Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het rapport ‘Meerkosten van het leven met een beperking’ (bijlage bij Kamerstuk 36410-XVI-160)
24 170 Gehandicaptenbeleid
Nr. 328 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 22 oktober 2024
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport over de bijlage bij brief van 19 juni 2024 over het rapport «Meerkosten van
het leven met een beperking» (bijlage bij Kamerstuk 36 410 XVI, nr. 160).
De vragen en opmerkingen zijn op 4 september 2024 aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 22 oktober 2024 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Mohandis
De griffier van de commissie, Esmeijer
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
•
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
2
•
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
3
•
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
5
•
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
5
•
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
7
•
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
8
•
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
8
•
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
9
•
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
10
II.
Reactie van de Staatssecretaris
10
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Het Nibud rapport «meerkosten van het leven met een beperking» geeft inzicht in de
sociaaleconomische status van mensen met een beperking. In het onderzoek kwam tijdens
groepsgesprekken naar voren dat het niet in alle gevallen mogelijk was om de juiste
indicatie te krijgen voor een bepaalde vorm van zorg vanuit de Wmo of Wlz of ondersteuning,
waardoor mensen de kosten soms zelf dragen. Hoe kan dit? Kan de Staatssecretaris enkele
voorbeelden geven? De complexiteit van het huidige stelsel vormt voor veel mensen
een belemmering, de ondersteunende maatregelen en het systeem van vergoedingen zijn
versnipperd. Wat gaat de Staatssecretaris aan deze versnippering doen? Vanuit het
veld horen de leden van de PVV-fractie ook dat er telkens weer nieuwe indicatiestellingen
plaats moeten vinden, ook bij mensen met een blijvende handicap en bewezen onveranderde
situatie. Het is schrijnend te horen dat iemand met een volledige dwarslaesie telkens
weer moet aantonen dat zij niet kan lopen. Kan de Staatssecretaris zich voorstellen
wat dit met de mentale gesteldheid van iemand doet? Naast het feit dat dit mensonterend
is gaat dit wat de leden van de PVV-fractie betreft alle realiteitszin te boven, om
over de extra kosten nog te zwijgen die gepaard gaan met al die indicatiestellingen.
Wat gaat de Staatssecretaris voor deze mensen betekenen? Is de Staatssecretaris bereid
dit probleem met urgentie aan te pakken?
Kan de Staatssecretaris uitleggen waarom een hulphond wel vergoed wordt bij mensen
met een visuele beperking en niet bij mensen met PTSS?
Het verbaast de leden van de PVV-fractie dat er nog steeds zoveel verschil per gemeente
bestaat in de bijkomende vervoerskosten, zou dit niet overal gelijk moeten zijn? Het
is bizar dat het aanleggen van een gehandicaptenparkeerplaats in de ene gemeente gratis
is terwijl de kosten in een andere gemeente oplopen tot ruim 600 euro. Hetzelfde geldt
voor de medische keuring. Hoe staat de Staatssecretaris tegenover een landelijk beleid
ten aanzien van deze kosten?
Ten slotte moet gezegd worden dat er in het onderzoek vaak benoemd wordt dat veel
kosten erg specifiek zijn en hierdoor vaak moeilijk zijn in te schatten. Er wordt
meer dan eens een aanname gedaan, het Nibud geeft aan dat aanvullend onderzoek nodig
is om een uitputtend beeld te schetsen van meerkosten in alle voorkomende situaties.
Wat heeft dit huidige onderzoek gekost? Wat zou een dergelijk vervolgonderzoek kosten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA fractie hebben het rapport «Meerkosten van het leven
met een beperking» met interesse gelezen. Al jaren kaarten de leden de ongelijkheid
aan die mensen met een beperking ervaren in de extra kosten die zij moeten maken.
Het is dan ook goed dat het Nibud deze kosten nu in beeld heeft gebracht. De leden
hebben hier nog wel enkele vragen over.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat in de inleiding wordt gerefereerd
aan het VN-verdrag Handicap, dat in 2016 door Nederland is geratificeerd. Dit verdrag
is erop gericht dat mensen met een beperking op gelijke voet kunnen meedoen aan de
samenleving. Uit de conclusie van het Nibud rapport blijkt dat veel mensen met een
beperking te maken hebben met meerkosten en dit kan leiden tot financiële problemen
of tekorten, die op hun beurt gelijkwaardige participatie belemmeren. Is de Staatssecretaris
het met de leden eens dat dit rapport laat zien, dat de meerkosten die mensen met
een beperking moeten betalen, rechtstreeks tegen het VN-verdrag Handicap ingaat? Een
ander belangrijk uitgangspunt van het VN-verdrag Handicap is dat het mensen mogelijk
wordt gemaakt om de eigen financiële situatie te verbeteren. Er moet een mogelijkheid
zijn om de leefomstandigheden te verbeteren. Toch concludeert het Nibud in het rapport
dat mensen met een beperking minder mogelijkheden hebben om hun situatie te verbeteren.
Opnieuw een conclusie die laat zien dat het beleid rondom structurele meerkosten tegen
het VN-verdrag ingaat.
De leden begrijpen dat de regering in het vierde kwartaal van 2024 met een beleidsreactie
op het rapport zal komen. Kan de regering in deze beleidsreactie de conclusies van
het Nibud rapport naast het VN-verdrag Handicap leggen en per punt concluderen of
het in lijn is met het Verdrag of dat het hier tegenin gaat? Kan de regering in de
beleidsreactie ook meenemen wat zij concreet gaat doen om het beleid rondom meerkosten
in lijn te brengen met het VN-verdrag Handicap, waar Nederland zich immers heeft aan
gecommitteerd? Kortom, wat gaat de regering doen met de duidelijke conclusies uit
dit rapport? Op welke manier gaat de regering de geconstateerde ongelijkheid aanpakken?
En hoe passen de plannen om in 2026 voor ondersteuning vanuit de WMO een inkomensafhankelijke
eigen bijdrage in te voeren bij de conclusies van dit rapport? Zal dit de structurele
meerkosten voor mensen met een beperking niet verder verhogen? Is voldoende in beeld
wat deze maatregel gaat betekenen voor mensen met een beperking? Graag een reflectie
van de regering op hoe zij deze plannen ziet in het licht van dit rapport en het VN-verdrag
Handicap. De regering heeft daarnaast in het Hoofdlijnenakkoord verschillende maatregelen
opgenomen op diverse domeinen die mensen met een beperking zullen raken. Kan de Staatssecretaris
reflecteren wat de plannen van het nieuwe kabinet gaan betekenen voor mensen met een
beperking? Zeker als ze inmiddels uitgewerkt zijn in een regeerakkoord.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen op verschillende plekken in het rapport
aanbevelingen voor nader onderzoek, bijvoorbeeld rondom vervoerskosten en de verschillen
tussen gemeenten. Is de regering van plan om de aanbevelingen voor nieuw onderzoek
die het Nibud doet op te pakken? Hoe wil de regering structureel inzicht krijgen in
het aantal mensen met een beperking dat te maken heeft met meerkosten en de ontwikkeling
van de stapeling van meerkosten bij hen? De leden zijn ook benieuwd of de regering
van plan is onderzoek te doen naar de eigen betalingen van mensen die een Wlz-indicatie
met verblijf hebben? Weet de regering of het zak- en kleedgeld wat deze mensen krijgen
toereikend is en passend bij de levensfase waar deze mensen in zitten?
En hoe kijkt de regering tegen de soms enorme verschillen per gemeente als het gaat
om kosten? Bijvoorbeeld voor een medische keuring of een gehandicaptenparkeerkaart?
Is het niet gek dat deze bedragen enorm kunnen verschillen? Net als de tegemoetkomingen
die sommige gemeenten wel geven (voor bijvoorbeeld zorgkosten) en anderen weer niet?
De Commissie Sociaal Minimum adviseert om de voorwaarden voor lokale regelingen te
harmoniseren. Heeft de regering plannen om de verschillen in vergoedingen te harmoniseren?
De leden missen in het rapport dat zaken als een eigen bijdrage en andere regelingen
ook van invloed zijn op de vrijheid om levenskeuzes te maken zoals trouwen en kinderen
krijgen. Is er een reden waarom dat niet is meegenomen in het rapport? Erkent de regering
dat mensen met een beperking ook bij dit soort keuzes extra na moeten denken over
de financiële gevolgen, vanwege bijvoorbeeld (gezins)inkomens en vermogensafhankelijke
eigen bijdragen? De leden waren ook benieuwd waarom de doelgroep met waarschijnlijk
de hoogste meerkosten, namelijk twee personen met een handicap die samenleven, niet
is meegenomen als één van de voorbeeldsituaties in dit onderzoek?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in het rapport dat op blz. 7 verwezen
wordt naar een rapport van VWS uit 2023 dat stelt dat het gemiddelde bedrag dat personen
die meerdere vormen van eigen bijdragen betalen is gedaald. Kan de Staatssecretaris
hier meer over uitleggen? Op welke manier is het gedaald en wat is hier de oorzaak
van? Kan dat rapport ook gedeeld worden met de Kamer?
Is het zo dat er geen anticumulatie plaatsvindt tussen eigen bijdragen uit de Wlz
en eigen betalingen uit de Zvw? De leden lezen in het rapport dat het niet altijd
lukt om de juiste indicatie te krijgen, waardoor mensen soms bepaalde kosten zelf
moeten betalen. Voor persoonlijke verzorging en verpleging vanuit de Zvw (wijkverpleging)
hoeft bijvoorbeeld geen eigen bijdrage te worden betaald, maar dezelfde verzorging
en verpleging uit de Wlz heeft wel een eigen bijdrage die hoog kan oplopen. Kan de
Staatssecretaris die verschillen uitleggen en vindt de regering dit eerlijk? Zeker
in het licht dat niet altijd de juiste indicatie wordt gegeven?
Kan de regering ook toelichten hoe het staat met de uitvoering van de aangenomen motie
Westerveld c.s.1 over onderzoeken of de stapeling van eigen bijdragen kan worden teruggebracht door
mensen met een beperking maximaal uit één wet een eigen bijdrage te laten betalen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat wordt geconcludeerd dat er voor
bepaalde kosten tegemoetkomingen zijn, maar dat die via veel verschillende regelingen
gaan. Als voorbeeld wordt vervoer genoemd, waarbij er regelingen zijn vanuit de gemeente,
het UWV en de Belastingdienst. Ook zijn er verschillende regelingen voor verschillende
soorten vervoerskosten. Er wordt gewaarschuwd dat er een risico is dat mensen vanwege
deze versnippering niet goed op de hoogte zijn van de mogelijkheden. Ziet de Staatssecretaris
dit risico ook? Hoe kan deze versnippering tegen worden gegaan en op welke manier
kunnen mensen beter op de hoogte worden gebracht van welke mogelijkheden voor tegemoetkoming
er zijn? Is er ook hulp voor mensen om uit te vinden welke regeling bij hun past?
Ziet de Staatssecretaris ook dat deze versnippering aan regelingen voor enorme administratieve
lasten zorgt voor mensen? Op welke manier kan dat verminderd worden?
Is de regering bekend met het zorgkostenonderzoek2 dat Ieder(in) heeft uitgevoerd? Wat is de reactie van de Staatssecretaris op de conclusies
uit dit onderzoek? Is de Staatssecretaris het met de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA
eens dat zowel het Nibud onderzoek als het onderzoek van Ieder(in) hetzelfde beeld
laten zien, namelijk dat mensen met een beperking meer moeite moeten doen om rond
te komen, hoge zorg- en meerkosten hebben en hun bestaanszekerheid onder druk staat?
Zo ja, wat gaat de Staatssecretaris doen om dit aan te pakken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het NIBUD rapport Meerkosten
van het leven met een beperking. De leden danken het NIBUD voor de uitgebreide rapportage.
Omdat de beleidsreactie van het kabinet nog ontbreekt beperken de leden zich tot de
vraag in hoeverre de beschreven conclusie «Voor mensen met meerkosten door een beperking is het risico op tekorten groter» ook tot gevolg heeft dat het risico op schulden toe neemt. Zijn er aanvullende cijfers
bekend waaruit blijkt dat mensen met meerkosten door een beperking verhoudingsgewijs
hier vaker mee te maken krijgen dan mensen zonder beperking?
De leden van de VVD-fractie wachten met belangstelling de beleidsreactie van het kabinet
af waarbij we nadrukkelijk benieuwd zijn naar de visie op de het stelsel van tegemoetkomingen
en compensatiemaatregelen en de mate waarin dat al of niet toereikend is.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het rapport «Meerkosten
van het leven met een handicap» van het NIBUD. Wij vinden het goed dat de meerkosten
in kaart zijn gebracht. Het rapport laat de enorme complexiteit zien van alle regelingen
waar mensen met een beperking mee te maken kunnen krijgen. Het geeft een duidelijk
beeld dat mensen met een beperking ook daadwerkelijk meerkosten hebben. Wij hebben
hier nog verschillende vragen over.
Zij lezen dat het NIBUD rapport uitgaat van de aannames dat huishoudens zeer goed
met geld om kunnen gaan en alle inkomensondersteuning waar ze recht op hebben aanvragen.
Tegelijkertijd geeft het NIBUD ook aan dat uit gesprekken blijkt dat mensen niet alles
weten te vinden en de belastingaftrek voor specifieke zorgkosten ingewikkeld is. Hoe
realistisch acht de Staatssecretaris het dat mensen met een beperking van alle mogelijke
inkomensondersteuning gebruik maken? Wie of welke organisatie zou een rol kunnen spelen
in het helpen met aanvragen van de verschillende regelingen? Kan er niet één loket
komen waar mensen terecht kunnen?
De leden van de NSC-fractie lezen in het NIBUD rapport dat mensen met een beperking
veel tijd kwijt zijn aan het regelen van allerlei ondersteuning en hoge administratieve
lasten kunnen ervaren. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden dit te vereenvoudigen
en te verbeteren? Is in de gesprekken ook naar voren gekomen hoeveel tijd mensen kwijt
zijn om alles te regelen en waar de knelpunten zitten volgens de deelnemers?
Zij lezen dat het NIBUD constateert dat mensen met een beperking niet dezelfde financiële
ruimte hebben als mensen zonder beperking met hetzelfde inkomen. Is de Staatssecretaris
bereid om deze ongelijkheid aan te pakken en welke concrete plannen heeft zij daartoe?
Het NIBUD constateert verder dat een beperking ook gevolgen kan hebben voor het inkomen
dat iemand in staat is te verwerven, waardoor mensen met een beperking minder mogelijkheden
om hun situatie te verbeteren. Is de Staatssecretaris het met ons eens dat dit in
strijd is met het VN verdrag handicap en wat er beoogd wordt in de Nationale strategie?
Is het kabinet bereid om nader onderzoek te doen naar de oorzaken en mogelijke oplossingen
om die ongelijkheid op te heffen?
De leden van de NSC- fractie lezen dat het NIBUD rapport niet is toegespitst op mensen
met een psychische aandoening of kwetsbaarheid. Echter ook bij de groep mensen met
een psychische aandoening of kwetsbaarheid kunnen de meerkosten in de praktijk flink
kunnen oplopen. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe zij aankijkt tegen de bestaanszekerheid,
meerkosten en inkomensmogelijkheden voor mensen met een (ernstige) psychische aandoening
of kwetsbaarheid?
Zij constateren dat het Nibud onderzoek niet ingaat op mensen die in een instelling
wonen. Mensen die in een instelling wonen betalen vaak een hoge eigen bijdrage, waarbij
de regels ervan uitgaan dat iemand alleen maar zak- en kleedgeld nodig heeft. Vanuit
de praktijk horen wij echter dat mensen die in een instelling wonen hieraan tekort
komen. Bijvoorbeeld doordat iemand in een woonzorgcentrum zelf moet betalen voor het
gebruik van de wasmachine, wifi-abonnement, telefoonabonnement, vervoer, sport, zelfzorgmiddelen
zoals maandverband, shampoo, deo, maar ook cadeautjes, hobbyspullen, extra eigen eten
(tussendoortjes, fruit), enz. Is de Staatssecretaris bereid om te laten onderzoeken
of het zak- en kleedgeld van mensen die een Wlz-indicatie met verblijf hebben toereikend
is en tevens passend bij de levensfase?
De leden van de NSC-fractie zien dat er in het NIBUD rapport vrijwel geen aandacht
is voor mensen die een ernstige beperking krijgen terwijl ze in een niet aanpasbare
ongeschikte koopwoning wonen. Verhuizen naar een geschikte koopwoning kan lastig zijn
door de inkomenseisen voor een hypotheek en een overlijdensrisicoverzekering, verhuizen
naar een geschikte huurwoning is in de particuliere sector vaak te duur en in de sociale
sector moeilijk door de inkomenseisen en de beperkte beschikbaarheid. Kan de Staatssecretaris
inzicht geven in deze problematiek en welke oplossingen er zijn voor deze doelgroep?
De leden van de NSC-fractie hebben gelezen dat een client die persoonlijke verzorging
en verpleging krijgt vanuit de Zvw (wijkverpleging) geen bijdrage hoeft te betalen,
terwijl een client die dezelfde persoonlijke verzorging en verpleging krijgt vanuit
de Wlz hiervoor wel een eigen bijdrage moet betalen die kan oplopen tot meer dan € 800
per maand. Vindt de Staatssecretaris dit uitlegbaar, mede gezien het VN Verdrag Handicap?
Wat gaat de Staatssecretaris hier aan doen?
Zij begrijpen van mensen met een beperking dat de gezinsinkomens- en vermogensafhankelijke
eigen bijdrageregeling Wlz extramuraal ze belemmerd en beperkt in de vrijheid om levenskeuzes
te maken zoals werken, samenwonen en trouwen. Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren
en is zij bereid om voor deze groep de eigen bijdrageregelingen aan te passen?
De leden van de NSC-fractie constateren dat het voornemen om de eigen bijdrage voor
de Wmo inkomensafhankelijk te maken, kan leiden tot nog hogere meerkosten voor mensen
met een beperking die zijn aangewezen op ondersteuning. Is de Staatssecretaris bereid
om rekening te houden met de mogelijke verdere stapeling van eigen bijdragen om te
voorkomen dat de bestaanszekerheid van mensen met een beperkingen (nog meer) in de
knel komt en hierop waar nodig passende maatregelen te nemen?
De leden van de fractie Nieuw Sociaal Contract lezen in het Hoofdlijnenakkoord dat
er lastenverlichting komt, ook voor mensen in de knel en hun bestaanszekerheid. Hoe
gaat de Staatssecretaris hier invulling aan geven?
Zij lezen in een advies van de Raad van Volksgezondheid «Met de stroom mee» (2023)
dat een maximering zou moeten komen voor eigen betaling van chronisch zieken. Is de
Staatssecretaris voornemens iets met dit advies te doen? Zo ja, welke stappen gaat
de Staatssecretaris hierin zetten en wanneer komt zij met een voorstel? Zo nee, waarom
niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van de informatie
over de meerkosten van leven met een beperking. Zij hebben sterke zorgen over de stapeling
van zorgkosten die veel mensen met een beperking ondervinden, waardoor zij moeilijk
rond kunnen komen. Daarom hebben deze leden nog de volgende vragen.
De leden van de D66-fractie merken op dat in de voorstellen van het Hoofdlijnenakkoord
onder andere het verlagen van het eigen risico en het afschaffen van de tegemoetkoming
voor arbeidsongeschikten staan, waarbij de tegemoetkoming ongeveer even groot is als
de voorgestelde verlaging van het eigen risico. Waarom is ervoor gekozen om een maatregel
te nemen die op de langere termijn meer dan 5 miljard kost en niet ten goede komt
aan arbeidsongeschikten?
De leden van de D66-fractie hebben over de samenloop van deze twee maatregelen nog
enkele specifieke vragen die we graag één voor één beantwoord willen hebben. Betreft
de groep die de tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten ontvangt volgens de schatting
van de Staatssecretaris voornamelijk de chronisch zieken met een lager of een hoger
inkomen? En betreft dat volgens deze schatting voornamelijk de mensen met relatief
lage of relatief hoge meerkosten? Klopt het dat ontvangers van de tegemoetkoming arbeidsongeschikten
die het eigen risico hebben meeverzekerd via de minimapolis van hun gemeente, er zelfs
op achteruit gaan door deze combinatie van maatregelen, nog los van de effecten op
premies en belastingen? Kan de Staatssecretaris reflecteren op de gestelde doelen
van de verlaging van het eigen risico en in hoeverre deze naar verwachting gehaald
gaan worden indien deze maatregel wordt genomen in combinatie met het afschaffen van
de tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten?
De leden van de D66-fractie merken op in het onderzoek van Ieder(in) dat 28% van de
onderzochte chronisch zieken de tegemoetkoming arbeidsongeschiktheid ontvangt. Stroken
die cijfers met het beeld van de Staatssecretaris? Hoeveel mensen ontvangen deze tegemoetkoming?
En hoeveel volwassenen zijn er met een chronische aandoening, waarvoor ze het afgelopen
jaar in ieder geval één keer contact hebben gehad met de huisarts? Hoeveel zou het
naar schatting kosten om de tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten niet af te schaffen,
zoals het kabinet voorstaat, maar uit te breiden naar alle chronisch zieken?
De leden van de D66-fractie merken op dat in het hoofdlijnenakkoord middelen zijn
opgenomen voor groepen in de knel. Vindt de Staatssecretaris chronisch zieken en mensen
met een beperking een groep die in de knel zit, afgaande op de voorliggende cijfers?
Op welke manier worden deze middelen specifiek aangewend voor chronisch zieken en
mensen met een beperking? Kan de Staatssecretaris andere voorbeelden geven van maatregelen
in het Hoofdlijnenakkoord die specifiek gericht zijn op het verminderen van stapeling
van zorgkosten voor chronisch zieken en mensen met een beperking?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de meerkosten van het leven met
een beperking. De leden hebben de volgende vragen aan de Staatssecretaris.
De leden lezen dat het onderzoek concludeert dat in sommige gevallen mensen met een
beperking en een inkomen boven het minimum nauwelijks beter af zijn dan hetzelfde
huishoudtype zonder meerkosten op bijstandsniveau. Dat betekent dat het risico dat
mensen met een beperkt inkomen en een beperking maandelijks geld tekortkomen als gevolg
van hun meerkosten hoger is dan voor andere huishoudens. Sommige meerkosten zoals
premie en het eigen risico zijn volgens het onderzoek eenvoudig vast te stellen. Wat
gaat de Staatssecretaris voor mensen met een beperking doen om deze meerkosten te
verminderen? En welke regelingen zijn er op dit moment al waar mensen met een beperking
aanspraak op kunnen doen?
Daarnaast lezen de leden dat niet alleen huishoudens met een beperking te maken hebben
met meerkosten maar mensen ook te maken hebben met minder inkomen. Ook zijn zij door
hun beperking (of de beperking van hun partner of kinderen) niet in staat meer te
werken of een baan met een hoger salaris te verkrijgen. Dit zorgt ervoor dat huishoudens
met (kinderen met) een beperking niet alleen minder bestedingsruimte hebben dan mensen
zonder beperking, maar ook minder mogelijkheden om hun situatie te verbeteren. Hoe
kijkt de Staatssecretaris hiernaar en wat wil zij doen om de situatie voor deze huishoudens
te verbeteren?
Verder vragen de leden of de Staatssecretaris uitgebreider onderzoek wil doen naar
de extra kosten van het leven met een beperking. En zo ja, is de Staatssecretaris
bereid om dit onderzoek af te ronden met verschillende aanbevelingen over hoe het
risico van maandelijks financieel tekort als gevolg van de extra kosten voor mensen
met een beperkt inkomen en een beperking kan worden verminderd?
Tot slot lezen de leden dat veel mensen met een beperking of chronische ziekte naast
zorgkosten meerkosten hebben die samenhangen met hun aandoening (zoals extra energiekosten,
hogere was- en kledingkosten, aangepaste kleding, vervoerskosten in verband met zorg,
etc.). Hoe denkt de Staatssecretaris structureel inzicht te verkrijgen in deze overige
meerkosten? En hoe wil de Staatssecretaris structureel inzicht krijgen in het aantal
mensen met een beperking of chronische ziekte dat te maken heeft met meerkosten en
de ontwikkeling van de stapeling van meerkosten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het onderzoek van het Nibud over
de meerkosten van het leven met een beperking. De leden maken graag van de gelegenheid
gebruik enkele aanvullende vragen te stellen. Hoe wil de Staatssecretaris structureel
inzicht krijgen in het aantal mensen met een beperking of chronische ziekte dat te
maken heeft met meerkosten en de ontwikkeling van de stapeling van meerkosten bij
hen? Kan de regering hier eens op reflecteren?
Niet alle uitgaven die aan de beperking zijn gerelateerd worden vergoed, zo blijkt
ook uit het rapport van het Nibud. Tegemoetkomingen en compensatiemaatregelen zijn
versnipperd. De leden van de CDA-fractie vinden het ingewikkeld en het kan leiden
tot veel administratieve rompslomp. De bewijslast ligt bij de burger met een handicap
of chronische ziekte. Wat vindt de Staatssecretaris hiervan?
Erkent de Staatssecretaris de complexiteit van de financiële vergoedingen voor mensen
met een handicap en chronische ziekte? Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen de
verschillen tussen gemeenten als het gaat om die financiële vergoedingen? Wat vindt
de Staatssecretaris van gemeenten die geen vergoeding meer geven voor het hebben van
meerkosten door het hebben van een handicap of een chronische ziekte? Heeft de Staatssecretaris
concrete plannen om de verschillen tussen gemeenten in vergoedingen voor mensen met
een beperking terug te dringen, zo ja welke plannen?
Wat kan de Staatssecretaris in de tussentijd doen om regelingen te vereenvoudigen
teneinde de toegankelijkheid ervan voor deze doelgroep te verbeteren? Kan de Staatssecretaris
aangeven of zij met concrete maatregelen komt om de compensatie van meerkosten voor
mensen met een beperking verbeteren? Heeft de Staatssecretaris het voornemen om in
overleg te gaan met haar collega om de fiscale aftrek specifieke zorgkosten beter
te richten op de doelgroep van mensen met een levenslange en levensbrede beperking
die meerkosten hebben?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het Nibud-rapport «Meerkosten
van het leven met een beperking». Zij hebben hierover nog een aantal vragen aan het
kabinet.
De leden van de SP-fractie benadrukken dat het Nibud-rapport laat zien dat mensen
met een beperking te maken krijgen met forse meerkosten van vaak duizenden euro’s
per jaar, terwijl zij ook nog eens vaak een kleinere verdiencapaciteit hebben. Is
de Staatssecretaris van plan om daar echt iets aan te veranderen? Zo ja, met welke
concrete maatregelen komt zij hiervoor en op welke termijn?
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat de meerkosten voor mensen met een beperking
nog verder dreigen door te stijgen als het abonnementstarief in de Wmo weer wordt
vervangen door hogere eigen bijdragen. Hoe kijkt de Staatssecretaris hiernaar? Acht
zij dit wenselijk? Hoe verhoudt dit zich tot het standstill-principe van het VN-verdrag
handicap?
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris daarnaast of zij van plan is
om het aantal bijbetalingen en eigen betalingen die mensen moeten doen i.v.m. hun
beperking te verminderen. Zo ja, welke plannen heeft zij hiervoor, naast het verlagen
van het eigen risico?
De leden van de SP-fractie vragen tot slot of er plannen zijn om ook de niet-medische
kosten die mensen moeten maken als gevolg van hun beperking meer te compenseren.
De leden van de SP-fractie vragen ten slotte in hoeverre mensen met een beperking
zelf betrokken worden bij de aanpak van deze problemen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik om enkele
vragen te stellen over het rapport «Meerkosten van het leven met een beperking», uitgevoerd
door het Nibud. Deze leden vinden het zeer waardevol dat dit onderzoek heeft plaatsgevonden,
omdat dit een realistisch beeld lijkt te geven van de financiële situatie van mensen
met een beperking. Niet alleen de eventuele extra zorgkosten zijn berekend, maar ook
de mogelijke meerkosten op alle andere terreinen van het leven. Is de Staatssecretaris
het met deze leden eens dat de berekeningen zoals in het rapport een realistischer
beeld geven van de financiële situatie van mensen met een beperking dan als alleen
naar inkomen via loon of uitkering en naar zorgkosten wordt gekeken? Op welke manier
is zij met het kabinet van plan om in beleidskeuzes op het gebied van bestaanszekerheid
voor mensen met een beperking met de volledige breedte van meerkosten rekening te
houden?
Welke nieuwe inzichten heeft de Staatssecretaris opgedaan uit het onderzoek, zo vragen
de leden van de ChristenUnie-fractie. Is de Staatssecretaris bereid om verder onderzoek
te doen naar de spreiding en variatie tussen gemeenten van de tegemoetkomingen voor
de typen meerkosten die de meeste huishoudens hebben zoals vervoer, energie, medicijnen
en voedingssupplementen, eigen betalingen voor hulpmiddelen en de zorgverzekering?
Welke variatie tussen gemeenten vindt de Staatssecretaris acceptabel?
Uit het rapport komt naar voren dat het gebruik maken van aftrekposten of tegemoetkomingen
voor meerkosten cruciaal kan zijn om nog in het levensonderhoud te voorzien. Bekend
is dat lang niet iedereen die daar recht op heeft aanspraak maakt op een dergelijke
vergoedingen. Wat gaat de Staatssecretaris met haar collega-bewindspersonen doen om
het gebruik van deze vergoedingen bij mensen met een beperking te bevorderen, zo vragen
de leden van de ChristenUnie-fractie.
Vindt de Staatssecretaris de verschillende vergoedingen in alle gevallen zoals in
het rapport geschetst voldoende in hoogte en soort, zo vragen de leden van de fractie
van de ChristenUnie. Ook als mensen op ongeveer het bijstandsniveau uitkomen? Hoe
kijkt de Staatssecretaris in het bijzonder naar de situatie zoals als eerste omschreven
in het rapport, namelijk een alleenstaande met een motorische beperking in de bijstand,
die elke maand een tekort heeft van € 62 als rekening wordt gehouden met minimale
uitgaven. Hoe kijkt de Staatssecretaris hiernaar in het licht van het advies van de
commissie sociaal minimum om het sociaal minimum aanzienlijk te verhogen? Welke stappen
gaat zij zetten om ervoor te zorgen dat de vergoedingen afdoende zijn om goed te kunnen
leven in plaats van te «overleven»?
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen aan de Staatssecretaris of zij
in nauwe samenwerking met de Minister en Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
de beleidsreactie op het rapport kan geven.
II Reactie van de bewindspersoon
Inleiding
Hierbij bied ik u – mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Participatie
en Integratie – mijn reactie aan op de vragen die gesteld zijn in het Verslag van
het schriftelijk overleg inzake het onderzoek «meerkosten van het leven met een beperking.»
Zoals de toenmalig Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan uw Kamer heeft
gemeld bij de publicatie van het onderzoek, was het eerste streven om in het vierde
kwartaal van 2024 met een beleidsreactie op het onderzoek te komen.3 Een zorgvuldige reactie en het raadplegen en betrekken van verschillende partijen
bij die reactie vergt echter de nodige tijd. Bovendien neem ik graag de thema’s die
in dit schriftelijk overleg aan de orde komen bij deze beleidsreactie ter harte. Zoals
u in de beantwoording van uw vragen terugleest, wil ik ook graag in nauwe samenwerking
met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Participatie
en Integratie tot deze beleidsreactie komen. In het voorjaar van 2025 kan uw Kamer
de beleidsreactie tegemoet zien.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Het Nibud rapport «meerkosten van het leven met een beperking» geeft inzicht in de
sociaaleconomische status van mensen met een beperking. In het onderzoek kwam tijdens
groepsgesprekken naar voren dat het niet in alle gevallen mogelijk was om de juiste
indicatie te krijgen voor een bepaalde vorm van zorg vanuit de Wmo of Wlz of ondersteuning,
waardoor mensen de kosten soms zelf dragen. Hoe kan dit? Kan de Staatssecretaris enkele
voorbeelden geven?
Het Nibud onderzoek richtte zich primair op het in kaart brengen van meerkosten en
één van de onderzoeksmethodes was groepsgesprekken. Deelnemers hebben in deze gesprekken
ook buiten het hoofdonderwerp meerkosten hun ervaringen gedeeld. Om anonimiteit te
waarborgen, hebben de onderzoekers van het Nibud hierover enkel op hoofdlijnen gerapporteerd.
In deze groepsgesprekken kwam ook het aanvragen en krijgen van zorg of ondersteuning
vanuit de Wmo 2015 of Wlz ter sprake. Er zijn ervaringen besproken waarin deelnemers
aangaven dat het lastig was geweest de juiste indicatie te krijgen en dat dit enige
tijd had geduurd. Naast persoonlijke factoren kwam als hoofdlijn in deze gesprekken
terug dat het tijd kan kosten om in te schatten welke vorm van ondersteuning passend
is. Het vergemakkelijken en het verbeteren van het tijdig vinden van passende zorg
en ondersteuning is een thema dat mijn aandacht heeft in de toekomstagenda zorg en
ondersteuning voor mensen met een beperking. Ook geeft het Juiste Loket informatie
aan mensen die vragen hebben over de langdurige zorg. Bijvoorbeeld als zij niet weten
waar zij voor zorg of ondersteuning terecht kunnen.
De complexiteit van het huidige stelsel vormt voor veel mensen een belemmering, de
ondersteunende maatregelen en het systeem van vergoedingen zijn versnipperd. Wat gaat
de Staatssecretaris aan deze versnippering doen?
Ik erken dat mensen met een beperking veel tijd kwijt zijn aan het regelen van allerlei
ondersteuning en hoge administratieve lasten ervaren. Ik heb de ambitie om regelingen
te vereenvoudigen, maar dit is een complex vraagstuk. Op dit moment werkt het kabinet
aan verschillende trajecten die tezamen gericht zijn op verbeteringen.
Begin dit jaar heeft het kabinet de Nationale strategie voor implementatie van het
VN-verdrag handicap vastgesteld. Binnen de werkagenda van deze strategie kijk ik ook
naar het eenvoudig en transparant regelen van zorg en ondersteuning. Ik informeer
u in het vierde kwartaal van 2024 per brief nader over de voortgang van de ontwikkeling
van de werkagenda.
Daarnaast werkt het kabinet aan de verbetering van de fiscale regeling aftrek specifieke
zorgkosten. Eén van de doelen van deze verbetering is om de regeling beter te richten
op de doelgroep van mensen met een chronische ziekte of beperking. Hiervoor worden
verschillende opties in kaart gebracht. We streven ernaar om uiterlijk in het eerste
kwartaal van 2025 het eindrapport met alternatieven en aanpassingen van de fiscale
regeling specifieke zorgkosten af te ronden en vervolgens met uw Kamer te delen.
Ook werkt het kabinet via het programma Vereenvoudiging inkomensondersteuning voor
mensen aan de aanpak van knelpunten voor mensen die veel meerkosten hebben. Begin
2025 zal uw Kamer hierover nader geïnformeerd worden.
Vanuit het veld horen de leden van de PVV-fractie ook dat er telkens weer nieuwe indicatiestellingen
plaats moeten vinden, ook bij mensen met een blijvende handicap en bewezen onveranderde
situatie. Het is schrijnend te horen dat iemand met een volledige dwarslaesie telkens
weer moet aantonen dat zij niet kan lopen. Kan de Staatssecretaris zich voorstellen
wat dit met de mentale gesteldheid van iemand doet? Naast het feit dat dit mensonterend
is gaat dit wat de leden van de PVV-fractie betreft alle realiteitszin te boven, om
over de extra kosten nog te zwijgen die gepaard gaan met al die indicatiestellingen.
Wat gaat de Staatssecretaris voor deze mensen betekenen? Is de Staatssecretaris bereid
dit probleem met urgentie aan te pakken?
Dit signaal herken ik. Daarom ben ik ook blij te zien dat steeds meer gemeenten vaker
beschikkingen met een lange(re) looptijd afgeven daar waar dat passend is. Juist omdat
het meer rust en zekerheid biedt aan mensen met een langdurige ongewijzigde ondersteuningsbehoefte.
Juridisch gezien staat gemeenten niets in de weg om beschikkingen af te geven met
een lange(re) looptijd, en gemeenten kunnen evalueren of de geïndiceerde ondersteuning
toereikend is. Dit biedt ook ruimte aan inwoners om aan te geven of en wanneer hun
ondersteuningsbehoefte toeneemt of verandert.
We stimuleren en ondersteunen gemeenten op verschillende manieren om een passende
beschikkingsduur (voor een langere periode) in te stellen. Zo is eind 2023 in een
webinar het belang van een passende beschikkingsduur benadrukt en zijn goede voorbeelden
gedeeld van gemeenten die hier al mee werken. Het Ketenbureau (VNG) werkt samen met
het CAK aan het benaderen van alle MO/BW-regio’s om inzicht te geven in de gemiddelde
doorlooptijd van toegewezen zorgtrajecten. Zo willen ze de situatie inzichtelijk maken
en kijken welke verdere ondersteuningsbehoeften er zijn. Dit gebeurt in het traject
«verrassend passend.» Ik werk samen met de VNG, VWS en het CAK aan een uitgebreid
document met daarin alle relevante informatie als het gaat om de passende beschikkingsduur.
Ook komt er een opdracht voor een handzaam ondersteunend product voor gemeenten.
Binnen de Zvw-pgb is per mei 2023 de werkwijze verlengde toekenning ingegaan. Dit
betekent dat het voor budgethouders met een chronische en stabiele zorgvraag mogelijk
is om in aanmerking te komen voor een toekenning van Zvw-pgb tot maximaal 5 jaar.
Kan de Staatssecretaris uitleggen waarom een hulphond wel vergoed wordt bij mensen
met een visuele beperking en niet bij mensen met PTSS?
De inzet van bepaalde type hulphonden, zoals de ADL hond, voor gespecificeerde indicaties,
zoals een visuele beperking, komt voor vergoeding in aanmerking vanuit de Zvw. De
inzet van deze hulphonden voldoet aan de voorwaarden die gelden voor Zvw verzekerde
zorg. Dat geldt niet voor de behandeling van psychosociale problematiek, zoals deze
zich kan voordoen bij PTSS. De behandeling met deze hulphonden voldoet (nog) niet
aan de vereisten om opgenomen te worden in het basispakket van de zorgverzekering.
Het Zorginstituut Nederland heeft hierover een verdiepingsrapport opgesteld, in ieder
geval ten aanzien van PTSS in 2021. De effectiviteit van deze hulphonden is onvoldoende
bewezen (het is geen «stand van wetenschap en praktijk»). De afgelopen tijd is er
veel aandacht voor de inzet van hulphonden. Ook in de wetenschap komt hier steeds
meer aandacht voor. Ik hoop daarom dat de komende tijd voldoende bruikbare kennis
wordt vergaard om de (kosten)effectiviteit van psychosociale hulphonden vast te stellen.
De expertise voor de beoordeling hiervan ligt bij zorgverzekeraars en het Zorginstituut.
Het Zorginstituut houdt dit vraagstuk nauwlettend in de gaten.
Een hulphond kan vanuit de Wmo 2015 worden vergoed. Gemeenten onderzoeken en beoordelen
iemands ondersteuningsbehoefte en kennen als dat nodig is een maatwerkvoorziening
toe om iemands beperkingen in de zelfredzaamheid en/of participatie weg te nemen.
Het kan bijvoorbeeld gaan om mensen met autisme of PTSS die aangeven baat te hebben
bij een hulphond. Een gemeente kan – blijkt ook uit jurisprudentie – een aanvraag
voor een assistentiehond afwijzen, omdat zij van mening is dat deze geen passende
oplossing biedt om beperkingen in zelfredzaamheid of participatie van de aanvrager
weg te nemen, of omdat er andere adequaat passende oplossingen zijn.
Het verbaast de leden van de PVV-fractie dat er nog steeds zoveel verschil per gemeente
bestaat in de bijkomende vervoerskosten, zou dit niet overal gelijk moeten zijn? Het
is bizar dat het aanleggen van een gehandicaptenparkeerplaats in de ene gemeente gratis
is terwijl de kosten in een andere gemeente oplopen tot ruim 600 euro. Hetzelfde geldt
voor de medische keuring. Hoe staat de Staatssecretaris tegenover een landelijk beleid
ten aanzien van deze kosten?
De wet stelt dat de tarieven voor het aanleggen van de gehandicaptenparkeerplaats
maximaal kostendekkend mogen zijn. Dit volgt uit artikel 229 en artikel 229b Gemeentewet.
Gemeenten moeten van hieruit zelfstandig bepalen welke tarieven zij voor het aanleggen
van de gehandicaptenparkeerplaats en de medische keuring rekenen. Uiteindelijk is
de hoogte van de leges namelijk een afweging die de lokale politiek maakt.
Ten slotte moet gezegd worden dat er in het onderzoek vaak benoemd wordt dat veel
kosten erg specifiek zijn en hierdoor vaak moeilijk zijn in te schatten. Er wordt
meer dan eens een aanname gedaan, het Nibud geeft aan dat aanvullend onderzoek nodig
is om een uitputtend beeld te schetsen van meerkosten in alle voorkomende situaties.
Wat heeft dit huidige onderzoek gekost? Wat zou een dergelijk vervolgonderzoek kosten?
Het onderzoek van het Nibud naar meerkosten van het leven met een beperking heeft
afgerond € 75.000 (exclusief BTW) gekost. De kosten van een eventueel vervolgonderzoek
zijn afhankelijk van de precieze scope van de onderzoeksopdracht. Ik kan de kosten
daarvan dus niet op voorhand inschatten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA fractie hebben het rapport «Meerkosten van het leven
met een beperking» met interesse gelezen. Al jaren kaarten de leden de ongelijkheid
aan die mensen met een beperking ervaren in de extra kosten die zij moeten maken.
Het is dan ook goed dat het Nibud deze kosten nu in beeld heeft gebracht. De leden
hebben hier nog wel enkele vragen over.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat in de inleiding wordt gerefereerd
aan het VN-verdrag Handicap, dat in 2016 door Nederland is geratificeerd. Dit verdrag
is erop gericht dat mensen met een beperking op gelijke voet kunnen meedoen aan de
samenleving. Uit de conclusie van het Nibud rapport blijkt dat veel mensen met een
beperking te maken hebben met meerkosten en dit kan leiden tot financiële problemen
of tekorten, die op hun beurt gelijkwaardige participatie belemmeren. Is de Staatssecretaris
het met de leden eens dat dit rapport laat zien, dat de meerkosten die mensen met
een beperking moeten betalen, rechtstreeks tegen het VN-verdrag Handicap ingaat?
Het VN-verdrag Handicap stelt vast dat mensen met een beperking recht hebben op een
behoorlijke levenstandaard. Het Nibud onderzoek toont aan dat mensen met een beperking
veel verschillende meerkosten hebben, zowel medisch als niet-medisch, en dat de hoogte
van deze meerkosten erg kunnen verschillen per individu. Omdat het VN-verdrag een
bredere insteek heeft dan het specifieke onderwerp van het Nibud onderzoek, kan ik
conclusies hierover niet één op één aan elkaar verbinden. Ik zie de uitkomsten van
het Nibud onderzoek vooral als een aanleiding om, samen met collega-bewindspersonen
van het Ministerie van SZW, in gesprek te gaan en met een beleidsreactie op dit rapport
te komen. Hierbij is het regeerprogramma van het kabinet het vertrekpunt.
In het regeerprogramma kondigt het kabinet reeds algemene lastenverlichting aan en
specifieke lastenverlichting voor groepen in de knel. De algemene lastenverlichting
wordt ingevuld door de introductie van een extra tarief in de inkomstenbelasting,
gecombineerd met een verlaging van het tarief in de eerste schijf. Hier profiteren
de lage en middeninkomens het meest van, ook in huishoudens waarin een lid van dat
huishouden een beperking heeft.
Het kabinet wil verder een specifieke oplossing voor alleenverdieners met een inkomen
onder het bestaansminimum. Dit doen we met een tijdelijke regeling4 en vervolgens een oplossing in de inkomstenbelasting.5 Bijna alle betrokken huishoudens ontvangen een WAO/WIA- of Wajong-uitkering. Daarnaast
vereenvoudigt het kabinet specifiek de aftrek van extra vervoerskosten door ziekte
of invaliditeit in de inkomstenbelasting per 1 januari 2025. Om beter aan te sluiten
bij de hoge kosten die mensen met een beperking maken voor vervoer, ook genoemd in
het Nibud onderzoek, stelt het kabinet hier bovendien extra middelen voor beschikbaar
om het forfait voor het aftrekbaar bedrag bij extra vervoerskosten te verhogen naar
0,60 euro per kilometer.
Tot slot zet het kabinet in op een meer gelijkwaardige toegang tot zorg voor iedereen
door het verplicht eigen risico per 2027 te verlagen naar € 165 euro en te trancheren.
Verder kunnen mensen die veel zorgkosten maken wellicht een beroep doen op al bestaande
regelingen zoals de zorgtoeslag voor mensen met een lager inkomen of eventueel maatwerk
via hun gemeente.
Een ander belangrijk uitgangspunt van het VN-verdrag Handicap is dat het mensen mogelijk
wordt gemaakt om de eigen financiële situatie te verbeteren. Er moet een mogelijkheid
zijn om de leefomstandigheden te verbeteren. Toch concludeert het Nibud in het rapport
dat mensen met een beperking minder mogelijkheden hebben om hun situatie te verbeteren.
Opnieuw een conclusie die laat zien dat het beleid rondom structurele meerkosten tegen
het VN-verdrag ingaat. De leden begrijpen dat de regering in het vierde kwartaal van
2024 met een beleidsreactie op het rapport zal komen. Kan de regering in deze beleidsreactie
de conclusies van het Nibud rapport naast het VN-verdrag Handicap leggen en per punt
concluderen of het in lijn is met het Verdrag of dat het hier tegenin gaat?
Ik zal in de beleidsreactie op het Nibud onderzoek een reflectie op de onderzoeksresultaten
vanuit het VN-verdrag Handicap opnemen.
Kan de regering in de beleidsreactie ook meenemen wat zij concreet gaat doen om het
beleid rondom meerkosten in lijn te brengen met het VN-verdrag Handicap, waar Nederland
zich immers heeft aan gecommitteerd? Kortom, wat gaat de regering doen met de duidelijke
conclusies uit dit rapport?
Om te beginnen verlaagt het kabinet het verplicht eigen risico per 2027 voor een meer
gelijkwaardige toegang tot zorg voor iedereen. In het regeerprogramma kondigt het
kabinet verder algemene lastenverlichting aan en specifieke lastenverlichting voor
groepen in de knel. De algemene lastenverlichting wordt ingevuld door de introductie
van een extra tarief in de inkomstenbelasting, gecombineerd met een verlaging van
het tarief in de eerste schijf. Hier profiteren de lage en middeninkomens het meest
van, ook in huishoudens waarin een lid van dat huishouden een beperking heeft.
Het kabinet wil verder een specifieke oplossing voor alleenverdieners met een inkomen
onder het bestaansminimum. Dit doen we met een tijdelijke regeling6 en vervolgens een oplossing in de inkomstenbelasting.7 Bijna alle betrokken huishoudens ontvangen een WAO/WIA- of Wajong-uitkering. Daarnaast
vereenvoudigt het kabinet specifiek de aftrek van extra vervoerskosten door ziekte
of invaliditeit in de inkomstenbelasting per 1 januari 2025. Om beter aan te sluiten
bij de hoge kosten die mensen met een beperking maken voor vervoer, ook genoemd in
het Nibud onderzoek, stelt het kabinet hier bovendien extra middelen voor beschikbaar
om het forfait voor het aftrekbaar bedrag bij extra vervoerskosten te verhogen naar
0,60 euro per kilometer.
Met het regeerprogramma als vertrekpunt ga ik naar aanleiding van het Nibud onderzoek
in gesprek met mijn collega-bewindspersonen van het Ministerie van SZW. De uitkomsten
hiervan neem ik mee in een beleidsreactie op het onderzoek.
Op welke manier gaat de regering de geconstateerde ongelijkheid aanpakken?
Als coördinerend bewindspersoon VN-verdrag Handicap zet ik mij in om een gelijkwaardige
positie van mensen met een beperking in onze samenleving te versterken. Dit doe ik
onder andere door, in samenwerking met mijn collega’s in het kabinet, een werkagenda
bij de nationale strategie VN-verdrag Handicap uit te werken. Ik informeer u in het
vierde kwartaal van 2024 per brief nader over de voortgang van de ontwikkeling van
de werkagenda.
En hoe passen de plannen om in 2026 voor ondersteuning vanuit de WMO een inkomensafhankelijke
eigen bijdrage in te voeren bij de conclusies van dit rapport? Zal dit de structurele
meerkosten voor mensen met een beperking niet verder verhogen?
Een belangrijke conclusie uit het onderzoek van het Nibud is dat huishoudens met (kinderen
met) een beperking vanwege hun meerkosten minder geld overhouden dan vergelijkbare
huishoudens. Een beperking kan er bovendien voor zorgen dat iemand minder of helemaal
niet kan werken, wat het besteedbaar inkomen drukt. Het risico dat mensen met een
beperkt inkomen en een beperking maandelijks geld tekortkomen is – als gevolg van
hun meerkosten – hoger dan voor andere huishoudens.
Op dit moment is, in het kader van de Wmo 2015, op veel maatwerkvoorzieningen het
zogenoemde abonnementstarief als eigen bijdrage van toepassing, een vaste eigen bijdrage
van € 20,60 per maand. Als gevolg van de vervanging van het abonnementstarief door
een inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage (ivb) zullen sommige Wmo-cliënten
– afhankelijk van hun inkomen en vermogen en dat van hun partner – meer eigen bijdrage
gaan betalen. Dit geldt zowel voor Wmo-cliënten met als zonder beperking. De ivb zal
(net als nu het abonnementstarief) evenwel niet kunnen stapelen met eigen bijdragen
voor de Wet langdurige zorg (Wlz) of eigen bijdragen voor beschermd wonen of opvang
in de Wmo 2015.
Verder is de verwachting dat – door de invoering van de ivb – de beschikbaarheid van
maatwerkvoorzieningen op grond van de Wmo 2015 zal verbeteren. Dat is in het belang
van mensen met een beperking. Door de invoering van het abonnementstarief in 2019
is de vraag naar met name huishoudelijke hulp binnen de Wmo enorm toegenomen, ook
onder mensen met een hoog inkomen of hoger middeninkomen. Mensen die voor hun huishoudelijke
hulp afhankelijk zijn van de Wmo 2015 zijn daardoor op de wachtlijst komen te staan.
Doel van de ivb is onder andere om dat tij te keren. De ivb leidt ertoe dat gemeenten
beter in staat worden gesteld om maatwerkvoorzieningen te bieden aan die burgers die
daar het meest op zijn aangewezen en die die – om financiële of andere redenen – niet
zelf in hun ondersteuningsbehoefte kunnen voorzien.
Is voldoende in beeld wat deze maatregel gaat betekenen voor mensen met een beperking?
Graag een reflectie van de regering op hoe zij deze plannen ziet in het licht van
dit rapport en het VN-verdrag Handicap.
De effecten van de maatregel worden van te voren in kaart gebracht voor verschillende
huishoudens- en inkomenscategorieën. Omdat de ivb behalve van het bijdrageplichtig
inkomen ook afhankelijk is van de huishoudenssamenstelling, waarbij onder andere onderscheid
wordt gemaakt tussen wel/niet-pensioengerechtigden, worden de financiële gevolgen
voor AOW-gerechtigden separaat in kaart gebracht. Ook worden de effecten van de maatregel,
vanaf invoering, gemonitord.
Of iemand wel of niet een beperking of chronische aandoening heeft, is niet van invloed
op de hoogte van de ivb die iemand moet betalen. Daarom zijn de effecten van de maatregel
voor mensen met een beperking of chronische aandoening in de basis hetzelfde als voor
andere burgers die voor ondersteuning een (langdurig) beroep doen op de Wmo 2015 en
eenzelfde huishoudenssamenstelling en bijdrageplichtig inkomen hebben.
De verhouding tussen de plannen en het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met
een handicap (VN-verdrag Handicap) zie ik als volgt. Door de ivb wordt de druk op
de beschikbaarheid van voorzieningen op grond van de Wmo 2015 verminderd en worden
gemeenten beter in staat gesteld maatwerkvoorzieningen te bieden aan die burgers die
daar het meest op zijn aangewezen. De toegankelijkheid (artikel 9 VN-verdrag Handicap),
het deel uitmaken van de maatschappij (artikel 19 VN-verdrag Handicap) en de persoonlijke
mobiliteit (artikel 20 VN-verdrag Handicap) van mensen met een beperking zijn daarmee
gediend.
De ivb maakt geen onderscheid tussen mensen met een beperking en andere personen:
de ivb geldt voor alle cliënten en is voor mensen met een laag inkomen lager dan voor
mensen met een hoog inkomen. Verder behouden gemeenten de mogelijkheid om cliënten
vrij te stellen van het betalen van een eigen bijdrage, bijvoorbeeld bij een gebrek
aan betalingscapaciteit. Ook relevant voor mensen met een beperking is dat de ivb
niet zal kunnen stapelen met eigen bijdragen voor langdurige zorg op grond van de
Wlz of voor beschermd wonen of opvang op grond van de Wmo 2015. De voorgenomen herinvoering
van de ivb is derhalve naar mijn inzicht in overeenstemming met de grondbeginselen
van het VN-verdrag Handicap. Deze maatregel biedt ten opzichte van de huidige situatie
betere waarborgen voor de beschikbaarheid van maatwerkvoorzieningen met het oog op
zelfredzaamheid en participatie die bijdragen aan de persoonlijke autonomie en onafhankelijkheid
van mensen met een beperking.
De regering heeft daarnaast in het Hoofdlijnenakkoord verschillende maatregelen opgenomen
op diverse domeinen die mensen met een beperking zullen raken. Kan de Staatssecretaris
reflecteren wat de plannen van het nieuwe kabinet gaan betekenen voor mensen met een
beperking? Zeker als ze inmiddels uitgewerkt zijn in een regeerakkoord.
Om te beginnen verlaagt het kabinet het verplicht eigen risico per 2027 voor een meer
gelijkwaardige toegang tot zorg voor iedereen. In het regeerprogramma kondigt het
kabinet verder algemene lastenverlichting aan en specifieke lastenverlichting voor
groepen in de knel. De algemene lastenverlichting wordt ingevuld door de introductie
van een extra tarief in de inkomstenbelasting, gecombineerd met een verlaging van
het tarief in de eerste schijf. Hier profiteren de lage en middeninkomens het meest
van, ook in huishoudens waarin een lid van dat huishouden een beperking heeft.
Het kabinet wil verder een specifieke oplossing voor alleenverdieners met een inkomen
onder het bestaansminimum. Dit doen we met een tijdelijke regeling8 en vervolgens een oplossing in de inkomstenbelasting.9 Bijna alle betrokken huishoudens ontvangen een WAO/WIA- of Wajong-uitkering. Daarnaast
vereenvoudigt het kabinet specifiek de aftrek van extra vervoerskosten door ziekte
of invaliditeit in de inkomstenbelasting per 1 januari 2025. Om beter aan te sluiten
bij de hoge kosten die mensen met een beperking maken voor vervoer, ook genoemd in
het Nibud onderzoek, stelt het kabinet hier bovendien extra middelen voor beschikbaar
om het forfait voor het aftrekbaar bedrag bij extra vervoerskosten te verhogen naar
0,60 euro per kilometer.
Als coördinerend bewindspersoon VN-verdrag Handicap zet ik mij in om de positie van
mensen met een beperking te versterken. Dit doe ik onder andere door, met mijn collega’s
in het kabinet, een werkagenda bij de nationale strategie VN-verdrag Handicap uit
te werken. Ik informeer u in het vierde kwartaal van 2024 per brief nader over de
voortgang van de ontwikkeling van de werkagenda.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen op verschillende plekken in het rapport
aanbevelingen voor nader onderzoek, bijvoorbeeld rondom vervoerskosten en de verschillen
tussen gemeenten. Is de regering van plan om de aanbevelingen voor nieuw onderzoek
die het Nibud doet op te pakken? Hoe wil de regering structureel inzicht krijgen in
het aantal mensen met een beperking dat te maken heeft met meerkosten en de ontwikkeling
van de stapeling van meerkosten bij hen?
Het Nibud onderzoek geeft nu goede indicaties van de meerkosten die mensen met een
beperking ervaren. Op dit moment ligt mijn prioriteit bij de invulling van de werkagenda
bij de nationale strategie VN-verdrag Handicap, samen met mijn collega bewindspersonen.
Ik zet me ervoor in dat de werkagenda maatregelen gaat bevatten die bijdragen aan
het bevorderen van gelijkheid tussen mensen met en mensen zonder beperking.
De leden zijn ook benieuwd of de regering van plan is onderzoek te doen naar de eigen
betalingen van mensen die een Wlz-indicatie met verblijf hebben? Weet de regering
of het zak- en kleedgeld wat deze mensen krijgen toereikend is en passend bij de levensfase
waar deze mensen in zitten?
Voor nadere informatie over de eigen betalingen van mensen met een Wlz-indicatie met
verblijf, verwijs ik graag naar de monitor stapeling eigen bijdragen. De monitor is
door het CBS gepubliceerd in september 2023 en reeds gedeeld met uw Kamer. De inhoudelijke
reactie op de monitor is aan uw Kamer aangeboden op 8 mei 2024.10 Naar aanleiding van deze brief zijn er door uw Kamer aanvullende vragen gesteld.
Deze zijn beantwoord bij brief van 13 juni 2024.11
De Staatssecretaris van Participatie en Integratie onderzoekt de beleidstheorie achter
de bijstandsnorm bij verblijf in een zorginstelling (zak- en kleedgeld) en waardoor
het komt dat deze als niet-toereikend wordt ervaren.12
En hoe kijkt de regering tegen de soms enorme verschillen per gemeente als het gaat
om kosten? Bijvoorbeeld voor een medische keuring of een gehandicaptenparkeerkaart?
Is het niet gek dat deze bedragen enorm kunnen verschillen? Net als de tegemoetkomingen
die sommige gemeenten wel geven (voor bijvoorbeeld zorgkosten) en anderen weer niet?
Een belangrijk fundament van gedecentraliseerde wetgeving is voor gemeenten het hebben
van beleidsruimte. Ruimte om beleid te kunnen voeren passend bij de lokale situatie,
hetgeen verankerd wordt in de lokale verordening, dan wel lokale beleidsregels. Hierdoor
kunnen dus verschillen ontstaan bij de uitvoering van taken door gemeenten als het
gaat om kosten maar ook als het gaat om de vormgeving van regelingen.
Tien jaar na de decentralisatie rijst de vraag of die diversiteit op alle onderdelen
van de uitvoeringspraktijk noodzakelijk en nuttig is. Derhalve wordt in een brede
studie naar de houdbaarheid van de Wmo 2015 in de nabije toekomst ook gekeken naar
de diversiteit in de uitvoeringspraktijk en zodoende ook naar de reikwijdte van beleidsruimte
en stelselverantwoordelijkheid.
De Commissie Sociaal Minimum adviseert om de voorwaarden voor lokale regelingen te
harmoniseren. Heeft de regering plannen om de verschillen in vergoedingen te harmoniseren?
De Staatssecretaris van Participatie en Integratie gaat in overleg met gemeenten kijken
hoe we het (kinder)armoedebeleid kunnen verbeteren. Inzet daarbij is onder andere
om mensen eerder te bereiken en om niet-gebruik van voorzieningen tegen te gaan.
Een belangrijk fundament van gedecentraliseerde wetgeving in algemene zin is de beleidsruimte
die gemeenten hebben om tot lokale regelgeving te komen die passend is bij de lokale
situatie ter bevordering van het kunnen bieden van maatwerk. Hierdoor kunnen dus verschillen
ontstaan bij de uitvoering van taken door gemeenten, als het gaat om kosten, maar
ook als het gaat om de vormgeving van regelingen.
Tien jaar na de decentralisatie rijst de vraag of die diversiteit op alle onderdelen
van de uitvoeringspraktijk noodzakelijk en nuttig is. Derhalve wordt in een brede
studie naar de houdbaarheid van de Wmo 2015 in de nabije toekomst ook gekeken naar
de diversiteit in de uitvoeringspraktijk en zodoende ook naar de reikwijdte van beleidsruimte
en stelselverantwoordelijkheid.
De leden missen in het rapport dat zaken als een eigen bijdrage en andere regelingen
ook van invloed zijn op de vrijheid om levenskeuzes te maken zoals trouwen en kinderen
krijgen. Is er een reden waarom dat niet is meegenomen in het rapport? Erkent de regering
dat mensen met een beperking ook bij dit soort keuzes extra na moeten denken over
de financiële gevolgen, vanwege bijvoorbeeld (gezins)inkomens en vermogensafhankelijke
eigen bijdragen? De leden waren ook benieuwd waarom de doelgroep met waarschijnlijk
de hoogste meerkosten, namelijk twee personen met een handicap die samenleven, niet
is meegenomen als één van de voorbeeldsituaties in dit onderzoek?
Ik heb het Nibud gevraagd de meerkosten van huishoudens met een beperking in kaart
te brengen en deze af te zetten tegen huishoudens zonder beperking. De groep mensen
met een beperking is zeer divers, dat betekende dat in het Nibud onderzoek keuzes
gemaakt moesten worden om voor een aantal subgroepen voorbeeldbegrotingen uit te kunnen
werken. De invloed op levenskeuzes die mensen maken, viel buiten de onderzoeksopdracht.
Wel is ervoor gekozen om sommige huishoudens op meerdere inkomensniveaus of in meerdere
situaties te vergelijken. Op die manier is wel een zekere mate van inzicht gegeven
in de financiële impact van deze keuzes. De genoemde aspecten, bijvoorbeeld het ervaren
van financiële drempels om te gaan samenwonen, zijn wel ter sprake geweest tijdens
de groepsgesprekken die het onderzoek zijn gevoerd. De precieze financiële impact
hiervan was in deze gesprekken niet vast te stellen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in het rapport dat op blz. 7 verwezen
wordt naar een rapport van VWS uit 2023 dat stelt dat het gemiddelde bedrag dat personen
die meerdere vormen van eigen bijdragen betalen is gedaald. Kan de Staatssecretaris
hier meer over uitleggen? Op welke manier is het gedaald en wat is hier de oorzaak
van? Kan dat rapport ook gedeeld worden met de Kamer?
Het rapport waar naar verwezen wordt, betreft de monitor stapeling eigen bijdragen
die in opdracht van het Ministerie van VWS is ontwikkeld door het CBS. De monitor
is door het CBS gepubliceerd in september 2023 en reeds gedeeld met uw Kamer. De inhoudelijke
reactie op de monitor is aan uw Kamer aangeboden op 8 mei 2024.13 Naar aanleiding van deze brief zijn er door uw Kamer aanvullende vragen gesteld.
Deze zijn beantwoord op 13 juni 2024.14
Uit het onderzoek is de conclusie getrokken dat het gemiddelde bedrag dat personen
met meerdere eigen bijdragen per maand betalen aan eigen bijdragen is gedaald van
€ 117 per maand in 2016 tot € 84 in 2021. Er heeft de afgelopen jaren wel een verschuiving
plaats gevonden: het aantal personen met meerdere soorten eigen bijdragen is licht
gestegen. De oorzaak van de daling zijn de verschillende maatregelen die de vorige
kabinetten hebben genomen: het maximeren van de eigen bijdragen voor extramurale geneesmiddelen
vanaf 2019, de invoering van het abonnementstarief in de Wmo 2015 in 2019 en de in
2018 en 2019 doorgevoerde maatregelen om het inkomen en vermogen minder zwaar mee
te tellen voor de eigen bijdragen in de Wlz en beschermd wonen in de Wmo 2015.
Is het zo dat er geen anticumulatie plaatsvindt tussen eigen bijdragen uit de Wlz
en eigen betalingen uit de Zvw?
Indien er sprake is van verblijf bij een aanbieder van Wlz-zorg dan wordt de specifieke
behandeling bekostigt vanuit de Wlz en behoeft daarvoor geen eigen bijdrage te worden
betaald. Indien er geen verblijf is met behandeling wordt de behandeling bekostigd
vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw). In dat geval moeten eventuele eigen bijdragen
die normaal gesproken onder de Zvw verschuldigd zijn, wel betaald worden. Dit geldt
ook voor eigen bijdragen die te maken hebben met Zvw-zorg die niet te maken hebben
met de specifieke aandoening waarvoor men bij de zorgaanbieder verblijft. Er is dus
alleen sprake van anti-cumulatie op het moment dat iemand verblijf met behandeling
vanuit de Wlz ontvangt, voor zover de behandeling te maken heeft met de eigen aandoening.
Dit is ook logisch omdat een eigen bijdrage vanuit de Wlz wordt geheven omdat iemand
afhankelijk van de leveringsvorm naast verpleging en verzorging ook eten en drinken
en huisvestingskosten vergoed krijgt.
De leden lezen in het rapport dat het niet altijd lukt om de juiste indicatie te krijgen,
waardoor mensen soms bepaalde kosten zelf moeten betalen. Voor persoonlijke verzorging
en verpleging vanuit de Zvw (wijkverpleging) hoeft bijvoorbeeld geen eigen bijdrage
te worden betaald, maar dezelfde verzorging en verpleging uit de Wlz heeft wel een
eigen bijdrage die hoog kan oplopen. Kan de Staatssecretaris die verschillen uitleggen
en vindt de regering dit eerlijk? Zeker in het licht dat niet altijd de juiste indicatie
wordt gegeven?
Er zijn verschillen tussen het gebruik van wijkverpleging en de zorgverlening in de
Wet langdurige zorg (Wlz) en in de Zorgverzekeringswet die het verschil verklaren.
Mensen die een Wlz-indicatie hebben, zijn mensen die een blijvende behoefte hebben
aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig hebben. Deze mensen
hebben dan in de regel ook een (veel) zwaardere zorgvraag dan mensen die zorg krijgen
uit de wijkverpleging. Daarnaast krijgen mensen, die op basis van de Wlz bij een zorgaanbieder
verblijven, verzorging en verpleging en betalen zij geen eigen huur, energiekosten
en kosten voor eten en drinken. Mensen met een volledig pakket thuis krijgen bovendien,
naast de verzorging en verpleging, hun eten en drinken vergoed. Hiervoor geldt in
de Wlz een inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage en dat lijkt mij redelijk.
Mensen die vanuit de Zorgverzekeringswet wijkverpleging ontvangen, betalen namelijk
zelf hun woonlasten en eten en drinken.
Kan de regering ook toelichten hoe het staat met de uitvoering van de aangenomen motie
Westerveld c.s.15 over onderzoeken of de stapeling van eigen bijdragen kan worden teruggebracht door
mensen met een beperking maximaal uit één wet een eigen bijdrage te laten betalen?
Het onderwerp heeft mijn aandacht en het is mijn bedoeling u voor het eind van dit
jaar te informeren hierover.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat wordt geconcludeerd dat er voor
bepaalde kosten tegemoetkomingen zijn, maar dat die via veel verschillende regelingen
gaan. Als voorbeeld wordt vervoer genoemd, waarbij er regelingen zijn vanuit de gemeente,
het UWV en de Belastingdienst. Ook zijn er verschillende regelingen voor verschillende
soorten vervoerskosten. Er wordt gewaarschuwd dat er een risico is dat mensen vanwege
deze versnippering niet goed op de hoogte zijn van de mogelijkheden. Ziet de Staatssecretaris
dit risico ook? Hoe kan deze versnippering tegen worden gegaan en op welke manier
kunnen mensen beter op de hoogte worden gebracht van welke mogelijkheden voor tegemoetkoming
er zijn?
Ja, dit risico zie ik ook. Eén van de trajecten om te werken aan het tegengaan van
versnippering is het programma «Inrichten overheidsbrede loketten» van het Ministerie
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Vanuit het «geen verkeerde, altijd
de juiste deur» principe geeft het Ministerie van BZK invulling aan overheidsbrede
ingangen en toegang tot publieke dienstverlening. Het doel daarvan is dat het niet
uitmaakt waar de burger bij de overheid aanklopt; de overheid zorgt gezamenlijk voor
een oplossing vanuit de beleving van mensen, ongeacht hoe de overheid zelf is georganiseerd.
Bij voorkeur door direct te helpen of door mensen warm door te verwijzen naar een
andere (overheids)organisatie of een overheidsdienstverlener die directe lijnen heeft
met relevante landelijke en lokale organisaties.
Ook bij het regelen van zorg en ondersteuning ervaren mensen knelpunten, zeker als
er sprake is van zorg en ondersteuning vanuit meerdere wetten (Wmo, Jeugdwet, Wlz
en/of Zvw). Dit raakt ook aan de verdere uitwerking van de werkagenda onder de Nationale
Strategie van het VN-verdrag handicap. Eén van de doelstellingen betreft namelijk
het eenvoudig en transparant regelen van zorg en ondersteuning. Binnen de werkagenda
pak ik dit thema verder op, waarbij ik mij specifiek richt op zorg en ondersteuning.
Daarnaast werkt het kabinet met het programma Vereenvoudiging inkomensondersteuning
voor mensen (VIM) aan het tegengaan van versnippering, in specifieke zin verschillende
korte termijn knelpunten waarvan het besteedbaar inkomen bij meerkosten in verband
met een beperking er één is. Begin 2025 zal uw Kamer worden geïnformeerd over de voortgang
hiervan.
Is er ook hulp voor mensen om uit te vinden welke regeling bij hun past?
Ja, onafhankelijke cliëntondersteuners kunnen hier bijvoorbeeld bij helpen. Vanuit
de Wmo 2015 kunnen mensen gebruik maken van cliëntondersteuning. Cliëntondersteuning
is gratis en onafhankelijk. Cliëntondersteuners helpen door de weg te wijzen naar
passende zorg en/of ondersteuning. Dit geldt ook voor zorg en ondersteuning vanuit
de Jeugdwet, Zorgverzekeringswet en toeleiding naar de Wet Langdurige Zorg. Daarnaast
kunnen zij ook helpen bij vragen over aanpalende domeinen, zoals werk, inkomen of
wonen. Naast het wijzen van de weg, behartigt een cliëntondersteuner ook de belangen
van de inwoner. Ook geeft het Juiste Loket informatie aan mensen die vragen hebben
over de langdurige zorg. Bijvoorbeeld als zij niet weten waar zij voor zorg of ondersteuning
terecht kunnen. Tenslotte geeft koepelorganisatie ieder(in) op www.meerkosten.nl informatie over diverse regelingen gericht op chronisch zieken en mensen met een
beperking.
Ziet de Staatssecretaris ook dat deze versnippering aan regelingen voor enorme administratieve
lasten zorgt voor mensen? Op welke manier kan dat verminderd worden?
Ja. In dit rapport en ook in de gesprekken die mijn ministerie heeft gevoerd met ervaringsdeskundigen
komt naar voren dat mensen met een chronische ziekte of een beperking hoge administratieve
lasten ervaren voor het aanvragen van de verschillende regelingen.
Ik erken dat mensen met een beperking veel tijd kwijt zijn aan het regelen van allerlei
ondersteuning en hoge administratieve lasten ervaren. Ik heb de ambitie om regelingen
te vereenvoudigen, maar dit is een complex vraagstuk. Op dit moment werkt het kabinet
aan verschillende trajecten die tezamen gericht zijn op verbeteringen.
Begin dit jaar heeft het kabinet de Nationale strategie voor de implementatie van
het VN-verdrag handicap vastgesteld. Binnen de werkagenda van deze strategie kijk
ik ook naar het eenvoudig en transparant regelen van zorg en ondersteuning. Ik informeer
u in het vierde kwartaal van 2024 per brief nader over de voortgang van de ontwikkeling
van de werkagenda.
Daarnaast werkt het kabinet aan de verbetering van de fiscale regeling aftrek specifieke
zorgkosten. Eén van de doelen van deze verbetering is om de regeling beter te richten
op de doelgroep van mensen met een chronische ziekte of beperking. Hiervoor breng
ik samen met mijn collega’s in het kabinet verschillende opties in kaart. We streven
ernaar om uiterlijk in het eerste kwartaal van 2025 het eindrapport met alternatieven
en aanpassingen van de fiscale regeling specifieke zorgkosten af te ronden en vervolgens
met uw Kamer te delen.
Ook werkt het kabinet via het programma Vereenvoudiging inkomensondersteuning voor
mensen aan de aanpak van knelpunten voor mensen die veel meerkosten hebben. Begin
2025 zal uw Kamer hierover nader geïnformeerd worden.
Is de regering bekend met het zorgkostenonderzoek16 dat Ieder(in) heeft uitgevoerd? Wat is de reactie van de Staatssecretaris op de conclusies
uit dit onderzoek?
Ja, Ieder(in) heeft een vragenlijst over zorgkosten uitgezet onder haar achterban
die door 1513 respondenten is ingevuld. Deze peiling liep parallel aan de uitvoering
van het Nibud onderzoek, waarbinnen Ieder(in) ook betrokken was. Ieder(in) herkent
vanuit deze eigen peiling ook de uitkomsten van het Nibud onderzoek. Voor mij is dit
een verdere aansporing om naar aanleiding van het Nibud onderzoek in gesprek te gaan
met mijn collega-bewindspersonen van het Ministerie van SZW en een beleidsreactie
op het Nibud onderzoek op te stellen.
Is de Staatssecretaris het met de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA eens dat
zowel het Nibud onderzoek als het onderzoek van Ieder(in) hetzelfde beeld laten zien,
namelijk dat mensen met een beperking meer moeite moeten doen om rond te komen, hoge
zorg- en meerkosten hebben en hun bestaanszekerheid onder druk staat? Zo ja, wat gaat
de Staatssecretaris doen om dit aan te pakken?
Om te beginnen verlaagt het kabinet het verplicht eigen risico per 2027 voor een meer
gelijkwaardige toegang tot zorg voor iedereen. In het regeerprogramma kondigt het
kabinet verder algemene lastenverlichting aan en specifieke lastenverlichting voor
groepen in de knel. De algemene lastenverlichting wordt ingevuld door de introductie
van een extra tarief in de inkomstenbelasting, gecombineerd met een verlaging van
het tarief in de eerste schijf. Hier profiteren de lage en middeninkomens het meest
van, ook in huishoudens waarin een lid van dat huishouden een beperking heeft.
Het kabinet wil verder een specifieke oplossing voor alleenverdieners met een inkomen
onder het bestaansminimum. Dit doen we met een tijdelijke regeling17en vervolgens een oplossing in de inkomstenbelasting.18 Bijna alle betrokken huishoudens ontvangen een WAO/WIA- of Wajong-uitkering. Daarnaast
vereenvoudigt het kabinet specifiek de aftrek van extra vervoerskosten door ziekte
of invaliditeit in de inkomstenbelasting per 1 januari 2025. Om beter aan te sluiten
bij de hoge kosten die mensen met een beperking maken voor vervoer, ook genoemd in
het Nibud onderzoek, stelt het kabinet hier bovendien extra middelen voor beschikbaar
om het forfait voor het aftrekbaar bedrag bij extra vervoerskosten te verhogen naar
0,60 euro per kilometer. Verder kunnen mensen die veel zorgkosten maken wellicht een
beroep doen op al bestaande regelingen zoals de zorgtoeslag voor mensen met een lager
inkomen of eventueel maatwerk via hun gemeente.
Met het regeerprogramma als vertrekpunt ga ik naar aanleiding van het Nibud onderzoek
in gesprek met mijn collega-bewindspersonen van het Ministerie van SZW en kunt een
beleidsreactie op het onderzoek verwachten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het NIBUD rapport Meerkosten
van het leven met een beperking. De leden danken het NIBUD voor de uitgebreide rapportage.
Omdat de beleidsreactie van het kabinet nog ontbreekt beperken de leden zich tot de
vraag in hoeverre de beschreven conclusie «Voor mensen met meerkosten door een beperking
is het risico op tekorten groter» ook tot gevolg heeft dat het risico op schulden
toe neemt. Zijn er aanvullende cijfers bekend waaruit blijkt dat mensen met meerkosten
door een beperking verhoudingsgewijs hier vaker mee te maken krijgen dan mensen zonder
beperking?
Er zijn geen aanvullende cijfers beschikbaar waaruit blijkt dat mensen met een beperking
verhoudingsgewijs meer schulden hebben. Als mensen maandelijks geld te kort komen,
is de kans groter dat zij schulden moeten maken.
De leden van de VVD-fractie wachten met belangstelling de beleidsreactie van het kabinet
af waarbij we nadrukkelijk benieuwd zijn naar de visie op de het stelsel van tegemoetkomingen
en compensatiemaatregelen en de mate waarin dat al of niet toereikend is.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het rapport «Meerkosten
van het leven met een handicap» van het NIBUD. Wij vinden het goed dat de meerkosten
in kaart zijn gebracht. Het rapport laat de enorme complexiteit zien van alle regelingen
waar mensen met een beperking mee te maken kunnen krijgen. Het geeft een duidelijk
beeld dat mensen met een beperking ook daadwerkelijk meerkosten hebben. Wij hebben
hier nog verschillende vragen over.
Zij lezen dat het NIBUD rapport uitgaat van de aannames dat huishoudens zeer goed
met geld om kunnen gaan en alle inkomensondersteuning waar ze recht op hebben aanvragen.
Tegelijkertijd geeft het NIBUD ook aan dat uit gesprekken blijkt dat mensen niet alles
weten te vinden en de belastingaftrek voor specifieke zorgkosten ingewikkeld is. Hoe
realistisch acht de Staatssecretaris het dat mensen met een beperking van alle mogelijke
inkomensondersteuning gebruik maken?
Er zijn veel verschillende inkomensondersteunende regelingen waar mensen met een beperking
gebruik van kunnen maken, met veel verschillende aanvraagloketten. Ik erken dat het
ingewikkeld kan zijn om volledig op de hoogte te zijn om goed gebruik te kunnen maken
van deze regelingen. Er is geen beeld van het niet-gebruik van deze verschillende
regelingen specifiek door mensen met een beperking. Uit gesprekken met ervaringsdeskundigen
blijkt wel dat, gegeven dat mensen met een beperking deze beperking voor een langere
tijd hebben, ze door de tijd heen hun weg weten te vinden naar de verschillende regelingen.
Wie of welke organisatie zou een rol kunnen spelen in het helpen met aanvragen van
de verschillende regelingen?
Op dit moment zijn er verschillende initiatieven die mensen helpen bij het aanvragen
van verschillende regelingen. Een voorbeeld is het werk dat lokale wijkteams of lokale
formulierenteams hierin verrichten of inloopspreekuren van welzijnsorganisaties. Ook
geeft het Juiste Loket informatie aan mensen die vragen hebben over de langdurige
zorg. Bijvoorbeeld als zij niet weten waar zij voor zorg of ondersteuning terecht
kunnen. Mensen kunnen ook gebruik maken van cliëntondersteuning. Cliëntondersteuning
is gratis en onafhankelijk. Cliëntondersteuners helpen door de weg te wijzen naar
passende zorg en/of ondersteuning. Dit geldt ook voor zorg en ondersteuning vanuit
de Jeugdwet, Zorgverzekeringswet en toeleiding naar de Wet Langdurige Zorg. Daarnaast
kunnen zij ook helpen bij vragen over aanpalende domeinen, zoals werk, inkomen of
wonen. Tenslotte geeft koepelorganisatie ieder(in) op www.meerkosten.nl informatie over diverse regelingen gericht op chronisch zieken en mensen met een
beperking.
Kan er niet één loket komen waar mensen terecht kunnen?
Het is mij bekend dat mensen een «kastje naar de muur gevoel» kunnen ervaren in het
contact met de overheid en daarbij telkens opnieuw hun verhaal moeten doen. Deze signalen
zijn er ook als het gaat om het regelen van zorg en ondersteuning.
Vanuit het «geen verkeerde, altijd de juiste deur» principe geeft het Ministerie van
BZK invulling aan overheidsbrede ingangen en toegang tot publieke dienstverlening.
Het doel daarvan is dat het niet uitmaakt waar de burger bij de overheid aanklopt;
de overheid zorgt gezamenlijk voor een oplossing vanuit de beleving van mensen, ongeacht
hoe de overheid zelf is georganiseerd. Bij voorkeur door direct te helpen of door
mensen warm door te verwijzen naar een andere (overheids)organisatie of een overheidsdienstverlener
die directe lijnen heeft met relevante landelijke en lokale organisaties.
Ook bij het regelen van zorg en ondersteuning ervaren mensen knelpunten, zeker als
er sprake is van zorg en ondersteuning vanuit meerdere wetten (Wmo 2015, Jeugdwet,
Wlz en/of Zvw). Dit raakt ook aan de verdere uitwerking van de werkagenda onder de
Nationale Strategie van het VN-verdrag handicap. Eén van de doelstellingen betreft
namelijk het eenvoudig en transparant regelen van zorg en ondersteuning. Binnen de
werkagenda pak ik dit thema verder op, waarbij ik mij specifiek richt op zorg en ondersteuning.
De leden van de NSC-fractie lezen in het NIBUD rapport dat mensen met een beperking
veel tijd kwijt zijn aan het regelen van allerlei ondersteuning en hoge administratieve
lasten kunnen ervaren. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden dit te vereenvoudigen
en te verbeteren?
Ik erken dat mensen met een beperking veel tijd kwijt zijn aan het regelen van allerlei
ondersteuning en hoge administratieve lasten ervaren. Ik heb de ambitie om regelingen
te vereenvoudigen. Dit is een complex vraagstuk. Op dit moment werkt het kabinet aan
verschillende trajecten die tezamen gericht zijn op verbeteringen.
Begin dit jaar heeft het kabinet de Nationale strategie voor implementatie van het
VN-verdrag handicap vastgesteld. Binnen de werkagenda van deze strategie wordt ook
gekeken naar het eenvoudig en transparant regelen van zorg en ondersteuning. Ik informeer
u in het vierde kwartaal van 2024 per brief nader over de voortgang van de ontwikkeling
van de werkagenda.
Daarnaast werkt het kabinet aan de verbetering van de fiscale regeling aftrek specifieke
zorgkosten. Eén van de doelen van deze verbetering is om de regeling beter te richten
op de doelgroep van mensen met een chronische ziekte of beperking. We streven ernaar
om uiterlijk in het eerste kwartaal van 2025 het eindrapport met alternatieven en
aanpassingen van de fiscale regeling specifieke zorgkosten af te ronden en vervolgens
met uw Kamer te delen.
Ook werkt het kabinet via het programma Vereenvoudiging inkomensondersteuning voor
mensen aan de aanpak van knelpunten voor mensen die veel meerkosten hebben. Begin
2025 zal uw Kamer hierover nader geïnformeerd worden.
Is in de gesprekken ook naar voren gekomen hoeveel tijd mensen kwijt zijn om alles
te regelen en waar de knelpunten zitten volgens de deelnemers?
Het doel van de gesprekken in het Nibud onderzoek was in kaart brengen welke meerkosten
mensen met een beperking hebben. Er is daarom wel naar voren gekomen dat mensen veel
tijd kwijt zijn om alles te regelen, maar er is niet uitgebreid stilgestaan bij hoeveel
tijd zij daar precies mee kwijt zijn. Wel kwam in de gesprekken naar voren dat zij
niet alleen veel tijd kwijt zijn met het verdiepen in de regelingen en het aanvragen
daarvan, maar bijvoorbeeld ook met telefoneren met betreffende instanties. Dat het
regelen van ondersteuning veel tijd kost, is een bekend signaal. Daarom kijkt het
kabinet op dit moment naar het vereenvoudigen van inkomensregelingen. En verken ik
daarnaast zelf de mogelijkheid om het aanvragen en regelen van passende zorg te vereenvoudigen.
Dit is onderwerp van gesprek in de ontwikkeling van de werkagenda bij de nationale
strategie VN-verdrag Handicap, en zal daarin een uitwerking krijgen.
Zij lezen dat het NIBUD constateert dat mensen met een beperking niet dezelfde financiële
ruimte hebben als mensen zonder beperking met hetzelfde inkomen. Is de Staatssecretaris
bereid om deze ongelijkheid aan te pakken en welke concrete plannen heeft zij daartoe?
Als coördinerend bewindspersoon VN-verdrag Handicap zet ik mij in om de positie van
mensen met een beperking te versterken. Dit is een kabinetsbrede verantwoordelijkheid.
Samen met mijn collega’s in het kabinet werk ik een werkagenda uit bij de reeds in
de ministerraad vastgestelde nationale strategie VN-verdrag Handicap. Deze werkagenda
is een belangrijke stap in het aanpakken van ongelijkheid voor mensen met een beperking.
Ook ben ik specifiek in gesprek met mijn collega-bewindspersonen van het Ministerie
van SZW over de uitkomsten van dit onderzoek en kom ik met een nadere reactie op het
onderzoek.
Het NIBUD constateert verder dat een beperking ook gevolgen kan hebben voor het inkomen
dat iemand in staat is te verwerven, waardoor mensen met een beperking minder mogelijkheden
om hun situatie te verbeteren. Is de Staatssecretaris het met ons eens dat dit in
strijd is met het VN verdrag handicap en wat er beoogd wordt in de Nationale strategie?
Ik erken dat het hebben van een beperking gevolgen kan hebben voor het inkomen en
dat dit kan leiden tot minder mogelijkheden om hun situatie te verbeteren. Het Nibud
onderzoek toont aan dat mensen met een beperking veel verschillende meerkosten hebben,
zowel medisch als niet-medisch, en dat de hoogte van deze meerkosten erg kunnen verschillen
per individu. Omdat het VN-verdrag een bredere insteek heeft dan het specifieke onderwerp
van het Nibud onderzoek, kan ik conclusies hierover niet 1 op 1 aan elkaar verbinden.
Nederland erkent het recht van mensen met een beperking op werk en op een behoorlijke
levensstandaard voor henzelf en voor hun gezinnen. Met de nationale strategie beoog
ik onder andere deze artikelen uit het VN-Verdrag Handicap verder te implementeren
opdat de doelstellingen uit de nationale strategie in 2040 behaald worden.
Het kabinet vindt dat iedereen in Nederland mee moet kunnen doen op de arbeidsmarkt.
Ook mensen die daarbij ondersteuning nodig hebben. Het is van belang dat obstakels
die werk en het verwerven van inkomen in de weg staan worden weggenomen, zowel voor
mensen met een beperking als voor werkgevers. Onder andere met de banenafspraak, het
bieden van passende werkvoorzieningen, persoonlijke ondersteuning en het tegengaan
van arbeidsmarktdiscriminatie beoogt het kabinet mensen optimaal te ondersteunen naar
werk en belemmeringen weg te nemen.
Samen met mijn collega-bewindspersonen van het Ministerie van SZW werk ik verder aan
(aanvullende) maatregelen voor in de werkagenda voor de uitvoering van de nationale
strategie VN-Verdrag Handicap. De uitkomsten van het NIBUD rapport worden hierin meegenomen.
Is het kabinet bereid om nader onderzoek te doen naar de oorzaken en mogelijke oplossingen
om die ongelijkheid op te heffen?
Op dit moment ligt mijn prioriteit bij de invulling van de werkagenda bij de nationale
strategie VN-verdrag Handicap, samen met mijn collega bewindspersonen. Ik zet me ervoor
in dat de werkagenda maatregelen gaat bevatten die bijdragen aan het bevorderen van
gelijkheid tussen mensen met en mensen zonder beperking.
De leden van de NSC- fractie lezen dat het NIBUD rapport niet is toegespitst op mensen
met een psychische aandoening of kwetsbaarheid. Echter ook bij de groep mensen met
een psychische aandoening of kwetsbaarheid kunnen de meerkosten in de praktijk flink
kunnen oplopen. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe zij aankijkt tegen de bestaanszekerheid,
meerkosten en inkomensmogelijkheden voor mensen met een (ernstige) psychische aandoening
of kwetsbaarheid?
Als coördinerend bewindspersoon VN-verdrag Handicap maak ik geen onderscheid tussen
de rechten van mensen met een (ernstige) psychische aandoening of kwetsbaarheid of
andere mensen met een beperking. Iedereen heeft recht op een behoorlijke levensstandaard.
De groep mensen met een beperking is zeer divers, dus in het Nibud onderzoek moesten
keuzes gemaakt worden om voor een aantal subgroepen voorbeeldbegrotingen uit te kunnen
werken. Belangrijk criterium daarvoor was de mate waarin verwacht werd dat mensen
meerkosten zouden hebben als gevolg van hun aandoening of beperking. Voor mensen met
een spieraandoening is het bijvoorbeeld te verwachten dat zij extra energiekosten
hebben omdat zij waarschijnlijk een hogere temperatuur in huis hebben dan een gemiddeld
huishouden. Hoewel mensen met een psychische aandoening of kwetsbaarheid mogelijk
hogere zorgkosten hebben, was er geen aanleiding om te verwachten dat zij op andere
terreinen kosten zouden hebben die afwijken van mensen zonder beperking. Vandaar dat
er gekozen is om geen apart profiel voor deze groep uit te werken in het onderzoek.
Zij constateren dat het Nibud onderzoek niet ingaat op mensen die in een instelling
wonen. Mensen die in een instelling wonen betalen vaak een hoge eigen bijdrage, waarbij
de regels ervan uitgaan dat iemand alleen maar zak- en kleedgeld nodig heeft. Vanuit
de praktijk horen wij echter dat mensen die in een instelling wonen hieraan tekort
komen. Bijvoorbeeld doordat iemand in een woonzorgcentrum zelf moet betalen voor het
gebruik van de wasmachine, wifi-abonnement, telefoonabonnement, vervoer, sport, zelfzorgmiddelen
zoals maandverband, shampoo, deo, maar ook cadeautjes, hobbyspullen, extra eigen eten
(tussendoortjes, fruit), enz. Is de Staatssecretaris bereid om te laten onderzoeken
of het zak- en kleedgeld van mensen die een Wlz-indicatie met verblijf hebben toereikend
is en tevens passend bij de levensfase?
De Staatssecretaris Participatie en Integratie onderzoekt de beleidstheorie achter
de bijstandsnorm bij verblijf in een zorginstelling (zak- en kleedgeld)19 en waardoor het komt dat deze als niet toereikend wordt ervaren.
De leden van de NSC-fractie zien dat er in het NIBUD rapport vrijwel geen aandacht
is voor mensen die een ernstige beperking krijgen terwijl ze in een niet aanpasbare
ongeschikte koopwoning wonen. Verhuizen naar een geschikte koopwoning kan lastig zijn
door de inkomenseisen voor een hypotheek en een overlijdensrisicoverzekering, verhuizen
naar een geschikte huurwoning is in de particuliere sector vaak te duur en in de sociale
sector moeilijk door de inkomenseisen en de beperkte beschikbaarheid. Kan de Staatssecretaris
inzicht geven in deze problematiek en welke oplossingen er zijn voor deze doelgroep?
Mede door de krapte op de woningmarkt kunnen mensen met een beperking problemen ondervinden
bij het vinden van een toegankelijke en betaalbare woning. De eerste stap is altijd
om met de gemeente in gesprek te gaan over welke ondersteuning nodig is en of een
woningaanpassing kan bijdragen aan participatie en herstel (in de zin van de Wmo 2015).
Soms kan een verhuizing een beter passende oplossing zijn gezien de beperkingen die
iemand ondervindt. Het gaat hierbij altijd om maatwerk, die mede afhankelijk is van
de aard van de (persoonlijke) omstandigheden, de huidige woning, de aard en mate van
de beperkingen, de met een woningaanpassing of verhuizing samenhangende kosten en
het beschikbare aanbod aan passende woningen in een gemeente of regio. Het terugdringen
van het woningtekort is één van de prioriteiten van het kabinet. Hierbij is extra
aandacht voor woningen voor mensen met een lage- en middeninkomens.
De leden van de NSC-fractie hebben gelezen dat een client die persoonlijke verzorging
en verpleging krijgt vanuit de Zvw (wijkverpleging) geen bijdrage hoeft te betalen,
terwijl een client die dezelfde persoonlijke verzorging en verpleging krijgt vanuit
de Wlz hiervoor wel een eigen bijdrage moet betalen die kan oplopen tot meer dan € 800
per maand. Vindt de Staatssecretaris dit uitlegbaar, mede gezien het VN Verdrag Handicap?
Wat gaat de Staatssecretaris hier aan doen?
Er zijn verschillen tussen het gebruik van wijkverpleging en de zorgverlening in de
Wet langdurige zorg (Wlz) en in de Zorgverzekeringswet die het verschil verklaren.
Mensen die een Wlz-indicatie hebben, zijn mensen die een blijvende behoefte hebben
aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig hebben. Deze mensen
hebben in de regel dan ook een (veel) zwaardere zorgvraag dan mensen die zorg krijgen
uit de wijkverpleging. Daarnaast krijgen mensen die op basis van de Wlz bij een zorgaanbieder
verblijven verzorging en verpleging en betalen geen eigen huur of energiekosten. Mensen
met een volledig pakket thuis krijgen bovendien, naast de verzorging en verpleging,
hun eten en drinken vergoed. Hiervoor geldt in de Wlz een inkomens- en vermogensafhankelijke
eigen bijdrage en dat lijkt mij redelijk. Mensen die vanuit de Zorgverzekeringswet
wijkverpleging ontvangen, betalen namelijk zelf hun woonlasten en eten en drinken.
Zij begrijpen van mensen met een beperking dat de gezinsinkomens- en vermogensafhankelijke
eigen bijdrageregeling Wlz extramuraal ze belemmerd en beperkt in de vrijheid om levenskeuzes
te maken zoals werken, samenwonen en trouwen. Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren
en is zij bereid om voor deze groep de eigen bijdrageregelingen aan te passen?
De eigen bijdrage in de Wlz wordt geheven omdat we het redelijk vinden dat de gebruiker
van zorg voor een gedeelte bijdraagt in de kosten van zorg. Zorggebruikers met een
hoger inkomen en vermogen kunnen een groter deel van hun zorgkosten zelf dragen dan
gebruikers met een lager inkomen en vermogen. En uiteindelijk wordt slechts een klein
gedeelte van de totale zorguitgaven bij de zorggebruiker zelf gelegd.
In een huwelijk/geregistreerd partnerschap wordt een zekere mate van solidariteit
gevraagd, omdat bij het vaststellen van de eigen bijdrage ook het inkomen van de gehuwde
(of partner) wordt meegeteld. Bij gehuwden/partners is in algemene zin vaker sprake
van meer besteedbaar inkomen dan bij een alleenstaande. Ik zie op dit moment daarom
geen aanleiding om de eigen bijdrageregelingen voor deze groep aan te passen.
De leden van de NSC-fractie constateren dat het voornemen om de eigen bijdrage voor
de Wmo inkomensafhankelijk te maken, kan leiden tot nog hogere meerkosten voor mensen
met een beperking die zijn aangewezen op ondersteuning. Is de Staatssecretaris bereid
om rekening te houden met de mogelijke verdere stapeling van eigen bijdragen om te
voorkomen dat de bestaanszekerheid van mensen met een beperkingen (nog meer) in de
knel komt en hierop waar nodig passende maatregelen te nemen?
Eén van de uitgangspunten bij de vormgeving van de voorgenomen inkomens- en vermogensafhankelijke
eigen bijdrage (ivb) is dat de toename van de stapeling van eigen bijdragen voor de
burger (die samenhangt met de invoering van de ivb) waar mogelijk wordt beperkt. Zo
zal de ivb (net als nu het abonnementstarief) niet kunnen stapelen met eigen bijdragen
voor de Wet langdurige zorg (Wlz) of eigen bijdragen voor beschermd wonen of opvang
in de Wmo 2015. Ook behouden gemeenten de mogelijkheid om cliënten vrij te stellen
van het betalen van een eigen bijdrage, bijvoorbeeld bij een gebrek aan betalingscapaciteit.
De leden van de fractie Nieuw Sociaal Contract lezen in het Hoofdlijnenakkoord dat
er lastenverlichting komt, ook voor mensen in de knel en hun bestaanszekerheid. Hoe
gaat de Staatssecretaris hier invulling aan geven?
In het regeerprogramma kondigt het kabinet reeds algemene lastenverlichting aan en
specifieke lastenverlichting voor groepen in de knel. De algemene lastenverlichting
wordt ingevuld door de introductie van een extra tarief in de inkomstenbelasting,
gecombineerd met een verlaging van het tarief in de eerste schijf. Hier profiteren
de lage en middeninkomens het meest van, ook in huishoudens waarin een lid van dat
huishouden een beperking heeft.
Het kabinet wil verder een specifieke oplossing voor alleenverdieners met een inkomen
onder het bestaansminimum. Dit doen we met een tijdelijke regeling20 en vervolgens een oplossing in de inkomstenbelasting.21 Bijna alle betrokken huishoudens ontvangen een WAO/WIA- of Wajong-uitkering. Daarnaast
vereenvoudigt het kabinet specifiek de aftrek van extra vervoerskosten door ziekte
of invaliditeit in de inkomstenbelasting per 1 januari 2025. Om beter aan te sluiten
bij de hoge kosten die mensen met een beperking maken voor vervoer, ook genoemd in
het Nibud onderzoek, stelt het kabinet hier bovendien extra middelen voor beschikbaar
om het forfait voor het aftrekbaar bedrag bij extra vervoerskosten te verhogen naar
0,60 euro per kilometer.
Zij lezen in een advies van de Raad van Volksgezondheid «Met de stroom mee» (2023)
dat een maximering zou moeten komen voor eigen betaling van chronisch zieken. Is de
Staatssecretaris voornemens iets met dit advies te doen? Zo ja, welke stappen gaat
de Staatssecretaris hierin zetten en wanneer komt zij met een voorstel? Zo nee, waarom
niet?
Een inhoudelijke reactie op de aanbevelingen van de Raad van Volksgezondheid zal ik
geven in de kabinetsreactie op dit rapport. Vooruitlopend daarop wil ik aangeven dat
het kabinet met de voorgenomen forse verlaging van het eigen risico naar 165 euro
een flinke stap zet om tot een meer gelijkwaardige toegang tot zorg te komen, voor
mensen die met veel zorgkosten te maken hebben, zoals chronisch zieken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van de informatie
over de meerkosten van leven met een beperking. Zij hebben sterke zorgen over de stapeling
van zorgkosten die veel mensen met een beperking ondervinden, waardoor zij moeilijk
rond kunnen komen. Daarom hebben deze leden nog de volgende vragen.
De leden van de D66-fractie merken op dat in de voorstellen van het Hoofdlijnenakkoord
onder andere het verlagen van het eigen risico en het afschaffen van de tegemoetkoming
voor arbeidsongeschikten staan, waarbij de tegemoetkoming ongeveer even groot is als
de voorgestelde verlaging van het eigen risico. Waarom is ervoor gekozen om een maatregel
te nemen die op de langere termijn meer dan 5 miljard kost en niet ten goede komt
aan arbeidsongeschikten?
Het doel van de verlaging van het verplicht eigen risico is het verlagen van de (ervaren)
financiële drempel voor de toegang tot zorg voor mensen die zorg nodig hebben, zeker
als ze moeite hebben met rondkomen. De tegemoetkoming arbeidsongeschikten met een
WAO-, WAZ-, WIA- of Wajong-uitkering is in het verleden ingesteld als compensatie
voor verwachte hogere (verborgen) kosten voor ziekte die deze groep maakt. Nu het
eigen risico wordt verlaagd, is er minder noodzaak voor deze tegemoetkoming.
Sommige mensen met een tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten gaan er naar verwachting
door de twee maatregelen op voor uit, en sommige mensen zullen er op achter uit gaan.
Bij ongewijzigd beleid zou de tegemoetkoming naar verwachting € 235,11 bedragen in
2027. Het eigen risico zou bij ongewijzigd beleid op basis van de huidige inzichten
uitkomen op € 415 in 2027, maar wordt verlaagd naar € 165. Voor mensen die het eigen
risico volmaken, betekent dat een voordeel van € 250. Ondanks dat niet precies bekend
is in hoeverre alle gerechtigden van een AO-tegemoetkoming hun gehele eigen risico
vol maken, is het wel aannemelijk dat dit voor een groot deel van deze populatie het
geval zal zijn.
De leden van de D66-fractie hebben over de samenloop van deze twee maatregelen nog
enkele specifieke vragen die we graag één voor één beantwoord willen hebben. Betreft
de groep die de tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten ontvangt volgens de schatting
van de Staatssecretaris voornamelijk de chronisch zieken met een lager of een hoger
inkomen?
Er is geen data over hoeveel chronisch zieken de tegemoetkoming arbeidsongeschikten
ontvangt, en of dit mensen met een lager of een hoger inkomen betreft. Wel is bekend
dat iedereen met een recht op een WIA- WAO- of WAZ-uitkering die als minimaal 35%
arbeidsongeschikt is aangemerkt de tegemoetkoming ontvangt. Ook mensen met recht op
een Wajong-uitkering ontvangen de tegemoetkoming. Het inkomen van deze mensen verschilt
per persoon en is situatie afhankelijk. Het is bijvoorbeeld afhankelijk van het inkomen
voordat arbeidsongeschiktheid intrad, welke uitkering de persoon ontvangt en of er
nog sprake is van inkomsten uit arbeid. Hierdoor zullen er mensen zijn met een inkomen
rond het sociaal minimum en ook mensen met een inkomen van 75% van het maximum dagloon
wat bruto 4.500 euro per maand bedraagt. Het inkomen van de gehele groep zal gemiddeld
lager zijn omdat de uitkering 70 of 75% van het laatstverdiende loon bedraagt.
Mensen met recht op een Wajong-DGA of WIA-, WAO- of WAZ-uitkering die meer dan 80%
arbeidsongeschiktheid zijn en voor langere tijd hulp of verzorging nodig hebben kunnen
een verhoging van hun uitkering aanvragen. Afhankelijk van de situatie van de persoon
kan de uitkering omhoog gaan naar 85 of 100% van het (vervolg)maandloon of grondslag.
En betreft dat volgens deze schatting voornamelijk de mensen met relatief lage of
relatief hoge meerkosten?
Het kabinet heeft geen inzicht in of de mensen die de tegemoetkoming arbeidsongeschikten
ontvangen mensen betreft met hoge of lage meerkosten. De tegemoetkoming wordt verstrekt
aan alle mensen met recht op een WIA-, WAO- WAZ- of Wajong uitkering die minimaal
35% arbeidsongeschikt zijn, ongeacht de zorgkosten die zij hebben.
Mensen met recht op een Wajong-DGA of WIA-, WAO- of WAZ-uitkering die meer dan 80%
arbeidsongeschiktheid zijn en voor langere tijd hulp of verzorging nodig hebben kunnen
een verhoging van hun uitkering aanvragen. Afhankelijk van de situatie van de persoon
kan de uitkering omhoog gaan naar 85 of 100% van het (vervolg)maandloon of grondslag
Klopt het dat ontvangers van de tegemoetkoming arbeidsongeschikten die het eigen risico
hebben meeverzekerd via de minimapolis van hun gemeente, er zelfs op achteruit gaan
door deze combinatie van maatregelen, nog los van de effecten op premies en belastingen?
Allereerst merk ik op dat het gemeenten vrij staat al dan niet een gemeentepolis aan
te bieden en dat voor mensen met een minimuminkomen die weinig zorgkosten maken de
gemeentepolis niet de best passende zorgverzekering hoeft te zijn. Het is namelijk
een relatief uitgebreide en dure polis.
Als iemand een gemeentepolis heeft is niet op voorhand te zeggen of iemand er op voor-
of achteruitgaat, omdat het afhangt van de gemeente waar iemand woont, het type gemeentepolis
dat iemand op dit moment heeft en de eventuele reactie van gemeenten op de verlaging
van het eigen risico of iemand erop vooruit- of achteruitgaat.
Het verschilt per gemeente en/of de door hen met zorgverzekeraars overeengekomen gemeentepolis
in welke mate door gemeenten wordt bijgedragen aan eigen betalingen in de vorm van
het eigen risico. Bij sommige gemeentepolissen is het eigen risico meeverzekerd en
een vast onderdeel van de maandelijkse premie. De gemeentelijke bijdrage aan de gemeentepolis
staat dan los van de hoogte van het eigen risico, en in dat geval hoeft iemand met
zo’n gemeentepolis er niet op achteruit te gaan. Er zijn ook gemeenten die een vast
(forfaitair) bedrag uitkeren dat bedoeld is als compensatie voor het eigen risico
of voor zorgkosten in het algemeen. Ook in dat geval hoeft de verlaging van het eigen
risico er niet toe te leiden dat iemand in zo’n gemeente financieel slechter af is.
Het is echter ook mogelijk dat de gemeentelijke bijdrage aan de minimapolis specifiek
is gekoppeld aan het eigen risico. In dat geval kan iemand met zo’n gemeentepolis
er financieel wel op achteruitgaan. Op dit moment is er geen inzicht in hoeveel mensen
in welke categorie vallen.
Daarnaast is relevant in welke mate gemeenten de voorwaarden voor hun gemeentepolis
aanpassen n.a.v. de verlaging van het eigen risico. Gemeenten kunnen immers besluiten
om die aan te passen. Ook dat kan invloed hebben op de mate waarin mensen met een
minimapolis erop vooruit- of achteruitgaan.
Kan de Staatssecretaris reflecteren op de gestelde doelen van de verlaging van het
eigen risico en in hoeverre deze naar verwachting gehaald gaan worden indien deze
maatregel wordt genomen in combinatie met het afschaffen van de tegemoetkoming voor
arbeidsongeschikten?
Het doel van de verlaging van het verplicht eigen risico is het verlagen van de (ervaren)
financiële drempel voor de toegang tot zorg voor mensen die zorg nodig hebben, zeker
als ze moeite hebben met rondkomen. Met het flink verlagen van het eigen risico naar
€ 165 en tranchering per 2027 creëert het kabinet een gelijkwaardigere toegang tot
zorg voor iedereen in Nederland.
De tegemoetkoming arbeidsongeschikten met een WAO-, WAZ-, WIA- of Wajong-uitkering
is in het verleden ingesteld als compensatie voor verwachte hogere (verborgen) kosten
voor ziekte die deze groep maakt. Alle mensen met een WAO-, WAZ-, WIA- en Wajong-uitkering
en een arbeidsongeschiktheid van tenminste 35% ontvangen de tegemoetkoming arbeidsongeschikten.
Naar schatting hebben in 2024 circa 815 duizend personen recht op deze tegemoetkoming.
De tegemoetkoming arbeidsongeschikten bedraagt in 2024 netto € 217,29 per jaar. Nu
het eigen risico wordt verlaagd, is er minder noodzaak voor deze tegemoetkoming. Dat
is een van de redenen waarom de tegemoetkoming vanaf 2027 wordt afgeschaft. Een tweede
reden voor de afschaffing van de tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten hangt samen
met het feit dat de regeling ongelijkheid veroorzaakt. De regeling is namelijk uitsluitend
voor mensen met een UWV-uitkering; mensen die ziek of arbeidsongeschikt zijn maar
geen UWV-uitkering hebben, komen niet in aanmerking voor de regeling. Die ongelijkheid
is moeilijk uitlegbaar. De afspraken in het regeerakkoord zorgen ervoor dat iedereen
met hogere kosten in het kader van de Zorgverzekeringswet in gelijke mate worden gecompenseerd
via de verlaging van het eigen risico.
Sommige mensen met een tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten gaan er naar verwachting
door de twee maatregelen op voor uit, en sommige mensen zullen er op achter uit gaan.
Bij ongewijzigd beleid zou de tegemoetkoming naar verwachting € 235,11 bedragen in
2027. Het eigen risico zou bij ongewijzigd beleid op basis van de huidige inzichten
uitkomen op € 415 in 2027, maar wordt verlaagd naar € 165. Voor mensen die het eigen
risico volmaken betekent dat een voordeel van € 250. Ondanks dat niet precies bekend
is in hoeverre alle gerechtigden van een AO-tegemoetkoming hun gehele eigen risico
vol maken, is het wel aannemelijk dat dit voor een groot deel van deze populatie het
geval zal zijn.
Het kabinet is zich ervan bewust dat mensen die nu een tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten
ontvangen als gevolg van de afschaffing per saldo minder baat hebben van de verlaging
van het eigen risico dan andere groepen. Het kabinet heeft dit ook meegewogen bij
de besluitvorming over het algemene koopkrachtbeeld. Zo heeft het kabinet besloten
om een extra schijf in de inkomstenbelasting te introduceren met een verlaagd tarief.
Daarnaast gaan de huurtoeslag en het kindgebonden budget de komende jaren omhoog.
Hier profiteren lage en middeninkomens het meest van, waaronder ook de groep UWV-uitkeringsgerechtigden.
De leden van de D66-fractie merken op in het onderzoek van Ieder(in) dat 28% van de
onderzochte chronisch zieken de tegemoetkoming arbeidsongeschiktheid ontvangt. Stroken
die cijfers met het beeld van de Staatssecretaris? Hoeveel mensen ontvangen deze tegemoetkoming?
Het onderzoek van Ieder(in) gaat over 1.513 respondenten, die op de oproep hebben
gereageerd om een vragenlijst in te vullen. Er is geen landelijke data met een aselecte
steekproef beschikbaar over hoeveel chronisch zieken de tegemoetkoming arbeidsongeschikten
ontvangt, en of dit mensen met een lager of een hoger inkomen betreft.
Wel is bekend dat iedereen met een recht op een WIA- WAO- of WAZ-uitkering die minimaal
35% arbeidsongeschikt is de tegemoetkoming ontvangt. Naar schatting hebben in 2024
circa 815 duizend personen recht op de tegemoetkoming arbeidsongeschiktheid.
En hoeveel volwassenen zijn er met een chronische aandoening, waarvoor ze het afgelopen
jaar in ieder geval één keer contact hebben gehad met de huisarts?
Op basis van de Nivel zorgregistraties 1e lijn gaan we uit van ruim 10 miljoen mensen met een chronische aandoening.22 Van de groep met een chronische aandoening heeft in 2023 5,5 miljoen personen gedurende
2023 contact gehad met de huisarts.23
Hoeveel zou het naar schatting kosten om de tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten
niet af te schaffen, zoals het kabinet voorstaat, maar uit te breiden naar alle chronisch
zieken?
Het laten bestaan van de AO-tegemoetkoming vanaf 2027 kost structureel 300 miljoen euro
per jaar. De kosten van het uitbreiden van deze tegemoetkoming naar alle chronisch
zieken zijn op voorhand niet aan te geven, omdat dit afhangt van de definitie van
chronische ziekte en verdere bepalingen die men bij een uitbreiding zou vaststellen.
De leden van de D66-fractie merken op dat in het hoofdlijnenakkoord middelen zijn
opgenomen voor groepen in de knel. Vindt de Staatssecretaris chronisch zieken en mensen
met een beperking een groep die in de knel zit, afgaande op de voorliggende cijfers?
Het is niet op voorhand te zeggen dat alle chronisch zieken en mensen met een beperking
behoren tot groepen die in de knel zitten. Tegelijkertijd laat het onderzoek duidelijk
zien dat huishoudens met iemand met een beperking in veel gevallen aanzienlijk minder
te besteden hebben dan huishoudens zonder iemand met een beperking. Daarnaast laat
het onderzoek zien dat sommige huishoudens – als gevolg van de meerkosten bij een
beperking – maandelijks geld tekortkomen.
In sommige gevallen zijn er gemeentelijke regelingen waarop mensen die in de knel
komen een beroep kunnen doen, zoals bijzondere bijstand. Deze gemeentelijke regelingen
zijn niet meegenomen in het onderzoek. Dat laat onverlet dat mensen met een beperking
moeite kunnen hebben om rond te komen.
Op welke manier worden deze middelen specifiek aangewend voor chronisch zieken en
mensen met een beperking?
Het kabinet is op dit moment niet voornemens om een deel van de middelen voor groepen
in de knel specifiek aan te wenden voor zorgkosten voor chronisch zieken en mensen
met een beperking. Wel kunnen huishoudens met iemand met een chronische ziekte of
beperking baat hebben bij de inzet van de middelen voor groepen in de knel, als zij
tot de doelgroep behoren van de maatregelen die hieronder vallen.
Daarnaast vereenvoudigt het kabinet specifiek de aftrek van extra vervoerskosten door
ziekte of invaliditeit in de inkomstenbelasting per 1 januari 2025. Om beter aan te
sluiten bij de hoge kosten die mensen met een beperking maken voor vervoer, ook genoemd
in het Nibud onderzoek, stelt het kabinet hier bovendien extra middelen voor beschikbaar
om het forfait voor het aftrekbaar bedrag bij extra vervoerskosten te verhogen naar
0,60 euro per kilometer.
Specifiek voor mensen met een psychische aandoening heeft het kabinet besloten om
de effectief bewezen re-integratiemethode Individuele Plaatsing en Steun voor de gemeentelijke
doelgroep te verlengen tot en met 2025. De precieze inzet van deze middelen zoals
beoogd door het kabinet is te vinden in de Miljoenennota.
Kan de Staatssecretaris andere voorbeelden geven van maatregelen in het Hoofdlijnenakkoord
die specifiek gericht zijn op het verminderen van stapeling van zorgkosten voor chronisch
zieken en mensen met een beperking?
Een voorbeeld is de verlaging van het eigen risico per 2027, die ook van invloed zal
zijn op de hoogte van de (gestapelde) zorgkosten die chronisch zieken of mensen met
een beperking betalen. Tot die tijd blijft het eigen risico overigens bevroren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de meerkosten van het leven met
een beperking. De leden hebben de volgende vragen aan de Staatssecretaris.
De leden lezen dat het onderzoek concludeert dat in sommige gevallen mensen met een
beperking en een inkomen boven het minimum nauwelijks beter af zijn dan hetzelfde
huishoudtype zonder meerkosten op bijstandsniveau. Dat betekent dat het risico dat
mensen met een beperkt inkomen en een beperking maandelijks geld tekortkomen als gevolg
van hun meerkosten hoger is dan voor andere huishoudens. Sommige meerkosten zoals
premie en het eigen risico zijn volgens het onderzoek eenvoudig vast te stellen. Wat
gaat de Staatssecretaris voor mensen met een beperking doen om deze meerkosten te
verminderen?
Dit kabinet verlaagt het verplichte eigen risico in de Zorgverzekeringswet naar € 165
in 2027. Dit zorgt ervoor dat mensen die elk jaar hun eigen risico volmaken erop vooruit
gaan. Door het verlagen van het eigen risico zal de nominale premie stijgen. Deze
stijging zal het kabinet compenseren door het tarief van de eerste schijf in de inkomstenbelasting
te verlagen. Dit verlaagde tarief gaat al in vanaf 2025. De zorgtoeslag zorgt ervoor
dat mensen nooit meer dan een bepaald deel van het inkomen kwijt zijn aan kosten voor
de Zorgverzekeringswet (premie en eigen risico). De zorgtoeslag zal daardoor ook stijgen.
In het regeerprogramma kondigt het kabinet algemene lastenverlichting aan en specifieke
lastenverlichting voor groepen in de knel. De algemene lastenverlichting wordt ingevuld
door de introductie van een extra tarief in de inkomstenbelasting, gecombineerd met
een verlaging van het tarief in de eerste schijf. Hier profiteren de lage en middeninkomens
het meest van.
Het kabinet wil verder een specifieke oplossing voor alleenverdieners met een inkomen
onder het bestaansminimum. Dit doen we met een tijdelijke regeling24 en vervolgens een oplossing in de inkomstenbelasting.25 Bijna alle betrokken huishoudens ontvangen een WAO/WIA- of Wajong-uitkering. Daarnaast
vereenvoudigt het kabinet specifiek de aftrek van extra vervoerskosten door ziekte
of invaliditeit in de inkomstenbelasting per 1 januari 2025. Om beter aan te sluiten
bij de hoge kosten die mensen met een beperking maken voor vervoer, ook genoemd in
het Nibud onderzoek, stelt het kabinet hier bovendien extra middelen voor beschikbaar
om het forfait voor het aftrekbaar bedrag bij extra vervoerskosten te verhogen naar
0,60 euro per kilometer.
En welke regelingen zijn er op dit moment al waar mensen met een beperking aanspraak
op kunnen doen?
Het Nibud onderzoek geeft inzicht in de regelingen waar mensen aanspraak op kunnen
doen voor tegemoetkoming in de kosten. Mensen kunnen op verschillende gebieden aanspraak
maken op een tegemoetkoming in de kosten. De regelingen moeten over het algemeen allemaal
apart worden aangevraagd met ook ieder zijn eigen toekenningscriteria. Op het gebied
van woonkosten kunnen mensen – indien zij voldoen aan de daarvoor gestelde eisen aanspraak
maken op een verhoging van de huurtoeslag. Op het gebied van zorgkosten zijn er zorgwetten
waarin een tegemoetkoming wordt geregeld zoals de zorgtoeslag en men kan gebruik maken
van de fiscale aftrekpost specifieke zorgkosten.
Op het gebied van vervoer is er een verlaagd tarief in de motorrijtuitgenbelasting
(mrb). Daarnaast geldt er voor groepenvervoer van rolstoelgebruikers en voor speciaal
ingerichte bestelauto voor gehandicapten gelden teruggaafregelingen in de belasting
van personenauto's en motorrijwielen (bpm). Ook kunnen mensen met een WIA, WAZ, WAO
of Wajong-uitkering aanspraak maken op een verhoging van hun uitkering op basis van
hulpbehoevendheid.
Afhankelijk van zijn of haar woonplaats is er ook nog recht op gemeentelijke regelingen.
Hierbij kan gedacht worden aan individuele bijstand, meerkostenregelingen en individuele
bijzondere bijstand. De hoogte van deze regelingen lopen erg uiteen daarnaast wordt
er vaak inkomensgrens tussen de 110% en 130% van het wettelijk minimumloon gehanteerd.
Voor ouders met kinderen zijn er ook specifieke regelingen zoals dubbele kinderbijslag
bij intensieve zorg (DKIZ) en aanvullende kinderbijslag (AKW+). Wanneer aan een studie
wordt begonnen kunnen jongeren gebruik maken van studietoeslag. Tenslotte geeft koepelorganisatie
ieder(in) op www.meerkosten.nl informatie over diverse regelingen gericht op chronisch zieken en mensen met een
beperking.
Daarnaast lezen de leden dat niet alleen huishoudens met een beperking te maken hebben
met meerkosten maar mensen ook te maken hebben met minder inkomen. Ook zijn zij door
hun beperking (of de beperking van hun partner of kinderen) niet in staat meer te
werken of een baan met een hoger salaris te verkrijgen. Dit zorgt ervoor dat huishoudens
met (kinderen met) een beperking niet alleen minder bestedingsruimte hebben dan mensen
zonder beperking, maar ook minder mogelijkheden om hun situatie te verbeteren. Hoe
kijkt de Staatssecretaris hiernaar en wat wil zij doen om de situatie voor deze huishoudens
te verbeteren?
In het regeerprogramma kondigt het kabinet reeds algemene lastenverlichting aan en
specifieke lastenverlichting voor groepen in de knel. De algemene lastenverlichting
wordt ingevuld door de introductie van een extra tarief in de inkomstenbelasting,
gecombineerd met een verlaging van het tarief in de eerste schijf. Hier profiteren
de lage en middeninkomens het meest van, ook in huishoudens waarin een lid van dat
huishouden een beperking heeft.
Het kabinet wil verder een specifieke oplossing voor alleenverdieners met een inkomen
onder het bestaansminimum. Dit doen we met een tijdelijke regeling26en vervolgens een oplossing in de inkomstenbelasting.27 Bijna alle betrokken huishoudens ontvangen een WAO/WIA- of Wajong-uitkering. Daarnaast
vereenvoudigt het kabinet specifiek de aftrek van extra vervoerskosten door ziekte
of invaliditeit in de inkomstenbelasting per 1 januari 2025. Om beter aan te sluiten
bij de hoge kosten die mensen met een beperking maken voor vervoer, ook genoemd in
het Nibud onderzoek, stelt het kabinet hier bovendien extra middelen voor beschikbaar
om het forfait voor het aftrekbaar bedrag bij extra vervoerskosten te verhogen naar
0,60 euro per kilometer.
Ik zie de uitkomsten van het Nibud onderzoek als een aanleiding om, samen met collega-bewindspersonen
van het Ministerie van SZW, in gesprek te gaan en met een beleidsreactie op dit rapport
te komen. Hierbij is het regeerprogramma van het kabinet het vertrekpunt.
Verder vragen de leden of de Staatssecretaris uitgebreider onderzoek wil doen naar
de extra kosten van het leven met een beperking. En zo ja, is de Staatssecretaris
bereid om dit onderzoek af te ronden met verschillende aanbevelingen over hoe het
risico van maandelijks financieel tekort als gevolg van de extra kosten voor mensen
met een beperkt inkomen en een beperking kan worden verminderd?
Het Nibud onderzoek geeft nu goede indicaties van de meerkosten die mensen met een
beperking ervaren. Op dit moment ligt mijn prioriteit bij de invulling van de werkagenda
bij de nationale strategie VN-verdrag Handicap, samen met mijn collega bewindspersonen.
Ik zet me ervoor in dat de werkagenda maatregelen gaat bevatten die bijdragen aan
het bevorderen van gelijkheid tussen mensen met en mensen zonder beperking.
Daarnaast werkt het kabinet met het programma Vereenvoudiging inkomensondersteuning
voor mensen (VIM) aan het tegengaan van versnippering, in specifieke zin verschillende
korte termijn knelpunten waarvan het besteedbaar inkomen bij meerkosten in verband
met een beperking er één is. Begin 2025 zal uw Kamer worden geïnformeerd over de voortgang
hiervan.
Tot slot lezen de leden dat veel mensen met een beperking of chronische ziekte naast
zorgkosten meerkosten hebben die samenhangen met hun aandoening (zoals extra energiekosten,
hogere was- en kledingkosten, aangepaste kleding, vervoerskosten in verband met zorg,
etc.). Hoe denkt de Staatssecretaris structureel inzicht te verkrijgen in deze overige
meerkosten? En hoe wil de Staatssecretaris structureel inzicht krijgen in het aantal
mensen met een beperking of chronische ziekte dat te maken heeft met meerkosten en
de ontwikkeling van de stapeling van meerkosten?
Het klopt inderdaad dat mensen met een beperking niet alleen met meerkosten in de
vorm van zorgkosten te maken hebben. De voorbeeldbegrotingen die het Nibud heeft ontwikkeld
in dit onderzoek geven daarom inzicht in zowel de zorgkosten als de overige meerkosten,
zoals de hogere energiekosten of hogere woonlasten. Eén van de redenen om in dit onderzoek
te kiezen voor de voorbeeldbegrotingen van het Nibud, is dat het Nibud de begrotingen
ieder jaar in december/januari zal updaten. Jaarlijks worden er dan kleine aanpassingen
gedaan, op basis van de ontwikkeling van tarieven, hoogten van eigen bijdragen, of
indexatie van het CPI (Consumentenprijsindex). Op die manier blijft het inzicht in
de meerkosten waar mensen met een beperking mee te maken krijgen actueel.
Het Nibud onderzoek laat zien dat inzicht krijgen in het aantal mensen met een beperking
of chronische ziekte dat te maken heeft met meerkosten heel ingewikkeld is. Dit hangt
af van meerdere factoren, bijvoorbeeld de samenstelling van het huishouden, type zorg-
of ondersteuningsbehoefte, inkomenssituatie van de persoon en een eventuele partner.
Ik heb eerder reeds met het CBS verkend wat zij kunnen betekenen in het verder in
kaart brengen van de groep mensen met een beperking of chronische aandoening. Nederland
kent op dit moment geen landelijk registratiebestand van alle inwoners, waarin de
beperkingen van mensen zijn geregistreerd en waaraan de registers van CBS gekoppeld
zouden kunnen worden. Zo’n koppeling is op dit moment technisch niet mogelijk. Bovendien
is een verdere discussie op zijn plaats of deze koppeling wenselijk is, vanuit privacy
overwegingen en het risico op stigmatisering.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het onderzoek van het Nibud over
de meerkosten van het leven met een beperking. De leden maken graag van de gelegenheid
gebruik enkele aanvullende vragen te stellen. Hoe wil de Staatssecretaris structureel
inzicht krijgen in het aantal mensen met een beperking of chronische ziekte dat te
maken heeft met meerkosten en de ontwikkeling van de stapeling van meerkosten bij
hen? Kan de regering hier eens op reflecteren?
Eén van de redenen om in dit onderzoek te kiezen voor de voorbeeldbegrotingen van
het Nibud, is dat het Nibud de begrotingen ieder jaar in december/januari zal updaten.
Jaarlijks worden er dan kleine aanpassingen gedaan, op basis van de ontwikkeling van
tarieven, hoogten van eigen bijdragen, of indexatie van het CPI (Consumentenprijsindex).
Op die manier blijft het inzicht in de meerkosten waar mensen met een beperking mee
te maken krijgen actueel. Het Nibud onderzoek laat zien dat inzicht krijgen in het
aantal mensen met een beperking of chronische ziekte dat te maken heeft met meerkosten
heel ingewikkeld is. Dit hangt af van meerdere factoren, bijvoorbeeld de samenstelling
van het huishouden, type zorg- of ondersteuningsbehoefte, inkomenssituatie van de
persoon en een eventuele partner.
Ik heb eerder met het CBS verkend wat zij kunnen betekenen in het verder in kaart
brengen van de groep mensen met een beperking of chronische aandoening. Nederland
kent op dit moment geen landelijk registratiebestand van alle inwoners, waarin de
beperkingen van mensen zijn geregistreerd en waaraan de registers van CBS gekoppeld
zouden kunnen worden. Zo’n koppeling is op dit moment technisch niet mogelijk. Bovendien
is een verdere discussie op zijn plaats of zo’n koppeling wenselijk is, vanuit privacy
overwegingen en het risico op stigmatisering.
Niet alle uitgaven die aan de beperking zijn gerelateerd worden vergoed, zo blijkt
ook uit het rapport van het Nibud. Tegemoetkomingen en compensatiemaatregelen zijn
versnipperd. De leden van de CDA-fractie vinden het ingewikkeld en het kan leiden
tot veel administratieve rompslomp. De bewijslast ligt bij de burger met een handicap
of chronische ziekte. Wat vindt de Staatssecretaris hiervan? Erkent de Staatssecretaris
de complexiteit van de financiële vergoedingen voor mensen met een handicap en chronische
ziekte?
Ik erken dat mensen met een beperking veel tijd kwijt zijn aan het regelen van allerlei
ondersteuning en hoge administratieve lasten ervaren. Ik heb de ambitie om regelingen
te vereenvoudigen, maar dit is een complex vraagstuk. Op dit moment werkt het kabinet
aan verschillende trajecten die tezamen gericht zijn op verbeteringen.
Begin dit jaar heeft het kabinet de Nationale strategie voor implementatie van het
VN-verdrag handicap vastgesteld. Binnen de werkagenda van deze strategie kijk ik ook
naar het eenvoudig en transparant regelen van zorg en ondersteuning. Ik informeer
u in het vierde kwartaal van 2024 per brief nader over de voortgang van de ontwikkeling
van de werkagenda.
Daarnaast werkt het kabinet aan de verbetering van de fiscale regeling aftrek specifieke
zorgkosten. Sinds afgelopen jaar wordt interdepartementaal (Financiën, Sociale Zaken
en Werkgelegenheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport) samengewerkt aan het uitwerken
van verbeteringen van en alternatieven voor de huidige fiscale regeling in een eindrapport.
Eén van de doelen van deze verbetering is om de regeling beter te richten op de doelgroep
van mensen met een chronische ziekte of beperking. De regeling dient, als ze behouden
wordt, te worden vereenvoudigd. Voor op de korte termijn zijn in het Belastingplan
2025 reeds een aantal verbeteringen opgenomen van de regeling voor de posten «vervoerskosten»
en «bezoek». Deze vereenvoudiging maakt de aftrekpost eenduidiger. Daarnaast wordt
het invullen van deze kostenposten in de aangifte eenvoudiger voor de burger. Het
verbeteren van de regeling betreft een complex vraagstuk, waarbij elke variant zowel
voor- als nadelen heeft. Die moeten zorgvuldig worden uitgewerkt en nadat dit gereed
is zal ook het eindrapport met uw Kamer worden gedeeld.
Ook werkt het kabinet via het programma Vereenvoudiging inkomensondersteuning voor
mensen aan de aanpak van knelpunten voor mensen die veel meerkosten hebben. Begin
2025 zal uw Kamer hierover nader geïnformeerd worden.
Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen de verschillen tussen gemeenten als het gaat
om die financiële vergoedingen? Wat vindt de Staatssecretaris van gemeenten die geen
vergoeding meer geven voor het hebben van meerkosten door het hebben van een handicap
of een chronische ziekte? Heeft de Staatssecretaris concrete plannen om de verschillen
tussen gemeenten in vergoedingen voor mensen met een beperking terug te dringen, zo
ja welke plannen?
Met het overhevelen van het budget voor de Wet tegemoetkoming chronisch gehandicapten
(Wtcg) in 2015, is ook de opdracht die hieraan gekoppeld was, gedecentraliseerd naar
gemeenten. Een belangrijk fundament van gedecentraliseerde wetgeving is de beleidsruimte
die gemeenten hebben om tot lokale regelgeving te komen die passend is bij de lokale
situatie ter bevordering van het kunnen bieden van maatwerk. Hierdoor kunnen dus verschillen
ontstaan bij de uitvoering van taken door gemeenten, als het gaat om kosten, maar
ook als het gaat om de vormgeving van regelingen.
Tien jaar na de decentralisatie rijst de vraag of die diversiteit op alle onderdelen
van de uitvoeringspraktijk noodzakelijk en nuttig is. Derhalve wordt in een brede
studie naar de houdbaarheid van de Wmo 2015 in de nabije toekomst ook gekeken naar
de diversiteit in de uitvoeringspraktijk en zodoende ook naar de reikwijdte van beleidsruimte
en stelselverantwoordelijkheid.
Vanzelfsprekend zal ik gemeenten erop blijven attenderen juist voor deze groep mensen
(altijd) extra aandacht te hebben. In algemene zin bieden gemeenten meerdere handreikingen
aan mensen in financiële nood. Bijvoorbeeld door te bezien of een vergoeding of tegemoetkoming
in de meerkosten mogelijk is, of een beroep op bijzondere bijstand, of een (tijdelijke)
vrijstelling van de eigen bijdrage of een betalingsregeling of belastingaftrek.
Wat kan de Staatssecretaris in de tussentijd doen om regelingen te vereenvoudigen
teneinde de toegankelijkheid ervan voor deze doelgroep te verbeteren? Kan de Staatssecretaris
aangeven of zij met concrete maatregelen komt om de compensatie van meerkosten voor
mensen met een beperking verbeteren?
Op dit moment werkt het kabinet aan verschillende trajecten die tezamen gericht zijn
op verbeteringen. Eén van deze trajecten is de monitor stapeling eigen bijdragen.
Hierin geeft het CBS een overzicht van alle verplichte eigen bijdragen voor verzekerde
zorg of ondersteuning voor de gehele Nederlandse bevolking. De monitor is een belangrijk
instrument om de betaalbaarheid van zorg voor de zorggebruiker nog beter in kaart
te brengen. De eerste conclusie in 2024 was dat de mate van stapeling van eigen bijdragen
gemiddeld is afgenomen. Dat neemt niet weg dat er specifieke groepen (of individuen)
kunnen zijn waarbij dit beeld afwijkt.
Daarnaast werkt het kabinet aan de verbetering van de fiscale regeling aftrek specifieke
zorgkosten. Eén van de doelen van deze verbetering is om de regeling beter te richten
op de doelgroep van mensen met een chronische ziekte of beperking. Hiervoor worden
verschillende opties in kaart gebracht. We streven ernaar om uiterlijk in het eerste
kwartaal van 2025 het eindrapport met alternatieven en aanpassingen van de fiscale
regeling specifieke zorgkosten af te ronden en vervolgens met uw Kamer te delen. Ook
werkt het kabinet via het programma Vereenvoudiging inkomensondersteuning voor mensen
aan de aanpak van knelpunten voor mensen die veel meerkosten hebben. Begin 2025 zal
uw Kamer hierover nader geïnformeerd worden.
Heeft de Staatssecretaris het voornemen om in overleg te gaan met haar collega om
de fiscale aftrek specifieke zorgkosten beter te richten op de doelgroep van mensen
met een levenslange en levensbrede beperking die meerkosten hebben?
Sinds afgelopen jaar wordt interdepartementaal (Financiën, Sociale Zaken en Werkgelegenheid
en Volksgezondheid, Welzijn en Sport) samengewerkt aan het uitwerken van verbeteringen
van en alternatieven voor de huidige fiscale regeling in een eindrapport. Eén van
de doelen van deze verbetering is om de regeling beter te richten op de doelgroep
van mensen met een chronische ziekte of beperking. De regeling dient, als ze behouden
wordt, te worden vereenvoudigd. Voor op de korte termijn zijn in het Belastingplan
2025 reeds een aantal verbeteringen opgenomen van de regeling voor de posten «vervoerskosten»
en «bezoek». Deze vereenvoudiging maakt de aftrekpost eenduidiger. Daarnaast wordt
het invullen van deze kostenposten in de aangifte eenvoudiger voor de burger. Het
verbeteren van de regeling betreft een complex vraagstuk, waarbij elke variant zowel
voor- als nadelen heeft. Die moeten zorgvuldig worden uitgewerkt en nadat dit gereed
is zal ook het eindrapport met uw Kamer worden gedeeld.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het Nibud-rapport «Meerkosten
van het leven met een beperking». Zij hebben hierover nog een aantal vragen aan het
kabinet.
De leden van de SP-fractie benadrukken dat het Nibud-rapport laat zien dat mensen
met een beperking te maken krijgen met forse meerkosten van vaak duizenden euro’s
per jaar, terwijl zij ook nog eens vaak een kleinere verdiencapaciteit hebben. Is
de Staatssecretaris van plan om daar echt iets aan te veranderen? Zo ja, met welke
concrete maatregelen komt zij hiervoor en op welke termijn?
Om te beginnen verlaagt het kabinet het eigen risico per 2027 voor een meer gelijkwaardige
toegang tot zorg voor iedereen. In het regeerprogramma kondigt het kabinet verder
algemene lastenverlichting aan en specifieke lastenverlichting voor groepen in de
knel. De algemene lastenverlichting wordt ingevuld door de introductie van een extra
tarief in de inkomstenbelasting, gecombineerd met een verlaging van het tarief in
de eerste schijf. Hier profiteren de lage en middeninkomens het meest van, ook in
huishoudens waarin een lid van dat huishouden een beperking heeft.
Het kabinet wil verder een specifieke oplossing voor alleenverdieners met een inkomen
onder het bestaansminimum. Dit doen we met een tijdelijke regeling28 en vervolgens een oplossing in de inkomstenbelasting.29 Bijna alle betrokken huishoudens ontvangen een WAO/WIA- of Wajong-uitkering. Daarnaast
vereenvoudigt het kabinet specifiek de aftrek van extra vervoerskosten door ziekte
of invaliditeit in de inkomstenbelasting per 1 januari 2025. Om beter aan te sluiten
bij de hoge kosten die mensen met een beperking maken voor vervoer, ook genoemd in
het Nibud onderzoek, stelt het kabinet hier bovendien extra middelen voor beschikbaar
om het forfait voor het aftrekbaar bedrag bij extra vervoerskosten te verhogen naar
0,60 euro per kilometer.
Ik zie de uitkomsten van het Nibud onderzoek als een aanleiding om, samen met collega-bewindspersonen
van het Ministerie van SZW, in gesprek te gaan en met een beleidsreactie op dit rapport
te komen. Hierbij is het regeerprogramma van het kabinet het vertrekpunt.
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat de meerkosten voor mensen met een beperking
nog verder dreigen door te stijgen als het abonnementstarief in de Wmo weer wordt
vervangen door hogere eigen bijdragen. Hoe kijkt de Staatssecretaris hiernaar? Acht
zij dit wenselijk?
De invoering van een inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage (ivb) in de
Wmo 2015 draagt naar verwachting bij aan het verbeteren van de beschikbaarheid van
Wmo-ondersteuning, vooral voor hen die het meest kwetsbaar zijn, waaronder ook mensen
met een beperking. Tegelijkertijd vind ik het belangrijk dat de toename van de stapeling
van eigen bijdragen, die het gevolg is van de invoering van de ivb, waar mogelijk
wordt beperkt. Ik zie dat als een belangrijk uitgangspunt voor de nieuwe maatregel.
De herinvoering van een ivb in de Wmo 2015 is een maatregel die door het vorige kabinet
is uitgewerkt in een wetsvoorstel dat afgelopen voorjaar voor advies is aangeboden
aan de Raad van State. Het vorige kabinet heeft hier in het voorjaar van 2023 ook
al een opbrengst voor ingeboekt. Op 28 augustus heeft de Raad van State advies uitgebracht
bij het betreffende wetsvoorstel. Momenteel ben ik dit advies aan het verwerken en
daarbij aan het bekijken of ik in het voorstel – met behoud van de totale opbrengst –
meer recht kan doen aan het bovengenoemde uitgangspunt, rekening houdend met de financiële
draagkracht van verschillende groepen.
Hoe verhoudt dit zich tot het standstill-principe van het VN-verdrag handicap?
Door de ivb wordt de druk op de beschikbaarheid van voorzieningen op grond van de
Wmo 2015 verminderd en worden gemeenten beter in staat gesteld maatwerkvoorzieningen
te bieden aan die burgers die daar het meest op zijn aangewezen. De toegankelijkheid
(artikel 9 VN-verdrag handicap), het deel uitmaken van de maatschappij (artikel VN-verdrag
Handicap) en de persoonlijke mobiliteit (artikel 20 VN-verdrag handicap) van mensen
met een beperking zijn daarmee gediend.
De ivb maakt geen onderscheid tussen mensen met een beperking en andere personen:
de ivb geldt voor alle mensen die gebruik maken van Wmo-maatwerkvoorzieningen waarop
nu het abonnementstarief van toepassing en is voor mensen met een laag inkomen lager
dan voor mensen met een hoog inkomen. Verder behouden gemeenten de mogelijkheid om
cliënten vrij te stellen van het betalen van een eigen bijdrage, bijvoorbeeld bij
een gebrek aan betalingscapaciteit. Ook relevant voor mensen met een beperking is
dat de ivb niet zal kunnen stapelen met eigen bijdragen voor langdurige zorg op grond
van de Wlz of voor beschermd wonen of opvang op grond van de Wmo 2015. De voorgenomen
herinvoering van de ivb is derhalve naar mijn inzicht in overeenstemming met de grondbeginselen
van het VN-verdrag Handicap. Deze maatregel biedt ten opzichte van de huidige situatie
betere waarborgen voor de beschikbaarheid van maatwerkvoorzieningen met het oog op
zelfredzaamheid en participatie die bijdragen aan de persoonlijke autonomie en onafhankelijkheid
van mensen met een beperking.
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris daarnaast of zij van plan is
om het aantal bijbetalingen en eigen betalingen die mensen moeten doen i.v.m. hun
beperking te verminderen. Zo ja, welke plannen heeft zij hiervoor, naast het verlagen
van het eigen risico?
De Minister van VWS houdt vinger aan de pols op eigen (bij)betalingen met de monitor
stapeling eigen bijdragen. Hierin geeft het CBS een overzicht van alle verplichte
eigen bijdragen voor verzekerde zorg of ondersteuning voor de gehele Nederlandse bevolking.
De monitor is een belangrijk instrument om de betaalbaarheid van zorg voor de zorggebruiker
nog beter in kaart te brengen. De eerste conclusie in 2024 was dat de mate van stapeling
van eigen bijdragen gemiddeld is afgenomen. Dat neemt niet weg dat er specifieke groepen
(of individuen) kunnen zijn waarbij dit beeld afwijkt.
De leden van de SP-fractie vragen tot slot of er plannen zijn om ook de niet-medische
kosten die mensen moeten maken als gevolg van hun beperking meer te compenseren.
In het regeerprogramma kondigt het kabinet reeds algemene lastenverlichting aan en
specifieke lastenverlichting voor groepen in de knel. De algemene lastenverlichting
wordt ingevuld door de introductie van een extra tarief in de inkomstenbelasting,
gecombineerd met een verlaging van het tarief in de eerste schijf. Hier profiteren
de lage en middeninkomens het meest van, ook in huishoudens waarin een lid van dat
huishouden een beperking heeft.
Het kabinet wil verder een specifieke oplossing voor alleenverdieners met een inkomen
onder het bestaansminimum. Dit doen we met een tijdelijke regeling30 en vervolgens een oplossing in de inkomstenbelasting.31 Bijna alle betrokken huishoudens ontvangen een WAO/WIA- of Wajong-uitkering. Daarnaast
vereenvoudigt het kabinet specifiek de aftrek van extra vervoerskosten door ziekte
of invaliditeit in de inkomstenbelasting per 1 januari 2025. Om beter aan te sluiten
bij de hoge kosten die mensen met een beperking maken voor vervoer, ook genoemd in
het Nibud onderzoek, stelt het kabinet hier bovendien extra middelen voor beschikbaar.
De leden van de SP-fractie vragen ten slotte in hoeverre mensen met een beperking
zelf betrokken worden bij de aanpak van deze problemen.
Op dit moment werk ik aan de invulling van de werkagenda bij de Nationale Strategie
VN-verdrag Handicap. Ik betrek belangenverenigingen en ervaringsdeskundigen op verschillende
momenten in dit proces om zo hun waardevolle ervaringen en kennis mee te kunnen nemen.
Bijvoorbeeld met de sprintsessies die zijn georganiseerd voor het maken van deze werkagenda
in juni en juli van dit jaar en die ook dit najaar en aan het begin van 2025 weer
zullen worden georganiseerd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik om enkele
vragen te stellen over het rapport «Meerkosten van het leven met een beperking», uitgevoerd
door het Nibud. Deze leden vinden het zeer waardevol dat dit onderzoek heeft plaatsgevonden,
omdat dit een realistisch beeld lijkt te geven van de financiële situatie van mensen
met een beperking. Niet alleen de eventuele extra zorgkosten zijn berekend, maar ook
de mogelijke meerkosten op alle andere terreinen van het leven. Is de Staatssecretaris
het met deze leden eens dat de berekeningen zoals in het rapport een realistischer
beeld geven van de financiële situatie van mensen met een beperking dan als alleen
naar inkomen via loon of uitkering en naar zorgkosten wordt gekeken?
Ja, het is van belang om te kijken naar de volledige financiële situatie. Daarom is
het van belang dat ook de (meer)kosten inzichtelijk zijn.
Op welke manier is zij met het kabinet van plan om in beleidskeuzes op het gebied
van bestaanszekerheid voor mensen met een beperking met de volledige breedte van meerkosten
rekening te houden?
Om te beginnen verlaagt het kabinet het eigen risico per 2027 voor een meer gelijkwaardige
toegang tot zorg voor iedereen. In het regeerprogramma kondigt het kabinet verder
algemene lastenverlichting aan en specifieke lastenverlichting voor groepen de knel.
De algemene lastenverlichting wordt ingevuld door de introductie van een extra tarief
in de inkomstenbelasting, gecombineerd met een verlaging van het tarief in de eerste
schijf. Hier profiteren de lage en middeninkomens het meest van, ook in huishoudens
waarin een lid van dat huishouden een beperking heeft.
Het kabinet wil verder een specifieke oplossing voor alleenverdieners met een inkomen
onder het bestaansminimum. Dit doen we met een tijdelijke regeling32 en vervolgens een oplossing in de inkomstenbelasting.33 Bijna alle betrokken huishoudens ontvangen een WAO/WIA- of Wajong-uitkering. Daarnaast
vereenvoudigt het kabinet specifiek de aftrek van extra vervoerskosten door ziekte
of invaliditeit in de inkomstenbelasting per 1 januari 2025. Om beter aan te sluiten
bij de hoge kosten die mensen met een beperking maken voor vervoer, ook genoemd in
het Nibud onderzoek, stelt het kabinet hier bovendien extra middelen voor beschikbaar
om het forfait voor het aftrekbaar bedrag bij extra vervoerskosten te verhogen naar
0,60 euro per kilometer.
Met het regeerprogramma als vertrekpunt ga ik naar aanleiding van het Nibud onderzoek
in gesprek met mijn collega-bewindspersonen van het Ministerie van SZW en kunt u een
beleidsreactie op het onderzoek verwachten.
Welke nieuwe inzichten heeft de Staatssecretaris opgedaan uit het onderzoek, zo vragen
de leden van de ChristenUnie-fractie.
Het Nibud onderzoek heeft voor mij bevestigd dat de spreiding en variatie in meerkosten
zeer divers is. En dat de hoogte van de meerkosten enorm kan verschillen per individuele
situatie. De vaststelling dat aan de ene kant de kosten hoog kunnen zijn, en aan de
andere kant de mogelijkheden om inkomen te vergroten beperkt zijn, vind ik zorgelijk.
Daarom spreek ik met mijn collega’s in de ontwikkeling van de werkagenda bij de nationale
strategie VN-verdrag Handicap bijvoorbeeld juist ook over het verbeteren van de toegankelijkheid
van de arbeidsmarkt.
Is de Staatssecretaris bereid om verder onderzoek te doen naar de spreiding en variatie
tussen gemeenten van de tegemoetkomingen voor de typen meerkosten die de meeste huishoudens
hebben zoals vervoer, energie, medicijnen en voedingssupplementen, eigen betalingen
voor hulpmiddelen en de zorgverzekering? Welke variatie tussen gemeenten vindt de
Staatssecretaris acceptabel?
Variatie en diversiteit is onlosmakelijk verbonden met gedecentraliseerde wetgeving.
Het beperken van mogelijke variatie verhoudt zich lastig met de uitgangspunten van
gedecentraliseerde wetgeving, zoals bijvoorbeeld de Wet maatschappelijke ondersteuning
2015 (Wmo 2015). Op grond van de Wmo 2015 is het mogelijk voor gemeenten om een bijdrage
te vragen voor de kosten van maatwerkvoorzieningen, persoonsgebonden budget en algemene
voorzieningen. Sinds 2019 geldt vooralsnog (voor de meeste) maatwerkvoorzieningen
het abonnementstarief (20,60 euro per 2024) ongeacht het inkomen, vermogen en de omvang
van het gebruik. Gemeenten kunnen (bij verordening) ten gunste van hun inwoners een
lager bedrag hanteren.
10 jaar na de decentralisatie rijst de vraag of die diversiteit op alle onderdelen
van de uitvoeringspraktijk noodzakelijk en nuttig is. Derhalve wordt in een brede
studie naar de houdbaarheid van de Wmo 2015 in de nabije toekomst ook gekeken naar
de diversiteit in de uitvoeringspraktijk en zodoende ook naar de reikwijdte van beleidsruimte
en stelselverantwoordelijkheid.
Uit het rapport komt naar voren dat het gebruik maken van aftrekposten of tegemoetkomingen
voor meerkosten cruciaal kan zijn om nog in het levensonderhoud te voorzien. Bekend
is dat lang niet iedereen die daar recht op heeft aanspraak maakt op een dergelijke
vergoedingen. Wat gaat de Staatssecretaris met haar collega-bewindspersonen doen om
het gebruik van deze vergoedingen bij mensen met een beperking te bevorderen, zo vragen
de leden van de ChristenUnie-fractie.
Vanuit het «geen verkeerde, altijd de juiste deur» principe geeft het Ministerie van
BZK invulling aan overheidsbrede ingangen en toegang tot publieke dienstverlening.
Het doel daarvan is dat het niet uitmaakt waar de burger bij de overheid aanklopt;
de overheid zorgt gezamenlijk voor een oplossing vanuit de beleving van mensen, ongeacht
hoe de overheid zelf is georganiseerd. Bij voorkeur door direct te helpen of door
mensen warm door te verwijzen naar een andere (overheids)organisatie of een overheidsdienstverlener
die directe lijnen heeft met relevante landelijke en lokale organisaties.
Ook bij het regelen van zorg en ondersteuning ervaren mensen knelpunten, zeker als
er sprake is van zorg en ondersteuning vanuit meerdere wetten (Wmo, Jeugdwet, Wlz
en/of Zvw). Dit raakt ook aan de verdere uitwerking van de werkagenda onder de Nationale
Strategie van het VN-verdrag handicap. Eén van de doelstellingen betreft namelijk
het eenvoudig en transparant regelen van zorg en ondersteuning. Binnen de werkagenda
pak ik dit thema verder op, waarbij ik mij specifiek richt op zorg en ondersteuning.
Vindt de Staatssecretaris de verschillende vergoedingen in alle gevallen zoals in
het rapport geschetst voldoende in hoogte en soort, zo vragen de leden van de fractie
van de ChristenUnie. Ook als mensen op ongeveer het bijstandsniveau uitkomen? Hoe
kijkt de Staatssecretaris in het bijzonder naar de situatie zoals als eerste omschreven
in het rapport, namelijk een alleenstaande met een motorische beperking in de bijstand,
die elke maand een tekort heeft van € 62 als rekening wordt gehouden met minimale
uitgaven. Hoe kijkt de Staatssecretaris hiernaar in het licht van het advies van de
commissie sociaal minimum om het sociaal minimum aanzienlijk te verhogen? Welke stappen
gaat zij zetten om ervoor te zorgen dat de vergoedingen afdoende zijn om goed te kunnen
leven in plaats van te «overleven»?
De casus waarnaar wordt verwezen heeft betrekking op iemand met een motorische beperking
in de bijstand. De casus laat zien dat de persoon in deze specifieke situatie maandelijks
geld tekortkomt voor minimaal noodzakelijke uitgaven. De casus is illustratief. Het
betekent niet dat iedereen met een beperking in de bijstand maandelijks geld tekortkomt,
maar het betekent wel dat dit voor een deel van de mensen met een beperking geldt.
Bij andere beperkingen met hogere meerkosten kunnen tekorten ook groter zijn dan in
deze specifieke casus.
Uiteraard vind ik het onwenselijk dat mensen geld tekortkomen voor minimaal noodzakelijke
uitgaven. In de specifieke casus is overigens geen rekening gehouden met ondersteuning
vanuit gemeentelijke regelingen. In de praktijk bieden veel gemeenten dergelijke regelingen
aan mensen met inkomen op of rond het sociaal minimum. Denk daarbij aan een collectieve
zorgverzekering of andere minimaregelingen. Daarnaast kunnen mensen met een laag inkomen
(waaronder mensen met bijstand) een aanvraag voor individuele bijzondere bijstand
doen. Op grond daarvan kunnen mensen ook extra ondersteuning krijgen op maat.
Ik zie de uitkomsten van het Nibud onderzoek als een aanleiding om, samen met mijn
collega-bewindspersonen van het Ministerie van SZW, in gesprek te gaan en met een
beleidsreactie op dit rapport te komen. Hierbij is het regeerprogramma van het kabinet,
waarin diverse lastenverlichtingen en koopkrachtmaatregelen zijn opgenomen, het vertrekpunt.
Dit kabinet heeft middelen uitgetrokken voor de ondersteuning van lage inkomens, waaronder
mensen met bijstand. Het eigen risico wordt meer dan gehalveerd, en de belastingen
worden verlaagd, waardoor de netto bijstand stijgt. Daarnaast wil het kabinet de huurtoeslag
vanaf 2026 verhogen met € 11,50 per maand. Vooruitlopend op die reactie kan ik aangeven
dat de vergoedingen en tegemoetkomingen onderwerp van gesprek zijn in de verschillende
trajecten die al lopen. Zo bespreek ik dit met mijn collega’s rondom het vereenvoudigen
van inkomensregelingen, de fiscale aftrek zorgkosten en de invoering van de verlaging
van het eigen risico.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen aan de Staatssecretaris of zij
in nauwe samenwerking met de Minister en Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
de beleidsreactie op het rapport kan geven.
Ja, ik geef de beleidsreactie op het rapport in nauwe samenwerking met de Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Participatie en Integratie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Mohandis, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M.E. Esmeijer, griffier