Brief regering : Visie en agenda kwaliteit van zorg: toegang tot goede zorg voor iedereen
31 765 Kwaliteit van zorg
Nr. 648
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VOOR MINISTER VOOR
LANGDURIGE ZORG EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 juni 2022
Dagelijks werken verpleegkundigen, begeleiders, verzorgenden, artsen, onderzoekers
en bestuurders met hart en ziel aan liefdevolle zorg. Met dank aan die inspanning
is de zorg in Nederland in brede zin goed. Toch blijft de kwaliteit van zorg op onderdelen
achter bij andere landen.1 Bijvoorbeeld doordat de zorg te versnipperd is georganiseerd. Dat moet en kan beter.
En dat is niet de enige uitdaging voor de zorg op dit moment. Verschillende maatschappelijke
ontwikkelingen, zoals de uitdagingen op de arbeidsmarkt, vergrijzing, toenemende medische
mogelijkheden én toenemende gezondheidsverschillen, dagen de zorg uit.
Juist door te kiezen voor zorg die er écht toe doet, zorg die effectief is, die aansluit
bij de werkelijke behoefte en die in goede samenwerking georganiseerd is, voorkomen
we onnodig werk, benutten we de beschikbare capaciteit optimaal en dragen we het beste
bij aan de kwaliteit van leven.
Kwaliteit staat centraal in de aanpak voor de noodzakelijke verbeteringen van ons
zorgstelsel. Daarmee bieden we het hoofd aan de maatschappelijke opgaven en krijgt
iedereen toegang tot zorg van hoge kwaliteit. We vinden het van belang expliciet te
formuleren vanuit welke visie op kwaliteit we hieraan willen werken en hoe die visie
bestaande trajecten verbindt. Daarvoor dient deze brief2. Onze inspiratie vinden we in gesprekken met zorgverleners, cliënten en bestuurders.
Daarin komt terug hoe belangrijk het is dat de samenleving en zorgsector een actievere
dialoog voeren over wat we mogen verwachten van de zorg- en vice versa. Dat zorg wordt
geboden in samenwerking met en rondom de patiënt. Dat zorgverleners zich veilig voelen
om te leren en te verbeteren en dit aantoonbaar leidt tot hogere kwaliteit. Dat mensen
in positie worden gebracht voor een gezond leven en dat de overheid de handen uit
de mouwen steekt en belemmeringen daadwerkelijk opruimt.
We beschrijven hieronder op hoofdlijnen hoe we dat gaan aanpakken en met wie we daarover
in gesprek gaan. We agenderen hiermee wat volgens ons de belangrijkste onderwerpen
zijn als het om kwaliteit gaat. Op onderdelen zijn al concrete stappen voorbereid
en hebben we onze ideeën voorgelegd aan veldpartijen. Dit jaar ontvangt u daarover
specifieke kamerbrieven, bijvoorbeeld over passende zorg in de langdurige zorg en
over kwaliteit en samenwerking in de medisch specialistische zorg. Op andere punten
beschrijven we onze inzet en ambitie. Daar gaan we mee aan de slag. Samen met de praktijk
en met de vertegenwoordigers van veldorganisaties, bijvoorbeeld door waar mogelijk,
afspraken te maken in het Integraal Zorgakkoord. En als het moet dan stellen we passende
regels of creëren we juist extra ruimte. Omdat het nodig is voor toegang tot hoge
kwaliteit van zorg voor iedereen.
Kwaliteit anno 2022
Kwaliteit gaat over het realiseren van waarden. De waarden die centraal staan en de
wijze waarop daar invulling aan werd gegeven, hebben de afgelopen decennia in de zorg
een flinke ontwikkeling doorgemaakt. Terwijl kwaliteit voorheen primair in professionele
termen werd geduid, kwam daar later het perspectief vanuit de cliënt of patiënt bij;
wat past in diens leven en levensfase, welke ondersteuning heeft iemand nodig in de
eigen context? Inmiddels dagen ook verschillende maatschappelijke waarden de zorg
uit om opnieuw te bezien hoe kwaliteit vorm krijgt. Bijvoorbeeld omdat de zorg een
fors aandeel heeft in de CO2-uitstoot en het gebruik van materialen en afvalproductie en het noodzakelijk is dat
te verminderen. Of als het gaat om de beschikbaarheid van zorgverleners; die is beperkt
en zal steeds meer krapte laten zien. Wederkerigheid tussen zorg en samenleving wordt
daarom cruciaal. Ouderen helpen bijvoorbeeld elkaar, maar kunnen ook van grote meerwaarde
zijn voor jongere generaties – en andersom. En ook andere ontwikkelingen vragen om
een nieuwe benadering van kwaliteit, met meer aandacht voor publieke waarden. Dat
werd ook aan de orde gesteld in het advies Samenwerken aan passende zorg
3– zie kader – van Zorginstituut Nederland (ZIN) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa).
Passende zorg accentueert dus nieuwe maatschappelijke waarden die op zichzelf van
belang zijn (ook vanuit het perspectief van toegankelijkheid en betaalbaarheid van
zorg), en die daarnaast mede invulling geven aan de maatschappelijke component als
onderdeel van het begrip kwaliteit van zorg.
Wat bedoelen we met passende zorg?
Passende Zorg richt zich – mede vanwege grote maatschappelijke uitdagingen – op gepast
gebruik van zorg én op noodzakelijke veranderingen in de organisatie van zorg. Het
is een overkoepelende term voor de beweging naar zorg die waarde gedreven is, die
samen met en rondom de patiënt tot stand komt, die de juiste zorg op de juiste plek
is en die gaat om gezondheid in plaats van ziekte. Passende Zorg is daarmee geen nieuw
programma, maar een katalysator voor bestaande programma’s en trajecten, zoals uitkomstgerichte
zorg, samen beslissen, juiste zorg op de juiste plek en zorgevaluatie en gepast gebruik.
Hierbij is de kern dat deze trajecten in samenwerking en vanuit wederzijds vertrouwen
worden doorgevoerd, met meer urgentie en minder vrijblijvendheid. Ook werken we vanuit
passende zorg aan het aanpassen van noodzakelijke randvoorwaarden in het stelsel.
We stippen hierna enkele thema’s aan waar de zorg zich toe zal moeten verhouden.
We weten en kunnen steeds meer......
De wetenschappelijke en medisch-technische ontwikkelingen gaan hard. Steeds vaker
kunnen mensen verder leven met (chronische) aandoeningen die voorheen wellicht fataal
waren geweest. We worden dan ook steeds ouder. Dat betekent ook dat het aantal mensen
dat een langer deel van hun leven zorg en ondersteuning nodig heeft, toeneemt. Zorg
thuis, of zorg in een zorginstelling. Inmiddels staat de technologie ook toe dat veel
van die zorg buiten de muren van de instelling mogelijk is, zoals het monitoren van
herstel na een hartoperatie. Voor de kwaliteit van leven is het van belang dat we
daar gebruik van maken. En de zorg naar de mensen toebrengen, in plaats van de mensen
naar de zorg.
...dat vraagt om meer maatwerk.
Het is niet altijd zo dat alles doen wat kan, ook het beste is voor een patiënt. Voor
chronische nierschade zijn verschillende manieren van dialyseren mogelijk, thuis of
in het ziekenhuis of de kliniek. Maar dialyseren vraagt ook veel van patiënten. Daarom
past een zo langdurig mogelijke conservatieve behandeling met begeleiding en bijvoorbeeld
een zoutarm dieet soms beter bij het leven en de voorkeuren van patiënten. Persoonlijke
mogelijkheden en behoeften wegen naast medische kenmerken mee in de keus die een patiënt
maakt over zijn behandeling. Als je nog maar een paar maanden te leven hebt wil je
misschien liever nog een mooie reis maken dan je leven misschien nog iets verlengen
maar tijdens die periode extra ziek zijn van een extra chemo. Soms is het humaner
om niet verder te behandelen en vooral kwalitatief goede palliatieve zorg te verlenen.
Het wordt dus juist naarmate er technisch meer mogelijk is, belangrijker scherper
af te wegen; wat is voor mij als patiënt nu echt belangrijk in deze fase van mijn
leven? Voor zorgverleners en aanbieders betekent dat meer samenwerking over de grenzen
van de eigen discipline, het team of de organisatie heen. Zorgvragen passen immers
vaak niet in één hokje.
Wat mensen belangrijk vinden in hun leven, wordt steeds diverser.
De samenleving wordt nog steeds diverser en individualiseert verder. Wat voor jou
passende zorg is, kan voor je buurman anders zijn. Vanwege de vergrijzing en het toenemende
aantal chronisch zieken komt comorbiditeit ook steeds vaker voor. Maatwerk en het
gesprek met patiënten, cliënten en hun naasten over hun behoeften is dus steeds belangrijker.
Dat vraagt van zorggebruikers dat zij zelf ook actief verantwoordelijkheid nemen,
deelnemen aan het gesprek over de zorg die ze krijgen, aangeven wat ze zelf nog willen
en kunnen, en wat voor hen van belang is in hun leven. Mensen moeten daar voldoende
voor toegerust worden en in de gelegenheid worden gesteld. Mensen die ziek zijn, zijn
vaak ook kwetsbaar en voelen zich afhankelijk van hun zorgverlener. Of het gesprek
is te moeilijk of te intensief. Juist dan moet een zorgverlener toegerust zijn om
het goede gesprek te voeren, de specifieke behoeften boven tafel te krijgen, om zorg
te bieden die daarbij past.
In de langdurige zorg krijgen cliënten zorg en ondersteuning – soms voor een kortere
periode, soms vanaf de geboorte – vaak 24 uur per dag. Aansluiten bij de wensen van
cliënten en hun naasten is dan extra belangrijk want de kwaliteit van zorg en ondersteuning
hangt hier nauw samen met de kwaliteit van leven. In het gemeentelijk domein van zorg
en welzijn staat deze aansluiting ook centraal en ook de IGJ zet daar in het toezicht
op in met persoonsgerichte zorg4. Zoals de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving constateert in het essay «Gezondheidsverschillen
voorbij»5, is een brede blik nodig om gezondheidsverschillen en daarmee samenhangende achterstanden
daadwerkelijk te verkleinen.
Houdbaarheid van de groei is eindig......
Op maatschappelijk niveau is de huidige groei van de zorg op termijn niet houdbaar.
Als deze doorgaat moet in 2060 meer dan één op de drie mensen in de zorg werken6. Dat is niet houdbaar; die mensen zijn er gewoon niet. Met de huidige personeelstekorten
is het al een flinke uitdaging om de zorgvraag adequaat te beantwoorden. En het zou
financieel ten koste gaan van andere maatschappelijk belangrijke investeringen, zoals
onderwijs, klimaat of defensie. We kunnen ons niet langer permitteren om zorg te leveren
uit gewoonte, omdat dat nu eenmaal altijd al zo ging, terwijl we niet weten of een
behandeling écht effect heeft. Ook moeten we vermijdbare schade en herstel voorkomen7, net als lange zoektochten van patiënten en cliënten voordat ze de juiste zorgverlener
hebben getroffen. De zorgverleners die er zijn moeten we optimaal inzetten. De zorg
moet er voor mensen écht toe doen, effectief zijn en dus aantoonbaar toegevoegde waarde
hebben. En zoals de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) aangeeft:
er zijn keuzes nodig om de groei van zorg weloverwogen te begrenzen8.
....en de maatschappelijke verschillen nemen toe, maar we hebben elkaar nodig.
Naast individualisering nemen sociaaleconomische verschillen in de samenleving nog
steeds toe en die hebben hun uitwerking ook op gezondheid. Je postcode en werk voorspellen
hoe lang je gezond kan leven9. Schuldenproblematiek en armoede leiden tot stress. Dat kan zich uiten in een slechtere
leefstijl, chronische aandoeningen of zelfs ongelukken waarmee mensen op de spoedeisende
hulp terecht komen. Zo wordt vaker een beroep op de zorg gedaan voor problemen die
oorspronkelijk vooral sociaal-maatschappelijk waren. Die vragen vertalen zich naar
de huisartsenzorg en de geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg. Schuldenproblematiek
en huisvestingsproblemen leiden tot meer mentale kwetsbaarheid en een groter beroep
op professionele zorg en ondersteuning. Om de maatschappelijke opgave breed aan te
kunnen is samenwerking over de domeinen heen dus cruciaal.
Gezondheidsvaardigheden, die we nodig hebben om informatie over zorg te begrijpen
en gezond te leven, bepalen steeds vaker of je je weg kan vinden in het zorgaanbod.
Grofweg één derde van de mensen heeft hier moeite mee. Dit terwijl gezondheidsproblemen
soms alleen gezamenlijk opgelost kunnen worden. De Covid pandemie is daar een goed
voorbeeld van.
Steeds meer verschillende bronnen van kennis, informatie en data ......
Een andere ontwikkeling is de toenemende beschikbaarheid van data en de steeds snellere
ontwikkeling van kennis door combinatie van data. Hierdoor kan informatie van gisteren
vandaag gebruikt worden in de spreekkamer. Kwaliteitsregistraties verzamelen en ontsluiten
in toenemende mate informatie over de kwaliteit van zorg, waardoor zorgverleners sneller
kunnen leren en verbeteren en zorg steeds meer op maat geleverd kan worden. Voor bijvoorbeeld
oncologische behandelingen ontstaat steeds meer gepersonaliseerde zorg, zelfs afgestemd
op het DNA profiel van de patiënt. Voor patiënten, zorgverleners en verzekeraars komt
stapsgewijs meer uitkomstinformatie beschikbaar over de impact van behandelingen op
de werkelijke kwaliteit van leven van patiënten. Hoe gaat het bijvoorbeeld met sporten,
met eventuele angsten, met seksualiteit na een operatie? En in de gehandicaptenzorg
kunnen data bijvoorbeeld helpen om interventies zoals vrijheidsbeperkende maatregelen
steeds gerichter in te zetten.
Via doelmatigheidsonderzoek ontstaat meer inzicht over wat echt werkt in de praktijk
of over de optimale organisatie van zorg. Wat werkt is niet meer alleen een vraag
voor zorgverleners; in toenemende mate kunnen we meewegen wat het effect van zorg
is op de ervaren kwaliteit van leven «in de echte wereld». Bij een grote verscheidenheid
aan mensen die ook meerdere aandoeningen tegelijk hebben. Ook in de langdurige zorg
kijken we steeds meer op die manier naar zorg die werkt.
.......maar de toepassing ervan vraagt meer regie.
De beschikbaarheid van data en kennis maakt het niet eenvoudig om die ook toe te passen.
Dat vraagt soms om het anders organiseren van zorg, om nieuwe taakverdelingen, scherpere
keuzes wie wat doet en soms ook moeilijke gesprekken. Ook is het efficiënt verzamelen
van gegevens en die omzetten in informatie waar bestuurders, burgers of zorgverleners
iets mee kúnnen, geen sinecure. In de gehandicaptenzorg (Gewoon Bijzonder) wordt er
al aan gewerkt om de schat aan informatie die er in data beschikbaar is, om te zetten
in kennis via kortdurend onderzoek. Andere sectoren vragen hierin om meer regie van
de overheid. Juist ook om te voorkomen dat administratieve lasten toenemen en te zorgen
dat gegevens maar één keer hoeven te worden geregistreerd en voor meerdere doelen
kunnen worden benut.
En ook de zorg moet zich verhouden tot duurzaamheid en crisisbestendigheid.
Juist voor een gezond leven is een gezonde omgeving van evident belang. Duurzaamheid
is één van de belangrijke maatschappelijke waarden waartoe de zorg zich anno 2022
zal moeten verhouden. Met het programma Duurzame zorg10 is door de inzet van veel partijen een beweging in gang gezet om de zorg te verduurzamen.
Dat is nodig, want de zorg is één van de grote vervuilende sectoren11. Inzetten op kwaliteit is een onmisbare impuls voor meer duurzame zorg; we voorkomen
onnodig werk en benutten we de beschikbare capaciteit en grondstoffen optimaal. Daarmee
dragen we bij aan kwaliteit van leven en aan duurzaamheid. De Covid pandemie heeft
laten zien hoe volksgezondheid en de manier waarop we omgaan met onze leefomgeving
nauw verweven zijn. De verandering van het klimaat zal op afzienbare termijn ook in
Nederland leiden tot een omgeving waarin zoönosen12 en vector-overdraagbare aandoeningen13 gedijen. Daarnaast heeft de pandemie het belang van crisisbestendigheid van de zorg
onderstreept. We bleken meer dan ooit direct van elkaar afhankelijk; de pandemie was
bij uitstek een gezondheidsprobleem dat we alleen gezamenlijk kunnen aanpakken. Ook
dit is een nieuwe ontwikkeling die moet worden meegewogen als we het hebben over kwaliteit.
Leidende principes bij de opgave
In het licht van de beschreven ontwikkelingen is het cruciaal én steeds meer mogelijk
dat we scherper kiezen voor zorg die aantoonbaar waarde toevoegt aan de kwaliteit
van leven. Aantoonbaar in brede zin; doordat een individuele cliënt in een gesprek
aangeeft dat zijn of haar welbevinden is gegroeid, door passend onderzoek, of door
patiënt gerapporteerde uitkomsten. Het gaat erom dat we ons afvragen of de zorg die
wordt geboden daadwerkelijk verschil maakt voor de cliënt en patiënt. Zorg die effectief
is, die aansluit bij de werkelijke behoefte en de leefwereld van de patiënt of cliënt,
en die zo is georganiseerd dat de beschikbare middelen en mankracht optimaal benut
worden. Dat vraagt, aansluitend bij het Coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77), om goed kijken naar wat werkt. Open gesprekken van zorgverleners met patiënten,
cliënten en hun naasten over hun werkelijke behoefte en situatie. Ruimte voor goede
begeleiding en bejegening, echt luisteren. Optimale samenwerking – ook met het sociale
domein en andere sectoren – en meer regie om de noodzakelijke randvoorwaarden op orde
te brengen. Goede zorg en ondersteuning moet er immers voor iedereen zijn. Waar je
ook je zorgvraag stelt, iedereen moet toegang hebben tot goede kwaliteit van zorg.
Om deze opgave te realiseren hebben we vijf leidende principes geformuleerd.
• Samenleving aan tafel
• Samenwerken met en rondom de patiënt
• Leren en verbeteren in dialoog
• Mensen in positie om gezond te leven
• Regie door de overheid
Deze principes dragen de richting van ons beleid. Er lopen veel programma’s en beleidstrajecten
die bijdragen aan de kwaliteit van zorg14. Het gaat er nu vooral om dat de aanpak van VWS zoveel mogelijk éénsgericht is met
deze principes als uitgangspunt, zodat onze inzet maximaal bijdraagt aan het beantwoorden
van de opgave waar we voor staan.
• Samenleving aan tafel
Standaarden voor «goede zorg» worden nu meestal geschreven door zorgverleners. Dat
gebeurt in steeds meer gevallen in afstemming met patiënten, cliënten en naasten.
Er kan in dit proces nog veel meer en beter gebruik gemaakt worden van de ervaringsdeskundigheid
die aanwezig is bij groepen patiënten, cliënten en naasten. Daarnaast is het – gezien
de grote maatschappelijke vraagstukken waar de zorg zich steeds meer toe moet verhouden
– van belang dat hier het perspectief van de samenleving als geheel bij vertegenwoordigd
is. Zodat waarden zoals doelmatigheid, vergroening, preventie en het tegengaan van
gezondheidsverschillen ook (meer dan nu) meewegen bij het formuleren van deze richtlijnen.
Zo is in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en Jeugdwet 2015 al
vastgelegd dat inwoners en betrokkenen actief meepraten bij het beleid en de uitvoering
ervan door gemeenten15. Dat is een helder principe, verankerd in wetgeving. Dit principe willen wij in het
hele zorgdomein verbreden en verbinden.
Omgekeerd betekent «de samenleving aan tafel» ook dat in het beleid op andere terreinen
(zoals infrastructuur, milieu, economie, arbeidsmarkt) of bij andere organisaties
(zoals onderwijs, woningcorporaties) de verbinding met ziekte en vooral gezondheid
sterker mag worden gelegd. Voor gezondheid en welzijn is de hele leefomgeving immers
van belang, en vice versa draagt een goede gezondheid bij aan bijvoorbeeld een actieve
deelname op de arbeidsmarkt en mentaal welbevinden.
Daarom gaan we:
– Organiseren dat het perspectief van burgers en de samenleving als geheel beter wordt
meegewogen bij beschrijvingen of normen wat «goede zorg» is. Dit sluit aan bij het
rapport «Burgers in de Boardroom» waarover ik u op 11 april 2022 informeerde16. We willen hierover in gesprek met het veld en we hebben het Zorginstituut gevraagd
dit idee mee te nemen bij de ontwikkeling van het kader passende zorg. Bij de advisering
over het pakket voor de zorgverzekeringswet (Zvw) en de wet langdurige zorg (Wlz)
moet de houdbaarheid van zorg en de betaalbaarheid voor verzekerden nadrukkelijker
op tafel liggen. Ook gaan we na hoe de zorg als sector meer transparantie kan betrachten,
bijvoorbeeld richting andere sectoren, om de stijgende kosten en de daarmee groeiende
druk op de publieke middelen te onderbouwen. En hoe burgers meer bewust en betrokken
kunnen worden bij afwegingen rondom zorgkosten en het beroep dat wordt gedaan op de
zorgsector;
– In gesprek met de IGJ en de NZa over het vervagen van de scheidslijnen tussen het
toezicht op de kwaliteit van zorg enerzijds en rechtmatigheid anderzijds. We zien
helaas in de praktijk schrijnende voorbeelden waarin een slechte bedrijfsvoering of
zorgfraude leidt tot zorgverwaarlozing. In het toezicht moeten de genoemde bredere
maatschappelijke waarden duidelijk verankerd zijn. We overleggen met IGJ en NZa in
hoeverre zij kunnen nagaan of dit een plaats heeft in het bestuur en interne toezicht
van zorgaanbieders en verzekeraars en hoe zij dat kunnen stimuleren;
– In overleg met andere departementen en maatschappelijke organisaties om de verbinding
met het thema gezondheid en welzijn hoger op de agenda te zetten. Daarbij kijken we
bijvoorbeeld naar de organisaties die betrokken zijn bij het manifest werkbehoud bij
ziekte17.
• Samenwerken met en rond de patiënt en cliënt
Kwaliteit van zorg betekent dat je bij een slechte gezondheid dichtbij en laagdrempelig
deskundig advies kan krijgen, maar kwaliteit betekent ook dat je voor een complexe
diagnose of behandeling terecht wilt bij de beste centra in Nederland. En kwaliteit
gaat niet alleen over het (verder) optimaliseren van individuele werkwijzen, maar
juist over het aanbrengen van meer synergie rondom de ontvanger van zorg. Door over
de grenzen van de eigen discipline, team of organisatie heen te werken. Patiënten
ervaren de gezondheidszorg per definitie vanuit een domeinoverstijgend perspectief.
Hun ervaring is van groot belang om invulling te kunnen geven aan goede en passende
zorg. In dat kader kunnen ook zelfhulpgroepen zoals in de provincie Limburg en Brabant
verder gestimuleerd worden en kan de formele zorg daar ook meer gebruik van maken.
Dit gaat ook over het idee van de juiste zorg op de juiste plek. En over de beweging
naar het voorkomen van zorg (leefstijlpreventie en een sterke sociale basis), het
vervangen van zorg (technologische en sociale innovatie) en het verplaatsen van zorg
(dichtbij mensen waar het kan, complexe zorg in effectieve netwerken). Bijna alle
zorgverleners is dit uit het hart gegrepen. Maar het is van belang dat de inkoop van
zorg, het toezicht, de bekostiging en faciliteiten zoals gegevensuitwisseling zoveel
mogelijk helpen om te komen tot optimale samenwerking. Uitkomstinformatie, informatie
over de kwaliteit van de geleverde zorg (leren en verbeteren) en samen beslissen kunnen
helpen om de zorg in een netwerk zo effectief mogelijk te organiseren en focus aan
te brengen op dat wat er voor de patiënt of cliënt echt toe doet. Met name de samenwerking
tussen het sociale domein en de zorg is van belang om (sociale) problemen op te lossen
voor ze groter worden. Niet alleen voor cliënten zelf, ook voor hun naasten die daardoor
minder belast kunnen worden. Waar mogelijk organiseren we dus zorg en ondersteuning
zo dicht mogelijk bij en met patiënten en cliënten, in samenwerking met naasten en
mantelzorgers.
Soms is het voor de borging van een kwaliteitsniveau van belang dat taken bij één
of een beperkt aantal organisatie(s) of zorgverlener(s) worden belegd. Kennis, ervaring,
de benodigde zorgapparatuur wordt dan gebundeld waardoor de kwaliteit kan toenemen.
Toegenomen specialisatie vraagt ook om duidelijker taakverdelingen en meer samenwerking.
Teamwerk wordt op alle niveaus belangrijker. Binnen één vakgroep of een multidisciplinair
zorgteam, door taakverdelingen binnen een regio waarbij gespecialiseerde medewerkers
flexibel worden ingezet en taken bij verschillende zorgaanbieders uitvoeren, of door
bepaalde behandelingen te concentreren bij een paar (landelijke) zorgaanbieders. VWS
kan hier op verschillende manieren in ondersteunen of indien nodig een regierol vervullen.
Voor minder specialistische zorg is het van belang dat zorgmedewerkers breder inzetbaar
zijn. Zodat patiënten beter worden geholpen door minder zorgverleners, omdat één zorgverlener
meerdere vaardigheden en competenties heeft.
Daarom gaan we:
– Een visie en aanpak uitwerken om zowel in de «cure» als de «care» handen en voeten
te geven aan specialisatie, teamwerk, samenwerking en waar nodig concentratie om de
kwaliteit op niveau te houden of te brengen. Bijvoorbeeld voor mensen die (ook soms
langdurig) complexe zorg nodig hebben, voor zeldzame aandoeningen. In aansluiting
bij de motie van de leden Ellemeet en Kuiken18 hierover ontvangt u onze aanpak voor de medisch specialistische zorg dit najaar;
– Met het veld bespreken hoe samenwerking kan worden ondersteund vanuit de beroepsgroepen,
bijvoorbeeld met richtlijnen en opleidingen, vanuit de verzekeraars, het toezicht
en door de overheid;
– In de toekomstagenda ggz die u toegezonden krijgt, specifiek aandacht besteden aan
de verbinding tussen zorg die wordt versterkt vanuit de Zvw enerzijds en het sociaal
domein anderzijds;
– De randvoorwaarden voor het gebruik van collectieve ervaringsdeskundigheid bij het
oplossen van de vraagstukken in de zorg verder verbeteren. Hiervoor investeren we
o.a. in een versterking van de patiënten- en gehandicaptenorganisaties zodat deze
organisaties ook beter tegemoet kunnen komen aan de noodzakelijke inbreng op terreinen
als passende zorg, JZOJP en de mogelijkheden om zoveel mogelijk onbeperkt mee te doen
aan de samenleving;
– We gaan door met het bevorderen van het beschikbaar komen van uitkomstinformatie.
Daarbij willen we primair focussen op daadwerkelijk registreren en gebruiken van uitkomstinformatie
in de dagelijkse praktijk. Zodat zorgverleners hun kwaliteit van handelen verder kunnen
verbeteren en het proces van samen beslissen van patiënt en zorgverlener over de best
passende behandeling wordt ondersteund. Ook gaan we het gedachtegoed van Uitkomstgerichte
zorg onderbrengen in programma’s in andere sectoren, zoals de eerste lijn en de langdurige
zorg;
– Samen met het veld werk maken van het doorontwikkelen van regiobeelden. De beweging
van de Juiste Zorg op de Juiste plek wordt breed gedragen in het veld. Regionale domeinoverstijgende
samenwerkingsverbanden zijn niet meer weg te denken en vormen een belangrijke hoeksteen
in deze veranderbeweging. Deze regiobeelden moeten inzicht geven in de opgaven en
plannen om gezamenlijk aan die opgaven te werken en verbinden tegelijkertijd de landelijke,
regionale en lokale niveaus;
– In gesprek met verzekeraars hoe samenwerking via de inkoop gestimuleerd en gefaciliteerd
kan worden. Het gaat immers niet alleen om de regiobeelden zelf, maar ook om de governance
van de Juiste Zorg op de Juiste Plek in de regio. Samenwerken in de regio moet minder
vrijblijvend worden. Ook kijken we hoe toezicht en bekostiging hieraan bij kunnen
dragen en wat daarvoor eventueel aan wet- en regelgeving moet worden aangepast. Of
waar wellicht beter moet worden uitgelegd welke mogelijkheden er nu al zijn. Bovendien
gaan we na hoe we inwoners kunnen ondersteunen actief deel te nemen aan gesprekken
over de meest passende zorg in de eigen omgeving;
– Met het veld kijken naar de toekomstbestendigheid van de wet BIG, om ook in de toekomst
de kwaliteit en veiligheid van de individuele gezondheidszorg te waarborgen en waar
mogelijk de flexibele inzet van medewerkers te vergroten. Steeds meer beroepen hebben
de wens om voorbehouden handelingen (zelfstandig of in opdrachtconstructie) uit te
voeren. Om zorg veilig en kwalitatief goed te houden en tegelijkertijd ook in het
kader van taakherschikking de uitgaven te beperken en aanbod van zorg te vergroten,
wordt het gebruik en de inzet van voorbehouden handelingen opnieuw bekeken. Ook in
het tuchtrecht kan het lerend effect verder worden benadrukt. De uitwerking van deze
vraagstukken wordt in samenspraak met het veld uitgedacht.
• Continu leren en verbeteren
De verschillende bronnen van (kwaliteits)informatie, zoals patiënt gerapporteerde
uitkomsten, helpen zorgverleners om scherper in beeld te krijgen wat het effect van
hun handelen is op de ervaren kwaliteit van leven van patiënten en cliënten. Het is
van belang dat zorgverleners voortdurend kunnen leren en verbeteren aan de hand van
die informatie, zoals bijvoorbeeld centraal staat in de kwaliteitskaders Verpleeghuiszorg
en Gehandicaptenzorg. En door eenvoudigweg in gesprek te zijn met patiënten, cliënten,
naasten en collega’s om van elkaar te leren en voortdurend de vraag te stellen of
de zorg past bij de werkelijke vraag. In ziekenhuizen en klinieken hebben bij uitstek
verpleegkundigen een goed beeld van de behoeften van patiënten én van de concrete
zorgactiviteiten en kunnen daarom een rol spelen bij het verbeteren van zorg.
Zorgverleners hebben een omgeving nodig die dit mogelijk maakt. Met een efficiënte
data- en kennisinfrastructuur. Met de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op het
zorgbeleid, en dus inzet op zeggenschap voor verpleegkundigen. Met voldoende organisatie-
en verandercapaciteit. Met minder administratieve lasten.
Een belangrijk aandachtspunt is het versterken van vakmanschap van verplegenden en
verzorgenden in alle sectoren. Dat moet hand in hand gaan met een veilige cultuur
van leren, verbeteren en professionaliseren. Bijvoorbeeld door op positieve wijze
te reflecteren op de dagelijkse praktijk in de ziekenhuiszorg, zoals in het programma
Safety-II, in het kader van patiëntveiligheid. En zo werken Skilz en Akwa aan het
ontwikkelen, beheren en onderhouden van standaarden, richtlijnen en kwaliteitsinstrumenten.
Vaak multidisciplinair en over de grenzen van domeinen heen. Dit helpt ook bij het
onderbouwen van zorginterventies en het schrappen van wat niet werkt. Het is in de
verpleeghuiszorg van belang over te stappen van de huidige personeelsnormen op normen
die gaan over de kwaliteit van leven van de oudere en aansluiten bij wat hij/zij wenst
en nodig heeft. In een brede en veilige cultuur van continu reflecteren, leren en
verbeteren. Daarover worden afspraken gemaakt in het programma Wonen, Ondersteuning
en Zorg voor Ouderen (WOZO) dat u voor de zomer ontvangt.
Ook over en weer kunnen de sectoren van elkaar leren. In de brief van de Staatssecretaris
van 13 mei 2022 over de hervormingen in de Jeugdzorg19 beschrijft hij het verbeteren van de kwaliteit en effectiviteit als één van de pijlers
van die hervorming. Tussen de sectoren bestaan grote overeenkomsten met betrekking
tot de ambities op kwaliteit, effectiviteit en de maatschappelijke uitdaging waarvoor
we gesteld staan. Binnen de jeugdzorg wordt bijvoorbeeld al meer gewerkt met ervaringsdeskundigheid
en het betrekken van de hele omgeving van de jongeren, zoals school en het netwerk.
Binnen de Zvw en Wlz bestaat meer kennis over kwaliteit en effectiviteit en wordt
die kennis ook meer toegepast. Binnen het domein van maatschappelijke ondersteuning
en langdurige zorg is de dialoog met cliënten en het aansluiten bij de werkelijke
zorgbehoefte sterk ontwikkeld in de dagelijkse praktijk. Bij de uitwerking van het
beleid worden de lessen uit de verschillende sectoren samengebracht. Gezien de ontwikkeling
naar zorg in netwerken en ketens, ligt het voor de hele zorg en bijvoorbeeld het sociale
domein voor de hand om ook in die netwerken het leren gezamenlijk vorm te geven, zodat
het leren van elkaar en samenwerking hand in hand gaat.
Daarom gaan we:
– In brede zin inzetten op de beschikbaarheid van uitkomstinformatie om specifieke en
genuanceerde beelden te ontwikkelen welke behandeling past in welke situatie en bij
welke patiënt. Door uitkomsten te registreren kunnen structuur- en procesindicatoren
vaker losgelaten worden en administratieve lasten verminderen;
– In 2022 u het wetsvoorstel kwaliteitsregistraties zorg aanbieden. Ook met informatie
uit kwaliteitsregistraties kunnen zorgverleners sneller leren en verbeteren. Het is
van belang dat kwaliteitsregistraties verder worden ontwikkeld en onderling verbonden
worden voor een aandoeningsbreed en multidisciplinair beeld van wat wanneer werkt.
Daarbij is gewenst dat ook informatie over dure geneesmiddelen meegenomen wordt zoals
nu bijvoorbeeld wordt verkend in het programma regie op registers;
– In overleg met het veld, het Zorginstituut en ZonMw over het versneld updaten van
richtlijnen. Kennis over wat wanneer voor wie goed werkt uit uitkomstinformatie, praktijkvariatie,
kwaliteitsregistraties en evaluatie- en doelmatigheidsonderzoek20 is relevant voor het (versneld) updaten van richtlijnen. We verwachten dat die richtlijnen
ook snel worden geïmplementeerd en dat zorgverleners open staan om hier voortdurend
over te leren en hun werkwijzen te verbeteren. Kennis over wat werkt kan niet meer
vrijblijvend zijn21;
– Inventariseren hoe de uitkomsten van evaluatieonderzoek meer systematisch geïmplementeerd
kunnen worden in de zorgpraktijk. Ook gaan we na hoe een verbinding kan worden gelegd
tussen kennis over wat werkt en pakketbeheer. Daarover ontvangt u rond de zomer een
brief. In de afgelopen jaren is, bijvoorbeeld via het programma Zorgevaluatie en Gepast
Gebruik, ingezet op het systematisch agenderen en evalueren van deze zorg, en op het
implementeren van de uitkomsten hiervan in de zorgpraktijk. Hiermee zijn al mooie
stappen gezet. Tegelijkertijd vraagt dit ook vanuit overheidswege aanvullende inzet;
– Zorgen dat de ervaren administratieve lasten afnemen en voorkomen dat het leren van
elkaar vooral op de lange termijn gericht is. Door waar mogelijk «automatische» registratie
en hergebruik van data te realiseren zodat dit geen extra handelingen van zorgprofessionals
vraagt. Door de aansluiting met landelijke programma’s rond gegevensuitwisseling te
intensiveren. Om zorgaanbieders en zorgverleners te ondersteunen bij het leren en
verbeteren aan de hand van uitkomstinformatie dient de benodigde gegevensuitwisseling
op orde te zijn. En door naast het leren van elkaar ook nu al werk te maken van het
«sturen aan de voorkant» op kwaliteit, met bijvoorbeeld netwerkzorg in de oncologie
en werk te maken van minimumnormen om de kwaliteit te verbeteren. Dit beschrijven
we onder de principes «Samenwerking met en rondom de patiënt/cliënt» en «Regie door
de overheid».
– We gaan in overleg met werkgevers, de toezichthouders en verzekeraars hoe zij (nog
meer) kunnen stimuleren tot een veilige leercultuur en daar tijd en ruimte voor kunnen
(helpen) creëren;
– In het programma «Wonen, ondersteuning en zorg voor ouderen» (WOZO) optimaliseren
we de systematiek voor het werken aan kwaliteit en leggen we meer focus op werkwijzen
die het verschil maken voor de zorgvrager. We werken aan de doorontwikkeling van de
kwaliteitskaders verpleeghuiszorg en gehandicaptenzorg waar leren en verbeteren een
belangrijke plaats inneemt, mogelijk met gebruik van uitkomstinformatie over de kwaliteit
van leven. Intervisie en reflecteren zijn hierbij belangrijke aandachtspunten.
• Mensen in positie
Het klinkt paradoxaal, maar voor de toegang tot goede zorg voor iedereen zullen we
meer moeten focussen op gezondheid en welzijn en minder op het behandelen van ziekten.
We leven langer. Ziek zijn is daarin voor veel mensen «slechts» een fase. Het voorkomen
van ziekte en van verslechtering bij chronische aandoeningen is de beste manier om
te werken aan onze gezondheid en welzijn. Net als zoveel mogelijk meedoen in de samenleving,
ook mét een beperking. Zorg gaat dus steeds minder om het «oplossen van het probleem»
en steeds meer om het stimuleren van en begeleiden bij een goed en gezond leven en
welzijn. Mensen zijn daarbij zelf de expert en – waar mogelijk, eventueel met hun
naasten – regievoerder over hun leven. Dat betekent overigens ook dat mensen een bewuste
afweging maken wanneer ze een beroep doen op de expertise en tijd van zorgverleners.
Zodat zij hun tijd kunnen besteden waar die echt nodig is en investeren in het verder
verbeteren van de kwaliteit.
De inzet op preventie ondersteunt mensen om meer te sporten en gezonder te leven.
Daarmee kan bijvoorbeeld worden voorkomen dat een bezoek aan de spoedeisende hulp
of crisisopname in het verpleeghuis nodig is. Denk ook aan valpreventie of aan infectiepreventie.
Om mensen in positie te brengen moeten ze mee kunnen beslissen over de zorg die ze
krijgen. Aan de hand van transparante informatie over de kwaliteit van verschillende
aanbieders22. Die informatie moet dan ook voor iedereen begrijpelijk zijn. Ook voor mensen met
beperkte gezondheidsvaardigheden.
In de kwaliteitskaders verpleeghuiszorg en gehandicaptenzorg (en de doorontwikkeling
ervan) is persoonsgerichte zorg en het aansluiten bij individuele behoeften het uitgangspunt.
In de langdurige zorg wordt hier continu aan gewerkt in dialoog met de cliënt en zijn
of haar naasten. Om het deelnemen aan de samenleving te ondersteunen, heeft VWS drie
brancheopleidingen laten ontwikkelen die cliënten kunnen volgen en die uitzicht geven
op een (betaalde) baan. En mensen die langdurig zorg nodig hebben, kunnen nog steeds
actief onderdeel uitmaken van de samenleving, zoals ook genoemd in het VN verdrag.
Bijvoorbeeld in woonvormen waarbij ouderen en kwetsbare jongeren elkaar helpen. Dit
geldt zowel voor cliënten als hun naasten. Hiervoor is het belangrijk dat de samenleving
kennis maakt met de grote diversiteit aan cliënten die de langdurige zorg ontvangt.
Er heerst nog te vaak een stigma op mensen met een langdurige zorgvraag; dat staat
meedoen in de samenleving in de weg.
Daarom gaan we:
– Bij de ontwikkeling van beleid nadrukkelijker inwoners, patiënten, cliënten en naasten
betrekken zodat zij actiever mee kunnen praten aan de voorkant. We richten hiervoor
een platform in en organiseren de dialoog in (publieks)conferenties en uitwisselingsbijeenkomsten
over de toekomstige kwaliteit van zorg. Ook de inzet van een burgerforum vormt hiervoor
een mogelijkheid. Bij deze dialoog komt eveneens aan de orde hoe mensen beter kunnen
afwegen of en hoe ze een beroep moeten doen op de beperkte zorgcapaciteit;
– Met het veld afspraken maken over hoe informatie over de kwaliteit van zorg veel makkelijker
te vinden is en breder transparant worden gemaakt. In 2025 moet in de medisch specialistische
zorg voor 50% van de ziektelast uitkomstinformatie transparant beschikbaar zijn in
het kader van samen beslissen23;
– De inzet voor samen beslissen voortzetten, ook als onderdeel van de volgende fase
van het programma Uitkomstgerichte zorg en in de langdurige zorg. We gaan we met zorginkopers
en zorgaanbieders na hoe de inzet op samen beslissen meer lonend kan zijn voor zorgaanbieders
en zorgverleners;
– In gesprek met veld over de aanpak om het ook voor mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden
mogelijk te maken dat zij zorg krijgen die aansluit bij de behoeften. Een verkennend
onderzoek24 naar de aanpak van gezondheidsvaardigheden schat een verlies van 10.000 gezonde levensjaren
en 300 miljoen euro per jaar als gevolg van een mismatch tussen het zorgsysteem en
de gezondheidsvaardigheden van de bevolking. We bespreken de aanbevelingen van het
onderzoek met het veld om te komen tot adequate gezamenlijke aanpak en informeren
u hierover in het najaar.
• Regie door de overheid
Zoals gezegd is er naast een professioneel en cliëntperspectief op kwaliteit een perspectief
vanuit de samenleving als geheel. Maatschappelijke ontwikkelingen vragen om een gedeeltelijke
herijking van de invulling van het begrip kwaliteit in de zorg. We staan voor de uitdaging
om voor steeds meer mensen met steeds meer zorgvragen de zorg zo te organiseren dat
die toegankelijk en betaalbaar blijft én de kwaliteit op niveau blijft. Daar is regie
of ondersteuning van de overheid bij nodig. Wij vragen leiderschap van de zorgaanbieders
en zorgverleners om dat te doen wat nodig is om patiënten goede zorg te bieden. Maar
op randvoorwaardelijke onderwerpen zoals gegevensuitwisseling, inzicht in kwaliteitsinformatie
en het gepast gebruik van zorg is actieve inzet van de overheid nodig om bindende
afspraken te maken, knopen door te hakken en om de benodigde faciliteiten op orde
te brengen. Door verwachtingen te formuleren, zoals dat het leren en verbeteren niet
alleen in het eigen team, maar ook in een netwerk van zorgaanbieders georganiseerd
wordt, appelleren we aan de professionele verantwoordelijkheid.
Het betekent ook dat we het de zorgverlener en zorgbestuurder waar mogelijk makkelijker
moeten maken. Met meer ruimte en minder regeldruk. Met minder programma’s en meer
samenwerking tussen de programma’s, met minder bestuurlijke drukte en meer consistentie.
Maar wanneer het veld onvoldoende voortgang boekt kan de overheid versnelling aanbrengen,
door bijvoorbeeld het veld nadrukkelijker te bewegen tot het formuleren van normen
voor kwaliteit en waar nodig concentratie van zorg. Ook de regie vanuit de overheid
is niet vrijblijvend.
We formuleren hier vooral waar VWS zelf voor aan de lat staat als het gaat om regie.
Uiteraard betekent dit ook iets voor de rolvervulling van andere organisaties en actoren
en het professioneel leiderschap in de sector. Daarover gaan we de komende tijd in
gesprek.
Daarom gaan we:
– Werk maken van enkele prioritaire aandachtgebieden waar Nederland aantoonbaar niet
de beste zorg levert, waarover we afspraken maken met het veld. Het realiseren van
die afspraken faciliteren we vanuit de overheid waar we kunnen, maar we vragen ook
een extra inzet van de sector op deze onderwerpen. Met als doel toegang tot goede
zorg voor iedereen. Waar dat nuttig is verbinden we dit met de aanpak voor samenwerking
en concentratie in de medisch specialistische zorg, waarover we u zoals vermeld na
de zomer nader informeren;
– In overleg met het veld over het versterken van de samenhang en het verminderen van
de vrijblijvendheid in de kwaliteitscyclus van kwaliteitsinstrumenten zoals kwaliteitskaders,
richtlijnen, uitkomstensets, kwaliteitsregistraties, keuzehulpen. We zijn in overleg
met het Zorginstituut om waar nodig de taken en bevoegdheden van het Zorginstituut
aan te scherpen;
– Daarmee hangt samen dat we in overleg gaan met het veld over het versterken van de
samenhang tussen de verschillende trajecten en programma’s over kwaliteit, bijvoorbeeld
in één bestuurlijk overleg per domein of sector;
– Aan de hand van casussen uit het veld in overleg met ZiNL, NZa en IGJ en gemeenten
om concreet belemmeringen weg te nemen voor het realiseren van zorg volgens de geformuleerde
principes;
– Werk maken van het versnellen van de kennisontwikkeling over wat wel en niet effectieve
zorg is;
– De inzet om de juiste informatie op de juiste plek te krijgen intensiveren. Gegevensuitwisseling
in het kader van uitkomstgerichte zorg, het leren en verbeteren op basis van kwaliteitsregistraties,
samenwerking in zorgnetwerken en zo meer is cruciaal.
Tot slot
Kwaliteit staat centraal in de aanpak van de maatschappelijke opgaven. Kwaliteit is
wat zorgvragers nodig hebben en kwaliteit is wat zorgverleners passioneert. Een win-win
situatie. Maar de praktijk is weerbarstig gebleken. We zijn in Nederland goed in het
formuleren van voornemens en het opzetten van nieuwe initiatieven, maar in de praktijk
ervaren zorgverleners en patiënten niet altijd de beloofde win-win. We willen in de
uitwerking van deze visie daarom dicht bij de praktijk blijven. In de praktijk de
verhalen ophalen en delen. En bijsturen op basis van die verhalen. Dat is actief omzien
naar elkaar. Daar staan we voor.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.J. Kuipers
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder
Reactie op motie Bergkamp en Veldman met betrekking tot richtlijnen
De gewijzigde motie van de leden Bergkamp en Veldman25 doet het verzoek met de medische beroepsgroepen een geschikt model uit te werken
waarin richtlijnen doorlopend worden geactualiseerd en richtlijnen explicieter benoemen
welke zorg niet of maar zelden effectief is. Op grond van de Wet kwaliteit, klachten
en geschillen zorg zijn zorgaanbieders zelf verantwoordelijk voor het leveren van
goede zorg. Aan goede zorg worden voorwaarden gesteld, waaronder de veiligheid, doeltreffendheid,
doelmatigheid en cliëntgerichtheid van die zorg, waarbij zorgaanbieders en zorgverleners
handelen overeenkomstig de professionele standaard en kwaliteitstandaarden. Richtlijnen
kunnen zowel onderdeel zijn van de professionele standaard, die door de beroepsgroep
zelf wordt opgesteld, als een kwaliteitsstandaard zijn die door tripartiete partijen
wordt voorgedragen en opgenomen in het register van het Zorginstituut. Richtlijnen
zijn documenten bestaande uit een set van aanbevelingen, adviezen en handelingsinstructies
ter ondersteuning van de besluitvorming van de professionals in de zorg en patiënten/cliënten,
evidence-based en gericht op het expliciteren van doeltreffend en doelmatig handelen.
De AQUA-Leidraad (AQUA-Leidraad (voorheen Leidraad voor kwaliteitsstandaarden) | Zorginzicht) geeft partijen in de zorg aandachtspunten en overwegingen voor de ontwikkeling,
herziening en implementatie van beschrijvingen voor het leveren van goede zorg.
Bij de medisch-specialistische zorg gaat het om een groot aantal medisch specialistische
richtlijnen (ca. 650 met in totaal ongeveer 12–15.000 modules) waarbij door de snelle
ontwikkelingen binnen die zorg doorlopende actualisatie nodig is. Hiertoe werken medische
beroepsgroepen met een model waarbij de richtlijnen op onderdelen (zogenaamde modules)
worden geactualiseerd in plaats van dat de richtlijn in zijn geheel moet worden herzien.
Een module gaat bijvoorbeeld over een vraag naar de waarde van een interventie voor
een bepaalde patiëntengroep, inclusief de beoordeling van de bijbehorende evidentie.
Een module kan ook een gezamenlijke module met andere beroepsgroepen zijn over het
doorverwijzen en terugverwijzen. Om de doorlopende actualisatie in een continu proces
te realiseren wordt voor de medisch specialistische richtlijnen gewerkt met multidisciplinaire
werkgroepen rondom bepaalde thema’s of ziektebeelden (zogenaamde clusters). Een belangrijke
taak van deze werkgroepen is om binnen de maatschappelijke opgaven en publieke kaders
met de betrokken wetenschappelijke verenigingen en patiëntenorganisaties op een overzichtelijke
manier te bepalen welke modules moeten worden geactualiseerd en daarin een prioritering
aan te brengen. Die prioritering is nodig gezien de beperkte middelen (budgetten en
menskracht) en het grote aantal modules dat jaarlijks actueel moet worden gehouden.
Richtlijnen in de medisch-specialistische zorg benoemen nu al expliciet welke zorg
niet of maar zelden effectief is. In de richtlijnen wordt op een transparante wijze
(via de internationale GRADE systematiek) de wetenschappelijke evidentie voor een
bepaalde interventie (diagnostiek of behandeling) beoordeeld. Op grond van deze beoordeling
en overige overwegingen zoals kosten, klinische expertise en het patiëntperspectief,
kunnen aanbevelingen in de richtlijn bepaalde zorg ontraden, maar ook specifieke indicaties
benoemen voor wie bepaalde zorg effectief is.
Met het Versnellingsprogramma Duidingen (VIMP – Versnellingsprogramma Duidingen – project 1 – ZonMw) wordt door het Kennisinstituut van de Federatie in samenwerking met Cochrane Nederland
onderzocht of voor individuele modules een pragmatische aanpak mogelijk is om de richtlijnherziening
na afronding van een zorgevaluatie in ieder geval binnen één jaar te realiseren. Daarmee
ontstaat voor zorgverleners een continu cyclus van leren en verbeteren die de effectiviteit
van de zorg verhoogt, de zorgkwaliteit voor patiënten verbetert en ook de groei van
de zorguitgaven beperkt.
Met het hiervoor genoemde model, zie ik de motie Bergkamp en Veldman als afgedaan.
Daarbij vind ik het vanuit patiëntperspectief een waardevolle ontwikkeling dat vanuit
aanpalende beroepsgroepen modules kunnen worden toegevoegd zodat er voor zowel de
zorgprofessional als de zorggebruiker een totaalbeeld is bij een bepaalde aandoening
en ook juiste verwijzing plaatsvindt. Het is voor de patiënt essentieel dat richtlijnen
van de verschillende sectoren op elkaar aansluiten. Als in een richtlijn bijvoorbeeld
wordt aanbevolen dat een patiënt met een bepaald type knieletsel niet geopereerd hoeft
te worden, is het van belang dat ook beschreven staat hoe deze patiënt dan wél begeleid
moet worden om van zijn klacht af te komen of hoe hij hiermee om moet gaan. Ik verwacht
van de verschillende beroepsgroepen dat zij bij het beschrijven van goede zorg hierin
hun verantwoordelijkheid nemen voor hun patiënten.
Reactie op de motie Ellemeet en Van den Berg met betrekking tot onderzoek
Naast de gewijzigde motie van de leden Bergkamp en Veldman heeft uw Kamer in de motie
Ellemeet en Van den Berg26 verzocht om een werkwijze te ontwerpen waarbij niet bewezen effectieve zorg in een
onderzoeksetting wordt geleverd. Structureel en gedegen onderzoek naar de effectiviteit
van zorg is essentieel voor de snelle actualisatie van richtlijnen en het expliciet
benoemen van de mate van effectiviteit. Andersom moet kennis over effectiviteit van
zorg daadwerkelijk landen in de werkwijze van zorgmedewerkers om impact te hebben
in de praktijk. De in motie Ellemeet en Van der Berg gevraagde werkwijze werk ik uit
binnen de bredere aanpak van pakketbeheer in het kader van passende zorg. Hierbij
onderzoek ik op welke manier zorg voor effectiviteitsonderzoek dient te worden geagendeerd
en geprioriteerd. Ook werk ik uit op welke wijze de aanspraak op en levering van zorg
kan worden gekoppeld – al dan niet wettelijk – aan het uit te voeren onderzoek. Ten
slotte zal ik bezien welke aanvullende inzet benodigd is om de uitkomsten van effectiviteitsonderzoek
daadwerkelijk te implementeren.
Aanvullend op het bovenstaande werk ik binnen deze bredere aanpak eveneens uit hoe
de toets op het basispakket verbeterd en verbreed kan worden. Conform ik eerder aan
u heb toegezegd, zal ik u rond de zomer in een Kamerbrief nader over deze aanpak informeren.
Indieners
-
Indiener
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Medeindiener
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport