Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op van het lid Van Haga over "het tekort aan aandacht voor personeel in steenkolensector"
Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Minister voor Klimaat en Energie over het tekort aan aandacht voor personeel in steenkolensector (ingezonden 19 juni 2023).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 13 november
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 3236.
Vraag 1
Bent u bekend met de oproep vanuit de steenkolensector om meer aandacht te hebben
voor de werknemers in de Rotterdamse haven, voornamelijk in de steenkolensector, die
door de energietransitie straks ander werk moeten gaan doen?1
Antwoord 1
Ja, ik ben hier mee bekend.
Vraag 2
Wanneer verwacht u de gesprekken over de besteding van het kolenfonds te starten over
hoe de 22 miljoen euro besteed gaat worden? Wat gaat dit betekenen voor zij die tegen
hun pensioen aan zitten?
Antwoord 2
In de brief van 13 juni 2019 (Kamerstuk 35 167, nr. 7) heeft het kabinet een voorziening werkgelegenheidseffecten energietransitie aangekondigd,
waarmee 22 miljoen euro is gereserveerd gericht op van-werk-naar-werk begeleiding
en om- en bijscholing van mensen die in de fossiele sectoren hun baan verliezen. De
sluiting van deze bedrijven brengt onzekerheid met zich mee voor werknemers en zeker
voor werknemers die dicht tegen de pensioenleeftijd aan zitten. Daarom werk ik aan
een voorziening die ingezet kan worden als er nadelige gevolgen voor de werkgelegenheid
aan de orde zijn, met name als gevolg van het uitfaseren van kolen, die werkgever
en werknemer niet samen kunnen oplossen. Zo is bij de sluiting van de Hemwegcentrale
per 1 januari 2020 een mobiliteitscentrum ingericht om werknemers te begeleiden naar
een nieuwe baan.
Vooralsnog is vanaf 2030 een verbod op het gebruik van kolen voor de productie van
elektriciteit voorzien. De verwachting is dat (in ieder geval) een aantal centrales
en overslagbedrijven over zal stappen op andere brandstoffen en overslag van andere
(bulk)goederen. Of en welke gevolgen dit voor de werkgelegenheid zal hebben, is op
dit moment onzeker. Vooralsnog voorzie ik geen grote werkgelegenheidseffecten. Daar
zijn vanzelfsprekend ook externe factoren op van toepassing, zoals de oorlog in Oekraïne
en de (prijs-)ontwikkelingen op de internationale energiemarkt. Daarnaast worden werknemers wellicht
meegenomen in de transitie van kolencentrale naar andere goederen. Dit neemt niet
weg dat het verliezen van een baan of moeten omscholen onzekerheid voor de werknemers
van de kolencentrales met zich meebrengt. Hier heb ik oog voor.
Vraag 3
Hoe staat u tegenover de zorgen van medewerkers die zich afvragen hoe zij en hun collega’s,
die al tientallen jaren werken in deze sector, überhaupt kunnen worden omgeschoold
naar nieuwe banen?
Antwoord 3
Ik begrijp die zorgen. Het verliezen van een baan of moeten omscholen brengt onzekerheid
voor de werknemers van de kolencentrales met zich mee. Dat dit de nodige stress met
zich meebrengt, dat begrijp ik. In het gesprek met FNV hebben zij deze zorgen ook
met mij gedeeld. Belangrijk is dat we lessen hebben geleerd uit de sluiting van de
Hemwegcentrale. Deze laten zien dat er beslist mogelijkheden zijn voor omscholing
en voor het vinden van een andere baan voor de medewerkers, ook voor de wat oudere
medewerkers. Dit geldt te meer nu er een grotere krapte op de arbeidsmarkt is.
Vraag 4
Waarom legt u de verantwoordelijkheid van het omscholen van het personeel bij de werkgevers,
terwijl er nog steeds geen concrete afspraken zijn gemaakt hoe het kolenfonds wordt
besteed?
Antwoord 4
Het is primair de verantwoordelijkheid van de werkgever om met werknemers, doorgaans
vertegenwoordigd door de vakbonden, afspraken te maken over de gevolgen van een sluiting,
vermindering van werk of verlies van werkgelegenheid. De voorziening werkgelegenheidseffecten
energietransitie kan additioneel daarop worden ingezet, indien zich omstandigheden
voordoen waar werkgever en werknemers niet op hebben kunnen anticiperen. Dat speelde
onder andere bij de Hemwegsluiting, omdat deze sluiting door de overheid werd opgelegd
en reeds kort daarna werd geëffectueerd.
Bij de voorgenomen sluiting van de Onyx-centrale in Rotterdam is de exploitant een
subsidie geboden om het bedrijf vrijwillig te sluiten. In die omstandigheden is het
logisch dat de werkgever zelf de financiële gevolgen daarvan voor zijn werknemers
draagt. Dat was daarom een expliciete voorwaarde om subsidie te kunnen krijgen.
Ander werk, omscholing en herplaatsing zijn onderwerpen die naar hun aard thuis horen
in het gesprek tussen werkgever en werknemer. Dit zal een langere periode beslaan
nu ook bijvoorbeeld het omscholen de nodige tijd kan vergen. Die tijd is er, nu het
verbod op kolen bij de productie van elektriciteit zal ingaan per 2030.
Dit neemt niet weg dat er een onzekere periode aanbreekt voor werknemers. Mocht het
tussen werkgever en werknemer niet lukken om tot een passende oplossing te komen dan
is er een voorziening beschikbaar voor eventueel benodigde additionele maatregelen.
Vraag 5
Wat gaat u doen om het personeel in de kolensector tijdig zekerheid te geven?
Antwoord 5
Zoals ik in antwoord op vraag 2 heb aangegeven werk ik op dit moment in afstemming
met FNV aan een voorziening die ingezet kan worden als er sprake is nadelige gevolgen
voor de werkgelegenheid, die werkgever en werknemer niet samen kunnen oplossen. Buiten
het klaarzetten van deze voorziening zie ik op dit moment geen directe rol voor de
overheid. Vooralsnog is het aan werkgever en werknemers om tot generieke afspraken
en een sociaal plan te komen. Ik heb er vertrouwen in dat zij dit op een weloverwogen
manier doen zodat dit voor de individuele werknemer tot best passende ondersteuning
leidt en er met een goed sociaal plan geen (zoals bij de voorgenomen sluiting van
de Onyx-centrale) of nauwelijks (bij de sluiting van de Hemweg) additionele voorzieningen
nodig zijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.