Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Drost over de berichten 'Op de ambulance raakten Ben en Mariska besmet met covid, maar slechts één van hen lijkt recht te hebben op vergoeding' en 'FNV: 'Voorwaarden van long covid-regeling voor zorgmedewerkers zijn beschamend''
Vragen van het lid Drost (ChristenUnie) aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport over de berichten «Op de ambulance raakten Ben en Mariska besmet met covid, maar slechts één van hen lijkt recht te hebben op vergoeding» en «FNV: «Voorwaarden van long covid-regeling voor zorgmedewerkers zijn beschamend»» (ingezonden 19 september 2023).
Antwoord van Minister Helder (Langdurige Zorg en Sport) (ontvangen 18 oktober 2023)Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 173
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van de berichten «Op de ambulance raakten Ben en Mariska besmet
met covid, maar slechts één van hen lijkt recht te hebben op vergoeding» en «FNV:
«Voorwaarden van long covid-regeling voor zorgmedewerkers zijn beschamend»»?1, 2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat heeft u in de definitieve regeling gewijzigd om tegemoet te komen aan de schrijnende
gevallen die buiten de voorwaarden van de regeling vallen omdat zij na ziekte toch
weer aan het werk gingen en daarna alsnog langdurig uitvielen en/of omdat zij door
een lange wachttijd voor een keuring deze niet binnen de bedoelde termijn (juli 2022)
hebben gekregen?3
Antwoord 2
De definitieve regeling is op bepaalde punten verbreed en vereenvoudigd ten opzichte
van de regeling die online heeft gestaan voor internetconsultatie. Zo is in de regeling
rekening gehouden met de berekening van de wachttijd die in de WIA is bepaald. In
het geval een werknemer zich volledig beter meldt en vervolgens binnen vier weken
zich opnieuw ziekmeldt, dan wordt de wachttijd doorgeteld vanaf de eerste ziekmelding.
Bij de beoordeling van de aanvragen wordt rekening gehouden met deze wettelijke vier
weken.
Om te beoordelen of iemand ziek is geworden in de eerste golf (maart tot en met juni
2020) wordt gekeken naar de eerste ziektedag op de WIA-beslissing. Aan de hand van
de gegevens van het UWV kan objectief en verifieerbaar worden getoetst of is voldaan
aan die voorwaarde. Voor zorgmedewerkers waarbij de wachttijd is ingegaan na de eerste
golf zie ik helaas nog geen mogelijkheid om te toetsen of dat verband houdt met een
eerdere ziekmelding tijdens de eerste golf. Momenteel wordt in de uitvoering bezien
of het mogelijk is om dit met aanvullende stukken te beoordelen, bijvoorbeeld aan
de hand van nadere gegevens van het UWV of de betrokken arts.
De lange wachttijden voor de keuring bij het UWV zijn mij bekend. Het is inderdaad
mogelijk dat iemand ziek is geworden in de eerste golf maar nog wacht op een WIA-beoordeling.
Dat kan komen doordat UWV kampt met achterstanden of doordat de periode van loondoorbetaling
(vrijwillig of verplicht) is verlengd. In de regeling is hiermee rekening gehouden
en samen met het UWV is gezocht naar een oplossing. Ook de zorgmedewerkers die wachten
op hun WIA-beoordeling kunnen een aanvraag indienen. Zij dienen andere stukken aan
te leveren dan de WIA-beslissing. Het advies is om contact op te nemen met uitvoeringsorganisatie
DUS-I, zodat zij kunnen helpen bij het verzamelen van de stukken. Ook het UWV helpt
aanvragers die hiermee te maken krijgen en kunnen indien nodig de stukken verzamelen
en doorsturen.
Tot slot wil ik benadrukken dat DUS-I ook klaar staat om alle andere zorgmedewerkers
te helpen bij het indienen van een aanvraag. Elke aanvraag zal zorgvuldig worden behandeld
en indien nodig zal contact worden opgenomen met de zorgmedewerker. De zorgmedewerker
zal door DUS-I worden begeleid om bijvoorbeeld de aanvraag compleet te maken. Ook
het UWV kan hierin ondersteunen.
Vraag 3
Deelt u de opvatting dat het onrechtvaardig is dat mensen door factoren buiten henzelf
(wachttijden bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV)) of door hun
inzet voor de zorg niet in aanmerking zullen komen voor de regeling? Vindt u dat de
afbakening en de voorwaarden in de definitieve regeling nu rechtvaardig uitpakken
voor alle zorgmedewerkers?
Antwoord 3
In mijn antwoord op vraag 2 ga ik in op de situatie met de achterstanden bij het UWV
en het starten van de wachttijd na de eerste golf bij sommige zorgmedewerkers.
Ik hecht eraan om daarnaast op te merken dat de regeling juist bedoeld is om onrechtvaardigheid
te voorkomen. Een grote groep mensen in Nederland ervaart langdurige post-COVID klachten
met grote gevolgen voor het werk- en het privéleven. Om een specifieke groep zorgmedewerkers
eenmalig financieel te ondersteunen dient de afbakening objectief te worden onderbouwd
met het oog op de juridische houdbaarheid. Ook de Afdeling Advisering van de Raad
van State wijst nadrukkelijk op het hebben van een objectieve afbakening om te bepalen
wie wel en wie niet voor de regeling in aanmerking komt. In de uitvoering dient die
objectieve afbakening te worden gehanteerd om onrechtvaardige willekeur tussen aanvragers
te voorkomen.
Vraag 4
Waarom wordt de systematiek van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)
gevolgd voor het bepalen van de voorwaarden van de regeling, als het kabinet constateert
dat er verbeteringen nodig zijn in de WIA vanwege diverse hardheden en er een mismatch
is tussen de vraag naar – en het aanbod van sociaal-medische beoordelingen?4
Antwoord 4
De regeling is aanvullend op de regelingen binnen de sociale zekerheid, waaronder
de WIA. De regeling voor zorgmedewerkers met langdurige post-COVID klachten kent haar
eigen voorwaarden en systematiek. Wel is het zo dat het redelijk is om bij een aantal
van de uitgangspunten van de WIA aan te sluiten. Het kabinet wil zorgmedewerkers eenmalig
financieel ondersteunen als zij door langdurige post-COVID klachten opgelopen in de
eerste golf hun werk niet meer (volledig) kunnen uitvoeren. De WIA regelt in Nederland
de sociale zekerheid voor werknemers die worden geconfronteerd met twee jaar ziekte
met het gevolg dat het werk niet meer (volledig) kan worden uitgevoerd.
Vraag 5 en 6
Waarom wordt vastgehouden aan de voorwaarden zoals die ook in de WIA staan, van 104
dagen ziekte met minder dan vier werkzame weken sinds de eerste ziekmelding, terwijl
in de definitieve regeling de eis van minimaal 35% inkomensdelving (ook een voorwaarde
voor de WIA) is losgelaten?
Vindt u de wettelijke termijn van vier weken, naar analogie van artikel 23 van de
WIA, passend voor het post-COVID-syndroom dat zich vaak langzaam lijkt te ontwikkelen
en te verergeren bij inspanning?
Antwoord 5 en 6
In mijn Kamerbrief van 1 februari 20235 heb ik gewezen op het belang van een werkbare en uitvoerbare regeling. In mijn antwoord
op vraag 2 is toegelicht dat op basis van de gegevens van het UWV beoordeeld kan worden
of iemand daadwerkelijk ziek is geworden in de eerste golf. Voor zorgmedewerkers waarbij
de wettelijke wachttijd voor de WIA is ingegaan na de eerste golf, zie ik nog geen
mogelijkheid om te toetsen of dat verband houdt met een eerdere ziekmelding tijdens
de eerste golf. Zoals gezegd wordt momenteel gekeken in de uitvoering of het mogelijk
is om dit met aanvullende stukken te beoordelen, bijvoorbeeld aan de hand van nadere
gegevens van het UWV of de betrokken arts.
Vraag 7
Is er een andere objectiveerbare grond dan de WIA te bedenken die werkbaar zou zijn
om te bepalen wie langdurig ziek en arbeidsongeschikt is?
Antwoord 7
Nee. Dit is uitgebreid verkend met het oog op het al dan niet includeren van ZZP’ers.
Uit die verkenning is gebleken dat het beoordelen zonder vergelijkbaar document met
de WIA-beslissing (tezamen met het verzekeringsbericht) als onuitvoerbaar wordt gezien
vanwege het ontbreken van objectieve en verifieerbare dossiervorming. Dit komt met
name tot uiting bij het beoordelen van de voorwaarde dat iemand sinds de eerste golf
ziek is, met het gevolg dat de eigen werkzaamheden als zorgmedewerker niet meer (volledig)
uitgevoerd kunnen worden.
Vraag 8
Herkent u het signaal dat het aanvragen van de regeling naar verwachting erg complex
is, zeker in relatie tot de rol van de werkgever? Welke aanpassingen zijn in de definitieve
regeling gedaan om dit te verbeteren? Bent u ervan overtuigd dat er geen enkele vereenvoudiging
verder mogelijk is?
Antwoord 8
Ik ken het signaal, maar ik deel het niet volledig. Bij het maken van de regeling
is nadrukkelijk getracht om de administratieve lasten zoveel als mogelijk te beperken.
Tegelijkertijd moet met voldoende zekerheid een beoordeling gemaakt kunnen worden
van de aanvraag. Die verplichting heb ik ook in het kader van ordentelijk financieel
beheer. Dat maakt dat ik geen verdere mogelijkheid zie tot vereenvoudiging. Ik wil
er nadrukkelijk op wijzen dat de uitvoeringsorganisatie
DUS-I klaar staat om zorgmedewerkers te helpen bij hun aanvraag. Ook het UWV helpt
door te wijzen op welke stukken aangeleverd kunnen worden en indien nodig om deze
te verzamelen.
De rol van de werkgever bij de uitvoering van deze regeling is getracht zo beperkt
mogelijk te houden. Naar verwachting heeft een klein deel van de zorgmedewerkers een
verklaring van hun zorgaanbieder nodig. Dit is alleen noodzakelijk als aan de hand
van de arbeidsovereenkomst niet getoetst kan worden of wordt voldaan aan de voorwaarden.
Bijvoorbeeld bij een medewerker uit de huishoudelijke ondersteuning die is ingehuurd
door een verpleeghuis. Dan is uit het verzekeringsbericht en de arbeidsovereenkomst
niet te herleiden dat veelvuldige en intensieve zorg is verleend aan COVID-patiënten
bij een zorgaanbieder ten tijde van de eerste golf. Aangezien ik ook deze groep zorgmedewerkers
in aanmerking wil laten komen, wordt de mogelijkheid geboden om een verklaring van
de zorgaanbieder aan te leveren.
In de definitieve regeling is gewijzigd dat de verklaring van de zorgaanbieder ondertekend
mag worden door de (voormalig) leidinggevende waar de betreffende zorgmedewerker ten
tijde van de eerste golf werkzaam was of werkzaamheden heeft verricht. In eerste instantie
diende de tekenbevoegde bestuurder de verklaring te ondertekenen. Deze wijziging verkleint
de stap voor de zorgmedewerker om een beroep te doen op de zorgaanbieder.
Vraag 9
Welke financiële ruimte heeft u als het aantal rechtmatige aanvragen het begrote aantal
overstijgt en u meer moet uitkeren dan begroot?
Antwoord 9
In de eerste suppletoire begroting 2023 van het Ministerie van VWS is een bedrag van
€ 35 miljoen gereserveerd voor de regeling zorgmedewerkers met langdurige post-COVID
klachten. Daarvan is € 33 miljoen beschikbaar voor het uitkeren van eenmalige financiële
ondersteuning en € 2 miljoen voor de uitvoering van de regeling. Op basis van de cijfers
van het UWV wordt rekening gehouden met de toekenning van circa 1.000 aanvragen. Met
een totaal beschikbaar bedrag van € 33 miljoen is er financiële ruimte om 2.200 aanvragen
toe te kennen. Daarmee is de inschatting dat voldoende budget beschikbaar is om alle
toegekende aanvragen uit te keren. Indien er veel meer toegekende aanvragen zijn dan
verwacht, meer dan het dubbele, dan zal in eerste instantie gekeken worden naar de
volgorde van compleet ingediende aanvragen. Daarnaast kan dan opnieuw politieke weging
plaatsvinden om aanvullend budget beschikbaar te stellen.
Vraag 10
Waarom biedt u geen ruimte om budget dat overblijft in 2023 door te schuiven naar
2024? Zou dit niet de mogelijkheid scheppen om de aanvraagperiode te verlengen, alle
aanvragen tot 23 oktober in 2023 uit te keren en de aanvragen erna in 2024?
Antwoord 10
Het past niet binnen de begrotingssystematiek van de rijksoverheid om financiële middelen
door te schuiven naar het volgende boekjaar. Vanuit zowel de Kamer als de maatschappij
bestaat tevens de nadrukkelijke wens om zo snel mogelijk wat te betekenen voor deze
groep zorgmedewerkers. Daarom heb ik geld gereserveerd in de begroting voor 2023.
Het doorschuiven van geld sluit niet aan bij de ambitie om deze mensen zo snel als
mogelijk financieel te ondersteunen.
Vraag 11
Welke kans hebben zelfstandigen zonder personeel (ZZP’ers) om aanspraak te maken op
de regeling?
Antwoord 11
Een van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de eenmalige financiële ondersteuning
is dat er sprake is van twee jaar ziekte sinds de eerste golf met als gevolg dat iemand
zijn of haar werk niet meer (volledig) kan uitvoeren. Werknemers kunnen dit objectief
en verifieerbaar aantonen aan de hand van de WIA-beslissing (tezamen met het verzekeringsbericht).
Onverzekerde of privaat verzekerde ZZP’ers kunnen geen beroep doen op de WIA, waardoor
zij dit bewijsstuk niet kunnen aanleveren. Als een ZZP’er van mening is dat wordt
voldaan aan de voorwaarden en als dit objectief en verifieerbaar kan worden aangetoond,
dan kan een aanvraag worden ingediend. In specifieke gevallen kan worden afgeweken
van de regeling. Het is op voorhand niet te zeggen welke kans een ZZP’er heeft om
aanspraak te maken op de regeling. Ik zou ZZP’ers echter wel willen adviseren om te
allen tijde een aanvraag in te dienen indien hij of zij van mening is dat wordt voldaan
aan de voorwaarden en dat aantoonbaar is met objectief en verifieerbare stukken.
Vraag 12
Welke mogelijkheden heeft u om bij uitzonderingen af te wijken van de regels? Bent
u van plan deze mogelijkheden ruimhartig in te zetten zodat er geen schrijnende situaties
ontstaan?
Antwoord 12
Het uitgangspunt is dat altijd overeenkomstig de beleidsregel gehandeld moet worden.
Bijzondere omstandigheden kunnen ervoor zorgen dat er in specifieke gevallen afwijking
nodig is. Dan gaat het om concrete individuele gevallen en met inachtneming van het
evenredigheids- en gelijkheidsbeginsel. Van deze afwijkingsmogelijkheid dient terughoudend
gebruik te worden gemaakt wegens het risico tot willekeur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.