Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van den Hil en Verkuijlen over het bericht ‘Miljoenen voor actieplan dakloosheid dreigen niet juist te worden uitgegeven: ‘Schandalig’
Vragen van de leden Van den Hil en Verkuijlen (beiden VVD) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Miljoenen voor actieplan dakloosheid dreigen niet juist te worden uitgegeven: «Schandalig»» (ingezonden 16 juni 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
4 juli 2023).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Miljoenen voor actieplan dakloosheid dreigen niet juist
te worden uitgegeven «Schandalig»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u bekend met het onderzoek van Stichting Het Vergeten Kind dat genoemd wordt
in hierboven genoemd artikel? Zo ja, hoe beschouwt u de resultaten van dit onderzoek?
Antwoord 2
Ik ben bekend met het onderzoek van Het Vergeten Kind naar dak- en thuisloze jongeren
en de aanpak van gemeenten.
Allereerst vind ik het goed dat Het Vergeten Kind aandacht vraagt voor het onderwerp
dakloze jongeren. Jongeren die dakloos worden, ervaren enorm veel onzekerheid en het
duurt vaak jaren om te herstellen van een dakloze situatie, dat bevestigt ook dit
onderzoek. De aanbevelingen die gedaan worden ten aanzien van het goed en tijdig voorbereiden
van jongeren op volwassenheid onderschrijf ik.
Er is zorgvuldigheid geboden bij het trekken van conclusies over hoe gemeenten de
middelen besteden en of dat wel of niet in lijn is met het Nationaal Actieplan Dakloosheid.
Het onderzoek heeft namelijk alleen betrekking op de extra middelen die aan gemeenten
zijn toegekend in het kader van het Nationaal Actieplan Dakloosheid: Eerst Een Thuis en niet op de overige geldstromen die naar gemeenten gaan. Andere geldstromen die
van invloed zijn op de aanpak dakloosheid zijn bijvoorbeeld middelen voor armoedebestrijding,
middelen voor de realisatie van betaalbaar woonaanbod en de overige middelen die al
beschikbaar zijn voor de aanpak van dakloosheid. Middelen vanuit VWS kunnen onder
andere worden ingezet voor preventie en begeleiding of ondersteuning bij het zelfstandig
wonen in de wijk. Ik beschouw het als een positief signaal dat 60% van de gemeenten
aangeeft de extra middelen in te zetten op het voorkomen van dakloosheid, aangezien
dat één van de belangrijkste pijlers uit het actieplan is.
De woonopgave wordt vanuit de Minister voor Volkshuisvesting bekostigd. Wij werken
hier nauw op samen. Om een conclusie te kunnen trekken over of gemeenten middelen
besteden aan de woonopgave voor (dreigend) dakloze jongeren, zouden ook middelen vanuit
Volkshuisvesting meegenomen moeten worden, en dat is in het onderzoek van Het Vergeten
Kind niet gedaan.
Vraag 3
Welke oorzaken liggen ten grondslag aan het feit dat slechts 29 procent van de gemeenten
het beschikbare geld uit het Nationaal Actieplan Dakloosheid wil gebruiken voor investeringen
in huisvesting en 33 procent in financiële bestaanszekerheid? Deelt u de mening dat
onjuiste besteding van middelen het effect van het Actieplan ondermijnt?
Antwoord 3
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 2 kan uit het onderzoek van Het Vergeten
Kind niet de conclusie worden getrokken dat de middelen die aan gemeenten zijn toegekend
in het kader van het Nationaal Actieplan: Eerst Een Thuisonjuist worden besteed.
Een reden voor het niet inzetten van de extra middelen uit het Nationaal Actieplan
Dakloosheid: Eerst Een Thuis voor permanente huisvesting en financiële bestaanszekerheid kan zijn dat gemeenten
hiervoor andere middelen inzetten. De extra middelen die het Kabinet in het kader
van het Nationaal Actieplan Dakloosheid beschikbaar heeft gesteld, kunnen daarnaast
worden ingezet voor het maken van de transformatie bijvoorbeeld door te investeren
in preventie en begeleiding van mensen die dakloos zijn of dreigen te worden
Vraag 4
Hanteren gemeenten, maatschappelijke organisaties en het kabinet dezelfde definities
als het aankomt op huisvesting en financiële bestaanszekerheid?
Antwoord 4
Ik ken geen signalen dat gemeenten en maatschappelijke organisaties andere definities
hanteren dan het kabinet.
Vraag 5
Welk overleg heeft plaatsgevonden met gemeenten over de besteding van de middelen
uit het Nationaal Actieplan Dakloosheid? Zat er licht tussen de wensen van gemeenten
en die van het Rijk? Zo ja, op welke onderdelen?
Antwoord 5
Het is voor gemeenten helder dat de extra middelen die het kabinet beschikbaar heeft
gesteld (65 miljoen) bedoeld zijn om de transformatie naar preventie en Wonen Eerst
extra kracht bij te zetten. Zoals vastgelegd in de bestuurlijke afspraken hebben gemeenten,
Rijk en maatschappelijke partners zich gezamenlijk gecommitteerd aan het bewerkstelligen
van de beweging van opvang naar preventie en Wonen Eerst. Om die beweging inzichtelijk
te maken, ontwikkelt de VNG i.s.m. gemeenten en partners een dashboard dat de voortgang
van deze transformatie inzichtelijk maakt. Het dashboard is vormgegeven met relevante
stakeholders, en moet zowel gemeenten als Rijk relevante inzichten geven over de gewenste
transformatie, zoals vastgelegd in het Nationaal Actieplan en de daarbij behorende
bestuurlijke afspraken.
Vraag 6
Kunt u aangeven hoe de doelen uit het Nationaal Actieplan Dakloosheid behaald kunnen
worden als slechts een klein deel van de gemeenten het beschikbare geld investeert
in huisvesting en financiële bestaanszekerheid?
Antwoord 6
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 2 kan op basis van het onderzoek van
Het Vergeten Kind geen conclusie worden getrokken dat gemeenten de middelen voor dakloosheid
niet goed zouden besteden.
Gemeenten weten het beste hoe ze, in samenwerking met de lokale zorgaanbieders en
met inzet van ervaringskennis, de middelen voor wonen én zorg / sociaal domein op
lokaal danwel regionaal niveau het meest efficiënt inzetten.
Vraag 7
Deelt u de mening dat de Jeugdwet en Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) op dit
moment onvoldoende op elkaar aansluiten als het gaat om jongeren die op gebied van
zorg de overstap maken tussen deze twee verschillende domeinen bij het bereiken van
de leeftijd van achttien jaar? Kunt u toezeggen een voorstel te doen om deze overgang
soepeler te laten verlopen, zodat jongeren niet tussen wal en schip vallen?
Antwoord 7
De wettelijke kaders bieden voor gemeenten voldoende ruimte om passende zorg en ondersteuning
in te kopen voor jongeren tussen de 16 en 27 jaar en daar afspraken over te maken
met hun aanbieders jeugd en Wmo. Er zijn al veel goede voorbeelden van dergelijke
samenwerking die ik verder verspreid via o.a. de (communicatie)kanalen van de VNG,
kennisinstituten, aanbieders, professionals en de website www.voordejeugdenhetgezin.nl.
Daarnaast is in de Hervormingsagenda Jeugd en in het Nationaal Actieplan: Eerst Een Thuishet versterken van de overgang van jeugdhulp naar volwassenheid een speerpunt. Uitgangspunt
is dat jongeren die in jeugdhulp verblijven niet worden losgelaten voordat de verschillende
leefgebieden (de «Big Five»: wonen, zinvolle daginvulling (werk/school/dagbesteding),
financiën op orde (inkomen en hulp bij schulden), zorg en informele support) op orde
zijn.
Ik ben en blijf met stakeholders in gesprek over hoe we de overgang naar volwassenheid
goed kunnen laten verlopen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.