Brief verkenner : Aanbieding verslag van de verkenner, dhr. Koolmees, ten behoeve van het debat over de verkiezingsuitslag
36 848 Kabinetsformatie 2025
Nr. 2
BRIEF VAN DE VERKENNER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 november 2025
Hierbij bied ik u het eindverslag aan van mijn werkzaamheden als verkenner.
Hoogachtend,
W. Koolmees Verkenner
Eindverslag verkenner
Procedure
De Voorzitter van de Tweede Kamer heeft mij op dinsdag 4 november jl. gevraagd een
verkenning te verrichten en hierover ten behoeve van het debat van de Tweede Kamer
op 13 november over de verkiezingsuitslag verslag uit te brengen1.
Op woensdag 5 november en donderdag 6 november heb ik vertegenwoordigers van alle
vijftien naar verwachting verkozen partijen ontvangen. In deze gesprekken heb ik mijn
werkwijze toegelicht, kennis genomen van hun (schriftelijke en mondelinge) standpunten
en hierover vragen gesteld. De door hen overhandigde brieven zijn samen met de geautoriseerde
samenvattingen van de gevoerde gesprekken als bijlagen bij dit verslag opgenomen.
Nadat de eerste gespreksronde heeft plaatsgevonden, heb ik op vrijdag 7 november en
maandag 10 november verdiepende gesprekken gevoerd met een aantal vertegenwoordigers
om inhoudelijke posities en standpunten verder te verhelderen. Het navolgende overzicht
van standpunten is gebaseerd op de brieven en gesprekken met de vijftien vertegenwoordigers
voor zover deze bij de verschillende onderwerpen een standpunt kenbaar maakten.
1. Interpretatie uitslag verkiezingen
Alle fractievoorzitters2 benoemen het belang van het snel vormen van een stabiel landsbestuur. Sinds 2021
zijn al drie keer verkiezingen voor de Tweede Kamer gehouden. In verschillende gesprekken
is gewezen op het historisch lage vertrouwen dat Nederlanders hebben in de politiek.
De voorspelbaarheid en betrouwbaarheid van het regeringsbeleid staan door de kort
op elkaar volgende verkiezingen onder druk. Mensen weten steeds minder goed waar zij
aan toe zijn. Dit leidt tot onvrede en teleurstelling. Ook voor ondernemers is de
onzekerheid toegenomen. Dit heeft negatieve gevolgen voor onder meer het investerings-
en vestigingsklimaat in Nederland.
Uit de uitslag van de verkiezingen blijkt dat een groot aantal kiezers op een andere
partij heeft gestemd dan bij de verkiezingen in 2023. De partijen D66, CDA, JA21,
FVD en 50PLUS hebben samen 44 zetels gewonnen. Daartegenover staat het verlies van
44 zetels bij de partijen NSC, PVV, GroenLinks-PvdA, BBB, SP, VVD en Volt.
De huidige demissionaire regering van VVD en BBB berust op een erg smalle basis van
26 zetels. Het is daarom volgens partijen belangrijk dat op een zo kort mogelijke
termijn een stabiel kabinet aantreedt dat kan rekenen op voldoende steun in het parlement
om de grote problemen die de afgelopen jaren zijn blijven liggen, op te lossen. Er
bestaat een grote mate van overeenstemming over welke deze problemen zijn.
Een brede meerderheid noemt als opdracht voor de aankomende kabinetsperiode het investeren
in het woningaanbod en de aanpak van natuurherstel, stikstof en een toekomstbestendige
landbouw, het nemen van asielmaatregelen, grip krijgen op migratie, investeringen
in defensie en veiligheid, investeringen in energiezekerheid en klimaat en het verbeteren
van het investeringsklimaat voor bedrijven en ondernemers.
2. Richting kabinetsformatie
Er lijkt in de nieuwe Tweede Kamer brede steun voor een coalitie met in ieder geval
de partijen D66 en CDA. Deze partijen hebben samen 30 zetels gewonnen en zijn daarmee
de grootste winnaars van de verkiezingen. Dit gaat samen met brede steun voor deelname
van de VVD aan deze coalitie. Deze drie partijen beschikken samen over 66 zetels in
de Tweede Kamer. Om tot een meerderheid te komen van meer dan 75 zetels is deelname
van een of meer andere partijen noodzakelijk.
De fractie van D66 adviseert een coalitie van D66, VVD, GroenLinks-PvdA en CDA verder
te verkennen. D66 acht deze variant passend bij de verkiezingsuitslag. Een coalitie
van D66 met drie partijen ter rechterzijde van D66, bestaande uit D66, VVD, CDA en
JA21, kan niet op een meerderheid in de Tweede Kamer rekenen en heeft gelet op de
programmatische afstand niet de voorkeur. D66 noemt ook de mogelijkheid van een meerderheidscoalitie
bestaande uit D66, GroenLinks-PvdA, CDA, JA21 en CU. Wat betreft de VVD bestaat een
volgend kabinet in ieder geval uit de partijen D66, VVD, CDA en JA21. Deze partijen
moeten volgens de VVD snel om tafel gaan om een regeerakkoord op te stellen. De fractie
van GroenLinks-PvdA kijkt naar D66 om te bepalen hoe op de kortst mogelijke termijn
een daadkrachtig kabinet kan worden gevormd onder leiding van een progressieve premier.
GroenLinks-PvdA geeft de voorkeur aan de vorming van een meerderheidskabinet dat kan
rekenen op ruime steun in de Tweede Kamer, en in staat is tot een vruchtbare samenwerking
met de Eerste Kamer. Het CDA hecht aan de totstandkoming van een nieuw kabinet op
een zo kort mogelijke termijn. Het CDA ziet verschillende mogelijkheden om tot een
stabiele samenwerking in een coalitie te komen. Te denken is onder meer aan: D66,
VVD, CDA en JA21 al dan niet met een vijfde partij of aan: D66, GL-PvdA, VVD en CDA
of aan: D66, GL-PvdA, CDA, JA21 en CU. In een volgende fase moet volgens het CDA gezocht
worden naar een gezamenlijke agenda van mogelijke coalitiepartners. De fractie van
JA21 adviseert de vorming van een stabiel centrumrechts kabinet dat kan steunen op
een meerderheid in de Tweede Kamer.
De partijen PVV en FVD zijn bereid tot coalitieonderhandelingen en deelname aan een
kabinet. Als de PVV door andere partijen wordt uitgesloten dan gaat de PVV oppositie
voeren. De PVV is niet bereid een kabinet te gedogen waar zij geen deel van uitmaakt.
De fractie van FVD is wel bereid tot gedoogsteun of andere vormen van samenwerkingsafspraken
mits op basis van inhoud. De partijen PVV en FVD worden echter door een meerderheid
van de partijen uitgesloten. D66, GroenLinks-PvdA, CDA, PvdD, CU, DENK, SP en Volt
sluiten de partijen PVV en FVD van samenwerking uit vanwege voornemens en uitingen
die zij in strijd achten met de uitgangspunten van de democratische rechtsstaat. De
VVD sluit de PVV uit van een coalitie en zal een coalitie waar de PVV deel van uit
maakt niet steunen. De partijen JA21, BBB, SGP en 50PLUS sluiten geen enkele andere
partij uit en stellen voor de PVV te betrekken bij de onderhandelingen over een nieuw
kabinet. De fractie van BBB benoemt in dit kader ook FVD te betrekken bij de kabinetsformatie.
Een ruime meerderheid van 99 zetels sluit samenwerking met de PVV in deze verkenningsfase
uit. Samenwerking met FVD wordt door een meerderheid van 77 zetels in deze verkenningsfase
uitgesloten.
De VVD acht samenwerking in een coalitie met GroenLinks-PvdA uitgesloten op grond
van inhoudelijke en politieke verschillen met die partij. De fractie van GroenLinks-PvdA
sluit de VVD niet uit en is bereid om inhoudelijke onderhandelingen aan te gaan met
de VVD.
De fractie van BBB stelt zich in deze fase bescheiden op en geeft aan nu niet beschikbaar
te zijn voor deelname aan een coalitie of gedoogconstructie. BBB adviseert te onderzoeken
of met centrumrechtse partijen een coalitie kan worden gevormd. De opdracht voor een
nieuw kabinet is het voortzetten van de ingeslagen weg van het huidige kabinet op
de belangrijke onderwerpen: stikstofbeleid waaronder het invoeren van de rekenkundige
ondergrens, een toekomst voor boeren en jonge boeren, aandacht voor voedselzekerheid,
het schrappen van de regeldruk voor ondernemers, een streng asiel en migratiebeleid,
de hersteloperaties voor Groningen en Toeslagen en de voorgenomen meer dan halvering
van het eigen risico in de zorg. Voorstellen voor het onteigenen van landbouwgrond
op basis van stikstof zal BBB niet steunen.
De fracties van ChristenUnie en SGP geven aan in het licht van de verkiezingsuitslag
niet deel te nemen aan een coalitie en kabinet. Deze partijen stellen zich constructief
op en zullen voorstellen op de inhoud beoordelen. In relatie tot steun aan een kabinet
wijzen de ChristenUnie en SGP op het grote belang dat partijen hechten aan de klassieke
grondrechten en vrijheden van mensen en de bescherming van het ongeboren leven en
andere medisch ethische vraagstukken. Eventuele voornemens van een kabinet om op deze
onderwerpen wijzigingen of verruimingen aan te brengen zullen van negatieve invloed
zijn op de houding van deze fracties richting een kabinet. De SGP benoemt verder dat
een koerswijziging op het gebied van natuurherstel en stikstof ten opzichte van het
huidige kabinetsbeleid van invloed kan zijn op de houding die de SGP aanneemt richting
een nieuw kabinet.
De fractie van de SP heeft geen voorkeur voor een specifieke coalitie, wel voor het
bij elkaar brengen van partijen langs de lijnen van de inhoud. Deelname van de SP
aan een coalitie ligt – gegeven het verkiezingsresultaat – niet voor de hand. De SP
zal plannen van een kabinet vanuit de oppositie op merites beoordelen. De SP is voorstander
van een klassieke verhouding tussen een meerderheidscoalitie en een oppositie en ziet
dan ook geen reden een minderheidscoalitie te onderzoeken.
De Partij voor de Dieren wijst er op dat bezinning op het belang van de democratische
rechtstaat allereerst noodzakelijk is. De fractie is bereid tot samenwerking met partijen
die de democratische rechtstaat respecteren en een groen programma steunen. Naar het
oordeel van de PvdD sluiten partijen die zich niet houden aan de grenzen van de democratische
rechtstaat zichzelf uit van samenwerking met de PvdD. Voor dergelijke partijen zou
geen plaats moeten zijn in enige regeringscoalitie.
De fractie van DENK is voorstander van het zoeken van meerderheden met een zo progressief
mogelijke combinatie van partijen. Als er daarbij een beroep wordt gedaan op DENK
is zij bereid verantwoordelijkheid te nemen in het landsbestuur mits zij hiermee voldoende
van haar idealen kan realiseren en mits alle coalitiepartijen de rechtstaat onderschrijven,
discriminatie in alle vormen afwijzen en Israël niet onbestraft laten. Een (minderheids)coalitie
over (centrum)rechts zal de fractie van DENK niet steunen. Een eventuele andere minderheidscoalitie
zal de fractie van DENK beoordelen op inhoud.
De fractie van 50PLUS spreekt de voorkeur uit voor de vorming van een «motorblok»
door de partijen D66, VVD en CDA waarna verder kan worden bezien hoe en door welke
partijen voorstellen gesteund kunnen worden. De fractie van 50PLUS sluit geen enkele
andere partij bij voorbaat uit. Een minderheidskabinet kan tot de mogelijkheden behoren.
Voor 50PLUS is het denkbaar dat zij deelneemt aan een meerderheidsregering, als een
vaste gedoogpartner van een minderheidsregering of in de positie van constructieve
oppositie. 50PLUS zal niet als partij deelnemen aan een minderheidskabinet.
De fractie Volt spreekt de hoop uit dat D66, GL-PvdA, VVD en CDA met elkaar in gesprek
gaan. Ten aanzien van een coalitie van D66, VVD, CDA en JA21 constateert Volt dat
het behalve aan een meerderheid mogelijk ook ontbreekt aan gemeenschappelijk standpunten.
Een minderheidscoalitie acht Volt complex onder meer omdat het realiseren van de noodzakelijke
steun per onderwerp moeilijk te verwezenlijken is. Met een kabinet met JA21 acht Volt
de kans op overeenstemming nihil.
3. Mogelijkheden voor politieke samenwerking in een te vormen kabinet
Uit de verkenning komt geen eenduidig beeld naar voren over welke partijen samen een
meerderheidscombinatie kunnen vormen. Een ruime meerderheid van de partijen adviseert
een coalitie waar ten minste D66, CDA en VVD deel van uitmaken. Over welke partijen
deze combinatie aan een meerderheid in de Tweede Kamer kunnen helpen verschillen de
meningen. D66 heeft een voorkeur voor een meerderheid met GroenLinks-PvdA en VVD.
De VVD heeft een voorkeur voor een combinatie met JA21 en sluit samenwerking met GroenLinks-PvdA
uit. Het CDA en JA21 hebben een voorkeur voor een coalitie die kan steunen op minimaal
75 zetels dan wel een meerderheid in de Tweede Kamer waarbij het CDA adviseert aan
de hand van een gezamenlijke agenda te zoeken naar mogelijke coalitiepartners en JA21
een voorkeur heeft voor een centrumrechtse meerderheid.
Een door een aantal partijen voorgestelde coalitie van D66, VVD, CDA en JA21 kan met
75 zetels rekenen op de helft van de stemmen in de Tweede Kamer. Verschillende gesprekspartners
hebben er op gewezen dat daarmee geen meerderheid in de Tweede Kamer ontstaat. Omgekeerd,
de partijen die niet tot deze coalitie zouden behoren beschikken evenmin over een
meerderheid. Dit betekent in politieke zin dat besluiten van de Tweede Kamer alleen
genomen kunnen worden met steun van coalitiefracties en een deel van de andere helft
van de Tweede Kamer, dan wel met steun van niet-coalitiefracties met steun van (een
deel van) coalitiefracties. Dit geldt voor wetgeving maar ook voor moties, waaronder
een motie van wantrouwen. Korter gezegd: 75 zetels geven niet de mogelijkheden om
zonder steun van andere fracties tot aanvaarding van wetgeving te komen maar bieden
wel bescherming tegen een motie van wantrouwen. Hierbij moet worden aangetekend dat
de ervaring leert dat het zetelaantal van partijen gedurende een kabinetsperiode geen
vast gegeven is.
Voor een meerderheid in de Eerste Kamer zijn voorts 38 zetels nodig. De combinatie
van D66, VVD, GroenLinks-PvdA en CDA heeft 35 zetels in de Eerste Kamer. Hiermee is
een meerderheid nog niet bereikt, maar wel in zicht. De combinatie van D66, VVD, CDA
en JA21 heeft 23 zetels.3 Voor een meerderheid is steun noodzakelijk van GroenLinks-PvdA (14 zetels) en een
andere partij, of BBB (13 zetels) en een andere partij, of een combinatie van meerdere
kleinere partijen.
Partijen hebben ambitieuze plannen voor de aankomende periode en zijn voornemens fors
te investeren. Om de genoemde plannen te kunnen uitvoeren zijn grote wetswijzigingen
noodzakelijk. Denk hierbij aan wetgeving voor de aanpak van (asiel)migratie, wetgeving
in verband met een aanpak voor natuurherstel, stikstof en een duurzame, toekomstbestendige
en innovatieve landbouwsector of het hervormen van wettelijke regelingen in de zorg
en sociale zekerheid. De structureel hogere uitgaven die partijen voor ogen hebben,
bijvoorbeeld voor defensie, zullen moeten worden gedekt met lagere uitgaven elders
op de begroting of door verhoging van belastingen. Anders slaan zeker op langere termijn
de overheidsfinanciën uit het lood. Keuzes die in dit verband noodzakelijk zijn vinden
hun weerslag in (begrotings)wetgeving.
Voor dit alles zijn zowel in de Tweede als in de Eerste Kamer meerderheden noodzakelijk.
Het belang van een constructieve samenwerking met de genoemde fracties, leidend tot
een meerderheid in Tweede en de Eerste Kamer, is dus groot. In het gesprek met de
voorzitter van de Eerste Kamer is vastgesteld dat de fracties in de Eerste Kamer een
eigenstandige afweging maken waar niet zonder meer aan voorbijgegaan kan worden. In
het verleden hebben zich meerdere voorbeelden voorgedaan waarbij onvoldoende rekening
is gehouden met de rol van de Eerste Kamer. In deze verkenningsfase van de formatie
is het nog onvoldoende helder geworden hoe partijen tot de voor de grote ambities
noodzakelijke meerderheden in beide Kamers denken te komen. Vast staat wel dat hoe
dan ook partijen uit een breed spectrum elkaar nodig zullen hebben.
4. Overige overwegingen en persoonlijke observaties
Formeren is faseren, luidt de uitspraak van één van mijn gewaardeerde voorgangers.
Ik heb dat zelf een aantal keren mogen ervaren, als onderhandelaar, verkenner en informateur.
Het is niet onbegrijpelijk dat alle partijen kort na de verkiezingen en de campagne
sterk gericht zijn op de eigen standpunten die twee weken geleden de keuze van hun
kiezers in het stemhokje bepaalden. Tegelijkertijd is het in een vertegenwoordigende
democratie zo dat de gekozenen een mandaat hebben dat hen de verantwoordelijkheid
geeft meer te doen dan de opvattingen van hun kiezers te verwoorden. Zij dragen ook
een verantwoordelijkheid voor het overkoepelende belang van Nederland. Dat brengt
met zich mee dat, nadat het stof van de verkiezingsstrijd is neergedaald en de standpunten
zijn verduidelijkt, het denken en het gesprek tussen partijen verder gaat. De ervaring
leert – en voor zover nodig spoor ik er toe aan – dat er dan meer ruimte zal ontstaan
voor het gesprek over meer dan de al ingenomen standpunten en posities. De ervaring
leert ook dat daarvoor tijd nodig is. Ik denk dat het verstandig is, ondanks het belang
van een snelle kabinetsvorming, hiervoor in de volgende fase voldoende tijd te nemen.
Een belangrijke gemene deler in de gesprekken die ik als verkenner heb gevoerd is
de ambitie om Nederland vooruit te helpen en een aantal grote opgaven aan te pakken.
Het is allereerst van belang duidelijk wordt wat de inhoudelijke uitgangspunten zijn
bij deze ambities. Partijen hebben wel degelijk sterk verschillende opvattingen hierover.
De formulering van een gezamenlijke positieve agenda is een randvoorwaarde om tot
daadkrachtig beleid te komen.
Het is belangrijk dat partijen zich daarbij niet alleen richten op gedane beloften
en «Haagse» politieke akkoorden. Ook het organiseren van breed draagvlak in de samenleving
is essentieel om resultaten te boeken. Dit heb ik zelf zo ervaren in het pensioenakkoord,
maar dit geldt zeker voor onderwerpen als woningbouw, infrastructuur, natuurherstel
en stikstof, energievoorziening. Ik denk daarbij aan gemeenten, de sociale partners
en andere maatschappelijke organisaties. Het verwezenlijken van deze opgaven duurt
ook langer dan één kabinetsperiode. Ook daarom is het belangrijk dat het draagvlak
breder is dan alleen de fracties die op dit moment samen een coalitie zouden vormen.
Het belang van de Eerste Kamer lijkt op de achtergrond geraakt sinds een aantal jaren.
Hieruit mag niet de conclusie worden getrokken dat de Eerste Kamer minder belangrijk
is geworden. Door de vroegtijdige val van het kabinet Rutte 4 en het huidige kabinet
hebben simpelweg minder zwaarwegende wetsvoorstellen voorgelegen in de Eerste Kamer.
Ook is er sinds de coronajaren sterk expansief begrotingsbeleid gevoerd wat er in
de praktijk toe leidde dat begrotingswetten in beperkte mate bezuinigingen bevatten.
In de aankomende kabinetsperiode zal dat gelet op de ambities en verkiezingsprogramma’s
van partijen en de noodzaak van houdbare overheidsfinanciën, naar verwachting anders
zijn. Gegeven de huidige zetelverdeling in de Eerste Kamer en het feit dat verkiezingen
pas in maart 2027 zijn, is het zaak om nu na te denken over het verzekeren van breder
draagvlak. Het is niet voor niks dat de – door partijen veel genoemde acute problemen
(asiel en migratie, stikstof, energie) – al langere tijd stilliggen: het zijn politiek
ingewikkelde en gepolariseerde thema’s.
In het verlengde hiervan is het belangrijk om oog te hebben voor de «brede stabiliteit»
van een coalitie en kabinet. Dit zit niet alleen in het aantal zetels, maar ook in
de verhoudingen tussen fracties van deelnemende partijen en van de samenstelling van
de bewindspersonenploeg. Het is daarom verstandig om goed na te denken over samenstelling
van het team en over samenwerking tussen bewindspersonen en bovendien over samenwerking
over de departementale grenzen heen binnen clusters van beleid zoals economie, ruimte,
buitenland en defensie en binnenland en veiligheid.
Hoe nu verder? Informatieopdracht en informateur.
In deze eerste verkenningsfase is helder geworden dat er op dit moment breed draagvlak
bestaat voor een coalitie waar ten minste D66 en het CDA en ook de VVD deel van uitmaken.
Ook is helder dat een meerderheidscoalitie met vier partijen alleen gevormd kan worden
uit een combinatie van partijen waaronder VVD en GroenLinks-PvdA. Een combinatie met
VVD en JA21 heeft op voorhand geen meerderheid, alleen een verzekering tegen een motie
van wantrouwen. De VVD sluit samenwerking met GL-PvdA in een coalitie uit.
In dit stadium is het niet mogelijk te bepalen welke mogelijke combinatie van partijen
de grootst mogelijke kans op een stabiel kabinet oplevert. In het kader van deze verkenning
wordt daarop dan ook geen voorschot genomen, laat staan een advies gegeven. Maar gegeven
de stemverhoudingen in Tweede en Eerste Kamer is het onverstandig in deze fase al
opties van samenwerking tussen D66, GL-PvdA, VVD, CDA en JA21 uit te sluiten.
D66 en CDA zijn de grootste winnaars van de verkiezingen. Tegen hen liggen binnen
bovengenoemd gezelschap geen blokkades en zij leggen zelf geen blokkades. Hoewel zij
tot zeer verschillende politieke stromingen en tradities behoren, bevinden zij zich
bovendien gezamenlijk in het politieke centrum van dit gezelschap. Het ligt daarom
voor de hand D66 en CDA de primaire verantwoordelijkheid voor een vervolgstap te geven.
Die vervolgstap zal binnen een korte maar realistische termijn van drie weken moeten
plaatsvinden en gericht moeten zijn op het langs de inhoud dichter bij brengen van
een stabiel kabinet dat kan rekenen op steun in Tweede en Eerste Kamer. Mij is gebleken
dat de fractievoorzitters van D66 en CDA bereid zijn een stap naar voren te zetten
en inhoudelijke gesprekken met elkaar te voeren, compromissen te verkennen en daarmee
op zoek te gaan naar de overeenkomsten in plaats van de verschillen.
Op maandag 10 november heb ik mijn voorgenomen advies besproken in afzonderlijke gesprekken
met de fractievoorzitters van D66, CDA en VVD. Daarna heb ik met de drie fractievoorzitters
gezamenlijk een digitaal overleg gevoerd. De fractievoorzitters van D66 en CDA hebben
zich kunnen vinden in het door mij voorgestelde advies. De fractievoorzitter van de
VVD heeft aangegeven dat wanneer de verkenner adviseert in deze fase niet te starten
met een combinatie van vier partijen bestaande uit D66, VVD, CDA en JA21 dan wel een
andere combinatie van partijen, en adviseert dat de fracties van D66 en CDA gaan schrijven
aan een agenda, de VVD daar graag bij aansluit. Zij heeft voorts gepleit voor een
korter tijdpad dan drie weken en voor het betrekken van de onderwerpen beschermen
van de portemonnee van middengroepen en hervormingen in de zorg en de sociale zekerheid.
Gegeven het belang van voortgang zal haar fractie in de Tweede Kamer echter niet tegen
een voorstel ter uitvoering van mijn advies stemmen.
Inhoudelijk is er brede overeenstemming dat een nieuw kabinet op een aantal terreinen
aan de slag moet. Alle partijen vinden verder dat snelheid gemaakt moet worden om
op de kortst mogelijke termijn een nieuw stabiel missionair kabinet te beëdigen. De
stabiliteit van een kabinet is, zoals door de fractievoorzitter van het CDA terecht
heeft geconstateerd, afhankelijk van de numerieke factor van het aantal zetels, maar
evenzeer van inhoudelijke overeenstemming en goede onderlinge persoonlijke verhoudingen.
Dit brengt mij tot het volgende advies:
1. D66 en CDA een stap vooruit te laten zetten in deze formatie door een inhoudelijke
en ambitieuze agenda op te stellen die antwoord geeft op de grote vraagstukken die
bepalend zijn voor de toekomst van Nederland. Deze agenda, opgesteld in samenspraak
met één of meerdere informateur(s), zal contouren geven van het mogelijk te voeren
beleid voor de aankomende kabinetsperiode die op voldoende steun mogen rekenen in
Tweede en Eerste Kamer.
2. Deze agenda omvat, op grond van de door een meerderheid van de fracties aangedragen
prioriteiten in ieder geval de volgende onderwerpen:
– Het aanpakken van het woningtekort en de ruimtelijke invulling daarvan;
– Nederland van het stikstofslot halen met noodzakelijke maatregelen waarbij er een
duurzame toekomstbestendige en innovatieve landbouwsector en natuurherstel wordt gerealiseerd;
– Het creëren van ruimte voor economische groei en verbetering van het investerings-
en vestigingsklimaat met onder meer een aanpak voor energiezekerheid en klimaatbeleid;
– Een voortvarende aanpak voor asiel en andere vormen van migratie;
– Keuzes voor defensie en veiligheid in overeenstemming met de in de NAVO-verband gemaakte
afspraken;
– Uitgangspunten voor het te voeren begrotingsbeleid en de bekostiging van investeringen
en in kaart brengen van toekomstbestendige hervormingen met het oog op een sterke
samenleving en economie.
3. Uitgangspunten te formuleren voor de vorming en samenstelling van en samenwerking
in een kabinet.
4. Gegeven het belang van snelheid, deze ambitieuze agenda uiterlijk dinsdag 9 december
2025 aan de Tweede Kamer aan te bieden. Bij de opstelling van onderhavig stuk moet
er rekening mee worden gehouden dat andere partijen hier voldoende aanknopingspunten
in zien om hier een gezamenlijke agenda van te maken.
5. Ik adviseer de voorzitter van de grootste fractie een voorstel te doen voor de te
benoemen informateur(s).
Met de aanbieding van dit verslag met bijlagen beschouw ik mijn opdracht als uitgevoerd.
Ik blijf beschikbaar om het debat waarvoor dit verslag is opgesteld bij te wonen en
de leden van de Tweede Kamer dan desgevraagd over mijn verslag inlichtingen te verstrekken.
Hoogachtend,
W. Koolmees.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, verkenner