Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord vragen van het lid Rajkowski en Peter de Groot over het bericht 'Helft van het aantal asielopvangplekken in 2026 bezet door statushouders'
Vragen van het lid Rajkowski en Peter deGroot (beiden VVD) aan de Ministers van Asiel en Migratie en van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over het bericht «Helft van het aantal asielopvangplekken in 2026 bezet door statushouders» (ingezonden 19 december 2024).
Antwoord van Minister Faber-Van de Klashorst (Asiel en Migratie), mede namens de Minister
van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (ontvangen 3 maart 2025). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1058
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Helft van het aantal asielopvangplekken in 2026 bezet
door statushouders»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Welke concrete maatregelen heeft u vanaf de installatie van het nieuwe kabinet tot
heden genomen om de asielinstroom te beperken?
Antwoord 2
Zoals u weet heeft het kabinet verschillende opties onderzocht om zo snel mogelijk
de asielinstroom te beperken. Op 25 oktober 2024 heeft het kabinet u per brief op
de hoogte gesteld van de te nemen acties.2
Vraag 3
Hoe verklaart u een stijging van het aantal nareizigers in de eerste tien maanden
van 2024 ten opzichte van dezelfde periode in 2023?
Antwoord 3
De IND is in mei 2023 gestart met het project Bespoediging Afdoening Asiel (hierna:
BAA) waarbij (op basis van het op dat moment geldende landenbeleid) zeer kansrijke
asielaanvragen versneld zijn afgehandeld. In dit project zijn met name Syrische asielaanvragen
beslist en deze aanvragen zijn vrijwel allemaal ingewilligd. In de periode tot en
met juli 2024 zijn er 18.000 asielaanvragen in dit project afgehandeld. Een nareisaanvraag
dient binnen drie maanden na vergunningverlening te worden ingediend. Dit geldt dus
ook voor vreemdelingen die in het project BAA een inwilliging hebben ontvangen. De
stijging van het aantal nareisaanvragen in de eerste tien maanden van 2024 laat zich
hierdoor verklaren.
Vraag 4
Bent u het eens met de stelling dat er maatregelen genomen moeten worden om het aantal
nareizigers terug te dringen? Zo ja, met welke maatregelen bent u bezig en wanneer
worden deze maatregelen naar de Kamer gestuurd? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Het kabinet heeft in haar Hoofdlijnenakkoord en in het Regeerprogramma opgenomen dat
nareis verder wordt beperkt. Het kabinet heeft hiervoor ook reeds concrete stappen
gezet.
De voornemens van dit kabinet op het terrein van asielmigratie zijn stevig en de wetsvoorstellen
zijn daar een uitdrukking van. Dat laat onverlet dat ik op dit moment de adviezen
van de Raad van State bestudeer. Daartoe wordt zo spoedig mogelijk het nader rapport
opgesteld, gericht op bespreking daarvan in de ministerraad van 7 maart.
Na bespreking hiervan in het kabinet zal het nader rapport zo spoedig mogelijk met
de wetsvoorstellen aan uw Kamer worden aangeboden.
Vraag 5
Bent u het eens met de stelling dat het zo snel mogelijk invoeren van het tweestatusstelsel
kan bijdragen aan het aanzienlijk terugdringen van het aantal nareizigers? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 5
Het invoeren van een tweestatusstelsel heeft als doel een onderscheid te maken tussen
vluchtelingen en subsidiair beschermden, waardoor ook de instroom van nareizigers
kan worden verminderd. Het zo snel mogelijk invoeren van het tweestatusstelsel met
inbegrip van aanvullende voorwaarden voor de nareis van subsidiaire beschermden, zoals
een wachttermijn, het beschikken over een toereikend inkomen en huisvesting, heeft
naar verwachting op de korte termijn invloed op het terugdringen van het aantal nareizigers.
Vraag 6
Bent u het eens met de stelling dat het voor iedereen onwenselijk is dat grote hoeveelheden
statushouders verblijven in azc’s en dat naar verwachting op 1 januari 2026 de helft
van de mensen in COA-opvanglocaties statushouder is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Ik ben het eens met de stelling. Wanneer statushouders noodgedwongen langer in de
COA-opvang verblijven, geeft dit extra druk op de beschikbare opvangcapaciteit van
het COA. Ook werkt dit belemmerend voor de integratie en participatie van de statushouders
zelf.
Vraag 7
Welke prognoses heeft het kabinet voor het aantal asielzoekers en het aantal statushouders
dat voor komend half jaar een beroep zal doen op een plek in een COA-locatie?
Antwoord 7
De Meerjaren Productie Prognose (MPP) 2024-II (medio scenario) laat zien dat op 1 januari
2026 ongeveer de helft van de COA-bezetting uit statushouders bestaat. In het afgelopen
half jaar is een dalende trend zichtbaar op zowel de asielinstroom als het aantal
inwilligingen. Deze trends zullen effect hebben op de prognoses en zullen worden meegenomen
in de volgende MPP.
Vraag 8
Hoe gaat het kabinet voorkomen dat er azc’s worden gebouwd om vervolgens statushouders
te huisvesten?
Antwoord 8
Het kabinet wil een groter beroep doen op de zelfredzaamheid van statushouders, waarbij
zij zelf of bijvoorbeeld via familie huisvesting moeten vinden. Daarnaast worden voor
een deel van deze groep alternatieve voorzieningen ingericht. Hiervoor zullen de Minister
van Asiel en Migratie en de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
in overleg met de medeoverheden met een samenhangend pakket komen. Bij het realiseren
van deze voorzieningen wordt rekening gehouden met de beoogde wijziging van de Huisvestingswet
door het Ministerie van VRO.
Vraag 9
Bent u het eens met de stelling dat er door het gaan schrappen van de gemeentelijke
taakstelling voor huisvesting van statushouders en een verbod op voorrang het zeer
urgent is om onder regie van het Rijk tijdelijke huisvesting te realiseren om integratie
in de samenleving te kunnen starten?
Antwoord 9
Het kabinet vindt het belangrijk dat statushouders snel participeren in de maatschappij.
Uitgangspunt uit het Regeerprogramma, is dat er met het afschaffen van de taakstelling
gelijke kansen voor woningzoekenden worden gecreëerd. Dit betekent dat statushouders
in eerste instantie zelf op andere manieren zullen moeten zoeken naar huisvesting,
bijvoorbeeld bij vrienden of familie die al in Nederland verblijven. Ander onderdeel
hiervan is de realisatie van doorstroomlocaties en opstartwoningen. Het realiseren
van deze voorzieningen wordt, vanuit een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van
gemeenten en Rijk, bevorderd. Hiervoor zullen de Minister van Asiel en Migratie en
de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in overleg met de medeoverheden
met een samenhangend pakket komen.
Vraag 10
Wanneer komt het kabinet met een plan naar de Kamer voor het creëren van tijdelijke
huisvesting van statushouders waardoor statushouders kunnen uitstromen uit azc's?
Antwoord 10
Het streven is om op korte termijn (Q1 2025) met maatregelen te komen om de uitstroom
van statushouders (onder het huidige stelsel met de taakstelling) te bespoedigen.
Voor de langere termijn wordt nog gewerkt aan de uitwerking van de plannen zoals genoemd
in de brief Nadere afspraken ten aanzien van de uitvoering van hoofdstuk 2 van
het Hoofdlijnenakkoord van 25 oktober jl3.
Vraag 11
Welke gesprekken hebben hierover inmiddels plaatsgevonden met lokale overheden?
Antwoord 11
Op ambtelijk niveau vinden continu gesprekken plaats met lokale overheden, bijvoorbeeld
over de realisatie van doorstroomlocaties. Verder heeft op 26 september 2024 en op
18 december 2024 de Landelijke Regietafel Migratie & Integratie plaatsgevonden, waarin
het Rijk, de provincies en gemeenten spraken over de gezamenlijke opgaven op het terrein
van asiel, huisvesting van statushouders en integratie en participatie. Ook heeft
Minister Faber dit jaar diverse gesprekken gevoerd met o.a. de kring van commissarissen,
Burgemeesters en de VNG.
Vraag 12
Bent u het eens met de stelling dat tijdelijke huisvestinglocaties, niet alleen voor
statushouders maar ook voor bijvoorbeeld starters, alleenstaande spoedzoekers, studenten
en andere urgenten, goed geschikt zijn als huisvestings- en integratieplek voor statushouders?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12
Het is voor al deze doelgroepen belangrijk dat er extra woonvoorzieningen gerealiseerd
worden en huisvestingslocaties met een gemixte doelgroep, waaronder statushouders,
zijn daarom zeker een mogelijkheid. Lokaal kan het beste een inschatting worden gemaakt
van welke samenstelling van verschillende groepen geschikt is in een dergelijke gemixte
woonvoorziening. De doorstroomlocaties die op korte termijn gerealiseerd worden, met
budget van het Ministerie van Asiel en Migratie, zijn in eerste instantie voor statushouders
bestemd.
Vraag 13
Welke succesvolle tijdelijke huisvestingsprojecten met gemixt wonen kent u in Nederland
en hoe gaat u ervoor zorgen dat er meer van dit soort projecten van de grond komen
zodat er voldoende woningen komen waar statushouders kunnen integreren?
Antwoord 13
Het is aan gemeenten om samen met lokale partijen, zoals woningcorporaties, te zorgen
voor goede huisvesting van diverse groepen woningzoekenden waaronder statushouders.
Wat daarbij succesvol is, is vaak afhankelijke van specifieke locatie omstandigheden
zoals de beschikbare woonvoorraad en de mogelijke ondersteuning en begeleiding vanuit
het sociaal domein.
Vraag 14
Bent u het met de VVD eens dat vooruitlopend op definitieve woningbouwplannen deze
locaties uiterst geschikt kunnen zijn voor tijdelijke huisvesting vooruitlopend op
de planontwikkeling? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 14
Het benutten van tijdelijk huisvestingslocaties is wenselijk om te zorgen voor een
flexibele schil aan verplaatsbare woningen. Deze flexwoningen kunnen bijdragen aan
het tijdelijk verminderen van de druk op de lokale woningmarkt door in te spelen op
demografische ontwikkelingen. Verplaatsbare woningen (flexwoningen) zijn ook geschikt
om een start te maken met gebiedsontwikkeling voor permanente woningen.
Vraag 15
Hoeveel locaties zijn er op dit moment in beeld om tijdelijke huisvesting te realiseren?
Antwoord 15
Gemeenten worden aangemoedigd om – naast permanente, ook – tijdelijke locaties te
benutten voor huisvesting van alle woningzoekenden. Daarbij is het wenselijk gebruik
te maken van verplaatsbare woningen. Deze zijn snel te realiseren en kunnen na afloop
van de tijdelijke locatie elders ingezet om de woningtekorten te verminderen. Het
Rijk heeft geen aparte administratie waarin wordt bijgehouden welke locaties nu of
in de toekomst benut worden voor tijdelijke huisvesting en voor welke doelgroepen.
Wel geeft het aantal verplaatsbare woningen een indicatie hoeveel tijdelijke huisvesting
voor alle woningzoekenden gerealiseerd wordt. In 2023 zijn er circa 5.100 verplaatsbare
woningen gerealiseerd, een flinke groei ten opzichte van eerdere jaren. De cijfers
over heel 2024 zullen naar verwachting in februari beschikbaar zijn.
Vraag 16
Welke aantallen van tijdelijke huisvesting zijn er op dit moment beschikbaar?
Antwoord 16
Het Rijk heeft geen aparte administratie waarin wordt bijgehouden welke aantallen
tijdelijke huisvesting beschikbaar zijn. Het is aan de gemeenten om te bepalen welke
locaties tijdelijk beschikbaar zijn en waar mogelijk deze voor huisvesting te benutten.
Vraag 17
Welke aantallen van tijdelijke huisvesting zit er in de planning om toegevoegd te
worden in 2025 en 2026?
Antwoord 17
Zie het antwoord op vraag 16. Verder zijn er ca. 60 gemeenten die interesse hebben
getoond in het ontwikkelen van een doorstroomlocatie.
Vraag 18
Wilt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 18
Waar mogelijk zijn de vragen van aparte antwoorden voorzien.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie -
Mede namens
M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.