zorgaanbieders en te bevorderen dat het door zorgkantoren gehanteerde model transparanter wordt;

verzoekt de regering hierover uiterlijk 1 maart 2024 te rapporteren met het oog op de inkoop voor 2025 en volgende jaren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Warmerdam, Werner en Sahla.

Zij krijgt nr. 301 (24170).

De heer Warmerdam (D66):
Dank u, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Warmerdam. Ik schors de vergadering voor een enkel moment en dan gaan we naar de termijn van de minister.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister. Gaat uw gang.


Termijn antwoord

Minister Helder:
Dank u wel, voorzitter. De motie op stuk nr. 289 van de heer Dijk wil ik graag overnemen. Er zijn reeds gerichte financiële maatregelen genomen. Er is ook een aantal zaken gedaan als het gaat om de gerichte maatregelen om de verschraling in de gehandicaptenzorg te voorkomen. Daarbij horen het Kwaliteitskompas en het ontwikkelprogramma uit de Toekomstagenda. Ik stel dus voor om de motie over te nemen.

De voorzitter:
Ik kijk even of er bezwaar tegen is dat de motie wordt overgenomen, misschien van de heer Dijk zelf?

De heer Dijk (SP):
Een beetje wel. Het gaat er natuurlijk om dat er, net als bij de ouderenzorg, ook bezuinigingen op de gehandicaptenzorg staan genoteerd. Daar is deze motie op gericht. Ik zou graag willen meegaan in het overnemen door de minister, maar ze geeft er zelf een uitleg bij die voor mij echt tekortschiet. Daarom zou ik er wel graag over willen stemmen.

De voorzitter:
Dan gaan we stemmen over de motie op stuk nr. 289.

Minister Helder:
Dan moet ik de appreciatie aanpassen naar ontraden. Er staat hier namelijk: gerichte maatregelen om verschraling in de gehandicaptensector te voorkomen. Die gerichte maatregelen worden genomen. Dat zijn niet allemaal financiële maatregelen. Er zijn ook financiële maatregelen genomen, maar er zijn ook heel veel niet-financiële maatregelen om die verschraling tegen te gaan.

De voorzitter:
Dat betekent dus dat de motie op stuk nr. 289 wordt ontraden.

Mevrouw Agema (PVV):
Even ter verduidelijking. "Overnemen" wordt dus ineens "ontraden"? Dat lijkt me heel vreemd. Ik wilde ook even het volgende vragen als het gaat om het overnemen. Bedoelde de minister — ze heeft nu 40 miljoen beschikbaar gesteld; de sector wil 80 miljoen en dat hebben ze ook onderbouwd — dat er nu 80 miljoen beschikbaar komt, als ze de motie overneemt?

Minister Helder:
Dat is precies wat ik probeerde zeggen bij het aanpassen van de appreciatie. Als ik de motie lees, staat er: "om gerichte maatregelen te nemen om verschraling in de gehandicaptensector te voorkomen". Die gerichte maatregelen zijn verder niet gespecificeerd. Daar is de hele Toekomstagenda op gericht. Ik gaf aan dat er daarnaast ook een aantal financiële maatregelen is genomen, waaronder de 40 miljoen voor de VG7 en het kostenonderzoek dat er verder nog plaatsvindt. Dat zijn gerichte maatregelen. Als de heer Dijk haar anders uitlegt, namelijk als "er komen nog meer financiële maatregelen aan", moet ik haar helaas ontraden.

De voorzitter:
Daar heeft het mee te maken. Het is goed dat dat is uitgewisseld en dan wordt de motie op stuk nr. 289 in stemming gebracht.

Minister Helder:
De motie op stuk nr. 290 is een sympathieke motie, maar de invalpool … Op dit moment wordt er in de Toekomstagenda en in het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg juist gestimuleerd om dat regionaal te ontwikkelen. Dat is primair de verantwoordelijkheid van de werkgevers. Ik vind het dus een sympathieke motie, maar in de huidige bewoordingen moet ik haar ontraden.

De motie op stuk nr. 291 krijgt oordeel Kamer, als ik 'm zo mag lezen dat we dat niet apart gaan registreren. De werkafspraken worden in december opgeleverd. Ik durf het aan om het toe te zeggen per 1 januari, zeg ik tegen de heer Dijk. Ik ben er echter niet voor om dat apart te gaan registeren, maar om de gemeentes te vragen om dat inzichtelijk te maken, op de manier zoals ze dat normaal ook doen.

De voorzitter:
Ik kijk even naar de heer Dijk om te zien of hij zich kan vinden in die interpretatie. Dat is het geval. De motie op stuk nr. 291 krijgt oordeel Kamer.

Minister Helder:
De motie op stuk nr. 292, van mevrouw Van der Plas, ontraad ik. Dat heeft ermee te maken dat ik toegezegd heb dat ik terugkom op de vragen over de bestaanszekerheid voor deze ouders. Dat wordt op dit moment uitgewerkt met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. We moeten echt concreet iets voor die doelgroep doen. Maar ik kan nog niet vooruitlopen op het type oplossing dat het best passend en haalbaar is voor deze doelgroep. Over de gekozen oplossingsrichting kom ik in het eerste kwartaal van 2024 terug. Dat onderzoek loopt. Dat is best complex, maar dat loopt.

De motie op stuk nr. 293, van mevrouw Van der Plas, over de landelijke normen en het sociaal domein, moet ik ontraden. Ik begrijp en ondersteun de vraag en de behoefte die hieronder ligt, ook vanuit mevrouw Van der Plas, maar er is een ontwikkeling op dit punt. Denk bijvoorbeeld aan het normenkader hulpmiddelen, waar al veel gemeenten mee aan de slag zijn. Die gemeenten gaan langer beschikken. Tegelijkertijd gaat het hier over het decentrale stelsel met wettelijke kaders, waarbij we zo veel mogelijk maatwerk toepassen. De staatssecretaris werkt aan verbetering van de uitvoeringspraktijk. Maar ik kan de motie in de huidige bewoordingen geen oordeel Kamer geven.

Dan de motie op stuk nr. 294, van mevrouw Van der Plas, over het Zweedse model. Op basis van de deadline van zes maanden zou ik de motie moeten ontraden. Ik heb er even overleg over gehad. We hebben daar meer tijd voor nodig. We nemen er zeker kennis van, als het gaat om de ontwikkeling van een nationale strategie.

De voorzitter:
Wat zou haalbaar zijn?

Minister Helder:
Dan hebben we het echt over een jaar langer. Ik bedoel een halfjaar erbij, dus over een jaar.

De voorzitter:
Dan zou de motie … Ik help mevrouw Van der Plas maar even. Wat als het een jaar wordt?

Minister Helder:
De Zweedse inzichten lopen mee in het onderzoek naar de implementatie van het VN-verdrag. In dat tempo kan het meelopen.

De voorzitter:
En dan krijgt de motie?

Minister Helder:
Dan kan ik de motie oordeel Kamer geven, want we doen het.

De voorzitter:
Is mevrouw Van der Plas bereid om de motie aan te passen van "zes maanden" naar "een jaar"? Ja, dat is het geval. Dat betekent wel dat we even een gewijzigde motie van u moeten ontvangen, mevrouw Van der Plas. Dan krijgt de motie op stuk nr. 294 oordeel Kamer. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 295.

Minister Helder:
De motie op stuk nr. 295, van mevrouw Westerveld, de heer Dijk en mevrouw Van der Plas, krijgt oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 296, van mevrouw Westerveld, de heer Dijk en mevrouw Werner. Ik moet zeggen dat we via de Toekomstagenda al 6 inspecteurs extra boven op die 23 beschikbaar hebben gesteld. Dus volgens mij is de motie al uitgevoerd. Ik weet dan niet …

De voorzitter:
Dan zou de motie overbodig zijn. Maar ik kijk even of mevrouw Westerveld iets anders bedoelde. Mevrouw Westerveld, GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Tja, 6 plus 23 is nog steeds heel weinig. Het gaat erom dat we heel erg veel verschillende initiatieven hebben waar mensen met een beperking wonen die zich vaak moeilijk kunnen uiten. We zagen in Groningen dat zij totaal afhankelijk zijn van een zorgverlener. Meestal gaat dat goed, maar als het misgaat, gaat het gruwelijk mis. Ik wil, samen met de andere indieners, dat hier veel meer proactief inspectietoezicht op komt. Daarom hebben we het op deze manier in de motie gezet. Als u het aan mij zou vragen, zou ik het liefst nog veel meer willen. Dan zou ik echt willen dat deze mensen toegang krijgen tot vertrouwenspersonen en dat de inspectie regelmatig langskomt. Maar we hebben het op deze manier verwoord, zodat de minister samen met de inspectie zelf kan kijken op welke plekken een toezichthouder nodig is en op welke manier we het goed gaan verdelen. Maar in ieder geval voor mensen die zich niet kunnen uiten en die soms meervoudig beperkt zijn, wil ik echt dat het beter geregeld wordt.

Minister Helder:
Maar in diezelfde lijn wordt het beleid ook ontwikkeld. Er wordt dus ook gekeken met de inspectie hoe we het toezicht kunnen verbeteren en hoe we kunnen zorgen dat we in al die situaties toezicht krijgen. Maar wat betreft hetgeen waar de motie op ziet, namelijk het uitbreiden van het aantal inspecteurs: er komen al 6 inspecteurs bij de 23 inspecteurs. Dat is echt een significante uitbreiding. Die staat natuurlijk niet op zich, want we zijn ook bezig met al die andere dingen waar mevrouw Westerveld over sprak. We kijken al of we voldoende vertrouwenspersonen hebben om te zorgen dat de positie versterkt wordt. Daar ben ik het dus helemaal mee eens. Maar in deze specifieke motie wordt gevraagd om uit te breiden. En dan moet ik constateren dat we al een echt significante uitbreiding hebben gegeven.

De voorzitter:
Tot slot mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Als het de minister helpt, wil ik de motie best wel wat steviger aanzetten. Maar waar het om gaat, is dat 29 inspecteurs nog steeds heel weinig is. Kijk naar het voorbeeld van Groningen. Daar zijn allerlei dingen misgegaan die ook bekend waren. In tien jaar was daar nog nooit iemand langs geweest om te kijken hoe het ging met de bewoners. Er hebben daar ontzettende, vreselijke misstanden plaatsgevonden. Mensen zijn mishandeld en dat kon gewoon maar gebeuren. Ik wil dus dat we op de een of andere manier zorgen dat er proactief toezicht is daar waar mensen in een kwetsbare positie zitten, mensen die zich niet kunnen uiten, die niet even de telefoon kunnen pakken of naar de buren kunnen gaan als er iets mis is. Ik wil dat dat toezicht er dus niet alleen is als er al misstanden zijn gepleegd en als alles al gebeurd is. Dat is het punt.

De voorzitter:
Dank u wel, uw punt is gemaakt. Minister, u heeft nog geen formele appreciatie gegeven.

Minister Helder:
Mijn appreciatie van deze motie blijft "ontraden". Ik ben het wel eens met mevrouw Westerveld en probeerde haar uit te leggen dat wat zij zegt, precies is wat we aan het doen zijn. Samen met de inspectie, met deze uitbreiding, kijken we hoe we het zo kunnen inrichten dat we dergelijke zaken veel meer in de gaten hebben. Zelfs al verdrievoudigen we het aantal inspecteurs, dat zal toch niet de oplossing zijn. Het zit 'm ook in een ander type oplossingen. En dat is precies waar we mee bezig zijn: kijken of we grip krijgen op juist die woonsituatie waarop heel weinig zicht is.

De voorzitter:
Dank u wel. Met het oog op de tijd: gaat u verder met de motie op stuk nr. 297.

Minister Helder:
De motie op stuk nr. 297 van mevrouw Agema en de heer Dijk: ontraden. We hebben het er al veel over gehad.

Dan de motie op stuk nr. 298 van mevrouw Werner.

Mevrouw Agema (PVV):
Ja, maar als ik de motie al zes keer eerder heb ingediend, betekent dat toch niet dat er dan maar geen antwoord meer hoeft te komen?

Minister Helder:
Ik heb al heel vaak beargumenteerd waarom we die kilometerregistratie niet willen afschaffen. Voor de goede orde: als we het hebben over een kleine uitbreiding, bijvoorbeeld een uitbreiding van 700 naar 800, dan praten we al over 5 miljard extra. Dus het is echt meer extra wat we nodig hebben om dit op te hogen. Ik heb in eerdere debatten al uitgebreid over deze regeling met mevrouw Agema gedebatteerd. Ik zie geen mogelijkheden om dit op een andere manier te doen.

De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Agema.

Mevrouw Agema (PVV):
De begrotingspost is 62 miljoen. Dus een bedrag van 5 miljard lijkt me echt bespottelijk. Het is heel jammer dat de minister een heel vreemde som voorrekent. Betreffende deze begrotingspost van 62 miljoen zegt ongeveer 5% van de gebruikers wel meer te willen gebruiken. Dat kan nooit meer kosten dan 3 miljoen euro. Daarom zeg ik ook: haal het uit deze begrotingspost zelf. Je schaft de kilometerregistratie af, de controleurs, de besluiten, noem maar op, de bezwaren, de hele reutemeteut; het zal waarschijnlijk wel meer oplossen. Bovendien is er gewoon lef voor nodig. We kunnen hier niet met z'n allen blijven zeggen dat mensen met een beperking inclusie moeten hebben, dat de administratietijd verminderd wordt. En dan zoiets eenvoudigs niet doen? Het is van zo'n droefenis, echt waar.

Ik vraag de minister om nog even te reageren op de belachelijke voorrekening van 5 miljard. Het is dus niet zo dat alle mensen nu van 700 kilometer naar 800 kilometer gaan. Nee, op de hele populatie zegt maar 5% behoefte te hebben aan meer kilometers. Het gaat mij erom dat de hele populatie, net als wij hier allemaal, niet hoeft te verantwoorden aan een overheid waar en wanneer ze naartoe gaan.

De voorzitter:
Punt gemaakt. De minister, heel kort nog.

Mevrouw Agema (PVV):
Maar ik krijg er nooit een reactie op.

Minister Helder:
Ik heb er al heel vaak uitgebreid op gereageerd, ook inhoudelijk. Ik blijf bij mijn oordeel: ontraden. Ook de registratie, daar kunnen we niet zomaar van af.

De voorzitter:
Ik kijk even naar de heer Warmerdam. Wilt u reageren op deze motie? Ja? Heel kort, ook gezien de tijd. Als we allemaal gaan reageren op elkaars moties, dan lopen we uit.

De heer Warmerdam (D66):
Ik heb er toch wel een vraag over. Ik ben een nieuwe woordvoerder op dit punt. Ik vind het in principe een heel sympathieke motie, maar ik vraag me het volgende af. Ik hoor ook berekeningen en ik ken de eerdere argumentatie van de minister niet. Wat zou het opleveren als die administratie en bureaucratie niet meer zouden hoeven? Wat zou dat ons opleveren?

De voorzitter:
Dan wil ik echt aan de heer Warmerdam vragen om zich even te verdiepen in de uitwisseling die er eerder geweest is, ook met het oog op de tijd. Als we dit gaan doen, dan gaan we een debat met elkaar hebben. Ik wil de minister vragen verder te gaan met de motie op stuk nr. 298.

Mevrouw Agema (PVV):
...

De voorzitter:
Nee, het is voldoende. Het is bij debatten uitgewisseld. De minister ...

Mevrouw Agema (PVV):
Dit is echt een nieuw punt. De minister is niet bereid dat te doen, maar ze kan toch wel voor de stemmingen nog even met een briefje komen over wat het opheffen van de kilometerregistratie oplevert?

De voorzitter:
Ik ga aan de minister vragen of zij daar nog schriftelijk op terug wil komen.

Minister Helder:
Ik wil daar schriftelijk op terugkomen.

De voorzitter:
Ja? Dan gaan we dat doen. U gaat weer verder.

Minister Helder:
Dan de motie op stuk nr. 298. Die krijgt oordeel Kamer, als ik de motie zo mag lezen dat het een aansporing is om op de ingeslagen weg verder te gaan, namelijk om het heel frequente intensieve interdepartementale overleg dat we nu hebben voort te zetten en de nationale strategie af te ronden. Dan zorg ik ervoor dat het overleg doorgaat over het maken van een werkagenda bij de nationale strategie en dat het woord "structureel" daarna weer wordt beoordeeld. Als ik de motie zo mag lezen, kan ik 'm oordeel Kamer geven.

De voorzitter:
Mevrouw Werner knikt, dus de motie op stuk nr. 298 krijgt oordeel Kamer. Dan de motie op stuk nr. 299.

Minister Helder:
De motie op stuk nr. 299 heb ik ontraden. Ook in het debat heb ik daar al het een en ander over gezegd. Ik zie het echt als mijn rol als bewindspersoon van VWS om ervoor te zorgen dat het VN-verdrag in het kabinet breed op de agenda staat en ook wordt vertaald in de relevante beleidsagenda's. Ik ga ervoor zorgen dat iedereen een rol en aandeel daarin pakt, maar het is me te vroeg om nu al te kiezen voor een verandering van de coördinerende rol naar het ministerie van Sociale Zaken. Dat heb ik ook in het debat gezegd. Ik wil de motie dus ontraden.

De voorzitter:
Ik zie dat mevrouw Werner daar nog een vraag over heeft. Mevrouw Werner.

Mevrouw Werner (CDA):
Zeker heb ik hier nog een vraag over. Ik heb het er even op nageslagen. De minister heeft in het debat gezegd dat ze de gedachte of het bijvoorbeeld bij Sociale Zaken moet of dat het meer een gezamenlijk partnerschap zou moeten worden juist een hele goede gedachte vond. Ik denk dat dat heel belangrijk is, want het gaat om potentieel; het gaat om meedoen. Dus juist aan de hand van hetgeen de minister heeft gezegd, heb ik deze motie gemaakt, omdat de minister het een goed idee vond.

Minister Helder:
Het klopt wat mevrouw Werner zegt. Ik vind het an sich een goed idee, maar ik vind de afweging echt iets voor een nieuw kabinet.

De voorzitter:
Mevrouw Werner, tot slot.

Mevrouw Werner (CDA):
Maar dat staat dus ook in de motie: verzoekt de regering voor een volgend kabinet te verkennen. Dat staat er juist in, dus dan lijkt het mij oordeel Kamer.

Minister Helder:
Als ik het nu ga verkennen, dan ben ik echt al sturend of adviserend bezig voor de volgende regering. Ik hou het bij ontraden, omdat ik echt vind dat ook die afweging nog open moet liggen voor een volgend kabinet.

De voorzitter:
Dan de motie op stuk nr. 300.

Minister Helder:
De motie op stuk nr. 300: oordeel Kamer. Ik zal uitleggen waarom ik deze oordeel Kamer kan geven, want anders denkt mevrouw Van der Plas: waarom kan dat bij mij niet? Ik heb toegezegd dat ik op die vraagstukken terugkom naar aanleiding van het onderzoek naar bestaanszekerheid voor ouders. Dat wordt op dit moment uitgewerkt. In het eerste kwartaal van 2024 kan ik u daarover informeren. Deze kan ik dus wel oordeel Kamer geven, zeg ik tegen de heer Warmerdam.

Ik heb de motie op stuk nr. 301 nog over. Die kan ik ook oordeel Kamer geven.

De voorzitter:
Dank u wel. We zijn daarmee aan het einde gekomen van deze beraadslaging. Ik dank de minister voor Langdurige Zorg en Sport, de woordvoerders, de mensen die dit debat gevolgd hebben en vooral ook de tolken gebarentaal die dit debat hebben ondersteund.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
We gaan volgende week dinsdag stemmen over de ingediende moties. Ik schors de vergadering voor een enkel moment. Daarna gaan we over tot het tweeminutendebat Erfgoed.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Erfgoed

Erfgoed

Aan de orde is het tweeminutendebat Erfgoed (CD d.d. 04/10).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Erfgoed. Ik heet de staatssecretaris van Cultuur, Onderwijs en Wetenschap van harte welkom. Ik noem cultuur even als eerste, want het onderwerp dat we nu gaan behandelen gaat over erfgoed. Welkom aan de woordvoerders en aan de mensen die dit tweeminutendebat volgen. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Beckerman van de SP.

Mevrouw Beckerman (SP):
Goedenavond. Ik heb vier moties, dus ik ga direct beginnen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Raad voor Cultuur stelt dat publieksvoorlichting en participatie het fundament zijn van het archeologiebestel;

constaterende dat de raad de geringe mate waarin het publiek in aanraking komt met archeologie hekelt en aanbevelingen doet om dit te verbeteren;

verzoekt de regering de aanbevelingen van de Raad voor Cultuur over te nemen en te komen tot:

  • een onderzoek naar publieksbereik van archeologie;
  • een structurele landelijke voorziening voor publieksbereik en participatie;
  • ondersteuning voor vrijwilligersorganisaties;

en publiek en participatie toe te voegen aan de verplichtingen van een certificaathouder,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman en Mohandis.

Zij krijgt nr. 54 (31511).

Mevrouw Beckerman (SP):
Dan de tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland uniek maritiem erfgoed heeft, zoals de zeventiende-eeuwse jurk uit het palmhoutwrak;

constaterende dat in de Erfgoedwet het principe "de verstoorder betaalt" het uitgangspunt is;

voorts constaterende dat maritiem erfgoed wel wordt verstoord, bijvoorbeeld door paalwormen en veranderende stroomgeulen, maar dat deze verstoorders niet kunnen betalen;

verzoekt de regering te komen tot een reddingsplan voor de maritieme archeologie en de Kamer hier in 2024 over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.

Zij krijgt nr. 55 (31511).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gemeenten belangrijke taken hebben op het gebied van erfgoed en archeologie;

constaterende dat circa zeventien jaar na de decentralisatie blijkt dat 130 gemeenten geen gemeente- of regioarcheoloog hebben;

voorts constaterende dat de helft van de gemeenten aangeeft dat zij te kampen hebben met een ondercapaciteit op het erfgoeddomein;

verzoekt de regering met gemeenten een plan te maken om te borgen dat alle gemeenten in de toekomst een (regio)archeoloog hebben evenals erfgoedcapaciteit, en de Kamer hierover in 2024 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.

Zij krijgt nr. 56 (31511).

Mevrouw Beckerman (SP):
Adem, haha. De laatste.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Rijksvastgoedbedrijf de Seyss-Inquartbunker wil verkopen;

constaterende dat het belangrijk is ook dit dadererfgoed te beschermen en te tonen;

voorts constaterende dat het in privaatrechtelijke zin niet mogelijk is bij verkoop de erfgoedwaarde eeuwigdurend te beschermen;

verzoekt de regering te borgen dat de Seyss-Inquartbunker niet verkocht wordt en te zoeken naar een geschikte manier waarop deze plek gebruikt kan worden voor educatieve doeleinden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.

Zij krijgt nr. 57 (31511).

Mevrouw Beckerman (SP):
In mijn laatste vier seconden nog even dit: dank voor de steun aan de roze boerderij in Groningen.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Beckerman. Dan geef ik het woord aan de heer Martin Bosma, PVV.

De heer Martin Bosma (PVV):
Voorzitter. De diversiteitsideologie heeft de kunstwereld in haar greep gekregen. Dat heeft de meest gruwelijke gevolgen: Zwarte Piet afgeschaft, allemaal rare bordjes in de musea, heel veel gedoe met het klimaat, er gaan nu vijf slavernijvoorstellingen in première en bij de subsidievoorwaarden gaat het er vooral om om blanken uit de kunstwereld te drijven. Kunst wordt politiek en daardoor wordt kunst steeds irrelevanter. We zien die ideologie ook neerslaan op ons schitterend mooie koloniale verleden. Er is nu de Commissie Koloniale Collecties. Die heeft vastgesteld dat 300.000 objecten in Nederlandse musea iets te maken hebben met ons koloniale verleden. De staatssecretaris heeft er daar nu 500 van weggegeven, zonder een serieuze onderbouwing en zonder dat echt goed is bewezen dat het weg zou moeten uit Nederland. De voorzitter van die commissie, mevrouw Gonçalves, heeft al aangekondigd: dit is het begin. Dat klinkt zeer bedreigend. Straks zijn we gewoon 300.000 objecten kwijt en worden die resterende objecten ook allemaal weggegeven, zonder enige onderbouwing, maar alleen maar gebaseerd op een soort white guilt, een soort blank schuldgevoel. We moeten echt eens af van dat geneuzel van Black Lives Matter en die crimineel — hoe heet die ook alweer? — die George Floyd. Die periode moeten we echt eens achter ons laten. Stop met dat antiblank racisme.

Voorzitter. Daarom deze motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het demissionaire kabinet ons koloniale erfgoed verkwanselt door het op oneigenlijke gronden weg te geven;

van mening dat hier per direct een einde aan moet worden gemaakt;

verzoekt de regering per direct te stoppen met het weggeven van ons koloniale erfgoed,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Martin Bosma.

Zij krijgt nr. 58 (31511).

De heer Martin Bosma (PVV):
Dank u wel.

De heer Mohandis (PvdA):
Ik laat de heer Bosma de laatste debatten het liefst gewoon maar zijn spreektijd benutten, zodat we het daarna over serieuze dingen kunnen hebben. Hij zei wel iets wat ik niet wil laten lopen. Hij haalde er iemand bij die overleden is, die hier niet in huis is en zich hier niet kan verdedigen. Ik vond het een rare bijzin. Dat doet Bosma wel vaker. Waarom de heer George Floyd noemen en daar een beetje luchtig over doen? Vindt u het niet ernstig, vraag ik aan de heer Bosma.

De heer Martin Bosma (PVV):
O, ja. Ja, ik vind het ernstig. Het was een criminele drugsgebruiker die is gestorven in Amerika op onduidelijke gronden, van wie wordt geclaimd dat hij door politiegeweld om het leven is gekomen. Dat valt in hoge mate te betwijfelen. Dat is gebruikt door allerlei extreemlinkse elementen om een organisatie te starten, Black Lives Matter, die overal waar die actief is en is geweest geld achterover heeft gedrukt, heel veel geld heeft gestolen. Het is intens corrupt. Black Lives Matter heeft heel veel rellen veroorzaakt die voor miljarden en miljarden schade hebben berokkend en we zien nu — dat is het interessante — dat de racistische aap uit de mouw komt, want Black Lives Matter steunt bijvoorbeeld Hamas. Kijk naar wat Black Lives Matter de afgelopen weken naar buiten heeft gestuurd: allerlei afbeeldingen van hanggliders waarmee dus al die feestgangers in de woestijn in Israël vermoord zijn.

De voorzitter:
We drijven nu af. We drijven nu af.

De heer Martin Bosma (PVV):
Black Lives Matter is daar solidair mee. Het is een verschrikkelijke stroming, die we dus buiten de deur moeten houden. En dat is gebaseerd op het martelaarschap van George Floyd.

De heer Mohandis (PvdA):
Ik ken de heer Bosma als iemand die kort kan antwoorden op iets waar hij graag overheen praat door er van alles bij te halen. Dat mag. Zo ken ik de heer Bosma ook. Ik vind het gewoon onsmakelijk, wat u ook vindt. Wij verschillen politiek enorm in heel veel opzichten. Daar was dit punt van orde niet voor. Het ging mij er echt om dat ik het onsmakelijk vind om iemand die is overleden, zoals dat gegaan is — het is supervreselijk zoals dat is gegaan — hier even in een bijzin te noemen en dat verbinden aan allerlei politieke opvattingen van de heer Bosma. Dat is voor zijn rekening. Ik vind dat ongepast en daarom maakte ik dat punt. Laten we doorgaan met het debat, met waar het over ging: erfgoed.

De heer Martin Bosma (PVV):
Jammer dat u geen afstand neemt van dat rare Black Lives Matter, waar de Partij voor de Arbeid ook in heeft meegelopen en dat nu zijn ware gezicht toont. Het is zeer kwalijk dat de PvdA dat niet op armafstand houdt.

De voorzitter:
Dank u wel. We gaan nu verder met mevrouw Werner. Ze heeft aangegeven dat ze haar inbreng doet vanaf haar plaats in de zaal. Het woord is aan mevrouw Werner, CDA.

Mevrouw Werner (CDA):
Dank, voorzitter. Ik heb twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat vrijwilligers onmisbaar zijn in het beheer en behoud van ons erfgoed;

overwegende dat wet- en regelgeving voor onderhoud en restauratie van monumenten meer toegesneden moet zijn op de vrijwilligers die verantwoordelijk zijn voor het beheer van monumenten;

verzoekt de regering bij de vernieuwing van het financieringsstelsel voor monumentenzorg uitdrukkelijk het perspectief van vrijwilligers te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Werner en Van Strien.

Zij krijgt nr. 59 (31511).

Mevrouw Werner (CDA):
En de volgende.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel openbare monumentale gebouwen niet goed toegankelijk zijn voor mensen met een handicap en voor ouderen;

overwegende dat fysieke toegankelijkheid bij onderhoud en restauratie van openbare monumenten altijd onderdeel dient te zijn van de voorbereiding;

verzoekt de regering bij de vernieuwing van het financieringsstelsel voor monumentenzorg de fysieke toegankelijkheid van openbaar toegankelijke monumenten als toetsingscriterium in de subsidievoorwaarden mee te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Werner.

Zij krijgt nr. 60 (31511).

Mevrouw Werner (CDA):
Dank u.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Werner. Dan geef ik het woord aan de heer Mohandis, PvdA.

De heer Mohandis (PvdA):
Voorzitter. Ik kijk terug op een goed debat. Er zijn nog een paar punten die ik wil onderstrepen, omdat wij die, ook richting een nieuwe Kamer, extra relevant vinden. We hebben het gehad over de verduurzamingsopgave en de link met restauratie. We hebben het er ook over gehad dat er nog best wat achterstallig onderhoud is en dat dat nog maar het topje van de ijsberg is. Toen hebben we het ook nog even gehad over wanneer we dat dan kunnen verwachten. De staatssecretaris gaf toen een zet: zo snel als kan, zo snel mogelijk. Ik wil toch ook echt een beroep op het kabinet doen om als de eerste beelden er zijn, die met ons te delen, zodat een nieuwe Kamer tijdig kan acteren, ook richting een eventueel nieuw kabinet. Wij kunnen natuurlijk als nieuwe Kamer een formatie beïnvloeden met goede inzichten. Ik hoop dat we dan ook op dit dossier sneller met elkaar in gesprek gaan. Ik sluit me aan bij wat mevrouw Beckerman tijdens het debat zei, namelijk: wanneer hebben we hierover voor het laatst gesproken; dat is best lang geleden? Het was mijn eerste erfgoeddebat in de anderhalf jaar dat ik weer in de Kamer zat. We hopen dat dus op te pakken.

We hebben het al over die verduurzamingsopgave gehad. Daarin moeten we echt slagen gaan maken, ook concreet. Daarvoor zullen we ook de komende vier jaar echt hele concrete stappen moeten zetten zodat erfgoedinstellingen die rekening onder controle gaan krijgen.

Fantastisch. Meerdere collega's hebben een punt gemaakt over de roze boerderij, ook in relatie tot aardbevingsschade. Mooi dat de oplossing er ligt. Dat bespaart ons niet alleen een motie, maar geeft ook veel blijdschap in de gemeente Oldambt en de provincie Groningen.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Mohandis. Dan geef ik het woord aan de heer Van Strien, VVD. Vervolgens spreekt dan mevrouw Wuite. Zij stond niet op de lijst, maar zij heeft ook een inbreng.

De heer Van Strien (VVD):
Voorzitter, dank. We hadden een mooi debat met de staatssecretaris over erfgoed. We kregen de toezegging dat gekeken wordt naar hoe erfgoed kan bijdragen aan oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen, zoals de woningnood. We konden iconisch erfgoed zoals het zoutwateraquarium in Artis redden. We kregen de toezegging dat de visie op volkscultuur, de cultuur in de harten van de mensen, er snel komt. En we spraken over levend erfgoed, namelijk over de bevrijdingsfestivals. Op het laatste punt dienen we graag een breed ondersteunde motie in over een garantiefonds voor en een langetermijnvisie óp de toekomst van deze festivals. We denken dat we met deze motie stevig bijdragen aan de toekomst van die festivals. Het belang van het beseffen en het vieren van de vrijheid, veiligheid en democratie wordt namelijk in deze roerige tijden alleen maar groter. Daarom deze motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het herdenken, en het samen vieren van de vrijheid en onze democratie op 5 mei van nationaal belang is en onderdeel vormt van ons gemeenschappelijke culturele bewustzijn;

overwegende dat het vieren van onze vrijheid en democratie ook in de toekomst gewaarborgd dient te worden;

constaterende dat de organisaties van de bevrijdingsfestivals aangeven dat het organiseren van toegankelijke bevrijdingsfestivals niet langer geborgd is nu de reserves van deze festivals na corona uitgeput zijn en de financiële risico's de afgelopen jaren fors zijn gestegen, onder andere vanwege de onverzekerbaarheid van slecht weer;

constaterende dat het water sommige festivals inmiddels aan de lippen staat, hun voortbestaan bedreigd wordt, gemeenten en provincies bereid zijn te ondersteunen maar nu wachten op steun van het Rijk en daarop niet kunnen wachten tot de late begrotingsbehandeling van OCW;

constaterende dat we dankbaar zijn voor de energie, passie en toewijding van al de mensen die betrokken zijn bij de organisatie van de bevrijdingsfestivals en dit willen aanmoedigen;

verzoekt de regering een garantiefonds van minimaal 1 miljoen euro op te zetten waarmee de veertien bevrijdingsfestivals zich kunnen verzekeren tegen slecht weer, bevrijdingsfestivals deel te laten nemen aan dit fonds in ruil voor een solidariteitsbijdrage en de nadere details van dit fonds verder uit te werken in samenwerking met het Nationaal Comité 4 en 5 mei;

verzoekt de regering de dekking voor dit fonds te vinden in het niet-juridisch verplichte deel van artikel 14 op de OCW-begroting, op de post vrij te besteden/nog niet ingevulde middelen van beleidsartikel 1 van de BZK-begroting en beleidsartikel 3.7 van de VWS-begroting en dit fonds op te zetten binnen het Toetsingskader risicoregelingen;

verzoekt de regering dit fonds uiterlijk voor het einde van dit jaar te hebben opgezet;

verzoekt de regering voorts met alle betrokken departementen een visie te ontwikkelen over hoe ook voor toekomstige generaties de organisatie van de bevrijdingsfestivals gewaarborgd kan worden en de Kamer hierover voor het einde van het jaar te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Strien, Werner, Kwint, Van der Graaf, Westerveld, Van Haga, Eerdmans, Van der Plas en Wuite.

Zij krijgt nr. 61 (31511).

De heer Van Strien (VVD):
Voorzitter, dank.

De voorzitter:
Dank u wel. Voortaan wel iets korter, zeg ik even streng. Dan geef ik het woord aan mevrouw Wuite, D66.

Mevrouw Wuite (D66):
Goedenavond voorzitter, staatssecretaris en mijn collega's. Ik begin als eerste gelijk maar met de twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat groot iconisch erfgoed geconfronteerd wordt met grote en ook urgente restauratieopgaven;

constaterende dat met de herziening van het financieringsstelsel monumenten tevens de restauratieopgave grote monumenten tegen het licht wordt gehouden;

verzoekt de regering de restauratieopgave voor groot iconisch erfgoed, vergelijkbaar met de kanjerregeling, vooruitlopend aan de herziening van het financieringsstelsel monumenten voor de Voorjaarsnota aan de Kamer te zenden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Wuite en Van der Graaf.

Zij krijgt nr. 62 (31511).

Mevrouw Wuite (D66):
De tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er nog steeds onrust, onduidelijkheid en gebrek aan middelen zijn rondom de archeologische opgravingen en erfgoedparticipatie rondom de Golden Rock begraafplaats op Sint-Eustatius;

constaterende dat er nog steeds gezocht wordt naar een geschikte locatie voor herbegraving en het oprichten van een monument;

van mening dat dit onderwerp onvoldoende prioriteit heeft genoten;

overwegende dat er een Monumentenwet BES in 2010 is overgenomen die sindsdien niet is geëvalueerd op basis van het Nederlandse erfgoedbeleid;

verzoekt de regering in 2024 een evaluatie uit te voeren naar de werking van de Monumentenwet BES;

verzoekt de regering in gesprek te gaan met Sint-Eustatius en BZK om te inventariseren wat de stand van zaken rondom het oprichten van een monument is, en bij te staan met expertise waar het gaat om archeologisch onderzoek, erfgoedparticipatie rondom UNESCO-beleid en administratieve lasten, en de Kamer daar voor de OCW-begrotingsbehandeling over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wuite.

Zij krijgt nr. 63 (31511).

Mevrouw Wuite (D66):
Voorzitter. Dit zijn mijn laatste twee moties binnen deze mooie portefeuille van kunst, cultuur en ons erfgoed. Ik dank de collega's en het ondersteunende team van de commissie voor de samenwerking, vooral de usual suspects waarmee ik heb mogen samenwerken. Staatssecretaris, u bent een breath of fresh air, zou ik willen zeggen. U zet zich enorm in voor de bloei, het vertrouwen en de zichtbaarheid van kunst en cultuur. Ik wens u en de nieuwe Kamer heel veel succes met de vernieuwingsagenda en ook met de weg naar Faro. Ik geef graag mee kunst en cultuur te blijven koesteren en creatieve makers op handen te dragen.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Wuite. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de bijdrage vanuit de Kamer. Ik schors de vergadering voor tien minuten.

De vergadering wordt van 21.09 uur tot 21.19 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de staatssecretaris.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Uslu:
Dank u wel, voorzitter. Ik begin met de motie van mevrouw Beckerman op stuk nr. 54, die verzoekt om de aanbevelingen van de Raad voor Cultuur over te nemen. Ik heb deze adviezen van de raad al meegenomen in mijn beleidsreactie op het advies. Onderzoek naar het publieksbereik van archeologie loopt mee in het bredere onderzoek naar cultuurdeelname. Ik heb middelen vrijgemaakt voor diverse fondsen voor archeologie en publiek, onder andere het Mondriaan Fonds en het fonds dat de sector zelf aan het opzetten is. Ik ondersteun de Vereniging van Vrijwilligers in de Archeologie. Ik heb aan het CCvD gevraagd hoe de verplichtingen aan de certificaathouder toe te voegen. Kortom, ik laat het oordeel aan de Kamer. Dat was de motie op stuk nr. 54.

Dan de motie op stuk nr. 55, van mevrouw Beckerman, met betrekking tot maritiem erfgoed. In de afgelopen jaren heb ik maatregelen genomen om de bescherming van maritiem erfgoed op een goed niveau te brengen. Het werkbudget van RCE is sinds 2021 structureel opgehoogd met 1,5 miljoen euro voor het beheer van erfgoed in de Nederlandse wateren en daarbuiten. De mogelijkheden voor toezicht en handhaving bij illegale praktijken zijn beter geworden. Via aanpassing van de regelgeving ontstaat binnenkort meer ruimte voor vrijwilligers om bij te dragen aan maritieme erfgoedzorg. Internationaal gezien behoort Nederland tot de toonaangevende landen op het gebied van maritiem erfgoedbeheer. Een nog grotere inspanning vergt ook meer middelen. Daarover beschik ik helaas niet. Daarom moet ik deze motie ontraden.

De voorzitter:
Meneer Van Strien, ik geef eerst even het woord aan mevrouw Beckerman omdat het om haar motie gaat.

Mevrouw Beckerman (SP):
Ik weet dat de staatssecretaris meer doet, maar dat is tegelijkertijd ook hard nodig. Nederland was namelijk altijd al toonaangevend. We zijn natuurlijk ook gewoon een heel maritiem land. Maar de Erfgoedwet gaat uit van "de vervuiler, of eigenlijk de verstoorder, betaalt". Dit erfgoed wordt voor een deel verstoord en er is niemand om te betalen. Ik denk daarom dat het goed is als we extra inzet plegen. Mag ik de motie dan zo aanpassen dat we die meer richten op het onderzoeken of er extra nodig is. Zou die dan wel oordeel Kamer kunnen krijgen? Dan wordt het dus: verzoekt de regering te onderzoeken of zo'n reddingsplan zin heeft en de Kamer hierover in 2024 te informeren.

Staatssecretaris Uslu:
Dat is een goede vraag. Ik denk dat dat wel mogelijk is.

De voorzitter:
Dan wordt de motie dus gewijzigd. Die krijgt oordeel Kamer als die een onderzoeksmotie wordt.

De motie-Beckerman (31511, nr. 55) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland uniek maritiem erfgoed heeft, zoals de zeventiende-eeuwse jurk uit het palmhoutwrak;

constaterende dat in de erfgoedwet het principe "de verstoorder betaalt" het uitgangspunt is;

voorts constaterende dat maritiem erfgoed wel wordt verstoord, bijvoorbeeld door paalwormen en veranderende stroomgeulen, maar deze verstoorders niet kunnen betalen;

verzoekt de regering te onderzoeken of gekomen moet worden tot een reddingsplan voor de maritieme archeologie, en de Kamer hier in 2024 over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 64, was nr. 55 (31511).

Heel kort, want het is niet uw motie, meneer Van Strien.

De heer Van Strien (VVD):
Het gaat om de vorige motie. Ik gun iedereen een oordeel Kamer, zeker alle collega's, maar over de interpretatie van de staatssecretaris was ik even confuus. Want als alles wat erin staat al gedaan wordt, is het toch gewoon ondersteuning van beleid?

Staatssecretaris Uslu:
Daarom is het oordeel Kamer.

De voorzitter:
We gaan weer verder. De motie op stuk nr. 56, van mevrouw Beckerman.

Staatssecretaris Uslu:
De motie op stuk nr. 56, van mevrouw Beckerman, gaat over het vergroten van de capaciteit voor erfgoed en archeologie bij gemeenten. In het bijzonder wordt erom verzocht dat alle gemeenten een regioarcheoloog krijgen. Ook ik maak mij zorgen over de capaciteit en deskundigheid bij gemeenten. Daarom heb ik reeds diverse acties aangekondigd. Vanaf 2024 worden concrete verbeteracties gefinancierd. Die verbeteracties kunnen diverse vormen aannemen, zoals een cursus erfgoedzorg voor toezichthouders of cofinanciering van een regioarcheoloog voor diverse kleine gemeenten. Deze aanpak wordt in de komende tijd verder uitgewerkt met IPO en VNG. Ook komt er een aanjaagteam dat gemeenten ondersteunt bij het geven van een goede plek aan erfgoed in de plannen die zij moeten maken voor de ruimtelijke transities. De motie van de SP zie ik dus als een ondersteuning van mijn beleid, maar het voorstel om voor iedere gemeente een regioarcheoloog te organiseren, steun ik niet. Het veld heeft namelijk zelf aangegeven hier niet op te zitten wachten. Liever kijkt men per situatie wat het beste is. Deze motie als geheel moet ik daarom ontraden.

Mevrouw Beckerman (SP):
Ik ben best bereid tot aanpassingen, zoals u zojuist ook zag, maar dat ga ik op dit punt niet doen. Ik vind het eigenlijk heel raar. Je geeft een wettelijke taak — mijn partij is niet de grootste voorstander geweest van die decentralisatie — met te weinig geld en vervolgens hebben na 17 jaar 130 gemeenten het niet op orde. Dan is het te mager om te zeggen "we gaan wat aanjagen"; het was een aanjaagteam, geloof ik. Dat is te mager.

De voorzitter:
U bent het niet met elkaar eens.

Mevrouw Beckerman (SP):
Of je geeft een wettelijke taak en dan moet je daaraan voldoen of je neemt die terug. Er is niet een soort tussenweg waarbij je zegt: laat dan maar zitten.

Staatssecretaris Uslu:
Ik zeg ook niet: laat dan maar zitten. Helemaal niet, maar ik zeg dat gemeenten verschillende wensen hebben en dat er maatwerk nodig is. Ja, kleinere gemeenten willen liever samenwerken. Grotere gemeenten hebben soms andere wensen. De gemeenten moeten zelf ook kunnen bepalen hoe ze het willen doen. In die zin wil ik de gemeenten graag die ruimte geven.

De voorzitter:
Heel kort nog, mevrouw Beckerman.

Mevrouw Beckerman (SP):
Die ruimte is er ook, want er staat: of een archeoloog of samenwerken, en dat is dus een regioarcheoloog. Je kunt niet zeggen: we hebben een wettelijke taak, maar we willen daar zelf iets aan invullen. Dan moet je zeggen dat je het als Rijk weer gaat doen. Het is wel het een of het ander.

De voorzitter:
Dank u wel. De staatssecretaris blijft bij haar appreciatie?

Staatssecretaris Uslu:
Ik blijf bij mijn oordeel: ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 57 van mevrouw Beckerman over het kopen van de Commandopost Clingendael. Net zoals mevrouw Beckerman vind ik het ook belangrijk dat betekenisvol erfgoed uit onze geschiedenis goed wordt bewaard. Daarom stellen we regels die voor iedere eigenaar van een monument gelden, zodat de bescherming van rijksmonumenten niet afhankelijk is van een eigenaar. Daarnaast neemt de rijksoverheid nog aanvullende stappen om historisch erfgoed zo goed mogelijk te behouden door het verkoopproces ervan zorgvuldig in te richten en te begeleiden, in het bijzonder via de Leidraad afstoot monumenten. Daarbij is op grond van de wet voor het wijzigen van het monument of de bestemming een omgevingsvergunning nodig. De gemeente is hiervoor het bevoegde gezag. Ik denk dat door al deze eisen het zorgvuldig gebruik van de commandopost ook onder een volgende eigenaar goed geborgd is. Daarom moet ik deze motie ontraden.

Dan de motie-Bosma op stuk nr. 58, waarin de heer Bosma de regering verzoekt te stoppen met de teruggave van koloniaal erfgoed. Ik ontraad de motie. Ik voer vastgesteld beleid uit.

Vervolgens de motie op stuk nr. 59 van mevrouw Werner over het betrekken van het perspectief van vrijwilligers bij de vernieuwing van het financieringsstelsel voor monumentenzorg. Vrijwilligers zijn inderdaad enorm belangrijk voor de erfgoedsector. Ze vergroten tenslotte de verbondenheid met het erfgoed en versterken het erfgoedveld. Als ik de motie van mevrouw Werner goed begrijp, gaat het erom dat regelingen ook goed bruikbaar moeten zijn voor vrijwilligers. Dat is voor mij ook een belangrijk punt. Daar waar het perspectief van vrijwilligers aan de orde is, zal ik dit daarom graag meenemen. Ik laat de motie daarom aan het oordeel van de Kamer.

De voorzitter:
Ik zie aan mevrouw Werner dat zij zich kan vinden in uw interpretatie. Oordeel Kamer dus voor de motie op stuk nr. 59.

Staatssecretaris Uslu:
Dan de motie op stuk nr. 60 van mevrouw Werner met betrekking tot het bevorderen van de fysieke toegankelijkheid van openbaar toegankelijke monumenten. Deze motie ontraad ik. In de Erfgoedwet zit geen expliciete grondslag voor toegankelijkheid. De grondslag is restauratie, instandhouding en herbestemming en daarvoor kan subsidie worden verstrekt. Het meenemen van toegankelijkheid als subsidiecriterium kan niet, want de Erfgoedwet biedt hiervoor geen grondslag. We kunnen wel in de verkenning bezien hoe de toegankelijkheid van monumenten bevorderd kan worden.

De voorzitter:
Punt. We gaan naar de motie op stuk nr. 61.

Staatssecretaris Uslu:
De motie op stuk nr. 61 van de heer Van Strien gaat over bevrijdingsfestivals. Ik deel met de heer Van Strien de waardering voor de bevrijdingsfestivals. Sorry, ik heb een kriebel.

De voorzitter:
Ik doe even uw geluid uit en schors de vergadering voor een enkel moment.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik zie de heer Van Strien. Hij wilde zelfs in de schorsing al iets doorgeven.

De heer Van Strien (VVD):
Ja, ik ben ontzettend enthousiast over de motie op stuk nr. 59, over de vrijwilligers. En mijn partij is daar ook heel enthousiast over. Ik doe daar graag aan mee.

De voorzitter:
Oké, de motie op stuk nr. 59 krijgt dus ook de steun van de heer Van Strien namens de VVD. Die gaat over de vrijwilligers.

Ik kijk even of de staatssecretaris zover is. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Uslu:
Dank u wel. Ik was gebleven bij de waardering voor de bevrijdingsfestivals. Die deel ik met de heer Van Strien. Daarom hebben staatssecretaris van Ooijen en ik nog voor de zomer aan de Kamer toegezegd dat het kabinet het gesprek met de bevrijdingsfestivals voortzet over de toekomst van het vieren van onze vrijheid. Die gesprekken zijn gaande. Deze motie loopt vooruit op de uitkomst van die gesprekken. Daarnaast kan ik, zoals de heer Van Strien zal begrijpen, geen uitspraak doen over de dekking die hij voorstelt. Daar zijn begrotingen van andere departementen bij betrokken. Daarom moet ik deze motie ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 62 van mevrouw Wuite en mevrouw Van der Graaf over groot iconisch erfgoed. Daarbij merk ik op dat de termen die u gebruikt niet in de regelingen voorkomen. Ik zal de restauratieopgaven van de grote monumenten in kaart brengen, waaronder in elk geval de monumenten vallen die u als "iconisch" of als "kanjers" betitelt. Als ik de motie zo mag invullen, geef ik haar oordeel Kamer.

De voorzitter:
Ik kijk even naar mevrouw Wuite. Zij kan zich vinden in die interpretatie. De motie op stuk nr. 62 krijgt oordeel Kamer.

Staatssecretaris Uslu:
Dan ga ik over naar de motie op stuk nr. 63 van mevrouw Wuite met het verzoek een evaluatie uit te voeren over de werking van de Monumentenwet BES en het monument op Sint-Eustatius. Ik zie net als mevrouw Wuite het belang van het archeologisch erfgoed op Sint-Eustatius en de bescherming daarvan. Deze motie geef ik daarom oordeel Kamer.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze beraadslaging. Volgens mij had u nog een vraag te beantwoorden.

Staatssecretaris Uslu:
Nee, ik heb geen vraag meer. Ik heb wel nog een …

De voorzitter:
Slotwoord?

Staatssecretaris Uslu:
Ja, een slotwoord, als dat kan. Voor een aantal woordvoerders is dit namelijk het laatste debat over erfgoed. Ik wil hen hartelijk danken. Iedereen die zich de afgelopen tijd heeft ingezet voor erfgoed is wat mij betreft een held, dus jullie zijn helden. Dank u wel daarvoor. Tot ziens.

De voorzitter:
Dat is een mooi slotwoord. Dank daarvoor, staatssecretaris. Dat wordt zeer gewaardeerd.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik schors de vergadering voor een enkel moment. Daarna gaan we over tot een ander tweeminutendebat met deze staatssecretaris, namelijk over lokale, regionale en streekomroepen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Lokale, regionale en streekomroepen

Lokale, regionale en streekomroepen

Aan de orde is het tweeminutendebat Lokale, regionale en streekomroepen (CD d.d. 05/10).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Lokale, regionale en streekomroepen. Ik had nog even moeten melden dat we volgende week dinsdag stemmen over de moties die net bij het debat over het erfgoed zijn ingediend.

Ik heet de staatssecretaris wederom van harte welkom alsook de woordvoerders in de zaal. Ik geef meteen het woord aan de heer Van Strien van de VVD voor zijn bijdrage.

De heer Van Strien (VVD):
Voorzitter, dank. Ook dit was een mooi commissiedebat met de staatssecretaris. Het was een debat waarin we opkwamen voor een vitaal lokaal en regionaal medialandschap. Eén punt bleef echter onbevredigend liggen. Om ook dat goed te regelen, dien ik graag de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de staatssecretaris beoogt het lokale medialandschap te versterken en zij daartoe een visie op de lokale media heeft opgesteld;

constaterende dat de hieraan gekoppelde middelen vrijwel volledig worden ingezet voor de versterking en professionalisering van lokale, streek- en regionale omroepen en de staatssecretaris specifiek wijst op de mogelijkheid voor deze omroepen om geschreven (online)nieuws te verzorgen;

constaterende dat volgens recent onderzoek van het Commissariaat voor de Media in een door de staatssecretaris omarmd rapport lokale en regionale dagbladen, huis-aan-huisbladen en onlinemedia de hofleverancier zijn van geschreven (online) regionaal en lokaal nieuws;

overwegende dat rechtstreekse concurrentie van publieke omroepen met deze dagbladen en media niet wenselijk is en het verdienmodel van deze partijen ernstig bedreigt;

overwegende dat het effect op het lokale medialandschap verschraling en verdringing kan zijn in plaats van versterking, maar dat deze effecten niet zijn meegenomen in de visie van de staatssecretaris op het lokale medialandschap;

van mening dat het totale lokale medialandschap juist versterkt kan worden door de mogelijkheden van samenwerking tussen privaat en publiek te bevorderen met maatregelen zoals de jongejournalistenregeling, openbare nieuwsdatabases, aanpassing dienstbaarheidsverbod en de introductie van spelregels in het lokale en regionale omroepstelsel naar Duits en Vlaams model, waarbij de focus van private en publieke media duidelijker is geformuleerd en minder overlapt;

verzoekt de regering om in kaart te brengen wat de effecten van de aangekondigde investeringen op het totale medialandschap zijn, dus ook op het verdienmodel van private lokale en regionale journalistiek;

verzoekt de regering om in kaart te brengen wat er nodig is om het totale lokale medialandschap te versterken en te professionaliseren op een wijze dat alle aanbieders van lokaal en regionaal nieuws hiervan profiteren en de bovengenoemde voorstellen daarin mee te nemen;

verzoekt de regering om de Kamer hier zo spoedig mogelijk over te informeren, in ieder geval uiterlijk medio 2024 en voordat wordt overgegaan tot vaststelling of verdeling van de bovengenoemde gelden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Strien, Werner en Pouw-Verweij.

Zij krijgt nr. 288 (32827).

De heer Van Strien (VVD):
Voorzitter. Tot slot heb ik nog een drietal laatste zinnen. Wellicht was dit ook mijn voorlopig laatste debat in de Kamer. Ik wil slechts tegen mijn collega's, de bodes, het personeel, de bewindspersonen en allen hier aanwezig zeggen: dank voor alles wat jullie hebben betekend! Het was, is en zal altijd een eer zijn om dit mooie land als volksvertegenwoordiger te mogen dienen.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Strien, mooi gesproken. Ik geef het woord aan de heer Mohandis, PvdA. En 5 december is er ook nog een afscheid voor de leden.

De heer Mohandis (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Ik reflecteer nog even op het debat en over hoe nu verder met de streekomroepen en de lokale omroepen. Wij kijken vooral heel erg uit naar de voortgangsbrief, omdat wat ons betreft het wat fundamentelere debat over hoe we het exact gaan inrichten, aan een nieuwe Kamer is. Ik had dat graag nog willen doen met collega's Wuite, Werner en Van Strien, maar het is even afwachten hoe dat straks gaat. Dat is altijd even moeilijk vanaf hier.

Maar het is wel een belangrijk punt. We hebben het bij mediadebatten vaak over de NPO, alles daaromheen en de regionale omroepen. We weten ook dat de lokale omroepen er in het debat soms wat bekaaid vanaf komen. Dat komt ook doordat de agenda soms erg dominant is met alles wat landelijk en regionaal is. Lokaal is dan toch iets van gemeenten. Voor ons zijn een paar uitgangspunten relevant als wij straks in die voortgangsbrief doorkijken naar een eventueel wetsvoorstel. Dat is ook door verschillende briefschrijvers aan ons gemeld. Denk bijvoorbeeld aan het punt hoe ervoor te zorgen dat streekomroepen geen regionale omroepen worden, dat helder is dat het hun taak en zorgplicht is om die kern in de haarvaten van de samenleving te blijven en dat zo wettelijk te borgen dat we voorkomen dat acht kernen zich vervreemden van hun omroep omdat de streek niet aanspreekt. Maar die professionalisering en die samenwerking zijn cruciaal om te garanderen dat lokale content overeind blijft. Vandaar dat wij met deze opmerkingen de wet graag verder inkleuren de komende tijd. Wij roepen de staatssecretaris op om, ondanks het feit dat zij demissionair is, stappen te blijven zetten. Wij horen graag hoe zij dit ziet.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Mohandis. Dan geef ik het woord aan mevrouw Werner, CDA. Zij heeft aangegeven haar bijdrage te doen vanaf de plaats in de zaal. Gaat uw gang.

Mevrouw Werner (CDA):
Dank, voorzitter. Ik heb twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er 16 miljoen euro structureel extra beschikbaar is gekomen voor het versterken van de lokale media;

constaterende dat er lokale en regionale omroepen zijn, zoals de WOS, die al enige tijd werken aan een professionaliseringsslag ter voorbereiding op toetreding tot het landelijke bestel en hiervoor de benodigde investeringen hebben gedaan met dito structureel hogere lasten;

constaterende dat het er vanwege een benodigde wetswijziging naar uitziet dat het pas in 2026 gaat lukken om de lokale omroepen de extra financiële middelen toe te kennen;

constaterende dat sommige omroepen door de reeds ingezette professionalisering nu al wel structureel hogere kosten hebben en gemeenten nu noodgedwongen veel moeten bijspringen;

overwegende dat vanwege de wetswijziging die nodig is en die pas in 2026 rond is het Rijk een financieel probleem veroorzaakt bij de omroepen die reeds gestart zijn met professionalisering en dit financiële probleem door gemeenten moet worden opgevangen, maar veel gemeenten de komende jaren de nodige financiële uitdagingen hebben;

verzoekt de regering om met ten minste de VNG, de NLPO en de WOS in gesprek te gaan over overgangsproblematiek naar het nieuwe stelsel, en de Kamer voorafgaand aan de behandeling van de begroting voor 2024 te informeren over mogelijke oplossingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Werner.

Zij krijgt nr. 289 (32827).

Mevrouw Werner (CDA):
En nu een korte motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de vindbaarheid van de regionale omroepen belangrijk is, onder andere om de kloof tussen regio en Randstad te verkleinen;

overwegende dat de regio op een vast kanaal helpt om de mediawettelijke taak van vindbaarheid en zichtbaarheid goed in te vullen;

constaterende dat dit nog niet gerealiseerd is omdat het opleggen van een hoge zenderpositie voor de regiokanalen geld kost;

verzoekt de regering om in overleg met de distributeurs te zoeken naar een vaste zenderpositie voor de regio die het beste past in de huidige afspraken met de andere partijen in de keten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Werner en Van Strien.

Zij krijgt nr. 290 (32827).

Mevrouw Werner (CDA):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Werner. Ik kijk even naar de staatssecretaris om te zien of vijf minuten schorsen voldoende is. Dat is het geval.

De vergadering wordt van 21.40 uur tot 21.44 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de staatssecretaris.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Uslu:
Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik reageren op de heer Mohandis. Ik zie de bijdrage van de heer Mohandis als een aanmoediging van mijn beleid. Ik ga daar dus graag mee door. In de toegezegde brief zal ik ingaan op de planning. Die brief kunt u begin volgend jaar verwachten.

Dan de motie op stuk nr. 288 van de heer Van Strien, mevrouw Werner en mevrouw Pouw-Verweij.

De voorzitter:
Meneer Van Strien zit daar.

Staatssecretaris Uslu:
O ja, ik was hem even kwijt. Nu zie ik waar hij zit. Laat ik nogmaals benadrukken dat ik het belang van de private journalistiek op regionaal en lokaal niveau onderschrijf. Ik investeer er ook in. Ik doe dat via het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek, door coaching voor de lokale private journalistiek, door het aanmoedigen van innovatie in de private journalistiek en door het stimuleren van instroom van jonge mensen in de onderzoeksjournalistiek via het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.

Tijdens het commissiedebat heb ik al een brief toegezegd over de effecten voor de private pers. Als deze motie wordt aangenomen, kan ik de elementen die in die motie worden genoemd meenemen in die brief. Die brief is voorzien voor medio 2024. Ik kan de motie dan ook oordeel Kamer geven als ik het laatste deel zo mag lezen dat het gaat over de inzet van de investeringen in het nieuwe stelsel.

De voorzitter:
Ik kijk even wat de heer Van Strien en mevrouw Werner daarvan vinden. Ik zie dat zij zich beiden kunnen vinden in uw interpretatie. Daarmee krijgt de motie op stuk nr. 288 oordeel Kamer.

Staatssecretaris Uslu:
Dan de motie op stuk nr. 289 van mevrouw Werner. Deze motie ging over de mogelijke overgangsproblematiek die zou ontstaan bij lokale omroepen in de overgang naar het nieuwe bestel. Ik geef deze motie graag oordeel Kamer.

Vervolgens de motie op stuk nr. 290 van mevrouw Werner en de heer Van Strien. Deze motie gaat over de vindbaarheid van de regionale omroepen. Als ik de motie zo mag lezen dat de bestaande afspraken tussen de omroepen en de tv-pakketaanbieders in stand blijft, dan kan ik de motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:
Ik kijk weer naar mevrouw Werner en de heer Van Strien.

Mevrouw Werner (CDA):
Ik zou graag van de staatssecretaris horen wat zij bedoelt met het in stand houden. Op het moment dat daar dan een zenderpositie komt, dan moet er natuurlijk wel het een en ander verschuiven.

Staatssecretaris Uslu:
Het gaat over afspraken die er al zijn en die gaan bijvoorbeeld over de onderhandelingsvrijheid. Ik kan daar niet tussen de marktonderhandelingen zitten. Dat bedoel ik daarmee.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we aan het einde gekomen van deze beraadslaging. Ik wil de staatssecretaris van harte danken voor haar aanwezigheid hier. Ook wil ik de woordvoerders en de mensen die dit debat gevolgd hebben bedanken.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik schors de vergadering voor een enkel moment en dan gaan we over tot een heel ander onderwerp, namelijk het tweeminutendebat Strafrechtelijke onderwerpen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Strafrechtelijke onderwerpen

Strafrechtelijke onderwerpen

Aan de orde is het tweeminutendebat Strafrechtelijke onderwerpen (CD d.d. 05/10).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Strafrechtelijke onderwerpen. Ik heet de minister voor Rechtsbescherming van harte welkom in ons midden. Ik heet ook welkom de woordvoerders en de mensen die dit tweeminutendebat volgen. Ik geef meteen het woord aan mevrouw Helder. Zij zal spreken namens de fractie van BBB.

Mevrouw Helder (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Naar aanleiding van een goed commissiedebat heb ik toch twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er verdachten en veroordeelden onder elektronisch toezicht kunnen worden geplaatst met behulp van een enkelband;

constaterende dat er verdachten en veroordeelden zijn die lak hebben aan de elektronische enkelband en deze verwijderen dan wel onklaar maken, waardoor ze niet meer onder het verplichte toezicht staan;

van mening dat het verwijderen van de elektronische enkelband ontoelaatbaar is en strafbaar moet worden gesteld, omdat ze zich hierdoor aan het verplichte toezicht onttrekken;

verzoekt de regering met een voorstel te komen om onttrekking van justitieel toezicht door middel van het verwijderen dan wel onklaar maken van de enkelband strafbaar te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Helder en Ellian.

Zij krijgt nr. 816 (29279).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat artikel 10 Wetboek van Strafrecht onverkort geldt, hetgeen betekent dat een levenslange gevangenisstraf ook daadwerkelijk levenslang is;

constaterende dat de regering naar aanleiding van een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens een nieuwe gratieprocedure in het leven heeft geroepen waarbij het Adviescollege Levenslanggestraften (ACL) na maximaal 25 jaar detentie adviseert over de re-integratieactiviteiten waar een levenslanggestrafte dader voor in aanmerking komt;

van mening dat levenslang in beginsel ook daadwerkelijk levenslang dient te zijn, aangezien het een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is en de nabestaanden en/of slachtoffers in hun ervaring ook levenslang hebben;

van mening dat in dat kader niet standaard na 25 jaar gevangenisstraf wordt geadviseerd over eventuele re-integratiemogelijkheden;

verzoekt de regering terug te gaan naar de situatie waarin het initiatief tot het verzoeken voor gratie en voorafgaande re-integratiemogelijkheden bij de levenslanggestrafte dader komt te liggen, zoals door de wetgever is bedoeld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Helder.

Zij krijgt nr. 817 (29279).

Dank u wel, mevrouw Helder. Dan geef ik het woord aan mevrouw Mutluer, PvdA.

Mevrouw Mutluer (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Tijdens het debat over strafrechtelijke onderwerpen kwam een aantal onderwerpen aan bod, waaronder de verkeersboetes die op dit moment in twee jaar met bijna een vijfde worden verhoogd. Als we nou met die verhoging van de verkeersboetes ook de verkeersveiligheid in orde hebben … Dat is geenszins het geval, want hiermee gaan we gewoon de begroting sluitend krijgen. Dat is voor ons ook de reden om de volgende motie in te dienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat verkeersboetes beleidsmatig worden verhoogd met het oog op het op orde krijgen van de rijksbegroting en de JenV-taakstelling;

van mening dat verkeershandhavingsbeleid tot doel heeft om de verkeersveiligheid te vergroten en niet bedoeld is om de begroting op orde te krijgen;

verzoekt de regering te onderzoeken in hoeverre in het verkeershandhavingsbeleid van de afgelopen vijf jaar de hoogte van het verkeersboetebedrag heeft bijgedragen aan de vergroting van de verkeersveiligheid, voorstellen te doen hoe verkeershandhaving het beste kan bijdragen aan de verkeersveiligheid, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Mutluer.

Zij krijgt nr. 818 (29279).

Mevrouw Mutluer (PvdA):
Voorzitter. Een ander belangrijk onderwerp heeft te maken met de nut en noodzaak van korte gevangenisstraffen. We weten inmiddels dat bijna 80% van de gevangenisstraffen korter is dan drie maanden. Dat draagt niet volledig bij aan de doelen die we voor ogen hebben. Sterker nog, dat brengt mensen nog meer in de problemen. Wat mij betreft moeten we zeker straffen, maar de straffen moeten effectief zijn. Ik ben benieuwd — wellicht wil de minister dat nogmaals benadrukken — hoe de minister omgaat met het mooie burgerinitiatief voor een wetsvoorstel van Restorative Justice Nederland en de Universiteit van Maastricht. Dat gaat over de herijking en verrijking van het strafrechtelijke sanctiestelsel met het oog op het terugdringen van de korte vrijheidsstraf. Ik denk dat het een mooie verkenning oplevert en dat we op een andere wijze met elkaar omgaan.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Mutluer. Dan geef ik het woord aan de heer Ellian, VVD.

De heer Ellian (VVD):
Voorzitter. Collega Mutluer maakt een perfecte brug naar het begin van mijn betoog, want mijn briefje begint met de enkelband. We hoeven het debat niet opnieuw te doen, maar mijn fractie kijkt er anders tegen aan. Wij vinden het met name raar dat het doorknippen van de enkelband, waarmee je je onttrekt aan het toezicht door de overheid, niet strafbaar is. Vandaar dat wij de motie van collega Helder namens BBB mede hebben ondertekend.

Voorzitter. In het commissiedebat hebben we gedebatteerd en gesproken over de levenslange gevangenisstraf. Ik heb mijn zorgen geuit over de richting die de minister op lijkt te gaan. Het is duidelijk dat de minister worstelt met de positie van slachtoffers en nabestaanden, maar er lijkt met name richting gegeven te worden aan concentreren op de positie van de gedetineerde, de levenslang gestrafte, de dader. Ik hoop dat de minister de woorden die ik in het commissiedebat heb uitgesproken, namelijk "kunnen we het nou niet eens omdraaien en daarmee de positie van het slachtoffer centraal stellen?", echt op waarde kan schatten.

Voorzitter. Dan over slachtoffers. In het commissiedebat heb ik twee gevallen benoemd. Ik had het over een oud-medewerkerster in een tbs-kliniek die kokendheet bakvet over zich heen kreeg en over slachtoffers in de Hedelse afpersingszaak. Ik hoop echt dat de minister mij op de een of andere manier — het mag schriftelijk op een later moment — wil laten weten hoe hij aankijkt tegen deze gevallen, mensen die buiten hun schuld om slachtoffer worden en dan nog steeds de overheid tegen zich vinden.

Voorzitter, tot slot. Vorige week heb ik schriftelijke vragen ingediend over onregelmatigheden in de extra beveiligde inrichting. Het gaat om ernstige onregelmatigheden, waaronder twee gedetineerden, Holleeder en Razzouki, die tot mijn verbijstering bij elkaar zitten. Ik hoop dat de minister deze vragen echt zo snel mogelijk wil beantwoorden.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ellian. De heer Sneller ziet af van zijn termijn. Is een schorsing van vijf minjuten voldoende, minister? Ik zie dat dat zo is. Volgens mij is het meer dan u had verwacht; ik heb nu spijt dat ik niet "drie minuten" heb gezegd. Ik schors de vergadering tot 22.00 uur.

De vergadering wordt van 21.55 uur tot 21.59 uur geschorst.

De voorzitter:
Het woord is aan de minister. Gaat uw gang.


Termijn antwoord

Minister Weerwind:
Voorzitter, dank. Ook ik kijk terug op een helder en goed debat dat ik met de Kamerleden heb mogen voeren. Daarvoor dank. Er zijn mij een aantal vragen gesteld en er ligt een aantal moties waarop ik in zal gaan.

Laat ik starten met de vragen van de VVD. De heer Ellian stelde mij de vraag hoe ik aankijk tegen levenslange gevangenisstraf; het lijkt wel of slachtoffers en nabestaanden een minder hoge prioriteit kennen dan de gedetineerde dan wel de dader. Laat ik het heel helder stellen: voor mij staat het wel degelijk centraal om te kijken naar de nabestaanden en de slachtoffers en die mee te wegen. Dat doen we ook in de ambtshalve gratieprocedure en dat zullen we blijven doen. Mij is dit ook duidelijk geworden in de gesprekken met nabestaanden. Zij hebben mij nadrukkelijk gevraagd om oog te hebben voor een goede communicatie. In april hebben diverse collega's van mij gesprekken gevoerd met juist de nabestaanden; in november zal ik dat ook zelf doen en krijg ik die informatie ook. Dus ik hoop dat ik u met deze woorden — laat ik het sterker uitdrukken — geruststel, want ik vind de positie van nabestaanden en slachtoffers zeker van belang.

Dan is mij een vraag gesteld over onregelmatigheden in de extra beveiligde inrichting. De schriftelijke vraag hebben wij van u ontvangen. Gelet op het spoedeisende karakter, dat ik ook zie, zullen we de zaak oppakken en er zo spoedig mogelijk op terugkomen.

Voorzitter. Ik heb een teleurstellende mededeling voor …

De voorzitter:
Voordat u verdergaat, is er een interruptie van de heer Ellian.

De heer Ellian (VVD):
Voor de Handelingen: dat waardeer ik. De minister heeft drie weken de tijd, maar ik waardeer het dat hij zo snel mogelijk — ik ben populair; ik word gebeld — deze vraag zal beantwoorden.

De voorzitter:
U bent nu niet populair bij mij, nu uw telefoon gaat. Gaat u gewoon verder, minister. U zet nu ook meteen uw telefoon uit.

Minister Weerwind:
Die was gelukkig uit, voorzitter, want ik zit niet te wachten op een reprimande van u.

De voorzitter:
Maar u kreeg een compliment van de heer Ellian.

Minister Weerwind:
Daar ben ik hem dankbaar voor.

Dan toch de teleurstellende mededeling over de motie op stuk nr. 818 over verkeersveiligheid en verkeersboetes. U weet dat dit een verzoek is aan de minister van Justitie en Veiligheid. Ik ga haar vragen om deze motie schriftelijk te appreciëren.

De voorzitter:
We hebben het over een schriftelijke appreciatie van de motie op stuk nr. 818. Dat betekent dat dat voor de stemmingen gebeurt, want anders moet mevrouw Mutluer haar motie aanhouden.

Minister Weerwind:
Ik begeef me op het dunste ijs op dit moment in mijn beantwoording. Ik denk dat mijn collega begrijpt dat dat zo spoedig mogelijk moet. Ik ga ervan uit dat ze zich daarvoor zal inzetten.

De voorzitter:
Zullen we het zo doen? Dan ga ik ervan uit dat er voor de stemmingen een schriftelijke appreciatie komt van de motie op stuk nr. 818. Dank u zeer.

Minister Weerwind:
Dan kom ik bij het elektronisch toezicht, de eerste motie die aan mij gericht is. Ik wilde meteen naar de motie over levenslang gaan, maar dan ga ik te snel. We hebben hier ook over gediscussieerd tijdens het commissiedebat. Ik heb u er in het commissiedebat in meegenomen dat ik bezig ben met een wetsvoorstel — dat is in voorbereiding — om juist de onttrekking aan vrijheidsbeneming strafbaar te stellen. Dan heb ik het erover dat iemand ontsnapt uit een inrichtingsgebouw. U spreekt over de onttrekking aan elektronisch toezicht. De meeste gevallen waarin sprake is van elektronisch toezicht betreffen voorwaardelijke veroordelingen, voorwaardelijke invrijheidsstellingen en schorsingen van voorlopige hechtenis onder voorwaarden. De enkelband is dan een middel om naleving van een bijzondere voorwaarde, een locatiegebod of -verbod, te controleren. De sanctie op het niet naleven van die voorwaarde zit in het systeem besloten. Als je een enkelband doorknipt, leidt dat ertoe dat alsnog de hoofdstraf ten uitvoer wordt gelegd. Bij een voorwaardelijke veroordeling moet betrokkene het strafrestant uitzitten. Een voorwaardelijke invrijheidsstelling of schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven, zodat betrokkene weer wordt opgesloten. Strafbaarstelling van onttrekking aan elektronisch toezicht heeft mijns inziens dan ook geen toegevoegde waarde. Er wordt al gestraft bij het doorknippen van een enkelband. Ik ontraad de motie.

Mevrouw Helder (BBB):
Die bui zag ik natuurlijk al hangen. Wordt dat niet anders als straks de enkelband een alternatief gaat worden voor de korte vrijheidsstraf, de vrijheidsstraf tot een maximum van drie maanden? Collega Mutluer verwees daarnaar. Dan is het wel degelijk een straf en dan gaat wel degelijk op wat collega Ellian en ik hier zeggen. Dan zou je het onttrekken aan elektronisch toezicht eigenlijk aan die korte gevangenisstraf, maar dan bij jezelf thuis met een enkelband, strafbaar moeten stellen, want dat is in lijn met wat de minister net zei. Hij wil het strafbaar gaan stellen als je uit een gevangenis ontsnapt. Ik kan de motie aanhouden totdat we weten dat dit wetsvoorstel er is, want dan kan het wel degelijk worden aangenomen, even uit mijn hoofd.

Minister Weerwind:
Mevrouw Helder, zeg ik via u tegen het Kamerlid, praat over iets in de onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd. Stel dat u als Kamer beslist om de elektronische detentie te zien als hoofdstraf. Op het moment dat iemand zijn enkelband doorknipt en zich onttrekt aan het elektronisch toezicht, hebben we te maken met een hoofdstraf. Dan is wel degelijk van toepassing dat ik spreek over een harde onttrekking met de daarbij behorende straf. Maar nogmaals, we hebben het over de toekomst.

Mevrouw Helder (BBB):
De toekomst en de combinatie met de demissionaire status. Maar ik denk: vraag je niks, heb je niks. Ik breng 'm gewoon in stemming.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 816 wordt in stemming gebracht, maar wordt ontraden. We gaan naar de motie op stuk nr. 817.

Minister Weerwind:
De motie op stuk nr. 817 gaat over de levenslang gestraften. Ook dat is een onderwerp dat we uitputtend hebben besproken. Ik begrijp het punt, maar levenslang gestraften hebben recht op een perspectief op vrijlating en een herbeoordeling. Een levenslang gestrafte moet zich daarop kunnen voorbereiden. Daarom moeten landen, zo ook Nederland, actief re-integratieactiviteiten aanbieden. Dat volgt uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en niet te vergeten onze Hoge Raad; ik verwijs naar 2017. Het is waar: ik werk aan een herbeoordeling door de rechter. Die procedure moet duidelijk en voorspelbaar worden. Ik hoop daarmee, en veel sterker, ik wil daarmee juist de procedure duidelijk en voorspelbaar maken voor alle betrokkenen. In het bijzonder noem ik daarbij de slachtoffers en hun nabestaanden. Ik ontraad de motie.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze beraadslaging.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Volgende week dinsdag gaan we stemmen over de ingediende moties. Ik stel voor dat we meteen doorgaan naar het volgende onderwerp.

Gesubsidieerde rechtsbijstand

Gesubsidieerde rechtsbijstand

Aan de orde is het tweeminutendebat Gesubsidieerde rechtsbijstand (CD d.d. 14/09).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik zie dat alle woordvoerders in de zaal zitten. Ik dank de minister voor zijn beantwoording in het vorige tweeminutendebat. We starten met het tweeminutendebat Gesubsidieerde rechtsbijstand. Ik geef het woord aan de heer Sneller van D66.

De heer Sneller (D66):
Dank, voorzitter. Ik heb twee moties en één vraag. De eerste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het tarief voor sociaal advocaten dit jaar is geïndexeerd met 0,67%, waardoor vergoedingen minimaal zijn gestegen terwijl de gemiddelde consumentenprijsindex-inflatie dit jaar 5,6% is, waardoor sociaal advocaten te maken krijgen met flinke kostenstijgingen;

overwegende dat vanwege onvoldoende inkomen en gebrek aan perspectief sociaal advocaten stoppen met het vak en dat het beroep daardoor onaantrekkelijk wordt, met alle negatieve gevolgen voor de rechtsbijstand aan minder draagkrachtige rechtzoekenden van dien;

verzoekt de regering om nog dit jaar een noodinvestering te doen in de sociale advocatuur, te dekken uit de nog niet bestede middelen in het rechtsbijstandsbudget,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Sneller, Kuik, Temmink, Mutluer, Wassenberg en Ceder.

Zij krijgt nr. 276 (31753).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het in de financiering van de sociale advocatuur ontbreekt aan een duidelijke systematiek voor actualisering van vergoedingen, zoals al is geconstateerd door de commissie-Wolfsen in 2015, waardoor deze structureel achterlopen op de actuele inflatie;

overwegende dat vanwege onvoldoende inkomen en gebrek aan perspectief sociaal advocaten stoppen met het vak en dat het beroep daardoor onaantrekkelijker wordt;

verzoekt de regering spoedig, ten behoeve van de volgende kabinetsformatie, inzichtelijk te maken via welke vaste methodiek de vergoedingen voor sociaal advocaten kunnen meelopen in de reeds bestaande uitvoeringscorrecties van de begrotingssystematiek, zodat deze actueel blijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Sneller, Wassenberg en Ceder.

Zij krijgt nr. 277 (31753).

De heer Sneller (D66):
Dan de vraag die ik nog voor de minister had. Hij heeft aangegeven te zullen bekijken welke mogelijkheden er zijn om het moment waarop het punttarief wordt bepaald aan te passen. Hij heeft alleen ook gezegd: dat zal ik voor 1 april aan de Kamer sturen. Maar het is, net als bij de onderzoeksmotie die ik zojuist heb ingediend, de bedoeling dat het ook bij de formatie kan worden betrokken. Mijn verzoek is dus of dat bijvoorbeeld nog voor het kerstreces zou kunnen.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Sneller. Ik geef het woord aan mevrouw Temmink van de SP.

Mevrouw Temmink (SP):
Dank u wel, voorzitter. Toegang tot het recht is belangrijk voor iedereen. Daarom heb ik maar liefst vier moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat klokkenluiders, toeslagenouders, Groningers en andere slachtoffers van het overheidshandelen voor juridische procedures tegen de Staat een beroep doen op de gesubsidieerde rechtsbijstand, omdat er geen andere optie is;

overwegende dat dit gaat om schade die gedupeerden vanuit de Staat is aangedaan, maar hiervoor het budget voor gesubsidieerde rechtsbijstand wordt gebruikt, terwijl veel mensen met een laag inkomen ook een beroep op deze regeling moeten doen, waar deze regeling ook voor bedoeld is;

verzoekt de regering om de bijstand voor klokkenluiders, Groningers en toeslagenouders uit een speciaal fonds van het betreffende ministerie te betalen, zodat de verplichting vervalt dat het onder het regime van de gesubsidieerde rechtsbijstand valt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Temmink en Van Nispen.

Zij krijgt nr. 278 (31753).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland en de Nederlandse orde van advocaten aangeven dat sociaal advocaten behoorlijk geholpen zouden zijn bij een herinvoering van de voorschotregeling;

overwegende dat de praktijk zonder voorschotregeling nu is dat sociaal advocaten al hun zaken noodgedwongen moeten voorfinancieren, in sommige gevallen zelfs langer dan een jaar;

overwegende dat hiermee onnodig de druk wordt opgevoerd voor sociaal advocaten en zij hierdoor in de knel komen, terwijl het prioriteit zou moeten zijn om het vak aantrekkelijker te maken om een leegloop te voorkomen;

verzoekt de regering om de voorschotregeling zoals deze ook vroeger van toepassing was bij de sociaal advocaten weer in te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Temmink en Van Nispen.

Zij krijgt nr. 279 (31753).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een van de conclusies van het WODC-rapport Rechtsbijstandsverlening in kinderopvangtoeslagzaken is dat toeslagenouders onvoldoende werden ondersteund via het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand;

overwegende dat dit duidt op een behoorlijke mate van rechtsongelijkheid, aangezien de overheid zelf prima de weg wist te vinden en die ook geregeld koos voor doorprocederen tegen deze mensen;

overwegende dat het onrechtvaardig en onredelijk is om deze machtsongelijkheid en rechtsongelijkheid zo te vergroten door er juist voor te kiezen om te gaan doorprocederen;

overwegende dat de conclusies uit dit WODC-rapport zich in de praktijk niet alleen beperken tot toeslagenouders maar ook gaan over andere zaken waar de overheid lijnrecht tegenover de burger staat;

verzoekt de regering per direct te stoppen met het procederen in zaken die lopen tegen burgers die eerder in het gelijk zijn gesteld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Temmink en Van Nispen.

Zij krijgt nr. 280 (31753).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aantal bellers met maar liefst 22% is gestegen bij het Juridisch Loket sinds de invoering van het gratis telefoonnummer;

overwegende dat voor de toegang tot het recht een gratis telefoonnummer zeer effectief blijkt te zijn en dus veel mensen hiermee hun weg naar eerstelijns rechtshulp weten te vinden, in het bijzonder mensen met een kleinere beurs;

overwegende dat het gratis telefoonnummer een groot succes is, maar nog niet structureel wordt gefinancierd;

verzoekt de regering nog voor het einde van 2023 op zoek te gaan naar middelen om het gratis telefoonnummer voor het Juridisch Loket wél structureel te financieren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Temmink en Van Nispen.

Zij krijgt nr. 281 (31753).

Mevrouw Temmink (SP):
Ik heb het echt zo snel mogelijk gedaan, voorzitter.

De voorzitter:
Dat hebben we gehoord met elkaar. Dank u wel, mevrouw Temmink. Ik geef tot slot het woord aan mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. In de eerste plaats een steunbetuiging voor de moties die zojuist zijn ingediend door de heer Sneller. Alle verbeteringen van allerlei vergoedingen ten spijt, zien we dat de sociale advocatuur onder druk blijft staan en dat de kostenstijgingen door de inflatie niet kunnen worden bijgehouden. Bestaande kantoren kunnen hun hoofd al niet meer boven water houden. Daarom moet er op de korte termijn een noodoplossing komen — dat is de reden waarom wij onder de motie-Sneller staan — maar er moet ook een langetermijnoplossing komen. We lossen het nu niet op, maar we moeten echt opnieuw gaan kijken naar de methodiek, want iedereen moet toegang hebben tot recht en zeker mensen met een minimuminkomen.

Ik heb een vraag aan de minister die te maken heeft met de middeninkomens, mensen die net boven de grens voor gesubsidieerde rechtsbijstand zitten en in de praktijk geen rechtshulp kunnen inschakelen. Dat geldt ook voor zzp'ers. In de praktijk kan de wet- en regelgeving tot heel schrijnende situaties leiden, omdat deze mensen die eigenlijk recht hebben op rechtshulp die niet krijgen. Die hardvochtigheden in de wet moeten weg. Mijn vraag is of de minister ons kan toezeggen dat hij op zeer korte termijn terugkomt op hoe wij de hardvochtigheden in de wet zodanig kunnen wegnemen dat daadwerkelijk rechtshulp toegankelijk wordt, juist ook voor de middeninkomens, die nu per maand nog minder overhouden dan ze wensen en dus eigenlijk helemaal niet het gevoel hebben dat ze toegang hebben tot recht.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Mutluer. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de termijn van de kant van de Kamer. Ik kijk naar de minister. Vijf minuten weer?

Minister Weerwind:
Iets langer graag.

De voorzitter:
Oké. Zeven minuten. Dan schors ik de vergadering tot 22.21 uur.

De vergadering wordt van 22.14 uur tot 22.22 uur geschorst.

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Weerwind:
Dank, voorzitter. Ik start met de gestelde vragen. De vraag van de Sneller was of ik de toezegging kan doen om de Kamer te informeren over de alternatieve mogelijkheden voor het moment waarop het punttarief voor een zaak wordt bepaald. U bent goed geïnformeerd. Het klopt. Ik ben op dit moment aan het verkennen welke alternatieve scenario's er zijn voor het moment waarop het punttarief voor een zaak wordt bepaald. Bij de uitwerking van deze scenario's zal ik ook de voor- en nadelen van de alternatieven schetsen. Ik zal uw Kamer hierover zo snel mogelijk na het kerstreces informeren, uiterlijk eind januari 2024.

Dan de vraag van de PvdA, van mevrouw Mutluer. Ik kijk even naar de vraag die u mij stelde. U zoekt naar een noodoplossing. U kijkt naar de korte termijn en de lange termijn en vraagt: hoe ga je om met de middeninkomens? Op dit moment loopt er nadrukkelijk — ik kijk u aan — een onderzoek van het CBS: over wie hebben we het, wat speelt er, wat is het probleem en hoe kan je daar een goed antwoord op geven? Ik ga in de eerste voortgangsrapportage, voortgangsrapportage 10 — die krijgt u voor het kerstreces — een eerste indicatie geven, een antwoord geven. Dat is nog niet uitputtend. Pas uitputtend zal het antwoord eigenlijk zijn in het voorjaar van 2024. Eerst de facts. U weet hoe ik in elkaar zit: eerst feiten, dan conclusies.

Dat waren de twee vragen mij gesteld, voorzitter. Dan zal ik ingaan op de moties. Ik start met de eerste motie, de motie op stuk nr. 276. Laat ik eerst, net zoals ik in het debat heb aangegeven, mijn waardering uitspreken voor die motie. Ik sta sympathiek tegenover de strekking van de motie, toch ga ik haar ontraden. Waarom? Het gaat hier om een beleidsintensivering en daar is op dit moment geen dekking voor. Ik houd mij aan de begrotingsspelregels zoals wij die kennen bij het Rijk. Ik besef — u noemde een x-aantal partijen — dat u wanneer u de motie aanneemt mij voor een fait accompli stelt. Dan zal ik snel kijken hoe ik de motie kan uitvoeren. Ik zal dan ook op korte termijn met een brief komen in uw richting. Ik vraag u wel mij minimaal twee weken te geven om dat aan het papier toe te vertrouwen, mocht de motie worden aangenomen.

Dan kom ik bij de derde motie, ook afkomstig van de heer Sneller, over de financieringssystematiek van de sociale advocatuur.

De voorzitter:
Slaat u de tweede motie even over?

Minister Weerwind:
Dit is de tweede motie, de motie op stuk nr. 277. Ik heb u een brief doen toekomen op 6 oktober. Ik heb aangegeven welke financieringssystematiek we nu kennen, die prachtige wiskundige module die we hebben bedacht. Ik heb ook aangegeven waar die is ontstaan en wat de historische achtergrond is. Vervolgens heb ik u meegenomen door te zeggen wat de nadelen en beperkingen van de huidige systematiek zijn. Daarna ben ik ook gaan kijken welke alternatieven er zijn. Wat zijn de mogelijkheden? Vervolgens kom ik resumerend nadrukkelijk tot de slotsom dat er aan alle alternatieven meer nadelen dan voordelen zitten ten opzichte van de huidige systematiek. Ik kan een heel lang antwoord geven, maar ik heb juist getracht u met die brief zo optimaal mogelijk te informeren over de huidige indexeringssystematiek die ik momenteel hanteer om het punttarief actueel te houden.

Ik heb de alternatieven net genoemd. In de negende voortgangsrapportage heb ik aangegeven dat de forfaitaire vergoedingensystematiek wordt behouden en dat de komende periode een systematiek van periodieke herijking uitgewerkt zal worden samen met de Raad voor Rechtsbijstand. Aangezien de uitwerking van de systematiek van periodieke herijking tijd vergt, heb ik besloten om een onafhankelijke commissie in te stellen. Die wordt nog dit jaar ingesteld. Ik heb de zaken versneld, gelet op de urgentie van het vraagstuk. Die commissie zal zich buigen over de tijdsbesteding per zaakcode in de jaren 2022 en 2023. Om te bepalen hoe de periodieke herijking meegenomen kan worden in de reguliere begrotingscyclus wacht ik onder andere de ontwikkelingen rondom de systematiek van die periodieke herijking af. De uitkomsten van de commissie zullen worden meegenomen in de reguliere begrotingscyclus richting de Voorjaarsnota 2025. U begrijpt dat ik daar niet alleen over ga. Het ministerie van Financiën zal ook weten wat de resultaten zijn, en zal dan ook in conclaaf gaan over wat wel en wat niet kan. Aangezien de uitkomsten losstaan van een bepaalde indexatiewijze, maar gebaseerd zullen zijn op de benodigde aanpassing van de capaciteit, zal de wijze van de verwerking van de uitkomsten afhangen van de beschikbaarheid van de middelen. Daar verwijs ik dan concreet naar. Ik moet de motie op stuk nr. 277 ontraden.

Dan komen we bij de moties van de SP, dacht ik. De motie over het speciale fonds ga ik ontraden. De financiering loopt nu via de verantwoordelijke kerndepartementen. Zo is het geregeld. Als u spreekt over de toeslagenouders, dan is dat het ministerie van Financiën. Als we spreken over de Groningers, dan kijken we naar het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. En niet te vergeten, als je praat over klokkenluiders, praat je eigenlijk weer over het ministerie van Binnenlandse Zaken. Dit gaat buiten mijn reikwijdte. Ik ga deze motie ontraden.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 278 wordt ontraden.

Minister Weerwind:
Excuses, ik zal de nummers van de moties nu ook noemen. De motie op stuk nr. 279 gaat over de voorschotregeling. Als ik naar deze motie over de voorschotregeling kijk, zou ik eigenlijk het verzoek willen doen om 'm aan te houden. De reden is dat er op dit moment een onderzoek loopt. Ik wil daarop terugkomen in voortgangsrapportage tien, dus al voor het kerstreces, om u de stand van zaken te geven over hoe we daarmee om zouden kunnen gaan.

De voorzitter:
Ik kijk even naar mevrouw Temmink om te zien of zij bereid is de motie aan te houden. Dat is het geval. Dank u zeer.

Op verzoek van mevrouw Temmink stel ik voor haar motie (31753, nr. 279) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Weerwind:
Dan de motie op stuk nr. 280 over direct stoppen met procederen in zaken die lopen tegen burgers die eerder in het gelijk zijn gesteld. Hier heb ik even flink over nagedacht. Er kunnen omstandigheden zijn waarin de Staat wel degelijk de afweging moet maken om te procederen. Omdat de motie heel absoluut is in het dictum, ga ik die ontraden. Ik wil daarop terugkomen in de brief. Ik heb ook nog te maken met de motie-Leijten/Ellian hieromtrent. Daarop wil ik ook meteen een goed antwoord dichten en u doen toekomen. Ik ga de motie op stuk nr. 280 ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 281 over het structureel financieren van het Juridisch Loket. U ziet een glimlach op mijn gezicht, omdat ik ooit eens proefondervindelijk heb mogen ervaren wat het betekent als het telefoonnummer niet gratis is en welke drempel dat oplevert voor de rechtzoekende. Dat heeft ertoe geleid dat we het incidenteel gefinancierd hebben. U zegt: doe dat nu structureel. Ik ben eigenlijk al aan de slag om dat structureel invulling te geven naar de toekomst toe. Weet u wat? Ik geef 'm oordeel Kamer.

De voorzitter:
Kijk. Ik zie mevrouw Temmink heel blij kijken, dus daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze beraadslaging.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
We gaan volgende week dinsdag stemmen over de ingediende moties. Ik dank de minister en de woordvoerders voor dit tweeminutendebat. Ik kijk even of we compleet zijn. Ik zie alleen mevrouw Kuik nog niet. Ik hoor dat zij niet komt. Dan strepen we haar door. Ik stel voor dat we meteen doorgaan naar het volgende tweeminutendebat. Dat is het tweeminutendebat Femicide.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Femicide

Femicide

Aan de orde is het tweeminutendebat Femicide (CD d.d. 27/09).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Femicide. Nogmaals welkom aan de minister voor Rechtsbescherming, de woordvoerders en de mensen die dit tweeminutendebat volgen. Ik geef meteen het woord aan mevrouw Mutluer van de PvdA.

Mevrouw Mutluer (PvdA):
Voorzitter. Het was best wel uniek: eerst hadden we een rondetafelgesprek over het onderwerp femicide en vervolgens een commissiedebat over het onderwerp femicide, met heel veel vrouwelijke Kamerleden en een mannelijke voorzitter, en uiteraard onze minister. Het was heel goed. Er gaat eindelijk wat gebeuren. Om toch een statement te maken namens de Kamerleden die bij dat debat aanwezig waren, komen we met een ondersteunende motie. Die luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat we moeten erkennen dat femicide een groot probleem is in Nederland, evenals de dwangmatige controle die daar doorgaans aan voorafgaat;

van mening dat femicide een genderspecifiek misdrijf is met eigen kenmerken waarbij een aparte en gerichte aanpak nodig is;

verzoekt de regering om prioriteit te geven aan een breed gedragen integrale aanpak femicide waarin alle instanties vanuit zorg en veiligheid betrokken zijn en concrete doelstellingen en actiepunten worden vastgelegd, en de Kamer daar voor april 2024 over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Mutluer, Van der Laan, Becker en Kuik.

Zij krijgt nr. 271 (28345).

Mevrouw Mutluer (PvdA):
Dit is echt een statement dat wij gezamenlijk willen maken, zodat dit ook door het volgende kabinet met prioriteit wordt opgepakt.

Voorzitter. Ik heb ook een motie over stalking. Dat is ook een belangrijk aandachtspunt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat stalking zeer ingrijpend is voor slachtoffers;

overwegende dat stalking een van de rode vlaggen is van intieme terreur die vooraf kunnen gaan aan femicide;

overwegende dat slachtoffers uit angst voor de dader aangifte van stalking niet altijd doorzetten;

constaterende dat stalking een klachtdelict is en het OM daarom alleen vervolging kan instellen als een slachtoffer aangifte doet;

verzoekt de regering om in samenspraak met het OM en de keten in kaart te brengen in hoeverre het klachtvereiste wel of niet bijdraagt aan de bescherming van slachtoffers van stalking, welke (wets)aanpassingen naar aanleiding daarvan gewenst zijn, en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Mutluer, Kuik, Van der Laan en Temmink.

Zij krijgt nr. 272 (28345).

Dank u wel, mevrouw Mutluer. Dan geef ik het woord aan de heer Ellian, VVD.

De heer Ellian (VVD):
Dank, voorzitter. Iedere acht dagen wordt er een vrouw om het leven gebracht door een man, meestal de ex-partner. Het gaat daarbij niet zomaar om huiselijk geweld of om een familiedrama; er zit iets onder dat te maken heeft met het vrouw-zijn van het slachtoffer, de status die zij hem geeft door te gehoorzamen en vooral niet bij hem weg te gaan. Ze is zijn bezit. Dat is verschrikkelijk. Dat verdient onze aandacht en een specifieke, aparte aanpak. Dat vragen de nabestaanden ook van ons. Dat vragen wij van de minister. De minister heeft de VVD in het debat toegezegd dat er in het voorjaar een integraal actieplan komt dat concreet en smart is, en dat hij de nabestaanden daarbij gaat betrekken. Kan de minister dat vandaag nog eens bevestigen?

Kan de minister bevestigen dat hij hier de volgende punten in meeneemt: landelijke regie om de wachtlijsten bij Veilig Thuis terug te dringen, genoeg aandacht voor femicide in opleidingen en genoeg beschikbaarheid bij Veilig Thuis en de politie, zodat rode vlaggen tijdig herkend worden, serieuze actie richting mogelijke daders en plegers met meer inzet van preventieve hulpverlening, het vaker inzetten van het thuisfront en het strafbaar stellen van psychische en dwingende controle en, tot slot, een verbeterplan voor de omgang met situaties waarbij kinderen in het spel zijn, inclusief de omgang hiermee in de rechtbank? Mijn collega Becker heeft daarom de motie van mevrouw Mutluer om het belang van het actieplan kracht bij te zetten, ondertekend.

Tot slot grote dank aan de nabestaanden. Zij zijn degenen die dit debat uiteindelijk mogelijk hebben gemaakt. Zij krijgen hun geliefden er natuurlijk niet mee terug, maar ze waren en zijn wel zo dapper om hun verhaal te vertellen en dat dus ook in te zetten om leed van anderen in de toekomst te voorkomen. Hopelijk kunnen we dat waarmaken in de toekomst.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ellian. Dan geef ik het woord aan de heer Sneller, van D66. O, hij ziet af van zijn termijn. Dan ga ik naar mevrouw Temmink, SP.

Mevrouw Temmink (SP):
Dank u wel, voorzitter. In het debat heeft de SP de minister gevraagd om een reflectie te geven op de kritische beschouwing op het reflectierapport van familie- en jeugdrechters. Die kritische reflectie is geschreven door de familierechtadvocaten Vledder en Hendriks. De minister heeft in het debat toegezegd daarop terug te komen, eventueel in een brief. Dat staat alleen niet bij de toezeggingen. Ik zou hem willen vragen om dat alsnog te doen.

Verder heb ik twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in februari 2023 de resultaten van het reflectierapport van familie- en jeugdrechters zijn gepubliceerd over de werkwijze van familie- en jeugdrechters in de rechtbanken en gerechtshoven;

constaterende dat voor dit rapport met name is gekeken naar de ervaringen van rechters, maar de stem van familierechtadvocaten, ouders en kinderen hier vrijwel niet aan bod is gekomen en er daarbij te weinig diversiteit was onder de ondervraagden;

overwegende dat slachtoffers van fysiek en psychisch geweld juist ook in het familie- en jeugdrecht bescherming verdienen en dit op dit moment niet altijd in voldoende mate gebeurt, waardoor het geweld onnodig lang voort kan duren;

verzoekt de regering nader onderzoek te doen naar hoe het familie- en jeugdrecht functioneert, waarbij nadrukkelijk aandacht wordt besteed aan de ervaringen van familierechtadvocaten, ouders, kinderen en slachtoffers van fysiek en psychisch geweld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Temmink en Mutluer.

Zij krijgt nr. 273 (28345).

Mevrouw Temmink (SP):
Dan de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland het Verdrag van Istanbul heeft geratificeerd en hieruit voortvloeit dat er wettelijke of andere maatregelen genomen moeten worden om in gezags- en omgangszaken slachtoffers te beschermen tegen geweld;

constaterende dat het toezichthoudend comité op het uitvoeren van dit verdrag (GREVIO) Nederland meerdere aanbevelingen doet om de invoering van dit verdrag in Nederlandse wetgeving te verankeren;

constaterende dat in uitspraken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wordt benoemd dat (huiselijk) geweld een factor is waar de rechter rekening mee moet houden maar dit niet expliciet benoemd wordt in Nederlandse wetgeving op het gebied van gezag en omgang;

verzoekt de regering de aanbevelingen van de commissie GREVIO op dit vlak over te nemen en tot uitvoering te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Temmink en Mutluer.

Zij krijgt nr. 274 (28345).

Dank u wel, mevrouw Temmink. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de termijn aan de kant van de Kamer. Ik kijk even naar de minister. Hij heeft zeven minuten nodig. Wat maken we daar dan van? Dat wordt ongeveer 22.50 uur.

De vergadering wordt van 22.37 uur tot 22.44 uur geschorst.

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Weerwind:
Voorzitter, dank. Ik start met de motie-Mutluer c.s. op stuk nr. 271. Een paar inleidende woorden daarover. U nam mij mee naar de rondetafel. De heer Ellian zei: het is toch wat als je slachtoffer of nabestaande bent en gewoon met parlementariërs die verschrikkelijke ervaring deelt. Dat is kracht. Daar kunnen we lering uit trekken. Daar moeten we zelfs lering uit trekken. Dat er op 27 september een commissiedebat was, had absolute prioriteit. U noemde het een ondersteunende motie. Ja, zo zie ik het ook, niet anders dan dat. Ik kan de motie alleen maar omarmen en ik ga ermee aan de slag, samen met mijn collega's. Ik doe dat niet alleen: we moeten daar andere departementen bij betrekken, zoals het ministerie van VWS en het ministerie van OCW. Ik hoop in het voorjaar van 2024 uw Kamer te informeren.

Ik pak meteen even de steun die ik zag voor het plan. Mijns inziens kwam mevrouw Becker met het plan in het commissiedebat. Zij noemde het heel nadrukkelijk. Ik hoorde ook de heer Ellian diverse elementen noemen, die allemaal genoemd zouden moeten worden in het programma en in het plan van aanpak et cetera.

Laat ik vooropstellen: van alle punten die u noemde, geldt voor de landelijke regie onder één leiding dat de staatssecretaris van VWS op dit moment als bewindspersoon al een coördinerende positie heeft op dit onderwerp.

U spreekt ook over meer capaciteit bij Veilig Thuis. Ik kan daar geen uitspraken over doen. Ook dat ligt bij VWS. Ik doe in dezen ook een beetje aan verwachtingenmanagement, om te voorkomen dat u verwacht dat ik met iets kom waarmee ik niet kan komen. Als u spreekt over meer inzet op huisverboden, doe ik toch een beroep op de lokale kennis en kunde, die ook in deze zaal aanwezig is. Dan wijs ik erop dat dit nou net een bevoegdheid is van het lokaal gezag. Ik ben wel bezig om te kijken hoe de actoren binnen de gemeenten samenwerken. Hebben ze een steun in de rug nodig om de praktijk te verbeteren?

Een vraag die de heer Ellian ook stelde, was heel nadrukkelijk: betrek de nabestaanden erbij. Geef ze een positie. Hoor ze. Neem ze mee. Dat kan ik volmondig toezeggen; ik heb in het debat ook gezegd dat ik dat zal doen.

Dan heb ik bij dezen meteen de vraag van de heer Ellian behandeld.

Dan kom ik bij de motie-Mutluer c.s. op stuk nr. 272.

De voorzitter:
Voordat u verdergaat: de heer Ellian, VVD.

De heer Ellian (VVD):
Dat integrale actieplan komt er dus?

Minister Weerwind:
Exact.

De heer Ellian (VVD):
Daar komen diverse elementen in terug? Wanneer krijgen we dat?

Minister Weerwind:
Voorjaar 2024.

De voorzitter:
U gebruikte bepaalde woorden voor de appreciatie van de motie op stuk nr. 271, maar mag ik stellen dat u die motie oordeel Kamer geeft?

Minister Weerwind:
Correct, excuus. Heb ik dat niet aangegeven?

De voorzitter:
Of wilt u de motie overnemen?

Minister Weerwind:
Ik vind de motie zo belangrijk — en ik zie 'm als steun in de rug — dat ik daarom zou kunnen zeggen: oordeel Kamer.

De voorzitter:
Oordeel Kamer? Dan noteren we dat. Dan de motie op stuk nr. 272.

Minister Weerwind:
Daarvoor heb ik wat meer tekst nodig. U verwijst eigenlijk naar artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. Daarover ging een initiatiefwetsvoorstel destijds. Er is door de Kamer bewust voor gekozen om hier een zogenaamd klachtdelict van te maken. Dit betekent dat belaging, oftewel stalking, alleen door het OM vervolgd kan worden als een slachtoffer aangifte doet en daarbij verzoekt om vervolging in te stellen. Het was een weloverwogen keuze om belaging klachtdelict te laten zijn. Die keuze is uitdrukkelijk gemaakt ter bescherming van de belangen van het slachtoffer. Door het klachtvereiste kan het slachtoffer niet zomaar worden betrokken in een strafrechtelijke procedure. Het klachtvereiste kan voorkomen dat een slachtoffer tegen diens wil een confrontatie met de verdachte op de rechtszitting moet aangaan of dat intieme details over het slachtoffer in het strafdossier terechtkomen. Tegelijkertijd kan ik mij voorstellen dat afhankelijkheid, financiële afhankelijkheid of andere vormen van afhankelijkheid, maar ook angst voor de verdachte slachtoffers ervan kan weerhouden om aangifte te doen. Omdat het klachtvereiste ook het slachtoffer kan beschermen, ziet u dat ik een hele lastige belangenafweging heb. Die vergt een nadere analyse. Zo lees ik uw onderzoek. Zo vat ik de motie ook op: als aanmoediging om met het Openbaar Ministerie, de rechtspraak, de advocatuur en slachtofferorganisaties om tafel te gaan en te bezien of aanpassing van het klachtvereiste wenselijk is.

Mevrouw Mutluer (PvdA):
Zo zie ik 'm ook. Die verkenning zal bij ons natuurlijk wel of geen aanleiding geven om na te gaan of we tot die ambtshalve vervolging gaan, wel met inachtneming van uiteraard de slachtoffers. Zover ga ik nu niet. Dus in die zin: eerst de verkenning, eerst kijken of dit werkt en zien wat er nog verbeterd kan worden.

Minister Weerwind:
Oordeel Kamer.

Voorzitter. Ik kom bij de motie op stuk nr. 273. Dat is een motie van de SP. Ik neem u eerst even mee. Een van de belangrijke dingen waarmee ik op dit moment bezig ben, is het toetsen van omgangsregelingen aan veiligheidsadviezen van betrokken partners. Ik heb daarvoor aan de Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming gevraagd een onderzoek op te nemen in hun programmering voor 2024. Najaar 2024 verwacht ik daarvan de oplevering. In de tussentijd voer ik op het moment zelf overleg met allerlei betrokken partijen over de wijze waarop er aandacht is voor veiligheid bij gezag- en omgangszaken. Zowel de planning van de raad als de concrete acties die uit de gesprekken met betrokken partners voortvloeien, laat ik in de voorjaarsbrief terugkomen. Ik ben dus met dit onderwerp bezig. U vraagt mij nader onderzoek te doen naar hoe het familie- en jeugdrecht functioneert. Dit is een enorm onderzoek en dat ga ik deze Kamer ontraden. Ik geef u aan wat ik doe en volgens mij is dat in de geest van wat u beoogt dat ik doe. Ik ga de motie ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 274. In 2016 hebben wij als Nederland het Verdrag van Istanbul geratificeerd. Niet anders dan dat. Dat betekent ook dat je de aanbevelingen opvolgt en daar inhoud aan moet geven. Zo lees ik ook de motie, niet anders, en dan geef ik 'm oordeel Kamer.

De voorzitter:
Dank u wel. De motie op stuk nr. 274 krijgt oordeel Kamer. Ik kijk even naar mevrouw Temmink, SP. Gaat uw gang.

Mevrouw Temmink (SP):
De familie- en jeugdrechters zijn zelf al met een reflectierapport gekomen. Daar is een feitelijke kritische beschouwing op gekomen. Ik heb de minister gevraagd daarop in te gaan, omdat die ook verband houdt met de motie die ik heb ingediend. Dat onderzoek is volgens mij niet goed genoeg gedaan. Het lijkt mij goed dat het onderzoek wel goed wordt gedaan, juist om die ouders en die kinderen te beschermen. Ik vind het fijn dat de minister daar ook mee bezig is, maar het lijkt me ook fijn als de minister de toezegging kan doen dat hij wil ingaan op de kritiek van de familierechtadvocaten op het reflectierapport.

Minister Weerwind:
Als mijn geheugen mij niet in de steek laat, heb ik die belofte en die toezegging gedaan in het commissiedebat. Ik zal het nog een keer in de plenaire zaal doen. U kunt een brief van mij verwachten. Ik kan die niet in de tijd plaatsen en verzoek om daarvoor even de ruimte te krijgen.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze beraadslaging. Ik dank de minister voor zijn aanwezigheid hier, de woordvoerders, de mensen die het debat gevolgd hebben en de mensen op de publieke tribune.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
We gaan volgende week dinsdag stemmen over de ingediende moties. Hiermee zijn we aan het einde gekomen van deze dag.

Sluiting

Sluiting 22.52 uur.