Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Holman over de aanpak, en het gebruik van de term, piekbelasters
Vragen van het lid Holman (Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over de aanpak, en het gebruik van de term, piekbelasters (ingezonden 7 februari 2025).
Antwoord van Minister Wiersma (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur) (ontvangen
19 februari 2025).
Vraag 1
Hoeveel bedrijven hebben het stempel «piekbelaster» gekregen in de Landelijke beëindigingsregeling
veehouderijlocaties met piekbelasting (Lbv-plus)-aanpak?
Antwoord 1
Laat ik vooropstellen dat het kabinet het stempel «piekbelaster» niet hanteert. Er
bestaat geen lijst met bedrijven die het stempel «piekbelaster» hebben. Ondernemers
die voldeden aan een bepaalde mate van stikstofneerslag, konden wanneer zij dat wilden
in aanmerking komen voor de regelingen binnen het zogenaamde «trappetje Remkes» (op
het gebied van innoveren, extensiveren, omschakelen, verplaatsen of beëindigen). Het
ging daarbij in aanvang om circa 3000 bedrijven uit landbouw en industrie. Vanwege
de onzekerheid rond de werking van emissiearme staltechnieken heeft mijn ambtsvoorganger
in oktober 2023 een uitzondering gemaakt voor een tweetal huisvestingssystemen.1 Als gevolg daarvan konden nog met circa 300 extra (agrarische) bedrijven als zij
dat wilden, gebruik maken van de regelingen.
Vraag 2
Hoe staat het met de uitvoering van de motie van het lid Holman c.s. (Kamerstuk 30 252, nr. 134) over na afloop van de aanpak piekbelasting ook het stempel «piekbelaster» wegnemen?
Antwoord 2
Tijdens het commissiedebat Stikstof, Natuur en NPLG van 4 december 2024 heb ik reeds
aangegeven dat ik af wil van de term «piekbelaster», conform genoemde motie Holman.
Concreet betekent dit dat de term niet meer wordt gehanteerd binnen LVVN en ook niet
vanuit LVVN in communicatie naar het veld. Wat ik wel heb aangegeven in het commissiedebat
is dat de uitvoering van de regelingen onder de aanpak piekbelasting de komende periode
nog doorloopt.
Vraag 3
Hoeveel piekbelasters kan deze stempel nu worden ontnomen?
Antwoord 3
Er wordt enkel gesproken over de aanpak piekbelasting wanneer noodzakelijk voor de
communicatie. Buiten deze noodzakelijke communicatie voor deelnemers aan de regelingen
is de term daarmee niet langer in gebruik.
Vraag 4
Deelt u de constatering dat bedrijfsemissie met een depositie verder dan 1.000 meter
van een natuurgebied niet of nauwelijks toe te berekenen is aan het boerenbedrijf?
Zo ja, waarom wordt er nog met 25 kilometer gerekend? Zo nee, welke argumenten heeft
u hiervoor?
Antwoord 4
Ik herken en erken dat de huidige manier van vergunningverlening beperkingen heeft.
Dat is ook de reden dat dit kabinet wil overstappen van depositie- naar emissiebeleid.
Tegelijkertijd zijn er op dit moment geen alternatieven. In de toestemmingverlening
wordt een depositiebijdrage tot maximaal 25 kilometer afstand toegerekend aan een
bedrijf, omdat het toepassingsbereik van de gebruikte modellen hiertoe is begrensd.
Vorig jaar is door de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de ViA15-uitspraak
geconcludeerd dat deze rekenafstand correct is onderbouwd en gehanteerd moet worden.
Vraag 5
Hoeveel bedrijven liggen er binnen 500 meter van Natura 2000-gebieden? Hoeveel daarvan
liggen bij prioritaire gebieden?
Antwoord 5
Het ministerie beschikt niet over de dataset met agrarische bedrijven en de bijbehorende
activiteit- en locatiegegevens. Dat is ook de reden dat er nooit met een lijst van
ondernemers die vallen onder de aanpak piekbelasting is gewerkt, zie ook het antwoord
op vraag 1. Daarnaast kan dergelijke informatie een grote maatschappelijke impact
hebben. Om die redenen kan ik deze vragen nu niet beantwoorden.
Vraag 6
Hoeveel bedrijven liggen er binnen 1.000 meter van Natura 2000-gebieden? Hoeveel daarvan
liggen bij prioritaire gebieden?
Antwoord 6
Zie vraag 5.
Vraag 7
Ziet u nog aanleiding om specifiek beleid te voeren voor bedrijven tussen 1 tot 25
kilometer?
Antwoord 7
Het kabinet wil de stikstofaanpak baseren op bedrijfsspecifieke emissiedoelen. Hoewel
een deel van deze aanpak gebiedsgericht zal zijn, wil ik nu nog geen specifieke uitspraken
doen over dit afstandscriterium.
Vraag 8
Zijn er nog argumenten op grond waarvan provincies speciaal aandacht besteden en/of
middelen beschikbaar stellen aan bedrijven verder dan 1.000 meter van een Natura 2000-gebied
op grond van depositie argumentatie?
Antwoord 8
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 4, kunnen bedrijven nog een depositiebijdrage
hebben op meer dan 1.000 meter afstand. Zowel bij algemene beleidsvorming als bij
toestemmingverlening is het van belang om ook de effecten op grotere afstand in beeld
te brengen.
Vraag 9
Wat is de consequentie van het aanwijzen van prioritaire Natura 2000-gebieden door
de rechter in de Greenpeace rechtszaak voor boeren in de nabijheid van die Natura
2000-gebieden?
Antwoord 9
In de Greenpeace rechtszaak heeft de rechtbank geoordeeld dat er prioriteit moet worden
gegeven in het stikstofbeleid aan Natura 2000-gebieden op de zogeheten urgente lijst
– dat is een lijst met habitattypen en leefgebieden waarvoor snelle stikstofreductie
noodzakelijk wordt geacht om verdere verslechtering te voorkomen. Het bevel van de
rechtbank is een bevel aan de Staat en heeft daarmee geen directe gevolgen voor boeren
in de nabijheid van die gebieden. Evenwel begrijp ik dat boeren mede als gevolg van
deze uitspraak in onzekerheid verkeren. Dat is iets dat mij nauw aan het hart ligt.
Dit wordt ook meegenomen in de verdere aanpak die momenteel wordt uitgewerkt in de Ministeriële
Commissie Economie en Natuurherstelnatuurherstel.
Vraag 10
Vindt u het een wenselijke ontwikkeling dat de provincie Gelderland heeft aangegeven
in te zetten op drastisch minder stikstof rond de Veluwe en daarvoor ook de vergunningen
tegen het licht te houden?2
Antwoord 10
Ik vind het belangrijk dat we ondernemingen zekerheid en toekomstperspectief kunnen
blijven bieden en weet dat provincies dat belang evengoed onderschrijven. Een belangrijke
sleutel daarvoor is een voldoende stevig pakket waarbij alle vier sporen waaraan de
Ministeriële Commissie werkt in evenredigheid worden meegenomen. Hier werkt het kabinet
al aan en dit wordt ook meegenomen in de werkzaamheden van de Ministeriële Commissie.
De bevoegdheid om specifieke vergunningen opnieuw tegen het licht te houden is in
dit kader verder een afweging die toekomt aan bevoegd gezagen.
We zullen de provincies goed betrekken bij de vier sporen.
Vraag 11
Wat betekent het voor de rechtsgelijkheid van (boeren)bedrijven rondom prioritaire
gebieden als provincies hun eigen plannen maken en zones bepalen?
Antwoord 11
Een provincie of ander bevoegd gezag heeft de bevoegdheid om zelf beleid of regelgeving
te ontwikkelen voor specifieke gebieden. Daarbij moet wel altijd rekening worden gehouden
met de taken en bevoegdheden van medeoverheden. Dat provincies binnen hun eigen taken
en bevoegdheden eigen plannen maken, is op zichzelf niet in strijd met de rechtsgelijkheid
van ondernemers. Goede afstemming tussen wat we als Rijk doen en wat de medeoverheden
zelf aan plannen ontwikkelen is daarbij essentieel en heeft daarbij mijn aandacht.
Vraag 12
Kunt u deze vragen één voor één en voorafgaand aan het stikstofdebat over de uitspraak
van de Greenpeace rechtszaak beantwoorden?
Antwoord 12
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.