Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de contourenbrief gedifferentieerde verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken op basis van suikergehalte (Kamerstuk 32140-186)
32 140 Herziening Belastingstelsel
Nr. 201
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 24 juni 2024
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Staatssecretaris van Financiën voorgelegd over de brief van 26 april 2024 inzake
de Contourenbrief gedifferentieerde verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken op
basis van suikergehalte (Kamerstuk 32 140, nr. 186).
De vragen en opmerkingen zijn op 31 mei 2024 aan de Staatssecretaris van Financiën
voorgelegd. Bij brief van 24 juni 2024 zijn de vragen beantwoord
Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Lips
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Staatssecretaris van Financien
– Fiscaliteit en Belastingdienst en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport
Met interesse hebben wij kennisgenomen van de vragen die door de verschillende fracties
zijn gesteld naar aanleiding van de op 26 april 2024 door ons toegezonden contourenbrief
over een gedifferentieerde verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken op basis van
suikergehalte.1 Wij danken de leden voor de door hen gestelde vragen, waarop wij hierna ingaan. Bij
de beantwoording van de vragen hebben wij de volgorde van het verslag aangehouden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de Contourenbrief gedifferentieerde
verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken op basis van suikergehalte en hebben hierover
enkele vragen.
De leden van de PVV vragen of de Staatssecretaris nader inzage kan geven in de suikerinname
onder diverse sociaaleconomische groepen. Uit eerder onderzoek van het Centraal Planbureau
(CPB)2 kwam naar voren dat bijvoorbeeld grootgebruikers en gewoontegebruikers van suikerhoudende
dranken minder prijsgevoelig zijn. Deze leden vragen in hoeverre met prijselasticiteit
rekening is gehouden bij de beoogde budgetneutrale omzetting.
Het RIVM heeft op basis van de Voedselconsumptiepeiling 2019–2021 de suikerinname
(mono- en disachariden) in kaart gebracht. De resultaten naar opleidingsniveau, een
van de indicatoren voor de sociaaleconomische positie, zijn via deze link te bekijken:
https://statline.rivm.nl/#/RIVM/nl/dataset/50125NED/table?dl=A7822. In de tabel is de inname van mono- en disachariden naar opleidingsniveau voor 1–17-
en 18–79-jarigen weergegeven. Bij met name kinderen is te zien dat de inname verschilt
naar opleidingsniveau van hun ouders. De tarieven voor de gedifferentieerde verbruiksbelasting
zijn door het RIVM berekend. Hierbij is rekening gehouden met prijselasticiteiten.
Prijselasticiteiten zijn dus meegenomen bij het bepalen van de tarieven om tot de
beoogde budgetneutraliteit te komen.
Uit recent onderzoek van Ecorys blijkt dat een suikerbelasting voor overgrote meerderheid
(80 procent van de consumenten) slechts tot een zeer beperkte afname van de suikerconsumptie
leidt. Het grootste effect zit hem in de resterende 20 procent waarbij de suikerconsumptie
met zo’n tien procent zou dalen. De leden van de PVV vragen wat deze cijfers betekenen
voor de opbrengsten van de schatkist.
Het onderzoek waarnaar de leden van de PVV verwijzen, is een effectenonderzoek naar
de mogelijkheden voor een brede suikerbelasting op voedingsmiddelen. De verandering
van de consumptie in beide groepen waarnaar de leden verwijzen, is meegenomen in de
raming van de belastingopbrengsten van deze vorm van een suikerbelasting (te onderscheiden
van een verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken). De belastingopbrengsten bij
veranderende consumptie zijn opgenomen in tabel 5.15 van het onderzoeksrapport van
Ecorys.3,
4
Ook vragen deze leden of de groep waar de hoogste daling in suikerconsumptie wordt
behaald, ook het meeste bijdraagt.
Per persoon draagt deze groep inderdaad relatief veel bij, omdat ze gemiddeld meer
suiker per dag consumeren. Omdat de overige 80% qua aantal groter is, is het aannemelijk
dat deze groep nog steeds een groter deel van de belasting betaalt. Hoeveel precies
is niet berekend. In onderstaande tabel uit het rapport van Ecorys is de omvang van
de verschillende groepen opgenomen en de gemiddelde suikerconsumptie per dag. Gemiddeld
consumeren mannen in de top-20% 37 gram suiker per dag via belaste etenswaren en vrouwen
39 gram. In de groep met de overige 80% consumeren mannen en vrouwen gemiddeld 20
gram per dag. De suikerbelasting zorgt ervoor dat de consumptie van suiker van deze
groepen dichter bij elkaar komt te liggen. Zo daalt in variant 2 de gemiddelde suikerconsumptie
met 11,73 gram bij mannen in de top-20% en met 2,06 gram in de overige 80%. Bij vrouwen
is dat 11,02 gram respectievelijk 2,34 gram.
Tabel 5.13 Effect suikerbelasting op suikerconsumptie
Man
Vrouw
Totaal
Top 20%
Overige 80%
Top 20%
Overige 80%
Omvang bevolking > 4 jaar
1.525.429
6.969.489
1.548.273
7.073.858
17.117.049
Gemiddelde BMI volwassenen
33
24
31
24
26
Gram suiker consumptie/dag belaste etenswaren
37
20
39
20
24
Verandering gr suiker per dag
Variant 2 (vast tarief boven 6% suiker)
– 11,73
– 2,06
– 11,02
– 2,34
– 3,84
Variant 3 (staffels boven 6% suiker)
– 13,33
– 2,52
– 13,44
– 2,79
– 4,58
Variant 4 (als variant 2, alleen als suiker is toegevoegd)
– 10,32
– 3,13
– 9,45
– 3,34
– 4,43
In het eerder aangehaalde CPB-onderzoek wordt geconcludeerd dat de overheid terughoudend
moet zijn met het beïnvloeden van gedrag via het belastingstelsel.
De leden van de PVV vragen of de Staatssecretaris nader kan toelichten of, en zo ja
welke, niet-fiscale alternatieven zijn overwogen die suikerconsumptie onder de bevolking
kunnen doen verminderen. Bijvoorbeeld door op een andere manier te bewerkstelligen
dat het suikergehalte van dranken afneemt.
Een goede preventieaanpak om een gezonde leefstijl van mensen te bevorderen zodat
overgewicht en de bijbehorende ziektelast wordt teruggedrongen, vraagt om een breed
pakket aan maatregelen. De maatregelen versterken elkaars werking. Hierbij kan worden
gedacht aan wetgeving waarmee gemeenten een bevoegdheid wordt gegeven om ongezonde
aanbieders te weren en een verbod op kindermarketing. Ook is het belangrijk om consumenten
goed te informeren over voeding met instrumenten als de Schijf van Vijf en voedselkeuzelogo
Nutri-Score. Om ervoor te zorgen dat producenten minder suiker in producten doen,
zijn afspraken gemaakt in de Nationale Aanpak Productverbetering (NAPV). Naast onderzoek
naar de mogelijkheden voor fiscale maatregelen zijn dus niet-fiscale maatregelen ingezet.
Gezien de omvang van het probleem van een ongezonde omgeving- en leefstijl is een
brede aanpak, waarbij zowel wordt ingezet op fiscale maatregelen als op niet fiscale-maatregelen,
het meest gepast.
Zo heeft het RIVM bijvoorbeeld een nationaal plan gelanceerd om fabrikanten «aan te
moedigen» om de samenstelling van voedingsmiddelen te verbeteren: De Nationale Aanpak
Productverbetering (NAPV). Hierin zijn drie grenswaarden opgenomen voor zout, suiker,
en/of verzadigd vet: laag, midden, hoog.
Kan de Staatssecretaris aangeven hoe deze nationale aanpak zich verhoudt tot een gedifferentieerde
verbruiksbelasting?
Het overheidsbeleid is erop gericht dat de consument steeds meer volgens de Schijf
van Vijf eet. Realiteit is dat de consument nog steeds te veel buiten de Schijf van
Vijf eet en het voedselaanbod voor een groot deel uit bewerkte producten bestaat die
nog steeds te veel zout, suiker en verzadigd vet bevatten. De Nationale Aanpak Productverbetering
(NAPV) moedigt fabrikanten – middels stapsgewijze grenswaarden per nutriënt (zout,
suiker en verzadigd vet en vezel) – aan om de samenstelling van bewerkte voedingsmiddelen
stap voor stap te verbeteren. Doel van de overheid is dat in 2030 per productgroep
de helft van de producten tot de beste categorie behoort en maximaal 10 procent tot
de ongunstigste qua hoeveelheid voedingsstoffen. De NAPV en de gedifferentieerde verbruiksbelasting
op alcoholvrije dranken versterken elkaar.
Kan de Staatssecretaris gelet op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de doelstelling
– verbetering samenstelling voedingsmiddelen – aangeven wat de (meer)waarde is van
een gedifferentieerde verbruiksbelasting ten opzichte van de doelstelling in het NAPV?
De inzet van extra incentives is nodig om deze doelen te bereiken. De invoering van
een gedifferentieerde verbruiksbelasting zal een belangrijke extra prikkel zijn om
de consumptie van de hoeveelheid suiker via dranken te verminderen. Een gedifferentieerde
verbruiksbelasting is bovendien minder vrijblijvend dan afspraken binnen de NAPV.
De leden van de PVV wijzen erop dat tot en met eind 2015 de verbruiksbelasting op
mineraalwater en vruchten- en groentesappen lager was dan de belasting op frisdrank.
Vanaf januari 2016 is de verbruiksbelasting gelijkgesteld aan die op frisdrank. Op
Finland na was de prijsstijging van alcoholvrije dranken in Nederland destijds de
hoogste uit de eurozone. De prijzen in Nederland stegen ruim twee keer zo hard als
gemiddeld in de eurozone.
De leden van de PVV vragen of de Staatssecretaris kan duiden hoe effectief de verhoging
van de verbruiksbelasting was in relatie tot geconsumeerde suiker (via dranken) en
welke gezondheidswinst werd hiermee behaald.
Nederland kent sinds 1993 een verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken.5 Tot 2015 gold voor vruchtensap, groentesap en mineraalwater een tarief dat iets lager
lag dan voor limonade.6 Voor eerstgenoemde dranken gold in 2015 een tarief van € 5,70 per 100 liter en voor
limonade € 7,59 per 100 liter. Per 1 januari 2016 zijn deze verschillende tarieven
vervangen door één tarief. Het doel van het opheffen van de verschillende tarieven
was vereenvoudiging: door het hanteren van één tarief verminderde de problematiek
van afbakening tussen producten en werd de toepassing van de verbruiksbelasting van
alcoholvrije dranken eenvoudiger.7 Het hanteren van één tarief had dus niet als doel het verminderen van de suikerconsumptie
via dranken. Zoals in de contourenbrief aangegeven, heeft de verbruiksbelasting tot
nu toe altijd primair een budgettair doel gehad.8
Kan de Staatssecretaris aan de leden van de PVV aangeven wat de grenseffecten per
scenario zouden zijn als Nederland een vorm van gedifferentieerde verbruiksbelasting
invoert?
Met betrekking tot grenseffecten geeft het RIVM aan dat dat het met name in de grensregio’s
mogelijk is dat consumenten alcoholvrije dranken in het buitenland gaan aanschaffen.
Of en in hoeverre dit verwacht kan worden, is moeilijk in te schatten.9 Omdat alcoholvrije dranken onderdeel uitmaken van reguliere boodschappen, is het
onwaarschijnlijk dat de effecten van mogelijke aanpassingen in de verbruiksbelasting
van alcoholvrije dranken teniet worden gedaan door grenseffecten10. Als meer landen via een (getrapte) belasting van alcoholvrije dranken inzetten op
suikerreductie en prijsverschillen tussen landen kleiner worden, kunnen grenseffecten
worden beperkt. Het is niet mogelijk om per scenario aan te geven hoe groot de grenseffecten
zullen zijn. Daarbij geldt dat een gedifferentieerde verbruiksbelasting voor een grote
groep dranken tot gevolg zal hebben dat deze minder worden belast dan onder de huidige
belasting het geval is. Onder de huidige verbruiksbelasting geldt immers één vlak
tarief, dat voor alle belaste dranken – ongeacht het suikergehalte – gelijk is. Onder
een gedifferentieerde verbruiksbelasting zullen dranken zonder suiker of met weinig
suiker minder worden belast dan nu het geval is, en dranken met veel suiker meer.
Mogelijke grenseffecten zullen dus niet alleen negatief zijn.
Per 1 januari 2024 is de verbruiksbelasting wederom gestegen (van € 8,83 naar € 26,13),
zo constateren deze leden. Deze leden hebben hierover de volgende vragen.
Kan de Staatssecretaris aan de leden van de PVV aangeven hoe effectief de verhoging
van de verbruiksbelasting per 1 januari 2024 is, welke gezondheidswinst hiermee reeds
is behaald en of er een verschuiving van consumptie waarneembaar is (bijvoorbeeld
van frisdrank naar uitgezonderd (mineraal)water?
De tariefsverhoging die per 1 januari 2024 heeft plaatsgevonden, had primair geen
gezondheidsdoel maar een budgettair doel. Deze verhoging volgde uit het coalitieakkoord
(bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77). Ook na deze tariefsverhoging is sprake van een vlak tarief, waarbij geen onderscheid
wordt gemaakt in suikergehalte. De verbruiksbelasting in huidige vorm is dan ook geenszins
een suikerbelasting. Wel verwacht het RIVM dat ook deze «vlakke» verhoging – door
de hogere prijzen – al leidt tot een afname van suiker via alcoholvrije dranken.11 Door de verbruiksbelasting te differentiëren op basis van het suikergehalte in de
drank, vindt een verdere afname plaats (waarover hieronder meer). Verder is per 1 januari
2024 mineraalwater van de verbruiksbelasting uitgezonderd, omdat dit vergeleken met
andere alcoholvrije dranken een gezonde keuze is.
Welke invloed heeft de verhoging van de verbruiksbelasting (vanaf 2016) gehad op de
koopkracht van burgers?
De verbruiksbelasting loopt mee in het bredere koopkrachtbeeld dat het kabinet jaarlijks
weegt. Hierbij zijn er maatregelen die een negatief effect hebben op de koopkracht
en maatregelen die een positief effect hebben.
Kan de Staatssecretaris dit kwantificeren op macro- en microniveau?
De verhoging van de verbruiksbelasting loopt in de koopkrachtcijfers mee via de inflatie.
Het gewicht van frisdranken en vruchten- en groentesappen in de bestedingen van de
consumentenprijsindex is ongeveer 0,5% (zie Het mandje, de weging en de artikellijst
van de CPI in 202312). Het is niet mogelijk om specifiek de koopkrachteffecten te berekenen, omdat daarvoor
in dezelfde dataset gegevens beschikbaar zouden moeten zijn over hoeveel frisdrank
per persoon wordt gedronken.
Op microniveau kan worden bepaald wat een gemiddeld persoon kwijt is aan de verbruiksbelasting.
Een gemiddeld persoon drinkt 0,339 liter per dag aan dranken die onder de verbruiksbelasting
vallen (frisdrank, vruchten- en groentesappen en niet-alcoholisch bier en wijn).13 Dit komt neer op 124 liter per jaar. Op basis van deze getallen kan berekend worden
dat tussen 2016 en 2023 gemiddeld € 10,93 per jaar per persoon werd betaald aan verbruiksbelasting
en vanaf 2024 € 32,33 per jaar.
Kan de Staatssecretaris de koopkrachteffecten, zowel op macro als microniveau, in
kaart brengen van de voorliggende scenario’s?
Op macroniveau geldt voor de voorliggende scenario’s hetzelfde als onder de huidige
verbruiksbelasting. Het uitgangspunt is dat onder een gedifferentieerde verbruiksbelasting
hetzelfde bedrag wordt opgehaald als onder het huidige stelsel. Dit betekent dat wordt
uitgegaan van een zogenoemde budgetneutrale omzetting. Dit past bij het feit dat een
gedifferentieerd stelsel alleen een aanvullende gezondheidsdoelstelling heeft, en
geen aanvullende budgettaire doelstelling. De omzetting heeft op microniveau tot gevolg
dat dranken met veel suiker zwaarder zullen worden belast dan nu, en dranken zonder
suiker of met weinig suiker minder zwaar zullen worden belast dan nu.
Het is niet mogelijk om specifiek de koopkrachteffecten te berekenen, omdat daarvoor
in dezelfde dataset gegevens beschikbaar zouden moeten zijn over de hoeveel frisdrank
die per persoon wordt gedronken. Voor een gedifferentieerde verbruiksbelasting zou
dan ook bekend moeten zijn welke frisdranken per persoon worden gedronken, en informatie
over of de persoon het gedrag aanpast. Om toch een indicatie te kunnen geven van koopkrachteffecten
op microniveau, kan het volgende (indicatieve) voorbeeld een beeld geven: als iemand
iedere dag 3 glazen cola met 10,6 gram suiker drinkt en dat blijft doen, betaalt deze
persoon in het scenario met het hoogste maximumtarief € 222,18 per jaar (€ 0,7609 * 292
liter). Als deze persoon zijn gedrag aanpast en 3 glazen cola light drinkt met 0 gram
suiker dan betaalt deze persoon € 52,56 per jaar aan verbruiksbelasting.
De leden van de PVV vragen of de Staatssecretaris kan onderbouwen of, en zo ja, in
hoeverre een daling van de belastingdruk (Tabel 3) wordt doorgegeven aan consumenten
en in hoeverre een verhoging van de belastingdruk wordt afgewenteld op de eindgebruiker?
Het RIVM neemt aan dat 82% van de belastingverhoging of -verlaging wordt doorberekend
aan de consument op basis van een recente meta-analyse van Andreyeva et al.14 Dit betekent dat actoren binnen de bedrijfsketen een gedeelte van de belasting op
zich nemen, waardoor niet de volledige belasting wordt doorbelast aan de consument.
Het RIVM neemt aan dat de zogeheten pass-through rate generiek is voor alle alcoholvrije
dranken en verkooppunten en constant is over tijd, omdat hier geen specifieke informatie
over beschikbaar is.
Vragen en opmerkingen van de leden van GroenLinks-PvdA
De leden van GroenLinks-PvdA hebben de brief met interesse gelezen. Deze leden hebben
enkele vragen aan de Staatssecretaris.
De leden van GroenLinks-PvdA lezen dat budgetneutraliteit gekozen is als uitgangspunt
voor de hoogte van de heffing. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom hiervoor
is gekozen?
Onderstaande tabel geeft de budgettaire reeks15 voor de huidige verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken weer:
Tabel 1: Budgettaire opbrengst verbruiksbelasting met vlak tarief.
2024
2025
2026
2027
2028
Opbrengst in miljoen euro
690
711
718
725
733
De Kamer heeft enkel om een omzetting van de huidige verbruiksbelasting naar een verbruiksbelasting
op basis van suikergehalte gevraagd. Het behalen van een meer- of minderopbrengst
is niet als doel voor deze omzetting meegegeven. Om deze reden heeft het demissionaire
kabinet budgetneutraliteit als uitgangspunt genomen voor de omzetting van de huidige
verbruiksbelasting naar een gedifferentieerde verbruiksbelasting. Uiteraard kan de
Kamer of het nieuwe kabinet hierin een andere keuze maken.
De leden van GroenLinks-PvdA vragen hoeveel de budgettaire opbrengst hoger of lager
zou zijn bij een variant met, bijvoorbeeld, twee keer zo grote gezondheidseffecten.
Ook vragen deze leden hoe de Staatssecretaris deze gezondheidseffecten weegt ten opzichte
van de budgettaire opbrengst.
In het rapport van het RIVM dat op 26 juni 2023 naar de Tweede Kamer is gestuurd (hierna:
RIVM-rapport), zijn verschillende varianten van een gedifferentieerde verbruiksbelasting
doorgerekend met verschillende staffels.16 Hierbij zijn varianten met een lineair tarief en een exponentieel tarief doorgerekend
naar de verkoop van (suiker via) alcoholvrije dranken en belastingopbrengsten. Het
effect op de verkoop van suiker via alcoholvrije dranken was 15 tot 18 procent. Effecten
op de gezondheid, zoals de prevalentie van overgewicht en obesitas, zijn hierbij niet
meegenomen. Ook was één van de uitgangspunten bij de doorgerekende belastingtarieven
dat de belastingopbrengsten ten minste budgetneutraal zijn ten opzichte van de huidige
belasting. Het is dus op basis van het huidige RIVM-rapport niet mogelijk om budgettaire
opbrengsten en gezondheidseffecten af te wegen. Om meer inzicht te krijgen in de gezondheidseffecten
kan, indien een scenario wordt gekozen, nog een andere modeldoorrekening worden uitgevoerd
door het RIVM, waarbij ook een verdere doorrekening naar de effecten op de prevalentie
van overgewicht en obesitas wordt gedaan.
De leden van GroenLinks-PvdA merken op dat de doelstelling van de verbruiksbelasting
in het Verenigd Koninkrijk duidelijk was fabrikanten te bewegen hun receptuur aan
te passen. Deze leden vragen of de Staatssecretaris het ermee eens is dat dit slechts
bijvangst is in de Nederlandse situatie, of anders een secundair doel. Kan de Staatssecretaris
toelichten wat het primaire doel is van de Nederlandse heffing? Is dat in eerste instantie
een bepaalde budgettaire opbrengst, waarbij vervolgens met de vormgeving geprobeerd
wordt om zoveel mogelijk positieve gezondheidseffecten te realiseren, of is een positief
gezondheidseffect het hoofddoel, waarbij de budgettaire opbrengst als secundair geldt?
Het primaire doel van de huidige verbruiksbelasting, waarbij voor alle dranken één
vlak tarief geldt ongeacht het suikergehalte, is het behalen van een budgettaire opbrengst.
Zoals eerder opgemerkt gaat het demissionaire kabinet er – gezien de aangenomen moties
– van uit dat bij de omzetting naar een gedifferentieerde verbruiksbelasting aan deze
opbrengst wordt vastgehouden.
Het voorstel om de huidige verbruiksbelasting om te zetten naar een gedifferentieerde verbruiksbelasting, komt volledig voort uit gezondheidsoverwegingen.
Het demissionaire kabinet verwacht namelijk dat een gedifferentieerde verbruiksbelasting
zal bijdragen aan het verminderen van de suikerinname via alcoholvrije dranken. Dit
doel kan op twee manieren worden bereikt. De eerste manier is via de consument, door
het beïnvloeden van verkoopprijzen via belastingen. Een gedifferentieerde verbruiksbelasting
leidt tot hogere prijzen voor dranken met veel suiker en lagere prijzen voor dranken
met minder suiker. Dit kan eraan bijdragen dat consumenten minder suikerrijke dranken
kopen. Ook kan een dergelijke maatregel het bewustzijn van consumenten rond suikerconsumptie
vergroten. De tweede manier is via de producent, door het stimuleren van productherformulering.
Een lager tarief bij minder suiker kan producenten prikkelen om de hoeveelheid suiker
in hun dranken te verlagen, of hun drank in kleinere verpakkingen te verkopen.
In feite wordt dezelfde budgettaire opbrengst na de omzetting binnen de alcoholvrije
dranken anders opgehaald. Op dit moment dragen alle dranken per 100 liter evenveel
bij aan de belastingopbrengst. Bij een gedifferentieerde verbruiksbelasting leveren
dranken met veel suiker verhoudingsgewijs een grotere bijdrage aan de belastingopbrengst
en dranken zonder of met weinig suiker verhoudingsgewijs een kleinere bijdrage.
De leden van GroenLinks-PvdA vragen om toe te lichten of de genoemde 15 tot 18 procent
reductie in de verkoop van suiker via alcoholvrije dranken is gebaseerd op de gegeven
scenario’s mét de aanname van budgetneutraliteit.
In het RIVM-rapport is aangegeven dat de verschillende vormen van een getrapte verbruiksbelasting
die in dat rapport zijn onderzocht, naar verwachting leiden tot een extra afname van
18 tot 21 miljoen kilogram in de verkoop van suiker via alcoholvrije dranken in 2025.
Dit is een extra afname van 15% tot 18% ten opzichte van de verhoging van de generieke
verbruiksbelasting. De staffel, de scenario’s en de bijbehorende tarieven die zijn
weergegeven in de contourenbrief, zijn op dit uitgangspunt gebaseerd. Hierbij is uitgegaan
van budgetneutraliteit.
Ook vragen deze leden of de Staatssecretaris kan aangeven hoeveel hoger de reductie
zou kunnen zijn bij hogere maximale tarieven, bijvoorbeeld van 100 euro per 100 liter,
en wat het budgettaire effect hiervan zou zijn in de verschillende scenario’s?
In het RIVM-rapport zijn verschillende varianten doorgerekend met verschillende staffels.
Hierbij zijn varianten met een lineair tarief en een exponentieel tarief doorgerekend.
Variant 2 met exponentieel oplopende tarieven heeft het hoogste maximumtarief (meer
dan 10 gram suiker heeft een tarief van € 76,09 per hectoliter). In deze variant daalt
de suikerinname met 18%. Deze variant levert € 189 miljoen extra op. Een variant met
een maximumtarief van 100 euro is niet doorgerekend. Hierbij zijn ook allerlei varianten
mogelijk wat betreft het aantal staffels en de tarieven van die staffels. Om een exacte
doorrekening te doen, moet dit eerst gespecificeerd worden.
Verder vragen deze leden of de Staatssecretaris het problematisch zou vinden als de
nieuwe heffing met differentiatie meer of minder op zou leveren dan de huidige heffing?
Zoals eerder aangegeven, is bij alle vijf de scenario’s uitgegaan van een gelijkblijvende
totale belastingopbrengst (budgetneutrale omzetting). Als het uitgangspunt van budgetneutraliteit
wordt losgelaten, kan er sprake zijn van een meeropbrengst of juist van een budgettaire
derving die elders moet worden gedekt. Beide scenario’s zijn niet door de Kamer gevraagd
en volgens het huidige demissionaire kabinet ook niet wenselijk. Uiteraard kan uw
Kamer of het nieuwe kabinet hierin een andere keuze maken.
De leden van GroenLinks-PvdA constateren dat herformulering niet het doel is van de
beoogde heffing. Deze leden vragen of het klopt dat er daarmee eigenlijk geen enkel
argument bestaat voor het uitzonderen van vruchtensappen en andere dranken met natuurlijke
suikers, behalve het stimuleren van de desbetreffende sector. Ook vragen deze leden
of het klopt dat van «averechtse effecten» zoals genoemd in de motie Visseren-Hamakers
geen sprake is, omdat er geen reden is waarom natuurlijke suikers anders behandeld
zouden moeten worden dan toegevoegde suikers.
Zoals eerder aangegeven wordt het verminderen van suikerinname via alcoholvrije dranken
– het hoofddoel van de omzetting naar een gedifferentieerde verbruiksbelasting – op
twee manieren behaald. De eerste manier is via de consument, door het beïnvloeden
van verkoopprijzen via belastingen. Een gedifferentieerde verbruiksbelasting leidt
tot hogere prijzen voor dranken met veel suiker en lagere prijzen voor dranken met
minder suiker. Dit kan eraan bijdragen dat consumenten minder suikerrijke dranken
kopen. Ook kan een dergelijke maatregel het bewustzijn van consumenten rond suikerconsumptie
vergroten. De tweede manier is via de producent, door het stimuleren van productherformulering.
Een lager tarief bij minder suiker kan producenten prikkelen om de hoeveelheid suiker
in hun dranken te verlagen, of hun drank in kleinere verpakkingen te verkopen. Herformulering
is dus niet het hoofddoel van de omzetting, maar kan wel degelijk helpen om het uiteindelijke
doel – verminderen van suikerinname via dranken – te bereiken.
Zoals in de contourenbrief is aangegeven, geldt ten aanzien van dranken met alleen
natuurlijke suikers het volgende. Als wordt besloten om dranken met alleen natuurlijke
suikers niet te belasten, worden niet alleen zuivel- en sojadranken (zonder toegevoegd
suiker) en pure vruchten- en groentesappen van de belasting uitgezonderd, maar ook
bijvoorbeeld dranken met alleen zoetstof (zero-frisdranken). Laatstgenoemde dranken
bevatten immers ook geen suiker. Het uitzonderen van deze dranken heeft een zeer grote
budgettaire impact op het tarief voor de overige dranken. Het aantal te belasten producten
(de grondslag) wordt daarmee namelijk dermate klein dat een budgetneutrale omzetting
alleen mogelijk is als de tarieven voor die (nog overgebleven) dranken zeer stijgen.17 Met andere woorden: dezelfde opbrengst moet worden opgebracht door veel minder dranken
dan nu het geval is. Dat zou bovendien voor bepaalde dranken kunnen leiden tot grotere
prijsverschillen met buurlanden, met substantiële grenseffecten als risico. Daarnaast
is er geen gezondheidsargument om dranken met toegevoegd suiker anders te behandelen
dan dranken met van nature aanwezige suikers. De Gezondheidsraad adviseert zo min
mogelijk suikers binnen te krijgen via dranken. Het maakt daarbij niet uit of deze
suikers van nature aanwezig zijn in de drank, bijvoorbeeld via vruchten, of dat de
suikers aan de drank zijn toegevoegd. Het lichaam maakt geen onderscheid tussen van
nature aanwezige of toegevoegde suikers. Omdat dranken minder snel een signaal naar
de hersenen afgeven dat men verzadigd is, kun je snel ongemerkt veel calorieën binnenkrijgen
via suikers in dranken, bijvoorbeeld via het drinken van sappen. Bij het drinken van
een glas puur sap consumeer je bijvoorbeeld wel vijf sinaasappels, terwijl je die
niet zo snel achter elkaar zult opeten. Bovendien bevat de hele vrucht, in tegenstelling
tot sap, vezels die de opname van suiker in het lichaam vertragen. Tot slot geldt
dat het gehalte aan toegevoegde suikers door het Douane Laboratorium (Douane is de
uitvoerder van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken) achteraf niet te onderscheiden
is van het gehalte aan natuurlijke suikers. Opgave van de toevoeging van suikers in
een product door de fabrikant is niet chemisch aan te tonen door het Douane Laboratorium,
omdat natuurlijke én toegevoegde suikers chemisch gezien hetzelfde zijn. Controle
van natuurlijke versus toegevoegde suikers op basis van etikettering is daarom niet
te handhaven en daarmee gevoelig voor fraude. Het voorgaande betekent dat het vanuit
het oogpunt van de hoogte van de tarieven voor de wél belastte dranken, vanuit gezondheidsoogpunt
én vanuit uitvoering onwenselijk is om dranken met alleen natuurlijke suikers van
de belasting uit te zonderen. Van averechtse effecten zoals genoemd in de motie Visseren-Hamakers c.s.18 is wat het demissionaire kabinet betreft geen sprake. Met betrekking tot de scenario’s
die in de contourenbrief zijn uiteengezet kan de optie waarin enkel dranken met toegevoegde
suikers worden belast, worden geïnterpreteerd als een variant van scenario IVb waarbij
– naast zuivel- en pure vruchten- en groentesappen – ook dranken die alleen zoetstoffen
bevatten (zero-frisdranken), worden uitgezonderd.
De leden van GroenLinks-PvdA vragen of de Staatssecretaris het ermee eens is dat met
een dergelijke uitzondering beleidsdoelen vermengd zouden worden met onnodige complexiteit
tot gevolg. Deze leden vragen verder of zij het goed begrijpen dat differentiatie
tussen natuurlijke suikers en toegevoegde suikers praktisch onuitvoerbaar is, omdat
handhaving door de Douane daarmee niet meer goed mogelijk is, waardoor de heffing
zeer fraudegevoelig zou worden.
In het voorgaande antwoord is aangegeven dat het vanuit het oogpunt van de hoogte
van de tarieven voor de wél belastte dranken, vanuit gezondheidsoogpunt en vanuit
de uitvoering onwenselijk is om dranken met alleen natuurlijke suikers van de belasting
uit te zonderen. Een dergelijke uitzondering maakt de uitvoering complex. Wat betreft
de controle van monsters van alcoholvrije dranken door het Douane Laboratorium geldt,
zoals aangegeven, dat toegevoegde suikers niet kunnen worden onderscheiden van natuurlijke
suikers. Dat betekent dat Douane niet achteraf kan controleren of de informatie die
hieromtrent op het etiket is opgenomen, klopt. Dit maakt een dergelijke uitzondering
fraudegevoelig.
De leden van GroenLinks-PvdA lezen dat het kabinet staffels voorstelt die tot maximale
herformulering zouden moeten leiden. Kan de Staatssecretaris toelichten hoe dit te
rijmen valt met de eerdere constatering dat herformulering niet het hoofddoel van
de heffing is?
Zoals eerder aangegeven is het hoofddoel van de omzetting van de huidige verbruiksbelasting
naar een gedifferentieerde verbruiksbelasting het verminderen van de suikerinname
via alcoholvrije dranken. Dit doel kan worden bereikt doordat consumenten minder suikerrijke
dranken kopen én doordat producenten minder suiker aan hun product toevoegen of hun
product in kleinere verpakkingen verkopen. Herformulering is dus wel degelijk een
beoogd effect van de omzetting naar een gedifferentieerde verbruiksbelasting. Het
verminderen van het suikergehalte in de drank kan uiteraard alleen plaatsvinden als
die drank toegevoegde suiker bevat. Dit maakt dat herformulering niet het hoofddoel
is, maar – zoals gezegd – wel een beoogd effect.
De leden vragen of het klopt het dat een grens van 5 gram suiker per 100 milliliter
ertoe zou leiden dat melk niet zwaarder wordt belast dan verreweg de meeste frisdranken
(met uitzondering van suikervrije), waardoor er minder noodzaak zou bestaan voor een
speciale uitzondering voor zuiveldranken? Deze leden vragen wat de Staatssecretaris
vindt van deze optie.
Welke tarieven voor melk komen te gelden, hangt af van het scenario dat wordt gekozen.
In de contourenbrief is de volgende tabel opgenomen, waarbij per scenario (indicatief)
is aangegeven welk tarief komt te gelden. Een pak halfvolle melk bevat doorgaans zo’n
4,7 gram suiker per 100 milliliter. Dat betekent dat melk onder de derde (middelste)
staffel zou komen te vallen.
Tabel 2: te behandelen scenario’s met de daarbij behorende grondslagen en tarieven.
Scenario
Grondslag
Staffels (op basis van het aantal gram suiker per 100 milliliter)
Tarieven per 100 liter
1,
2
Verschil belastingdruk per liter3
I
– Geen dranken uitgezonderd
0 t/m 1
€ 4,00
Coca-Cola Zero sugar: – € 0,22
1,1 t/m 4
€ 10,00
Lipton Ice Tea green: – € 0,16
4,1 t/m 7,5
€ 19,75
7UP: – € 0,06
7,6 t/m 10
€ 28,75
AA Drink: + € 0,03
Meer dan 10
€ 40,00
Red Bull: + € 0,14
II
– Alleen mineraalwater uitgezonderd
0 t/m 1
€ 5,25
Coca-Cola Zero sugar: – € 0,21
1,1 t/m 4
€ 11,25
Lipton Ice Tea green: – € 0,15
4,1 t/m 7,5
€ 21,00
7UP: – € 0,05
7,6 t/m 10
€ 30,00
AA Drink: + € 0,04
Meer dan 10
€ 41,25
Red Bull: + € 0,15
III
– Mineraalwater uitgezonderd
– Zuivel en sojadranken zonder toegevoegd suiker uitgezonderd
0 t/m 1
€ 10,75
Coca-Cola Zero sugar: – € 0,15
1,1 t/m 4
€ 16,75
Lipton Ice Tea green: – € 0,09
4,1 t/m 7,5
€ 26,50
7UP: € 0,00
7,6 t/m 10
€ 35,50
AA Drink: + € 0,09
Meer dan 10
€ 46,75
Red Bull: + € 0,21
IVa
– Mineraalwater uitgezonderd
– Zuivel en sojadranken uitgezonderd (ongeacht suikergehalte)
– Pure vruchten- en groentesappen belast met het laagste tarief (dat is het tarief
dat geldt voor dranken van 0 tot en met 1 gram suiker per 100 milliliter; namelijk
€ 14,25 per 100 liter)
0 t/m 1
€ 14,25
Coca-Cola Zero sugar: – € 0,12
1,1 t/m 4
€ 20,25
Lipton Ice Tea green: – € 0,06
4,1 t/m 7,5
€ 30,00
7UP: + € 0,04
7,6 t/m 10
€ 39,00
AA Drink: + € 0,13
Meer dan 10
€ 50,25
Red Bull: + € 0,24
Ivb
– Mineraalwater uitgezonderd
– Zuivel en sojadranken uitgezonderd (ongeacht suikergehalte)
– Pure vruchten- en groentesappen uitgezonderd
0 t/m 1
€ 16,75
Coca-Cola Zero sugar: – € 0,09
1,1 t/m 4
€ 22,75
Lipton Ice Tea green: – € 0,03
4,1 t/m 7,5
€ 32,50
7UP: + € 0,06
7,6 t/m 10
€ 41,50
AA Drink: + € 0,15
Meer dan 10
€ 52,75
Red Bull: + € 0,27
X Noot
1
De tarieven bij scenario’s II, III, IVa en IVb zijn berekend door het RIVM. Het RIVM
was al betrokken bij het onderzoek naar de mogelijkheden voor een gedifferentieerde
verbruiksbelasting op basis van suiker dat op 6 juli 2023 met uw Kamer is gedeeld.
Voor de berekening van de tarieven is gebruik gemaakt van het model dat door het RIVM
in dat onderzoek is gebruikt. Het betreft mogelijke tarieven die lineair oplopen en
voldoen aan de volgende voorwaarden: budgetneutraliteit, lineair oplopende tarieven
om herformulering door de producent en gedragsverandering door de consument te stimuleren,
en gelijke tarieven voor iedere drank. Een nadere toelichting op de berekeningen is
te vinden in een separate publicatie van het RIVM via: https://www.rivm.nl/publicaties/verbruiksbelasting-alcoholvrije-dranken.
X Noot
2
De tarieven bij scenario I zijn berekend door het Ministerie van Financiën zelf.
X Noot
3
Ter illustratie is het verschil in belastingdruk voor een aantal dranken weergegeven.
Daarbij is uitgegaan van het verschil tussen de huidige belastingdruk (€ 0,2613 per
liter) en de nieuwe belastingdruk in het gegeven scenario per liter alcoholvrije drank.
De bedragen zijn afgerond op 2 decimalen achter de komma. De genoemde dranken zijn
toegewezen aan de staffel op basis van het huidige suikergehalte.
De uitzondering van zuivel- en sojadranken onder de huidige verbruiksbelasting is
gebaseerd op het melkvetgehalte van deze dranken.19 Deze uitzondering geldt van oudsher.20 Uit parlementaire stukken ten tijde van de invoering van de verbruiksbelasting in
1993 blijkt dat destijds werd overwogen dat «melk, karnemelk en dergelijke dranken
niet vallen onder het begrip limonade (binnen de verbruiksbelasting) omdat het geen
gezoete en gearomatiseerde dranken zijn».21 Aangezien het uitgangspunt van een gedifferentieerde verbruiksbelasting is om alle
dranken op grond van het suikergehalte te belasten, vormt deze redenering geen reden
meer om zuiveldranken bij voorbaat van de belasting uit te zonderen. Ook vanuit gezondheidsoptiek
is er geen noodzaak om zuivel- en sojadranken door middel van een uitzondering op
de verbruiksbelasting een fiscaal voordeel te geven ten opzichte van andere dranken.
Zuivel- en sojadranken kunnen weliswaar een belangrijke bron van eiwit, calcium en
vitamines B2 en B12 zijn in een gevarieerd dieet, maar deze voedingsstoffen kunnen
ook op een andere manier worden geconsumeerd dan via het drinken van zuiveldrank zoals
bijvoorbeeld via yoghurt en kaas.22 Vanwege haar demissionaire status laat het kabinet het uitspreken van een voorkeursscenario
aan uw Kamer.
De Staatssecretaris stelt dat scenario 1 het eenvoudigst is vanuit uitvoeringsperspectief,
terwijl scenario 2 qua gezondheidseffecten het best scoort. Het is de leden van GroenLinks-PvdA
opgevallen dat er geen scenario is meegenomen zonder uitzonderingen, maar met een
nultarief voor de eerste staffel, bijvoorbeeld voor dranken met een suikergehalte
van 0 t/m 0,5 gram suiker per 100 milliliter.
Deze leden vragen of het klopt dat met een dergelijke staffel zowel optimale gezondheidseffecten
kunnen worden bereikt als eenvoud in de uitvoering, omdat dranken met weinig tot geen
suiker, zoals mineraalwater en light-frisdranken, niet worden belast en er geen uitzonderingen
zijn voor specifieke dranken. Kan de Staatssecretaris toelichten of een dergelijk
scenario uitvoerbaar is en wat de appreciatie is van deze variant? Kan deze variant
worden meegenomen in de verdere uitwerking?
In de contourenbrief is als laagste staffel (dus de staffel waarvoor het laagste tarief
geldt) een categorie van 0 tot en met 1 gram suiker per 100 milliliter voorgesteld.
Alleen op deze manier is deze laagste categorie controleerbaar voor de Douane. De
afbakening van de laagste categorie op 0 tot en met 1 gram suiker per 100 milliliter
is dan ook uitvoeringstechnisch bepaald. Dit zit als volgt. Bij de controleerbaarheid
moet rekening worden gehouden met een detectie/bepaalbaarheidsgrens. Daardoor is het
voor de Douane niet mogelijk om een onderscheid te maken tussen dranken met 0 gram
suiker en dranken met bijvoorbeeld 0,6 gram suiker. Door de eerste staffel te ijken
op dranken met 0 tot en met 1 gram suiker wordt rekening gehouden met deze bepaalbaarheidsgrens,
wat de uitvoerbaarheid van het stelsel ten goede komt. Verder geldt dat voor deze
laagste staffel in géén van de scenario’s een nultarief geldt. De reden hiervoor is
dat als voor de grote categorie dranken tussen de 0 tot en met 1 gram suiker wél een
nultarief komt te gelden, het tarief voor de overige dranken (zeer) zal moeten stijgen
om alsnog een budgetneutrale omzetting te realiseren. Met een lager tarief voor dranken
zonder suiker of met weinig suiker geldt alsnog een financiële prikkel om te herformuleren,
maar wordt tegelijkertijd bewerkstelligt dat het budgettaire beslag van een dergelijk
verlaagd tarief behapbaar is in vergelijking met het budgettaire beslag van een nultarief.
De leden van GroenLinks-PvdA snappen dat het wenselijk is om te voorkomen dat frisdrank
zwaarder wordt belast dan bier. Deze vragen de Staatssecretaris of het mogelijk zou
zijn de suikerbelasting ook toe te passen op alcoholhoudende dranken. Klopt het dat
hiermee gezondere bieren (met weinig suiker) minder zwaar belast zouden worden dan
ongezondere bieren (met veel suiker)? Hoe apprecieert de Staatssecretaris dit mogelijke
gezondheidsvoordeel?
Alcoholhoudende dranken als bier, wijn en sterke drank zijn accijnsgoederen.23 Deze dranken vallen onder de accijnsrichtlijn, net als tabak en brandstof. Het is
niet mogelijk om accijnsgoederen dubbel te belasten door naast de accijns ook een
nationale belasting op deze goederen te heffen, zoals een verbruiksbelasting. Het
is daardoor niet mogelijk om de voorgestelde gedifferentieerde verbruiksbelasting
van alcoholvrije dranken ook toe te passen op alcoholhoudende dranken.
Voor bier geldt dat bier met een alcoholgehalte van minder dan 0,5% onder de verbruiksbelasting
van alcoholvrije dranken valt. Bier met een alcoholgehalte van minder dan 0,5% wordt
onder een gedifferentieerde verbruiksbelasting dus op basis van het suikergehalte
belast, wat betekent dat alcoholvrij bier met veel suiker zwaarder wordt belast dan
alcoholvrije bier met weinig suiker.
De leden van GroenLinks-PvdA vragen of de Staatssecretaris kan toelichten hoe de Douane
in de nieuwe opzet omgaat met geconcentreerde dranken, zoals limonadesiroop. Wordt
daarbij nog steeds uitgegaan van een verhouding 1:3? Acht de Staatssecretaris dat
nog steeds een realistische verhouding?
In de contourenbrief is het demissionaire kabinet voor siropen uitgegaan van de huidige
mengverhouding 4 (1 deel siroop: 3 delen water). Voor de berekening van de verschuldigde
verbruiksbelasting zal bij een gedifferentieerde verbruiksbelasting het tarief per
100 milliliter moet worden vermenigvuldigd met 4. Vervolgens moet rekening worden
gehouden met suikergehalte van de dranken als dit is aangelengd met water conform
de wettelijke mengverhouding.
Ter illustratie: siroop met 50 gram suiker per 100 milliliter en een wettelijke mengverhouding
van 4 (1:3). In scenario I van de contourenbrief bedraagt het tarief € 40,00 per 100
liter. Vervolgens moet de hoeveelheid drank ook worden vermenigvuldigd, zodat wordt
toegekomen aan de aangelengde drank die geschikt is om te drinken. Op basis van een
wettelijke mengverhouding 4 (1:3) is het aantal suiker dan 50 gram per 400 milliliter
dranken of 12,5 gram per 100 milliliter aangelengde drank. In scenario I bedraagt
het tarief voor deze drank dan (alsnog) € 40,00 per 100 liter, maar is wel rekening
gehouden met het feit dat de siroop moet worden aangelengd om te worden gedronken.
De contourenbrief bevat geen voorstel om de mengverhouding aan te passen. In het onderzoek
naar de mogelijkheden voor een gedifferentieerde verbruiksbelasting op basis van suikergehalte24 is echter wel opgemerkt dat de huidige mengverhouding in de praktijk niet meer realistisch
is. Gebruikelijke siropen bevatten tegenwoordig een mengverhouding van 1:7 of zelfs
1:9. Mengverhouding 4 (1:3) komt bijna nooit meer voor. Verder komen er steeds meer
sport-/eiwitpoeders op de markt waarvoor de verschuldigde belasting ook wordt berekend
op basis van mengverhouding 4 (1:3). Deze sport-/eiwitpoeders bevatten doorgaans een
veel ruimere mengverhouding dan 1 deel poeder en 3 delen water. Een gebruikelijke
mengverhouding bij dergelijke poeders is een mengverhouding van ongeveer 8. Indien
één van de scenario’s wordt verwerkt in een wetsvoorstel, kan ook dit aspect – in
nauw overleg met Douane en na een uitvoeringstoets – worden bekeken en, indien de
wens daartoe bestaat, eventueel worden aangepast.
Verder vragen deze leden of de Staatssecretaris ook kan toelichten hoe de Douane het
onderscheid maakt tussen geconcentreerde en niet-geconcentreerde vorm?
Niet geconcentreerd is het eindproduct en consumeerbaar, en geconcentreerd is nog
niet consumeerbaar (daar moet nog een vloeistof aan worden toegevoegd om het consumeerbaar
te maken). Het onderscheid hiertussen wordt door Douane gemaakt op basis van de gebruikswijze
volgens de etikettering van het betreffende product.
Ook vragen deze leden hoe wordt omgegaan met poeders om dranken mee te maken, zoals
chocolademelkpoeder?
In de huidige Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken is chocolademelk
uitgezonderd van de verbruiksbelasting.25 Bereidingen op basis van poeder om limonade van te maken wordt overeenkomstig de
verhouding 1:3 met een factor 4 vermenigvuldigd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Contourenbrief
gedifferentieerde verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken op basis van suikergehalte.
Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de VVD lezen ten aanzien van het verminderen van suikerinname dat het
verminderen van de suikerinname via alcoholvrije dranken op twee manieren bereikt
kan worden door het invoeren van een gedifferentieerde verbruiksbelasting.
Met hoeveel procent is de verwachting dat de suikerinname zal dalen door het beïnvloeden
van verkoopprijzen via belastingen voor de consument?
Dit is afhankelijk van welke variant van de gedifferentieerde verbruiksbelasting wordt
ingevoerd. In onderstaande tabel is de procentuele afname opgenomen van de suikerconsumptie
van de varianten uit de contourenbrief. Bij elke variant zijn verschillende dranken
uitgezonderd waardoor de tarieven en de impact op de suikerinname per variant verschillen.
Tabel 1 geeft een overzicht van de suikerconsumptie via non-alcoholische dranken in
miljoenen kilogram onder het huidige tarief en onder het gedifferentieerde tarief
in de verschillende scenario’s. De kilogrammen suiker zijn gebaseerd op de dranken
die onder de heffing vallen, uitgezonderde dranken zijn niet meegenomen in de suikerconsumptie.
De procentuele afname geeft dan ook een afname van de suikerinname voor alle non-alcoholische
dranken die onder de heffing vallen in het betreffende scenario. De absolute afname
geeft de afname in suikerconsumptie in miljoenen kilogrammen voor alle non-alcoholische
dranken die onder de heffing vallen in het betreffende scenario. De variant waarbij
zuivel- en sojadranken en water zijn uitgezonderd sluit qua grondslag aan bij de huidige
verbruiksbelasting.
In het RIVM-rapport staan ook varianten die niet budgettair neutraal zijn waarbij
de afname van de suikerinname weer anders is (de suikerafname van deze varianten is
te vinden in tabel 8 op pagina 33 van het rapport26).
Tabel 3: Suikerconsumptie in miljoenen KG onder verschillende scenario’s.
Variant
Huidig tarief
Gedifferentieerd tarief
Procentuele afname
Absolute afname
Water uitgezonderd
162,179
145,832
10,1%
16,347
Zuivel- en sojadranken en water uitgezonderd
129,010
112,924
12,5%
16,086
Zuivel- en sojadranken tot 5 gram suiker en water uitgezonderd
165,178
145,147
12,1%
20,031
Zuivel- en sojadranken, vruchten- en groentesappen en water uitgezonderd
118,246
100,789
14,8%
17,457
Zuivel- en sojadranken en water uitgezonderd, vruchten- en groentesappen belast met
laagste tarief
129,010
112,588
12,7%
16,422
Verder vragen deze leden met hoeveel procent de verwachting is dat de suikerinname
zal dalen door het stimuleren van productherformulering bij de producent? Op welke
van deze twee manieren is het kabinet van plan het meest in te zetten?
Herformulering houdt in dat producenten het suikergehalte van alcoholvrije dranken
reduceren om hogere tarieven van de gedifferentieerde verbruiksbelasting te vermijden.
In het rapport is uitgegaan van een herformulering van 10%. Dit betekent dat producenten
het suikergehalte in hun dranken met 10% verminderen na invoering van de gedifferentieerde
verbruiksbelasting. De uiteindelijke productherformulering is afhankelijk van het
gekozen scenario en de bijbehorende tarieven. Het doel van de gedifferentieerde verbruiksbelasting
is om de suikerinname in Nederland af te remmen. Dit kan bereikt worden door zowel
een daling van de suikerinname door de consument als door productherformulering door
de producent. Voor het kabinet zijn beide effecten gewenst omdat ze bijdragen aan
het terugdringen van de suikerinname in Nederland.
De leden van de VVD lezen dat er door twee moties wordt opgeroepen om onderscheid
te maken tussen dranken met toegevoegde suikers en dranken met alleen natuurlijke
suikers. Wel lezen de leden dat deze uitzondering een zeer grote budgettaire impact
heeft op het tarief voor de overige dranken. Over welk bedrag gaat het als het onderscheid
zou worden gemaakt op basis van toegevoegde suikers?
Het is niet bekend hoeveel van de suikers in de frisdranken zijn toegevoegd. Wel geldt
dat in het scenario waarbij alleen dranken met toegevoegd suiker worden belast, een
(zeer) grote groep dranken onbelast zou blijven. Het gaat daarbij niet alleen om vruchten-
en groentesappen, maar bijvoorbeeld ook om zero-frisdranken met 0% suiker. Vanwege
deze grondslagversmalling zou het tarief voor de dranken die nog wel worden belast,
zeer moeten stijgen om tot een budgetneutrale omzetting te komen. In het RIVM-rapport
is alleen bekeken hoeveel het kost om vruchtensap- en groentesap uit te zonderen.
Dit bedrag ligt afhankelijk van de variant tussen de € 80 en € 86 miljoen.
De leden van de VVD vragen wat het tariefverschil is tussen suikerhoudende dranken
nu zonder onderscheid en suikerhoudende dranken na het onderscheid?
Dit is afhankelijk van de hoeveelheid suiker per 100 milliliter drank en de keuze
welke dranken eventueel worden uitgezonderd van de belasting. Onder het huidige tarief
worden alle dranken belast met € 26,13 per 100 liter. Het tarief onder de gedifferentieerde
verbruiksbelasting verschilt per staffel en is afhankelijk van het gekozen scenario.
Tabel 1 geeft een overzicht van de tarieven onder de verschillende scenario’s uit
de contourenbrief en het huidige tarief.
Tabel 4: Overzicht tarieven per 100 liter onder de verschillende scenario’s (In euro’s).
Gram suiker per 100 mililiter
Geen uitzonderingen
Water uitgezonderd
Water, Zuivel- en sojadranken tot 5 gram suiker uitgezonderd
Water, zuivel- en sojadranken uitgezonderd, groente- en vruchtensappen laagste tarief.
Water, soja- en zuiveldranken, groente- en vruchtensappen uitgezonderd
Huidige verbruiksbelasting
0–1
4
5,25
10,75
14,25
16,75
>1–4
10
11,25
16,75
20,25
22,75
26,13
>4–7,5
19,75
21
26,5
30
32,5
>7,5–10
28,75
30
35,5
39
41,5
>10
40
41,25
46,75
50,25
52,75
De leden van de VVD lezen ten aanzien van de relatie met alcoholhoudende dranken/bieraccijns
dat de beschreven scenario’s impact hebben op de accijns op bier. Het minimumbedrag
aan bieraccijns is nu gelijk aan het tarief van de verbruiksbelasting per 100 liter.
Geldt deze verhouding ook voor andere alcoholische dranken zoals wijn? Zo nee, welke
verhoudingen worden bij andere alcoholische dranken gehanteerd?
Per 1 januari 2024 is het vlakke tarief in de verbruiksbelasting verhoogd van € 8,83
naar € 26,13 per 100 liter. Het minimumtarief voor de bieraccijns is per 1 januari
2024 met eenzelfde bedrag verhoogd. De bieraccijns geldt voor bier vanaf een volumepercentage
alcohol van 0,5%. Bier met een alcoholgehalte van 0,5% of minder wordt belast onder
de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. Voor wijn geldt dat wijn met een alcoholpercentage
van minder dan 8,5% wordt belast met een accijns van € 47,95 per 100 liter en wijn
met een alcoholpercentage van meer dan 8,5% met een accijns van € 95,69. Op dit moment
geldt voor wijn geen minimumbedrag aan accijns omdat de huidige accijnstarieven op
wijn hoger zijn dan het vlakke tarief in de verbruiksbelasting. Of de accijns op wijn
bij een gedifferentieerde verbruiksbelasting lager uitpakt dan het hoogste tarief
voor non-alcoholische dranken (dus het tarief voor dranken met veel suiker), hangt
af van het gekozen scenario. Met betrekking tot de scenario’s die zijn weergeven in
tabel 2, geldt dat de wijnaccijns in de scenario’s I, II en III hoger is dan het hoogste
tarief van de gedifferentieerde verbruiksbelasting. Dat betekent dat in deze scenario’s
een beleidsmatige koppeling door middel van een minimumbedrag aan accijns niet nodig
hoeft te zijn. De accijns is in die scenario’s immers hoger dan de verbruiksbelasting.
Hoeveel stijgt de opbrengst in bieraccijns wanneer de bieraccijns mee stijgt van 26,13
euro per 100 liter naar 40,00–52,75 euro per 100 liter?
Als het minimumtarief van de bieraccijns stijgt naar € 40,– dan wordt over bieren
tot en met 4,9% het minimumtarief betaald. Dit zal rond de € 10 miljoen opleveren
gerekend met een standaard gedragseffect van 20%. Ruim 80% van de bieren heeft een
alcoholpercentage tussen de 4% en 6%. Over bieren met 4,8% alcohol wordt dan 1 eurocent
per liter meer betaald en over bieren met 4% alcohol 7 eurocent per liter meer.
Als het minimumtarief van bieraccijns stijgt naar € 52,75 dan wordt over bieren tot
en met 6,5% het minimumtarief betaald. Dit zal rond de € 100 miljoen opleveren gerekend
met een standaard gedragseffect van 20%. Over bieren met een alcoholpercentage van
5% wordt dan 12 eurocent per liter meer accijns betaald (3 eurocent per glas van 250
ml).
De leden van de VVD-fractie lezen dat de differentiatie in de verbruiksbelasting lastenverzwaringen
op andere terreinen tot gevolg kan hebben zoals op de bieraccijns.
Vindt het kabinet het wenselijk dat de differentiatie in verbruiksbelasting op suikerhoudende
dranken invloed heeft op de accijns van bijvoorbeeld bier?
De beleidsmatige ratio voor het gelijkstellen van het minimumbedrag van de accijns
op bier aan het tarief van de verbruiksbelasting is dat het vanuit alcoholpreventie
onwenselijk is om alcoholhoudend bier lager te belasten dan frisdrank of alcoholarm
of alcoholvrij bier. Of deze ratio bij een gedifferentieerde verbruiksbelasting behouden
blijft, is aan de Kamer of een nieuw kabinet. Indien hiervoor gekozen wordt, moet
het minimumbedrag aan bieraccijns gelijk worden gesteld aan het hoogste tarief van
de gedifferentieerde verbruiksbelasting.
De leden van de VVD lezen ten aanzien van de verbruiksbelasting op zuiveldranken dat
het compleet uitzonderen van zuiveldranken onder de huidige verbruiksbelasting een
aantal ongewenste effecten heeft. Zo zijn op dit moment bijvoorbeeld chocolade- en
frambozenmelk, die vaak veel suiker bevatten, uitgezonderd. Hoeveel gram (toegevoegd)
suiker zit er in chocolade- en frambozenmelk? Welk bedrag aan verbruiksbelasting zou
er op zuiveldranken met een hoog suikergehalte zoals chocolade- en frambozenmelk geheven
worden?
Onder een gedifferentieerde verbruiksbelasting zal de hoogte van de verbruiksbelasting
op chocolade- en frambozenmelk worden bepaald op basis van het suikergehalte in de
betreffende drank. Deze staat vermeld op het etiket. Het suikergehalte in chocolade-
en frambozenmelk kan verschillen per aanbieder. In Chocomel vol zit bijvoorbeeld 12
gram suiker per 100 ml. Een gangbare frambozenmelk bevat 7,9 gram suiker per 100 ml.
Ter indicatie: cola bevat vaak zo’n 10.6 gram suiker per 100 ml. In scenario 1, 2
en 3 (de scenario’s waarbij zuivel geen uitzonderingspositie kent) zal de belasting
op Chocomel vol daarmee iets hoger komen te liggen dan voorgerekend voor cola, en
die van frambozenmelk wat lager.
Verder vragen deze leden waarom er bij zuiveldranken is gekozen om geen onderscheid
te maken in natuurlijke en toegevoegde suiker?
De uitzondering van zuivel- en sojadranken onder de huidige verbruiksbelasting is
gebaseerd op het melkvetgehalte van deze dranken.27 Deze uitzondering geldt van oudsher.28 Uit parlementaire stukken ten tijde van de invoering van de verbruiksbelasting in
1993 blijkt dat destijds werd overwogen dat «melk, karnemelk en dergelijke dranken
niet vallen onder het begrip limonade (binnen de verbruiksbelasting) omdat het geen
gezoete en gearomatiseerde dranken zijn».29 Inmiddels is dat achterhaald en wordt een aantal dranken die onder de uitzondering
van zuivel vallen, juist zeer gezoet.
De leden van de VVD delen de zorgen over de ongewenste truc waarbij producenten een
geringe hoeveelheid zuivel toevoegen aan vruchten- en groentesappen of frisdrank om
deze dranken onder de uitzondering te laten vallen.
Hoeveel bedrijven passen deze truc toe om zo de verbruiksbelasting te omzeilen? Welke
budgettaire derving is hier naar schatting mee gemoeid?
Het is niet bekend hoeveel bedrijven de truc toepassen waarbij een geringe hoeveelheid
zuivel wordt toegevoegd aan dranken. Het is daarom ook niet mogelijk een inschatting
te maken van de budgettaire omvang hiervan.
Wat vindt het demissionaire kabinet de beste aanpassing om deze omzeiling tegen te
gaan?
Er zijn twee manieren om de omzeiling van de verbruiksbelasting door het toevoegen
van een geringe hoeveelheid zuivel, tegen te gaan. Ten eerste kan worden gekozen voor
het invoeren van scenario I of scenario II van de gedifferentieerde verbruiksbelasting.
In de contourenbrief zijn verschillende scenario’s wat betreft de behandeling van
categorieën van dranken uiteengezet, waarbij tevens is aangegeven wat het effect van
het desbetreffende scenario is op het tarief van de verbruiksbelasting (zie ook tabel
2 van onderliggend stuk). In scenario I zijn alle dranken belast, en is dus geen enkele
(soort) alcoholvrije drank uitgezonderd van de belasting. Vervolgens worden in de
navolgende scenario’s steeds uitzonderingen toegevoegd. In de scenario’s I en II zijn
zuivel- en sojadranken belast, ongeacht het suikergehalte. Onder deze opties kan dus
ook geen sprake meer zijn van omzeiling van de verbruiksbelasting door het toevoegen
van een geringe hoeveelheid suiker.
Ten tweede kan de definitie van «zuivel- en sojadranken» zoals deze nu in de Wet op
de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken (Wvad) wordt gebruikt, worden aangepast.
Op dit moment wordt onder zuivel verstaan «de uit melk of melkproducten bereide drank
met een gehalte aan melkvetten van 0,02%mas of meer waarin zich melkeiwit en melksuiker
bevinden».30 Het vereiste aan melkvetten is dermate laag dat deze relatief gemakkelijk aan bepaalde
andere dranken kan worden toegevoegd, waardoor omzeiling van de verbruiksbelasting
plaatsvindt. In plaats van deze ruime definitie van zuivel te gebruiken, kan in de
toekomst ook worden verwezen naar zogeheten GN-codes. GN-codes worden gebruikt om
producten op een objectieve wijze te classificeren, voornamelijk om het verschuldigde
douanerecht bij invoer vast te stellen. Specifiek kan worden overwogen om aan te sluiten
bij zuivel voor zover vallend onder GN-code 0401, te weten: «Melk en room, niet ingedikt,
zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen». Op deze manier kunnen de zuiveldranken
magere melk, halfvolle melk en volle melk worden onderscheiden van dranken met zuivel
die niet vallen onder GN-code 0401, zoals chocolade- en frambozenmelk en vruchtensappen
met toegevoegd zuivel. Deze wijziging in vormgeving kan zowel binnen een gedifferentieerde
verbruiksbelasting worden doorgevoerd (al is dat niet nodig onder scenario I en II,
omdat daar alle zuiveldranken – ongeacht suikergehalte – worden belast), als onder
het huidige systeem. Ook als niet wordt overgestapt naar een gedifferentieerde verbruiksbelasting,
kan hiertoe dus worden overgegaan. Deze aanpassing betreft een structuurwijziging
met een voorbereidingsperiode van minimaal 12 tot 24 maanden na aanname van het wetsvoorstel.
Welke stappen wil het kabinet nu zetten om deze ongewenste truc tegen te gaan, aangezien
de voorbereidingsperiode voor een eventuele structuurwijziging minimaal 12–24 maanden
duurt?
Zoals in de contourenbrief aangegeven, is het nu aan de Tweede Kamer om een eventuele
voorkeursrichting aan te geven. Het demissionaire kabinet – of het nieuwe kabinet
– kan vervolgens een wetswijziging aanhangig maken. Het is aan de Kamer om aan te
geven of hierbij een gedifferentieerde verbruiksbelasting wordt uitgewerkt (en zo
ja, welk scenario) of dat het huidige vlakke tarief in stand blijft maar alleen voor
zuivel een wijziging plaatsvindt waardoor gezoete zuiveldranken – of vruchtensappen
met een geringe hoeveelheid zuivel – niet langer onder de uitzondering vallen. De
voorbereidingsperiode van 12–24 maanden voor de structuurwijziging blijft onverkort
van toepassing.
Bij welk scenario ontstaan serieuze risico’s om misbruik of ongewenste trucs? Hoe
denkt het kabinet dat te voorkomen?
Zoals aangegeven zijn in de contourenbrief verschillende scenario’s uiteengezet wat
betreft de behandeling van categorieën van dranken. In scenario I zijn alle dranken
belast, en is dus geen enkele (soort) alcoholvrije drank uitgezonderd van de belasting.
Vervolgens worden in de navolgende scenario’s steeds uitzonderingen toegevoegd. In
scenario II is mineraalwater uitgezonderd en in scenario III mineraalwater en zuivel-
en sojadranken zonder toegevoegd suiker. De scenario’s IVa en IVb kennen als uitzondering
mineraalwater en zuivel- en sojadranken (ongeacht het suikergehalte), waarbij onder
scenario IVa fruit- en vruchtensappen onder een verlaagd tarief vallen, en deze dranken
onder scenario IVb helemaal zijn uitgezonderd.
Zoals bij veel stelsels geldt ook hierbij: hoe meer uitzonderingen, hoe lastiger het
stelsel uitvoerbaar is en hoe meer kans op de omzeiling van het stelsel. De minste
kans op ongewenste trucs bestaat dan ook onder scenario I, waarbij zich geen afbakeningsissues
voordoen omdat alle dranken onder de verbruiksbelasting vallen.
De leden van de VVD begrijpen ten aanzien van staatssteun dat bij uitzonderingen die
passen binnen de aard en opzet van het stelsel er geen sprake is van selectiviteit
en dus geen sprake is van staatssteun. Welke andere toetsen moeten volgens het kabinet
nog worden uitgevoerd om te komen tot een juridisch houdbaar stelsel? Is EU wet- en
regelgeving van toepassing?
De verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken is een nationale belasting en in tegenstelling
tot bijvoorbeeld de alcoholaccijns geen Europees geharmoniseerde belasting. Op basis
van de Horizontale accijnsrichtlijn 202031 kunnen lidstaten belastingen heffen op andere producten dan accijnsgoederen. De heffing
van dergelijke belastingen mag in het handelsverkeer tussen de lidstaten geen aanleiding
geven tot formaliteiten in verband met het overschrijden van een grens.
Verder zijn de Europese staatssteunregels van belang. Binnen de staatssteunregels,
die rechtstreeks voortvloeien uit EU wet- en regelgeving, zijn er drie mogelijkheden.
Ten eerste; de maatregel betreft geen staatssteun omdat niet is voldaan aan één van
de vijf cumulatieve criteria. Ten tweede; maatregel voldoet wel aan de criteria en
is staatssteun maar geoorloofd bevonden door de Europese Commissie, rechtstreeks op
basis van het EU Werkingsverdrag of een vrijstellingsverordening. Ten derde; de maatregel
voldoet aan alle vijf de criteria en is niet geoorloofd volgens de Europese Commissie
omdat de maatregel niet past onder het EU Werkingsverdrag of een vrijstellingsverordening.
De leden van de VVD lezen ten aanzien van het budgettaire effect dat de inname van
suiker via alcoholvrije dranken jaarlijks substantieel kan afnemen. Bij gelijkblijvende
tarieven dalen de opbrengsten. Kan het kabinet inzicht geven in de budgettaire gevolgen
in de verschillende scenario’s bij een jaarlijkse afname van drie procent van de inname
van suiker via alcoholvrije dranken in de periode 2026–2030?
De leden van de VVD stellen vast dat dalende opbrengsten als gevolg van het succes
van de gedifferentieerde verbruiksbelasting in de vorm van een lagere verkoop van
(hoog)suikerhoudende dranken evenwel een beleidsdoel is en daarmee niet onwenselijk.
In het RIVM-rapport zijn verschillende varianten doorgerekend met verschillende staffels.
Ook zijn de tarieven zo gekozen dat de opbrengst ten minste budgetneutraal was ten
opzichte van de voortzetting van de huidige verbruiksbelasting. De varianten leveren
een daling van de suikerinname op tussen de 15% en 18%. Deze inschatting is dus hoger
dan de afname van 3% die de leden van de VVD in de vraag noemen. De extra budgettaire
opbrengst bij een daling van de suikerverkoop van 3%, zoals de leden van de VVD noemen,
zal lager liggen doordat de tarieven lager zullen zijn. Er is hier geen doorrekening
van beschikbaar. Om een exacte doorrekening te doen, moeten ook keuzes gemaakt worden
rondom het aantal staffels en de grootte van de stapjes van staffel naar staffel en
de tarieven.
Vragen en opmerkingen van de leden van D66
De leden van D66 hebben met interesse kennisgenomen van de contourenbrief. Deze leden
hebben hierover nog enkele vragen. De leden van D66 onderschrijven de breed gedeelde
wens voor een zo simpel, voorspelbaar mogelijk systeem. De huidige verbruiksbelasting
laat zien dat een grote hoeveelheid uitzonderingen en een budgettaire opgave de tarieven
op kunnen drijven tot slecht uitlegbare hoogtes.
De leden van de D66 vragen welke suikerhoeveelheid aanwezig is in de verschillende
zuiveldranken die in variant III uitgezonderd zijn van de verbruiksbelasting.
Onder scenario III zijn mineraalwater en zuivel- en sojadranken zonder toegevoegd
suiker uitgezonderd. De meest werkbare afbakening tussen zuivel- en sojadranken met
en zonder toegevoegd suiker kan worden gemaakt door aan te sluiten bij GN-codes. Wat
betreft zuivel vallen onder GN-code 0401 «Melk en room, niet ingedikt, zonder toegevoegde
suiker of andere zoetstoffen». Het gaat hierbij bijvoorbeeld om magere melk (4,7 gram
suiker per 100 milliliter), halfvolle melk (4,7 gram suiker per 100 milliliter) en
volle melk (4,6 gram suiker per 100 milliliter).
Ook vragen zij of de benodigde voorbereidingstijd tussen de verschillende scenario’s
verschilt, en wanneer het laatste moment is dat de keuze gemaakt moet worden om de
wetgeving op een deugdelijke wijze mee te laten lopen in het pakket Belastingplan
2025 voor invoering in 2026, zoals de Staatssecretaris aangeeft in de brief?
De overgang naar een gedifferentieerde verbruiksbelasting is een structuurwijziging
met een voorbereidingstijd van 12–24 maanden na aanname van het wetsvoorstel. Er bestaan
verschillen tussen de scenario’s wat betreft zowel de voorbereidingen die er in de
uitvoering nodig zijn als wat betreft de realisatie. Hierbij spelen zowel de complexiteit
van de verschillende scenario’s als de mate waarin er met uitzonderingen rekening
moet worden gehouden een rol. Hoe complexer en hoe meer uitzonderingen, hoe dichter
de termijn naar 24 maanden gaat. Omgekeerd dus: hoe eenvoudiger en minder uitzonderingen,
hoe dichter de termijn zal liggen bij de 12 maanden. Echter geldt hierbij het algemene
voorbehoud van de stapeling. Op het gebied van accijns en verbruiksbelastingen spelen
meerdere onderwerpen, zoals e-sigaretten en rode diesel. Zoals eerder aangegeven geldt
de algemene termijn van 12–24 maanden na aanname van het wetsvoorstel, onder voorbehoud
van een uitvoeringstoets en in de situatie waarin er – na de aanname van het wetsvoorstel
– geen tussentijdse wijzigingen meer plaatsvinden. Ook dient prioritering van de verschillende
wijzigingen plaats te vinden.
Voor het aanpassen van de zuiveldefinitie door voortaan aan te sluiten bij GN-codes
– zodat zuivel met toegevoegde suikers voortaan wordt belast en geen omzeiling meer
kan plaatsvinden door aan vruchten- of groentesap een geringe hoeveelheid suiker toe
te voegen – geldt eenzelfde termijn. Zoals eerder aangegeven, kan deze aanpassing
zowel plaatsvinden binnen het huidige systeem (vlak tarief) als binnen een gedifferentieerde
verbruiksbelasting.
De leden van D66 vragen de Staatssecretaris om in te gaan op de mate waarin de budgettaire
opgave in strijd kan zijn met de beleidsdoelstelling.
Ook vragen zij welke mogelijkheden de Staatssecretaris ziet om de impliciet dreigende
grondslagerosie aan de voorkant te voorkomen, en welke budgettaire regimes denkbaar
zijn om bij bepaalde belastingmiddelen waar het beleidsdoel zwaarder weegt dan de
budgettaire opgave, grondslagerosie niet (volledig) op te vangen binnen die heffing.
Bij welke heffingen zou dit van toepassing kunnen zijn? Is de Staatssecretaris bereid
een onderzoek te doen naar de verschillen in begrotingssystematiek rond grondslagerosie
in ons omringende landen?
Zoals eerder aangegeven, klopt het dat de budgettaire opgave (het behalen van een
belastingopbrengst) onder druk kan komen te staan als de beleidsdoelstelling, namelijk
het verminderen van de suikerconsumptie via dranken, wordt gehaald. Dit kan zowel
komen doordat consumenten minder suikerrijke dranken kopen als door herformulering
door producenten. In de ramingen (dus bij het inschatten van de mogelijke opbrengsten
van de gedifferentieerde verbruiksbelasting) is met dit soort gedragseffecten rekening
gehouden. Als de opbrengst in de realisatie alsnog lager blijkt dan is geraamd, dan
wordt dit beschouwd als endogene ontwikkeling en hoeft dit niet te worden gedekt.
Op dit moment zie ik dan ook geen aanleiding om onderzoek te doen naar de verschillen
in begrotingssystematiek rond grondslagerosie in ons omringende landen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB
De leden van de BBB hebben met belangstelling kennisgenomen van de contourenbrief
gedifferentieerde verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken op basis van suikergehalte
en de verschillende scenario’s om een dergelijk voorstel vorm te geven.
Deze leden hebben enkele vragen met betrekking tot de uitwerking. De Staatssecretaris
schrijft het volgende over gezondheidseffecten: «Daarnaast is er geen gezondheidsargument
om dranken met toegevoegd suiker anders te behandelen dan dranken met van nature aanwezige
suikers. De Gezondheidsraad adviseert zo min mogelijk suikers binnen te krijgen via
dranken. Het maakt daarbij niet uit of deze suikers van nature aanwezig zijn in de
drank, bijvoorbeeld via vruchten, of dat de suikers aan de drank zijn toegevoegd.
Het lichaam maakt geen onderscheid tussen van nature aanwezige of toegevoegde suikers.»
Het gezondheidsaspect gaat in de visie van deze leden om meer dan alleen suikers:
er zijn toch ook vitamines aanwezig in pure drank? Hoe ziet Staatssecretaris van Ooijen
dit?
Het eten van fruit verdient de voorkeur boven het drinken van vruchtensap. Wanneer
je de aanbevolen twee porties fruit per dag eet, krijg je ruimschoots de vitamines
binnen die je via een glas vruchtensap binnen zou krijgen. Bovendien gaan bij de bereiding
van sap voedingsstoffen uit fruit verloren en sap bevat geen of veel minder vezels
dan een heel stuk fruit, waardoor je minder snel verzadigd bent en er snel ongemerkt
te veel van neemt.32
Gezinnen en individuen die kwetsbaar zijn voor obesitas drinken, naar deze leden aannemen,
niet massaal sinaasappelsap, maar cola of sinas. Deze producten lijken wat deze leden
betreft meer aannemelijk voor massaal gebruik dan vruchtensappen, waardoor het optreden
van nadelige gezondheidseffecten bij vruchtensappen aanzienlijk lager is. Is de Staatssecretaris
het daarmee eens? Zijn er onderzoeken bekend op dit punt?
Een recent promotieonderzoek33 concludeert dat het af te raden is om puur vruchtensap te gebruiken als (gedeeltelijke)
vervanger voor fruit, vooral vanwege de lage verzadigingswaarde (het «vult» nauwelijks)
in combinatie met het hoge suikergehalte. Maar het drinken van puur vruchtensap hoeft
volgens het onderzoek niet, net zoals dranken met toegevoegd suiker, volledig te worden
afgeraden. Toch is het bewijs voor een gunstig effect van het drinken van vruchtensap
nog te beperkt. In Nederland geldt dan ook momenteel de richtlijn van de Gezondheidsraad
om zo min mogelijk puur vruchtensap te drinken, juist vanwege de lage verzadigingswaarde
en het hoge suikergehalte.
Bij de schetsing van de verschillende scenario’s wordt duidelijk dat vanaf scenario 3
zuiveldranken met toegevoegde suikers worden betrokken in het uitzonderingsscenario,
zo constateren de leden van de BBB-fractie. Wat deze leden betreft is deze keuze merkwaardig,
aangezien vruchtensappen mogelijk beter voor de gezondheid kunnen zijn dan suikerhoudende
zuiveldranken gezien de aanwezigheid van vitamines.
Is er een scenario denkbaar waarbij het kabinet vruchtensappen en zero dranken uitzondert,
maar suikerhoudende zuiveldranken niet, gezien laatstgenoemde categorieën vaak dezelfde
hoeveelheid suiker bevat en niet rijk is aan vitamines? Is Staatssecretaris van Rij
bereid om een dergelijk scenario budgettair uit te werken?
Zoals eerder aangegeven is er geen scenario waarbij de zero-frisdranken in het geheel
worden uitgezonderd. Vanwege het lage suikergehalte vallen deze dranken echter wel
onder de laagste staffel (0 tot 1 gram suiker per 100 milliliter), waardoor voor deze
dranken het laagste tarief komt te gelden. Als voor deze dranken een nultarief zou
gelden, zou het tarief voor de overige dranken zeer moeten stijgen om tot een budgetneutrale
omzetting te komen. Verder geldt dat onder de scenario’s I, II en III zuivel- en sojadranken
zonder toegevoegde suiker zijn uitgezonderd. Zie tabel 2 eerder in dit stuk. Door
de definitie van zuivel aan te passen en onder de huidige wetgeving voortaan te verwijzen
naar GN-codes, kan ook onder de huidige verbruiksbelasting worden ingeregeld dat zuiveldranken
met toegevoegde suikers en andere dranken waaraan een geringe hoeveelheid zuivel is
toegevoegd, voortaan worden belast. Net als de overgang naar een gedifferentieerde
verbruiksbelasting behelst dit een structuurwijziging met een voorbereidingstijd van
12–24 maanden na aanname van het wetsvoorstel.
Vragen en opmerkingen van de leden van het CDA
De leden van het CDA hebben kennisgenomen van de contourennota over de differentiatie
van de suikertaks. Deze leden hebben al bij het vorige Belastingplan gepleit voor
differentiatie naar de hoeveelheid suiker, omdat de huidige vlakke taks geen prikkel
vormt voor mensen om een alternatief met minder suiker te kiezen of voor producenten
om minder suiker toe te voegen.
De leden van het CDA hebben kennisgenomen van de scenario’s en begrijpen dat afhankelijk
van het nagestreefde doel, de vormgeving anders kan worden ingestoken. Als men als
doel het bevorderen van de gezondheid kiest, is het niet logisch uitzonderingen te
maken op basis van type suikers. Als het doel herformulering is, dan zouden in de
ogen van deze leden vooral de dranken moeten belasten waar minder suiker in kán worden
toegevoegd. De leden van de CDA-fractie vinden beide doelen belangrijk. Deze leden
willen zowel een positief effect op de gezondheid door consumptie van dranken met
een hoog suikergehalte te ontmoedigen, als ook een duidelijke prikkel voor producenten
om hun product aan te passen. Het gezondheidsperspectief weegt daarbij voor hen zwaar.
De leden van het CDA ervaren een dilemma bij een mogelijke uitzondering voor verse
groente- en vruchtensappen en (plantaardige) melkproducten, nog los van de consequenties
die dit heeft voor afbakening, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Deze leden merken
op dat kijkend naar de suikers in deze producten, er een grond is de producten te
belasten. Echter, er zijn ook gezondheidsvoordelen. Zo zitten in melkproducten eiwit,
calcium en vitamines B2 en B12, in plantaardige melkproducten eiwitten en vitamine
B2 en in groente- en vruchtensappen gezonde micronutriënten zoals vitamines en vezels.
Maar waar halfvolle melk en sojamelk met toegevoegde calcium en vitamine B12 bijvoorbeeld
wel in de schijf van vijf zijn opgenomen, zijn volle melk, plantaardige melkproducten
en sappen dat niet. Deze leden merken wel op dat in groentesappen een significant
lager gehalte suikers zit dan in vruchtensappen en dat die eerste categorie met een
staffel lager belast zou worden dan in de huidige situatie.
Graag zouden deze leden een nadere analyse van het kabinet ontvangen van de gezonde
stoffen in zowel groente- en vruchtensappen als in (plantaardige) melkproducten op
basis van onderzoeken die hiernaar gedaan zijn. Ook vragen deze leden wat wordt bedoel
met zuivel- en sojadranken met een «laag suikergehalte» onder scenario III.
Sappen die bestaan uit groenten en fruit staan niet in de Schijf van Vijf vanwege
de negatieve effecten op de gezondheid. Sappen hebben niet dezelfde positieve effecten
op de gezondheid als groenten en fruit. In fruit zit bijvoorbeeld meer vezel dan in
sap. Bij de bereiding van sap gaan voedingsstoffen verloren. In sap zitten wel vitamines
en vezels (maar veel minder vezels dan bij fruit of groente in vaste vorm), maar daarvan
krijg je al genoeg binnen als je de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid groente en fruit
eet. Vruchtensap bevat bovendien veel suiker, net zo veel als frisdrank. Je krijgt
ongemerkt veel suiker binnen als je het sap drinkt in plaats van het fruit eet. Bovendien
voel je bij het drinken van sap pas veel later dat je vol zit.34
Magere en halvolle melk passen in een gezond voedingspatroon. Melk en melkproducten
leveren veel goede voedingsstoffen. Ze bevatten eiwit en zijn een bron van de vitamines
B2, B12 en calcium. Vanuit gezondheidsoptiek is er echter geen noodzaak om zuivel-
en sojadranken door middel van een uitzondering op de verbruiksbelasting een fiscaal voordeel te geven ten opzichte van andere dranken. Zuivel- en sojadranken kunnen weliswaar
een belangrijke bron van eiwit, calcium en vitamines B2 en B12 zijn in een gevarieerd
dieet, maar deze voedingsstoffen kunnen ook op een andere manier worden geconsumeerd
dan via het drinken van zuiveldrank zoals bijvoorbeeld via yoghurt en kaas.35
Plantaardige zuivelalternatieven met voldoende eiwit, calcium, vitamine B2 en vitamine
B12 zijn een alternatief voor melk. Deze producten leveren niet de gezondheidswinst
van zuivelproducten. Maar ze kunnen wel de voedingstoffen leveren die je mist als
je geen zuivel gebruikt. Kies dan wel voor de producten die verrijkt zijn met calcium
en vitamines. Sojadrink met toegevoegd vitamine B12 en calcium staat in de Schijf
van Vijf. Andere plantaardige dranken zoals amandeldrink en haverdrink bevatten weinig
eiwit en staan niet in de Schijf van Vijf.36
De zuivel- en sojadranken met een laag suikergehalte zoals beschreven in de contourenbrief
onder scenario 3, zijn de zuivel- en sojadranken met een suikergehalte van tot 5 gram
suiker per 100 ml. Hieronder vallen onder andere magere en halfvolle melk en karnemelk.
De leden van het CDA lezen dat ook een aantal andere factoren consequenties hebben
voor de uitvoering, zoals de budgettaire opbrengst. Hoe meer uitzonderingen men maakt,
hoe hoger de heffing voor de rest van de dranken. Dat kan nadelige grenseffecten opleveren.
Overigens vragen deze leden of deze budgettaire doelstelling vanuit een gezondheidsperspectief
altijd houdbaar is. Deze leden vragen de Staatssecretaris of dit betekent dat de belasting
jaarlijks omhooggaat, als blijkt dat mensen minder suikerhoudende dranken consumeren
en of die hogere belasting dan gelijk wordt verdeeld over alle categorieën van de
staffel. Zij vragen ook of vanuit een gezondheidsperspectief niet zou moeten worden
gestreefd naar een zo laag mogelijke budgettaire opbrengst, zoals in het Verenigd
Koninkrijk en Ierland, maar bijvoorbeeld ook Zuid-Afrika en andere landen?
Als over wordt gegaan naar een gedifferentieerde verbruiksbelasting dan worden de
tarieven bij een budgetneutrale omzetting zo gekozen dat de opbrengst vergelijkbaar
zal zijn met die van de huidige verbruiksbelasting. Hierbij wordt rekening gehouden
met gedragseffecten. Als de opbrengst in de realisaties alsnog lager blijkt dan is
geraamd, dan wordt dit beschouwd als endogene ontwikkeling en is dit onderdeel van
de automatische stabilisatie die beoogd is met de begrotingsregels. Van een tariefsverhoging
of het zoeken naar een dekking is dan ook geen sprake.
De leden van de CDA-fractie zien daarnaast een voordeel in het beperken van de complexiteit
in de uitvoering en het risico op fraude dat kleiner wordt naarmate minder uitzonderingen
worden gemaakt. Kan de Staatssecretaris een inschatting maken welke scenario’s per
2026 wel en welke (waarschijnlijk) niet uitvoerbaar zullen zijn?
De overgang naar een gedifferentieerde verbruiksbelasting is een structuurwijziging
met een voorbereidingstijd van 12–24 maanden na aanname van het wetsvoorstel. Er bestaan
verschillen tussen de scenario’s wat betreft zowel de voorbereidingen die er in de
uitvoering nodig zijn als wat betreft de realisatie. Hierbij spelen zowel de complexiteit
van de verschillende scenario’s als de mate waarin er met uitzonderingen rekening
moet worden gehouden een rol. Hoe complexer en hoe meer uitzonderingen, hoe dichter
de termijn naar 24 maanden gaat. Omgekeerd dus: hoe eenvoudiger en minder uitzonderingen,
hoe dichter de termijn zal liggen bij de 12 maanden.
Hierbij geldt dat een gedifferentieerde verbruiksbelasting beslag legt op het accijns-
en verbruiksbelastingportfolio van de Douane. Dit portfolio zit al vol met diverse
wijzigingen aan automatiseringssystemen en nog in te halen wijzigingen. Verder geldt
dat mogelijke maatregelen van een nieuw kabinet een aanvullend beslag leggen op dit
portfolio. Dit vraagt om prioritering binnen het portfolio. Het is niet aan dit demissionaire
kabinet om daarin keuzes te maken.
Zoals eerder aangegeven geldt de algemene termijn van 12–24 maanden na aanname van
het wetsvoorstel, onder voorbehoud van een uitvoeringstoets en in de situatie waarin
er – na de aanname van het wetsvoorstel – geen tussentijdse wijzigingen meer plaatsvinden.
Tot slot zijn de leden van de CDA-fractie voorstander van het behouden van de koppeling
met de verbruiksbelasting op alcoholische dranken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD
Ten eerste willen de leden van de PvdD benadrukken dat zij groot voorstander zijn
van een gedifferentieerde verbruiksbelasting, waarbij frisdranken zwaarder worden
belast naarmate ze meer suiker bevatten. Overgewicht is namelijk een groeiend nationaal
gezondheidsprobleem. In de huidige voedselomgeving worden consumenten juist gestimuleerd
en verleid om ongezonde keuzes te maken. Zo besteedde de frisdrank- en fastfoodindustrie
de afgelopen jaren miljarden aan reclames voor ongezond voedsel. Wat deze leden betreft
moet dit stoppen. Volgends de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) zijn prijsmaatregelen
een effectieve manier om de voedingskeuzes van consumenten te beïnvloeden. De WHO
raadt dan ook aan om een belasting op suikerhoudende dranken in te voeren als onderdeel
van een integrale aanpak om overgewicht tegen te gaan. Deze leden zijn blij dat er
hiervoor eindelijk opties worden voorgelegd aan de Kamer.
Maar daarnaast is het volgens deze leden ook juist van belang om gezonde voeding beter
verkrijgbaar, aantrekkelijker en goedkoper te maken. Denk bijvoorbeeld aan het afschaffen
van de btw op groente en fruit, waarvoor deze leden zich meermaals hebben ingezet.
Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om het geld dat een gedifferentieerde
frisdrankentaks opbrengt in te zetten om gezonde voeding vervolgens goedkoper te maken?
Hoe de opbrengst van de huidige verbruiksbelasting of een gedifferentieerde verbruiksbelasting
wordt ingezet, is een politieke keuze die het demissionaire kabinet aan uw Kamer of
aan een nieuw kabinet laat.
De leden van de PvdD-fractie lezen dat scenario 2, waarin mineraalwater wordt uitgezonderd
van de gedifferentieerde verbruiksbelasting, vanuit het perspectief van volksgezondheid
het meest passend is. Deze leden constateren dat de Staatssecretaris alleen heeft
gekeken naar volksgezondheid.
Waarom heeft de Staatssecretaris niet ook gekeken naar het belang van een gezonde
leefomgeving? Wat deze leden betreft is dit namelijk ook een zeer belangrijk aspect,
dat door alle ministeries in hun afwegingen moet worden meegenomen. Fleswater zorgt
voor (zwerf)afval, bevat vaak microplastics en is slecht voor de biodiversiteit. Daarnaast
kunnen er voor fleswater 3500 keer meer grondstoffen nodig zijn dan voor kraanwater
en de klimaatimpact van één glas fleswater is vergelijkbaar met 100 tot 200 glazen
kraanwater. Ook is om één liter fleswater te produceren wel drie tot zes liter kraanwater
nodig, terwijl het RIVM waarschuwt voor dreigende drinkwatertekorten. Is de Staatssecretaris
het met deze leden eens dat consumenten om al deze redenen niet gestimuleerd moeten
worden om fleswater te kopen? Zo nee, waarom niet?
Het demissionaire kabinet ziet de duurzaamheidsvoordelen van kraanwater boven mineraalwater
zoals hierboven uiteengezet. Wel geldt dat er plekken zijn waar mineraalwater als
alternatief van frisdrank wordt verkocht, bijvoorbeeld bij benzinestations. Er kan
dan reden zijn om vanuit gezondheidsperspectief mineraalwater fiscaal te bevoordelen
boven frisdranken, ondanks dat mineraalwater inderdaad minder duurzaam is dan kraanwater.
Zoals in de contourenbrief en ook in deze reactie aangegeven, maakt het kabinet –
gezien haar demissionaire status – op dit moment geen keuze voor een bepaald scenario.
Die keuze is aan de Kamer of een nieuw kabinet, waarbij bovenstaande argumenten uiteraard
kunnen worden betrokken.
Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat scenario 1 om bovenstaande redenen
het meest gezonde scenario is voor mens en planeet? Zo nee, waarom niet? En is de
Staatssecretaris bereid om scenario 1 uit te werken in een wetsvoorstel? Zo nee, waarom
niet?
In de contourenbrief heeft het demissionaire kabinet aangegeven de keuze nadrukkelijk
bij de Kamer te laten, maar vanuit gezondheidsperspectief scenario II het meest passend
te vinden. Dit vanwege bovengeschetste situaties waarin mineraalwater kan worden gestimuleerd
als gezonde keuze boven frisdranken. Zoals ook eerder aangegeven start het kabinet
niet met het uitwerken van een wetsvoorstel. Daartoe zal de Kamer kunnen oproepen
via een motie, of kan het nieuwe kabinet een beslissing nemen.
Welk effect verwacht de Staatssecretaris dat scenario 1 heeft op het verminderen van
de hoeveelheid suiker in producten door producenten (productherformulering)? Hoe verhoudt
dit zich tot de andere scenario’s?
De effecten van scenario 1 op de herformulering van dranken is niet doorgerekend.
Wel heeft het RIVM in het onderzoek37 naar de impact van een getrapte verbruiksbelasting op de verkoop van suiker via alcoholvrije
dranken berekend dat de invloed van een gedifferentieerd tarief in Nederland een suikerreductie
in dranken oplevert van minimaal 4% tot maximaal 16% ten gevolge van herformulering.
Deze doorrekening is niet specifiek voor scenario 1 gemaakt. De verwachting is dat
alle scenario’s leiden tot herformulering.
Wordt in het kader van productherformulering ook minder gebruik van zoetstoffen meegenomen?
Zo ja, hoe wordt dit meegenomen? Zo nee, waarom niet?
In het onderzoek is niet gekeken naar het minder gebruik van zoetstoffen, er is uitsluitend
gekeken naar het reduceren van suiker in alcoholvrije dranken. Ook maken zoetstoffen
geen onderdeel uit van de NAPV, daarin wordt uitsluitend gekeken zout, suiker en verzadigd
vet. De Europese voedselveiligheidsautoriteit (EFSA) beoordeelt of de zoetstoffen
veilig kunnen worden gebruikt. De EFSA voert op dit moment een herevaluatie uit van
de bestaande zoetstoffen. Zodra resultaten beschikbaar zijn zult u daarover geïnformeerd
worden.
De Staatssecretaris schrijft dat een reden om mineraalwater uit te zonderen van de
verbruiksbelasting is omdat mensen onderweg niet altijd toegang tot kraanwater hebben
en je in die gevallen het drinken van mineraalwater wil stimuleren boven het drinken
van andere dranken. Is het antwoord op dit probleem, kijkend naar de vervuilende aspecten
van fleswater die deze leden hierboven hebben genoemd, niet juist om daarom méér watertappunten
aan te leggen? Zet het kabinet momenteel in op het uitbreiden van het aantal watertappunten
in de publieke ruimte? Zo ja, hoeveel watertappunten komen er in de komende jaren
bij en waar? Zo nee, waarom niet en is de Staatssecretaris bereid om zich hier – met
zijn collega’s – wel voor in te gaan zetten?
Wij staan positief tegenover het idee van meer watertappunten. Tapkranen worden echter
door bedrijven die de watervoorziening regelen geplaatst. Dit gebeurt voornamelijk
op verzoek van gemeenten (ook sportverenigingen en scholen kunnen een tapkraan aanvragen).
Particulieren dienen zich te richten tot de gemeente.
De leden van de PvdD zijn blij dat in de voorliggende contourenbrief wordt erkend
dat het zowel vanuit het oogpunt van duurzaamheid als het oogpunt van gezondheid niet
logisch is dat zuiveldranken niet zijn belast en plantaardige alternatieven wel. De
productie van dierlijke eiwitten heeft immers grotere negatieve effecten op het dierenwelzijn,
klimaat, milieu en de kwaliteit van de leefomgeving. In het verlengde hiervan vinden
deze leden het van onzorgvuldig bestuur getuigen als er een variant wordt uitgewerkt
waarbij bijvoorbeeld dierlijke chocolademelk met veel toegevoegde suikers is vrijgesteld
van de belasting, terwijl plantaardige melkdranken, zoals havermelk zonder toegevoegde
suikers, wel worden belast. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat het onwenselijk
is om dit onlogische verschil tussen dierlijke melk en sojamelk enerzijds en andere
plantaardige melkdranken anderzijds in stand te houden?
Zuivel levert goede voedingsstoffen, zoals eiwitten, calcium en vitamine B12. Ook
sojadranken bevatten eiwitten. Aan plantaardige zuivelalternatieven worden calcium
en vitamine B12 vaak toegevoegd. Zuivel- en sojadranken met maximaal 6 gram suiker
per 100 gram staan in de Schijf van Vijf. Vanuit gezondheidsoptiek is er echter geen
noodzaak om zuivel- en sojadranken door middel van een uitzondering op de verbruiksbelasting
een fiscaal voordeel te geven ten opzichte van andere dranken. Zuivel- en sojadranken kunnen weliswaar
een belangrijke bron van eiwit, calcium en vitamines B2 en B12 zijn in een gevarieerd
dieet, maar deze voedingsstoffen kunnen ook op een andere manier worden geconsumeerd
dan via het drinken van zuiveldrank zoals bijvoorbeeld via yoghurt en kaas.38 Er bestaan verschillende plantaardige zuivelalternatieven zoals soja-, amandel-,
rijst-, haver- en kokosdrink. De (lange termijn) gezondheidseffecten van plantaardige
zuivelalternatieven zijn tot op heden onvoldoende onderzocht om hier uitspraken over
te doen. Als in deze alternatieven voldoende eiwit zit en er voldoende calcium en
vitamine B12 aan is toegevoegd, leveren ze een aantal van de belangrijke voedingsstoffen
die ook in dierlijke zuiveldranken zitten. Volgens het Voedingscentrum voldoen alleen
soja- en erwtendranken op dit moment aan de voorwaarden van een bepaald eiwitgehalte
om een vervanger van een zuiveldrank te zijn. Andere plantaardige alternatieven bevatten
te weinig eiwitten.
Het is aan uw Kamer om een keuze te maken over het scenario dat uiteindelijk gewenst
is. Indien uw Kamer ervoor kiest om het verschil tussen dierlijke en sojamelk en plantaardige
alternatieven voor zuiveldranken op te heffen, dan ligt scenario 1 of 2 voor de hand.
De leden van de PvdD wijzen erop dat fabrikanten nu al misbruik maken van de uitzondering
voor koemelk, door zuivel toe te voegen aan vruchtensappen. Hierdoor kan een fabrikant
de belasting ontwijken. Een in de ogen van deze leden ongewenste ontwikkeling vanuit
fiscaal, gezondheids- en duurzaamheidsperspectief. Volgens de Staatssecretaris kan
het aanpassen van de definitie van de zuivel-uitzondering ook onder de huidige platte
verbruiksbelasting voor alcoholvrije dranken.
Kan de Staatssecretaris toezeggen dat, ongeacht of er een scenario door de Kamer wordt
gekozen en welke dat dan wordt, hij er in ieder geval voor zorgt dat bovenstaande
loophole wordt gedicht? Zo nee, waarom niet?
Met deze reactie op de schriftelijke inbreng en de contourenbrief faciliteert het
demissionaire kabinet uw Kamer zo goed mogelijk in het maken van een keuze, door alle
facetten die komen kijken bij een gedifferentieerde verbruiksbelasting – inclusief
tarieven – uitgebreid toe te lichten. Ook de optie om binnen de huidige verbruiksbelasting
de definitie van zuivel aan te passen is toegelicht. Omdat de keuzes met elkaar samenhangen
en een nieuw kabinet aanstaande is, start het demissionaire kabinet op dit moment
niet met wetgeving. Uiteraard staat het uw Kamer te allen tijde vrij hier via een
motie alsnog toe op te roepen.
De Staatssecretaris geeft aan om onder een representatieve afspiegeling van de Nederlandse
samenleving een flitspeiling te houden over de introductie van een gedifferentieerde
verbruiksbelasting. Wanneer wordt deze flitspeiling gedaan en wanneer ontvangt de
Kamer hiervan de resultaten?
De flitspeiling is reeds uitgevoerd, momenteel worden de uitkomsten geanalyseerd.
Zodra dit klaar is, worden de resultaten gepubliceerd. Naar verwachting gebeurt dit
in de zomer van 2024.
Tot slot lezen de leden van de PvdD in het rapport «Impact van een getrapte verbruiksbelasting
op de verkoop van suiker via alcoholvrije dranken», waarnaar ook wordt verwezen in
de contourenbrief, dat het RIVM in een volgende modelstudie gaat onderzoeken hoe groot
de impact van de getrapte verbruiksbelasting kan zijn op het aantal mensen met overgewicht.
Wanneer wordt er met deze studie gestart? Wanneer zijn de resultaten hiervan bekend?
Wanneer uw Kamer heeft gekozen voor één van de voorliggende scenario’s, dan zal deze
worden doorgerekend door het RIVM op gezondheidsniveau. Wel geldt dat de voorgestelde
staffelindeling is gebaseerd op het RIVM-rapport, waarin is aangegeven dat de verschillende
vormen van een getrapte verbruiksbelasting die in dat rapport zijn onderzocht, naar
verwachting leiden tot een extra afname van 18 tot 21 miljoen kilogram in de verkoop
van suiker via alcoholvrije dranken in 2025. Dit is een extra afname van 15% tot 18%
ten opzichte van de verhoging van de generieke verbruiksbelasting.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie
De leden van de ChristenUnie hebben met interesse kennisgenomen van de contourenbrief
gedifferentieerde verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken op basis van suikergehalte.
Deze leden vinden het een goed voornemen om de huidige verbruiksbelasting zo te veranderen
dat het tarief van de verbruiksbelasting afhankelijk wordt van het suikergehalte van
de drank, conform de motie Grinwis (Kamerstuk 36 418, nr. 87). Deze leden hebben nog een aantal vragen. Momenteel is het zo dat de alcoholaccijns
gekoppeld is aan de huidige verbruiksbelasting. Dat betekent dat bij de introductie
van een nieuwe verbruiksbelasting de vraag ter tafel komt aan welke nieuwe tarieven
de alcoholaccijns in de toekomst wordt gekoppeld.
Kan het kabinet de verschillende scenario’s voor de koppeling met de alcoholaccijns,
de opbrengsten daarvan en een opbrengstsleutel voor de verschillende tarieven weergeven?
Onderstaande tabel geeft de opbrengst van de alcoholaccijns in de verschillende scenario’s.
Hierbij wordt het minimumtarief gelijk gesteld aan het hoogste tarief van de betreffende
variant.
Het is niet mogelijk om een sleutel te geven, de opbrengst hangt af van het volume
bij het alcoholpercentage wat onder het minimumtarief gaat vallen. Dit volume is niet
lineair: het grootse volume ligt rond het alcoholpercentage van 5 procent, omdat een
standaard pils 5 procent alcohol bevat. Daarnaast moet bij nog hogere minimumtarieven
nagedacht worden of het standaard gedragseffect nog gebruikt kan worden of dat het
een hoger gedragseffect moet zijn.
Minimumtarief in euro per HL
Max alcoholpercentage waarover minimum wordt betaald
Schatting opbrengst
40
4,92 procentpunt
Ongeveer € 10 miljoen
41,25
5,08 procentpunt
Ongeveer € 15 miljoen
46,75
5,75 procentpunt
Ongeveer € 60 miljoen
50,25
6,19 procentpunt
Ongeveer € 90 miljoen
52,75
6,49 procentpunt
Ongeveer € 100 miljoen
Verder zien deze leden dat bij onbewerkte fruit- en groentesappen geen mogelijkheden
voor producenten om het suikergehalte te verlagen, wat de effectiviteit van de verbruiksbelasting
op deze categorie lager maakt dan op dranken waarbij een verlaging van het suikergehalte
door de producent onmogelijk is. Deze leden vragen het kabinet om een reflectie op
dit punt.
Zoals eerder aangegeven, is het doel van de omzetting van een verbruiksbelasting met
een vlak tarief naar een gedifferentieerde verbruiksbelasting het verminderen van
de suikerinname via alcoholvrije dranken. Dit doel kan op twee manieren worden bereikt.
De eerste manier is via de consument, door het beïnvloeden van verkoopprijzen via
belastingen. Een gedifferentieerde verbruiksbelasting leidt tot hogere prijzen voor
dranken met veel suiker en lagere prijzen voor dranken met minder suiker. Dit kan
eraan bijdragen dat consumenten minder suikerrijke dranken kopen. Ook kan een dergelijke
maatregel het bewustzijn van consumenten rond suikerconsumptie vergroten. De tweede
manier is via de producent, door het stimuleren van productherformulering. Een lager
tarief bij minder suiker kan producenten prikkelen om de hoeveelheid suiker in hun
dranken te verlagen, of hun drank in kleinere verpakkingen te verkopen. De effectiviteit
van een gedifferentieerde verbruiksbelasting zit dus niet alleen in het verminderen
van de hoeveelheid suiker in producten (herformuleren, waarop de leden van de ChristenUnie
in hun vraag doelen), maar ook in het beperken van de suikerinname van dranken die
natuurlijke suikers bevatten.
Naast dat het doel van een gedifferentieerde verbruiksbelasting dus tweeledig is,
geldt ook het volgende. Als wordt besloten om dranken met alleen natuurlijke suikers
niet te belasten, worden niet alleen zuivel- en sojadranken (zonder toegevoegd suiker)
en pure vruchten- en groentesappen van de belasting uitgezonderd, maar ook bijvoorbeeld
dranken met alleen zoetstof (zero-frisdranken). Laatstgenoemde dranken bevatten immers
ook geen suiker. Het uitzonderen van deze dranken heeft een zeer grote budgettaire
impact op het tarief voor de overige dranken. Het aantal te belasten producten (de
grondslag) wordt daarmee namelijk dermate klein dat een budgetneutrale omzetting alleen
mogelijk is als de tarieven voor die (nog overgebleven) dranken zeer stijgen.39 Met andere woorden: dezelfde opbrengst moet worden opgebracht door veel minder dranken
dan nu het geval is. Dat zou bovendien voor bepaalde dranken kunnen leiden tot grotere
prijsverschillen met buurlanden, met substantiële grenseffecten als risico. Daarnaast
is er geen gezondheidsargument om dranken met toegevoegd suiker anders te behandelen
dan dranken met van nature aanwezige suikers. De Gezondheidsraad adviseert zo min
mogelijk suikers binnen te krijgen via dranken. Het maakt daarbij niet uit of deze
suikers van nature aanwezig zijn in de drank, bijvoorbeeld via vruchten, of dat de
suikers aan de drank zijn toegevoegd. Het lichaam maakt geen onderscheid tussen van
nature aanwezige of toegevoegde suikers. Omdat dranken minder snel een signaal naar
de hersenen afgeven dat men verzadigd is, kun je snel ongemerkt veel calorieën binnenkrijgen
via suikers in dranken, bijvoorbeeld via het drinken van sappen. Bij het drinken van
een glas puur sap consumeer je bijvoorbeeld wel vijf sinaasappels, terwijl je die
niet zo snel achter elkaar zult opeten. Bovendien bevat de hele vrucht, in tegenstelling
tot sap, vezels die de opname van suiker in het lichaam vertragen. Tot slot geldt
dat het gehalte aan toegevoegde suikers door Douane Laboratorium achteraf niet te
onderscheiden is van natuurlijke suikers. Opgave van de toevoeging van suikers in
een product door de fabrikant is niet chemisch aan te tonen door het Douane Laboratorium,
omdat natuurlijke én toegevoegde suikers chemisch gezien hetzelfde zijn. Controle
van natuurlijke versus toegevoegde suikers op basis van etikettering is daarom niet
te handhaven en daarmee gevoelig voor fraude. Het voorgaande betekent, dat het vanuit
het oogpunt van de hoogte van de tarieven voor de wél belastte dranken, vanuit het
gezondheidsoogpunt én vanuit de uitvoering, onwenselijk is om dranken met alleen natuurlijke
suikers van de belasting uit te zonderen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP
De leden van de SGP hebben met interesse kennisgenomen van de voorliggende brief.
Deze leden hebben daarover enkele vragen.
De leden van de SGP lezen ten aanzien van het onderscheid tussen natuurlijke en toegevoegde
suikers dat het uitzonderen van dranken zonder toevoegde suikers een zeer groot budgettair
effect heeft. En dat de tarieven voor de overige dranken daarom zeer stijgen. Klopt
het dat dit alleen geldt als wordt uitgegaan van budgetneutraliteit? En dat de tarieven
van de overige dranken niet hoeven te stijgen als het principe van budgetneutraliteit
wordt losgelaten?
Het klopt dat de budgettaire effecten zijn beredeneerd vanuit het uitgangspunt dat
een budgetneutrale omzetting plaatsvindt. Als dat uitgangspunt wordt losgelaten en
vervolgens alcoholvrije dranken zonder toegevoegde suiker worden uitgezonderd, zal
de budgettaire opbrengst van de gehele verbruiksbelasting fors dalen ten opzichte
van nu. Deze derving moet worden gedekt.
De voorliggende brief is mede het gevolg van aangenomen moties, zo constateren de
leden van de SGP. Een aantal van deze moties vroeg naar een onderscheid tussen toegevoegde
en natuurlijke suikers. De Staatssecretaris geeft aan dat in geen van de scenario’s
wordt voorgesteld onderscheid te maken op basis van toegevoegde suikers. Is de Staatssecretaris
bereid dit alsnog te doen? Is de Staatssecretaris het eens dat er ook gerechtvaardigde
redenen zijn om dit onderscheid wel te maken? De leden van de SGP wijzen bijvoorbeeld
op het feit dat producenten van dranken met alleen natuurlijk suikers niet kunnen
herformuleren en in veel gevallen ook geen andere maatregelen kunnen nemen om het
aandeel natuurlijke suikers te verlagen?
Zoals eerder aangegeven in de beantwoording van vragen van de ChristenUnie en GroenLinks-PvdA
geldt allereerst dat het doel van een gedifferentieerde verbruiksbelasting – het verminderen
van de suikerinname via alcoholvrije dranken – op twee manieren kan worden bereikt:
via de consument, die naar verwachting het consumptiepatroon aanpast als dranken met
veel suiker duurder worden dan nu en dranken met weinig suiker goedkoper dan nu, en
via de producent, die een prikkel krijgt om te herformuleren. Beide aspecten zijn
van belang voor het behalen van het doel. Verder is uiteengezet dat het vanuit het
oogpunt van de hoogte van de tarieven voor de wél belastte dranken, vanuit gezondheidsoogpunt
én vanuit uitvoering onwenselijk is om dranken met alleen natuurlijke suikers van
de belasting uit te zonderen. Met betrekking tot de scenario’s die in de contourenbrief
zijn uiteengezet kan de optie waarin enkel dranken met toegevoegde suikers worden
belast, worden geïnterpreteerd als een variant van scenario IVb waarbij – naast zuivel-
en pure vruchten- en groentesappen – ook dranken die alleen zoetstoffen bevatten (zero-frisdranken),
worden uitgezonderd.
De leden van de SGP vragen ten aanzien van een budgetneutrale omzetting naar een reflectie
van de Staatssecretaris op het aspect van grondslagerosie. Door herformulering en
door gedragseffecten kan het voorkomen dat de opbrengst onder druk komt te staan.
Hoe wordt voorkomen dat de tarieven daardoor stijgen om het geraamde budget te halen?
De budgetneutrale omzetting betekent dat de tarieven van de gedifferentieerde verbruiksbelasting
zo worden vastgesteld dat ze naar verwachting een vergelijkbare opbrengst als de huidige
verbruiksbelasting genereren bij de omzetting. Mocht de opbrengst van de gedifferentieerde
verbruiksbelasting lager uitvallen, dan worden de tarieven niet aangepast om de verwachtte
opbrengst toch te halen. Als de opbrengst in de realisaties alsnog lager blijkt dan
is geraamd, dan wordt dit beschouwd als endogene ontwikkeling en is dit onderdeel
van de automatische stabilisatie die beoogd is met de begrotingsregels. Van een tariefsverhoging
of het zoeken naar een dekking is dan ook geen sprake.
Is het geen politieke keuze om te stellen dat hoe meer uitzonderingen er zijn, hoe
hoger de tarieven worden voor de dranken die nog wel belast worden. Kan de Staatssecretaris
daarop reflecteren?
Bij de contourenbrief is het demissionaire kabinet uitgegaan van een budgetneutrale
omzetting. Er wordt geen meeropbrengst behaald, maar er wordt ook niet gekozen voor
een lagere budgettaire taakstelling die vervolgens een dekkingsopgave met zich brengt.
De Kamer heeft in de diverse aangenomen moties niet gevraagd om varianten met een
budgettaire opbrengst of derving. Het kabinet vindt dat dit neutrale uitgangspunt
ook het beste past bij haar demissionaire status. In het licht van dit uitgangspunt
is het zo dat uitzonderingen leiden tot hogere tarieven voor overige dranken. Het
is aan uw Kamer of aan een nieuw kabinet om hierin andere keuzes te maken als dat
wenselijk is.
De leden van de SGP vragen ten aanzien van de staffels naar de alternatieven die overwogen
zijn als het gaat om de indeling van staffels? Waarom is voor vijf staffels gekozen
en niet voor meer staffels? Klopt het dat meer staffels leidt tot een betere stimulans
voor herformulering?
De indeling van de staffels is gebaseerd op gegevens van het CBS die zijn opgevraagd
voor het onderzoek.40 Uit die data blijkt dat circa 50% van de verkochte alcoholvrije dranken in supermarkten
een suikergehalte heeft dat valt tussen de 0 en 5 gram suiker per 100 milliliter,
waarbij een relatief grote afzet dranken (25%) zich centreert rond de 4 à 5 gram suiker
per 100 milliliter. Dit heeft naar verwachting te maken met herformulering die al
plaatsvindt in andere landen, op basis van suikergerelateerde belastingen op alcoholvrije
dranken aldaar. Verder blijkt uit de CBS-data dat tussen de 10,5 en 11 gram suiker
per 100 milliliter zich nog een grote afzet concentreert. Om ook producten van die
dranken te stimuleren tot herformulering, is gekozen voor een staffelgrens bij 10
gram suiker per 100 milliliter. Om producenten van alcoholvrije dranken zoveel mogelijk
te stimuleren te herformuleren, stelt het kabinet voor om de staffelgrenzen te stellen
op 4 gram, 7,5 gram en 10 gram suiker per 100 milliliter. Een overwogen alternatief
is een tarief per gram suiker. Hierdoor is de prikkel om te herformuleren kleiner,
maar meer geleidelijk. Evaluaties van een dergelijk tarief zijn niet voorhanden. Staffels
met een bereik over meerdere grammen suiker zijn wel geëvalueerd. Het kabinet heeft
er daarom voor gekozen om aan te sluiten bij dergelijke staffels.
De leden van de SGP vragen ten aanzien van de scenario’s of inzichtelijk kan worden
gemaakt hoe de budgettaire opbrengst van de belasting in de afzonderlijke scenario’s
neerslaat in de afzonderlijke staffels
Op basis van het RIVM-rapport is door het Ministerie van Financiën een schatting gemaakt
hoe de opbrengst per scenario verdeeld is over elke staffel41:
Staffel
Geen uitzonderingen
Water, zuivel- en sojadranken uitgezonderd
Water uitgezonderd
Zuivel- en sojadranken tot 5 gram suiker en water uitgezonderd
Water, zuivel- en sojadranken, groente- en vruchtensappen uitgezonderd
Water, zuivel- en sojadranken uitgezonderd, groente- en vruchtensappen laagste tarief
0–1
8%
9%
4%
8%
11%
13%
>1–4
11%
13%
12%
15%
15%
15%
>4–7,5
31%
18%
32%
18%
20%
20%
>7,5–10
18%
21%
19%
22%
15%
16%
>10
33%
39%
33%
38%
39%
38%
De leden van de SGP vragen ten aanzien van staatssteun of de Staatssecretaris een
eerste analyse kan geven over de mogelijke staatssteun van de scenario’s die in de
brief worden genoemd.
Het kabinet kan een voorgenomen maatregel toetsten op de risico’s op staatssteun.
De Europese Commissie heeft echter de exclusieve bevoegdheid om te bepalen of de maatregel
staatssteun is en zo ja of de staatssteun geoorloofd of ongeoorloofd is.
Om inzicht te krijgen hoe de Europese Commissie denkt over een soortgelijke maatregelen
in Ierland, wil het kabinet, de leden van de SGP, wijzen op een besluit van de Europese
Commissie van 24 april 2018.42
Scenario 1: geen dranken uitgezonderd is de meeste eenvoudige en meest uitvoerbare
variant van een verbruiksbelasting, zo lezen de leden van de SGP. Uitzonderingen maken
het systeem logischerwijs ingewikkelder. In hoeverre verkleint dit risico door de
invoering van een nultarief?
Voor het Douane Laboratorium geldt een bepaalbaarheidsgrens van 1% (1 gram per 100
milliliter). Dat betekent dat het Douane Laboratorium geen onderscheid kan maken tussen
dranken zonder suiker (0 gram suiker) en dranken met bijvoorbeeld 0,8 gram suiker
per 100 milliliter. Dat brengt risico’s met zich voor het stelsel qua handhaafbaarheid
en controleerbaarheid. Een nultarief voor dranken zonder toegevoegde suiker leidt
daarmee niet tot een verkleining van de risico’s voor de uitvoering, maar juist tot
een groter risico voor de uitvoering. Door de bepaalbaarheidsgrens kunnen bijvoorbeeld
ook dranken met 0,6 gram suiker per 100 milliliter het nultarief claimen en kan het
Douane Laboratorium dit niet weerleggen. Dat heeft uiteraard ook gevolgen voor het
budgettaire beslag als gevolg van het nultarief.
Als de vraag is of aan de laagste staffel (dus 0 tot en met 1 gram suiker per 100
milliliter) een nultarief kan worden verbonden, geldt dat het tarief voor de overige
dranken dan zeer zal moeten stijgen om alsnog tot een budgetneutrale omzetting te
komen.
Ten aanzien van scenario III: naast mineraalwater zuivel- en sojadranken met een laag
suikergehalte uitgezonderd vragen de leden van de SGP naar de mogelijke risico’s en
geitenpaadjes die de Staatssecretaris ziet als aangesloten wordt bij de GN-codes?
In hoeverre wordt herformulering door het toevoegen van melkvet daadwerkelijk voorkomen?
Door aansluiting bij de GN-codes wordt gebruikgemaakt van een objectieve afbakeningsfactor.
Deze GN-codes zijn binnen de EU gelijk en zijn gebaseerd op GS-codes die wereldwijd
gelijk zijn. De GN-code voor zuivel zonder toegevoegd suiker of zoetstof (0401) geeft
een duidelijke omschrijving van welke producten onder die code vallen. Daarbij wordt
ook in de toelichting bij die GN-code zeer specifiek omschreven over welke producten
het gaat. De GN-code voor zuivel kan worden gebruikt om te voorkomen dat producenten
minimale hoeveelheden melkvet aan dranken toevoegen om aanspraak te maken op een fiscaal
voordeel.
Bedrijven zijn doorgaans bekend met GN-codes. Deze codes kunnen daarom een goed alternatief
bieden om producten op een objectieve manier af te bakenen. Het kabinet heeft van
eenzelfde insteek gebruik gemaakt bij de uitzondering voor mineraalwater zoals die
per 1 januari 2024 van toepassing is.
Een mogelijk risico van aansluiting bij GN-codes is dat de discussie wordt verplaatst
van belastbaarheid voor de verbruiksbelasting naar een discussie over welke GN-code
van toepassing is. Zo kunnen belastingplichtigen stellen dat GN-code 0401 van toepassing
is, terwijl dat niet het geval is. Een dergelijk risico wordt aanzienlijk lager geschat
dan de huidige afbakening in de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. Dat heeft
te maken met het brede, objectieve karakter van de GN-codes en de doorgaans duidelijke
afbakening van die codes.
De leden van de SGP vragen of de Staatssecretaris inzicht kan geven in hoeverre de
tarieven kunnen dalen als de huidige uitzondering voor zuivel- en sojadranken budgettair
neutraal vervalt.
Met het vervallen van de uitzondering voor zuivel- en sojadranken in de verbruiksbelasting
zouden de tarieven in elke staffel met € 7 per 100 liter omlaag kunnen. Hierdoor wordt
het tarief voor alle non-alcoholische dranken die onder de gedifferentieerde verbruiksbelasting
vallen dus met € 7 per 100 liter verlaagd. Als zuivel en sojadranken met een suikergehalte
tot 5 gram uitgezonderd blijven dan kunnen de tarieven met € 5,50 per 100 liter dalen.
De leden van de SGP begrijpen ten aanzien van de uitvoering door de Douane dat het
demissionaire kabinet geen wetsvoorstel indient. Deze leden vragen naar de termijn
tussen opstart van het opstellen van een mogelijk wetsvoorstel en de inwerkingtreding
daarvan. Welke termijn heeft de Staatssecretaris nodig om een wetsvoorstel in het
pakket Belastingplan 2025 op te nemen?
Zoals aangegeven in de contourenbrief heeft het demissionaire kabinet de keuze voor
een nieuw stelsel, gezien haar demissionaire status, aan de Tweede Kamer gelaten.
Deze besluitvorming door de Kamer heeft nog niet plaatsgevonden en een wetsvoorstel
wordt door het demissionaire kabinet dan ook nog niet uitgewerkt. Dit betekent dat
opname van een eventuele wijziging van de verbruiksbelasting in het Belastingplan
2025 op dit moment niet meer haalbaar is. Als eenmaal duidelijk is welk scenario in
een wetsvoorstel is uitgewerkt, zal door Douane een uitvoeringstoets worden gestart.
Hierbij geldt dat een gedifferentieerde verbruiksbelasting beslag legt op het accijns-
en verbruiksbelastingportfolio van de Douane. Dit portfolio zit al vol met diverse
wijzigingen aan automatiseringssystemen en nog in te halen wijzigingen. Verder geldt
dat mogelijke maatregelen van een nieuw kabinet een aanvullend beslag leggen op dit
portfolio. Dit vraagt om prioritering binnen het portfolio. Het is niet aan dit demissionaire
kabinet om daarin keuzes te maken.
Ten aanzien van de uitvoering van de stelsels in het Verenigd Koninkrijk (VK) en Ierland
hebben deze leden de volgende vragen. Waarom kan men in het VK wel handhaven op basis
van toegevoegd suikers en is dat in Nederland niet mogelijk? Welke ingrepen zijn nodig
om het systeem zoals in het Verenigd Koninkrijk in Nederland in te voeren?
In het VK en Ierland zijn alcoholvrije dranken belastbaar als ze toegevoegde suikers
bevatten. Het VK en Ierland werken met een overzicht van toegevoegde suikers en zodra
een van de suikers van dit overzicht op de ingrediëntenlijst van een product staat,
wordt het gehele suikergehalte van de drank belast (dus zowel toegevoegde suikers
als natuurlijke suikers). Daarvoor is dus vereist dat verschillende vormen van toegevoegde
suikers op het gehanteerde overzicht als ingrediënt zijn opgenomen in de ingrediëntenlijst.
Echter, als suiker wordt toegevoegd dat ook van nature aanwezig is in een drank, denk
hierbij aan bijvoorbeeld vruchtensuiker (fructose) in vruchtensap, dan kan het Douane
Laboratorium niet controleren of deze fructose van nature aanwezig is of dat fructose
aan de drank is toegevoegd. Van nature aanwezige fructose en toegevoegde fructose
is namelijk chemisch gezien hetzelfde. Een onderscheid tussen natuurlijk en toegevoegd
suiker is hierbij dus niet te maken.
In het VK worden claims van toegevoegde suiker alleen op basis van etikettering gecontroleerd.
Het Douane Laboratorium benadrukt echter de onmogelijkheid om dit ook via analyses
te kunnen controleren, aangezien natuurlijke suiker en toegevoegde suiker chemisch
gezien hetzelfde zijn. Daarnaast kan het Douane Laboratorium niet controleren of alle
vormen van toegevoegd suiker die op de ingrediëntenlijst staan aangegeven, zich daadwerkelijk
in het product bevinden (en in welke hoeveelheid). Het controleren van mogelijk onjuiste
informatie op het etiket zou mogelijk zorgen voor zowel overtreding ten aanzien van
de samenstelling als de etikettering (Warenwet). Als een toevoeging van suikers juridisch
niet hard is te maken met behulp van monsteronderzoek (als dus alleen het etiket zou
worden geraadpleegd), dan kan dit niet worden gehandhaafd. Een stelsel zoals in het
VK en Ierland brengt daarom voor de uitvoering frauderisico’s met zich en leidt bij
de uitvoering tot uitdagingen op het gebied van handhaafbaarheid en controleerbaarheid.
Het huidige kabinet acht dat niet wenselijk voor de uitvoering van een eventuele gedifferentieerde
verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. Andere landen kunnen hier een andere
weging en keuzes in maken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier