Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ephraim over de berichtgeving over jongvolwassenen met psychische problemen
Vragen van het lid Ephraim (Groep Van Haga) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de berichtgeving over jongvolwassenen met psychische problemen (ingezonden 7 april 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) mede
namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 12 juni 2023).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2023, nr. 2413.
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Ruim helft jongvolwassenen ervaart psychische
klachten» van GGD GHOR?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe reflecteert u op de conclusies uit de Corona Gezondheidsmonitor Jongvolwassenen
2022? Deelt u de zorgen van GGD GHOR? Had u verwacht dat zoveel jongvolwassenen kampen
met mentale problemen?2
Antwoord 2
De cijfers en conclusies uit de Corona Gezondheidsmonitor Jongvolwassenen 2022 zijn
zorgwekkend. Er zijn al langer zorgen over de mentale gezondheid van de Nederlandse
bevolking. Dit onderzoek, met gegevens uit 2022, onderstreept nogmaals deze zorgen
en bevestigt het beeld dat ook uit andere onderzoeken naar voren is gekomen, namelijk
dat veel jeugdigen het mentaal zwaar hebben gehad in en na de coronatijd. De coronacrisis
heeft bestaande problemen nog scherper aan het licht gebracht en verdiept.
Vraag 3 en 4
Wat vindt u ervan dat vooral jonge vrouwen last hebben van psychische problemen? Herkent
u dit beeld en heeft u hier al eerder en/of meer signalen over gehad? Zo ja, op welke
manier? Heeft u hierover contact met onderwijsinstellingen en de zorgsector? Welke
feedback krijgt u hierover van deze partijen?
Kunt u onderzoeken of meisjes en jonge vrouwen in Nederland inderdaad vaker dan jongens
en jonge mannen last hebben van psychische klachten en welke factoren deze meisjes
en jonge vrouwen aanwijzen als problematisch in hun leven – bijvoorbeeld door input
op te halen bij scholen, andere onderwijs- en zorginstellingen en bij ouders/verzorgers?
Antwoord 3 en 4
Meisjes lijken ten opzichte van jongens in hogere mate te maken hebben met depressieve
of angstklachten. Deze trend zie ik ook in de Nederlandse onderzoeken terugkomen,
waaronder het onderzoeksrapport HBSC 20213, Landelijke Monitor Depressie4 en een proefschrift van de Erasmus Universiteit Rotterdam5.
Deze onderzoeksresultaten onderstrepen de noodzaak om onder andere via de landelijke
aanpak Mentale gezondheid: van ons allemaal en het Nationaal
Programma Onderwijs te blijven investeren in het welbevinden van alle leerlingen.
Daarnaast werkt het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) in het hoger
onderwijs met de onderwijsinstellingen aan een integrale aanpak mentale gezondheid.
In het mbo wordt vanuit de Gezonde School-aanpak en het programma Welbevinden op School
samengewerkt aan de mentale gezondheid van studenten. In dat kader zullen de resultaten
van dit onderzoek ook bij de instellingen in het hoger onderwijs en mbo onder de aandacht
worden gebracht. In gesprekken met jongeren heb ik hier ook oog voor.
Vraag 5
Kunt u reflecteren op het feit dat het welbevinden van jongvolwassenen al voor de
coronacrisis steeds verder afnam? Heeft u hiervoor een verklaring/analyse? Waarom
ervaren steeds meer jongeren het leven steeds vaker als zwaar? Welke negatieve ontwikkeling
heeft er de afgelopen jaren plaatsgevonden die hiertoe heeft geleid?6
Antwoord 5
Er bestaan inderdaad al langer zorgen over de mentale gezondheid van de Nederlandse
bevolking, specifiek onder jongeren en jongvolwassenen. Zo noemt de Volksgezondheidstoekomstverkenning
2020 dit een van de grootste gezondheidsrisico’s voor de toekomst. Dit komt onder
meer omdat we in de samenleving hoge eisen stellen aan onszelf en aan elkaar. De druk
om te presteren is hoog: op school, in het sociale leven en op het werk. Zowel offline
als online. Daarbij komt ook dat jongvolwassenen in toenemende mate zorgen hebben
over hun toekomst door maatschappelijke kwesties, zoals klimaat, energie en wonen.
De coronapandemie heeft een vergrootglas gelegd op de bestaande problematiek en heeft
extra druk gelegd op de mentale gezondheid.
Vraag 6 en 7
Hoe reflecteert u op de conclusies uit de Corona Gezondheidsmonitor en andere onderzoeken,
dat jongeren zich in toenemende mate zorgen maken over maatschappelijke kwesties,
zoals de hoge inflatie, de energiecrisis en de wooncrisis? Welke rol denkt u dat deze
zorgen spelen in het algeheel welbevinden van jonge mensen?7
Kunt u verklaren waarom jongeren van tegenwoordig zich op grote schaal druk maken
over maatschappelijke kwesties, op een dusdanige manier dat hun kwaliteit van leven
daaronder lijdt? Waar komt deze toegenomen zorgelijkheid onder jongeren naar uw inzicht
vandaan, in vergelijking met de schijnbare zorgeloosheid van jongeren uit het verleden?
Antwoord 6 en 7
Het is een bekend beeld dat deze verschillende maatschappelijke kwesties bijdragen
aan het toenemen van zorgen bij jongeren over hun toekomst. Het Nederlands Jeugdinstituut
(NJI)8 geeft in een recente essay aan dat er al geruime tijd fundamentele veranderingen
gaande zijn in de samenleving die een forse weerslag hebben op het leven van kinderen,
jongeren en opvoeders. Dat geldt bijvoorbeeld voor de gegroeide prestatie- en geluksdruk,
een sterke individualisering van de opvoeding en een zware eigen verantwoordelijkheid
van burgers in allerlei te maken keuzes. Daarbovenop komen dus grote maatschappelijke
kwesties op het vlak van klimaat, wonen en betaalbaarheid van het gewone leven. Dit
zorgt voor een gemis aan een hoopvol toekomstperspectief voor de jongeren van nu.
Om meer te weten te komen over de oorzaken van en oplossingen voor deze gevoelens
van angst, onzekerheid en stress, ben ik 25 april jl. in gesprek gegaan met jongeren,
ouders, hulpverleners en bestuurders. Ik blijf dit gesprek de komende tijd voeren.
Vraag 8
Wat vindt u van de conclusie van het RIVM dat het welbevinden van jongeren na de coronacrisis
zich niet langer verder lijkt te herstellen? Kunt u reflecteren op de lange termijn-
en (wellicht) permanente schade die de coronacrisis en de maatregelen bij jongeren
hebben aangericht?
Antwoord 8
Ik realiseer me dat de coronapandemie en de maatregelen een impact hebben gehad op
de samenleving als geheel, en zeker ook op jongeren. Er wordt onderzoek gedaan naar
de langetermijneffecten van de coronapandemie. De komende vijf jaar wordt deze impact
onderzocht in de Integrale Gezondheidsmonitor COVID-19.
De beperkende maatregelen die zijn getroffen tijdens de coronapandemie hebben vooral
effect gehad op de mentale gezondheid van jongeren. Om die reden staat mentale gezondheid
ook op de agenda van het huidige kabinet en heeft deze, na het steunpakket Welzijn
jeugd in coronatijd, ook een duurzame aanpak gelanceerd.
Als coördinerend bewindspersoon zet ik mij samen met zes andere bewindspersonen, de
doelgroep zelf en verschillende veldpartijen in voor een mentaal gezond Nederland
via de kabinetsbrede aanpak Mentale Gezondheid: van ons allemaal. Samen met de doelgroep
zelf en een brede groep aan partners die aan deze «Beweging voor mentale gezondheid»
worden verbonden, zet ik in op het bespreekbaar maken van mentale gezondheid, als
ook het normaliseren van mentale gezondheidsklachten en het bieden van handvatten
om de mentale gezondheid van jezelf en anderen te bevorderen en klachten te voorkomen
of tijdig te signaleren. Op deze manier wil ik het welbevinden van jongeren versterken
en hen daarbij ondersteunen.
Vraag 9
Hoe kan het dat bijna tweederde van de jongvolwassen eenzaam is? Waar komt deze eenzaamheid
volgens u vandaan? Speelt de afnemende sociale cohesie in de samenleving daar in uw
optiek een rol in? Kunt u duiden waarom jongeren, blijkbaar, geen gezelschap en verbinding
meer vinden bij elkaar?
Antwoord 9
Ik herken de signalen van eenzaamheidsgevoelens die uit de coronatijd voortkomen en
voor een deel van de jongeren ook van na die tijd. Dit is een van de redenen waarom
de aanpak «Eén tegen Eenzaamheid» is uitgebreid voor de doelgroep jongeren. Ook heb
ik begin april de oproep geplaatst omdat ik juist met jongeren, ouders, hulpverleners
en bestuurders in gesprek wil gaan over wat we samen kunnen doen om de prestatiedruk
in de maatschappij en gevoelens van stress, angst en eenzaamheid van ons af te werpen
door meer om te zien naar elkaar en laagdrempelige ondersteuning te organiseren. Hierover
blijf ik komende tijd het gesprek aangaan.
Vraag 10
Waarom is er nooit eerder breed onderzoek gedaan naar het afkalvende welbevinden van
jongeren en de oorzaken daarvan, terwijl er al jaren een toename is van jongeren die
psychische hulp nodig hebben en/of in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) en de Jeugdzorg
terechtkomen? Kunt/wilt u een dergelijk onderzoek instellen?
Antwoord 10
In de afgelopen jaren, zeker tijdens en na de coronapandemie, zijn er verscheidene
onderzoeken gedaan naar het welbevinden van jongeren. Het HBSC onderzoek van 2021
beschrijft in hoeverre mentale problemen tussen 2017 en 2021 zijn toegenomen en hoe
deze zich verhouden tot veranderingen hierin tussen 2001 en 2017. Daarnaast brengt
«Monitor Mentale gezondheid en Middelengebruik Studenten hoger onderwijs» in twee
deelrapporten (landelijk) inzicht hoe het staat met de mentale gezondheid van studenten
in het hoger beroepsonderwijs en op de universiteit. Ruim 28.000 studenten vulden
hiervoor een online vragenlijst in. Ten slotte heeft ook UNICEF tussen 2018 en 2020
onderzoek naar mentaal welbevinden van jongeren in Nederland gedaan in haar onderzoek
«Geluk onder druk?»9. Daarnaast worden er momenteel nog diverse onderzoeken gedaan en wordt een monitor
ontwikkeld om de status van de mentale gezondheid te blijven meten en monitoren.
Vraag 11
Kunt u proberen te duiden waar het toegenomen «problematiseren», zoals u in een interview
in het AD aangeeft, van kinderen en jongeren in de huidige samenleving vandaan komt?
Als dit inderdaad het geval is, waarom is in de maatschappij dan de neiging ontstaan
om «normale» ontwikkelingen die horen bij opgroeien te zien als problemen waarbij
(professionele) hulp nodig is?10
Antwoord 11
Onder andere professor Hermanns heeft zich hierover al uitgesproken tijdens zijn oratie
«Het opvoeden verleerd»11 in 2009. Hij gaf aan dat er sprake is van een paradox. Aan de ene kant is er een
consistente en aanzienlijke toename van zorg en behandeling voor de jeugd en zijn
opvoeders. Tegelijkertijd blijkt de Nederlandse jeugd zich goed te ontwikkelen, terwijl
ook voor klachten over hun opvoeding weinig grond is. Dit lijken twee schijnbaar tegengestelde
ontwikkelingen. Hij noemde een aantal mogelijke verklaringen voor het toegenomen beroep
op jeugdzorg. Zo beschreef hij dat het jeugdtolerantieniveau daalt: de samenleving
kan nog maar weinig hebben van zijn jeugd. Opvoedingsopgaven worden daarnaast op een
andere manier gezien. Dit zou meer medicaliseren als gevolg hebben. Ten slotte beschreef
hij ook het criminaliseren van gedrag: er is een toegenomen aangiftebereidheid als
het gaat om problematisch gedrag van jongeren. Al deze punten zijn anno 2023 nog even
actueel.
Vraag 12
Kan het niet zo zijn dat de maatschappij die wij, niet in de laatste plaats beleidsmakers
en politici, gecreëerd hebben daadwerkelijk zorgt voor de ontwikkeling van psychische
problemen, zoals eenzaamheid en stress bij jongeren? Hoe reflecteert u op de vele
complexe maatschappelijke vraagstukken en crises die momenteel spelen in Nederland
en de problemen die dat oplevert voor het dagelijks leven van de burger, waarmee ook
jongvolwassenen te maken krijgen en die voor hen grote obstakels opwerpen bij het
vormgeven van hun leven?
Antwoord 12
Zoals ik ook beschreef in de beantwoording van vraag 5, hebben jongeren in toenemende
mate zorgen over hun toekomst door complexe maatschappelijke vraagstukken die moment
spelen in Nederland. Dit blijkt vaker tot angst, onzekerheid en een bepaalde (prestatie)druk
te leiden onder jongeren. Ik vind het zorgelijk dat jongeren hiermee aangeven moeite
te hebben om goed en fijn te functioneren in het dagelijks leven. Hierover voer ik
gesprekken met jongeren, ouders, hulpverleners en bestuurders. Zo wil ik meer horen
over signalen en mogelijke oorzaken en samen te kijken wat we kunnen doen om de grote
obstakels zo veel als mogelijk weg te nemen.
Vraag 13
Bent u van mening dat de prestatiedruk voor jongeren, zoals ook genoemd in uw interview
in het AD, inmiddels buitenproportioneel is geworden? Wordt er wat u betreft inderdaad
te veel verwacht van kinderen en jongeren? En zo ja, hoe is deze tendens, bijvoorbeeld
op scholen, dan ontstaan? Waar komt de «we moeten eruit halen wat erin zit» mentaliteit
in het onderwijs vandaan?
Antwoord 13
Ik vind de toenemende prestatiedruk onwenselijk en we moeten daar iets aan doen. De
eerder genoemde maatschappelijke kwesties blijken bij te dragen aan het gevoel van
«alles moeten» en hoge verwachtingen vanuit de jongere zelf en vanuit de samenleving.
De mentaliteit van «alles eruit halen wat erin zit» is ook onderzocht in onder andere
het voortgezet onderwijs, in het rapport «Druk in het voortgezet onderwijs»12. Uit dit rapport blijkt dat scholieren vooral door toetsen, cijfers en huiswerk een
grote (prestatie)druk ervaren. Bijna driekwart van de ondervraagde havo- en vwo-scholieren
ervaart best veel tot veel druk om goede resultaten te halen op school.
In de Monitor mentale gezondheid en middelengebruik13 komt voor het hoger onderwijs ook naar voren dat stress en prestatiedruk belangrijke
factoren zijn voor psychische klachten en emotionele uitputtingsklachten. Studenten
die meer stress en prestatiedruk ervaren, hebben minder veerkracht.
Op dit moment wordt er in opdracht van mijn collega’s van OCW een verdiepend onderzoek
gedaan naar stress en prestatiedruk bij studenten in het hoger onderwijs. De resultaten
worden voor de zomer (2023) verwacht en geven ook aanknopingspunten voor handelen
voor zowel OCW als de onderwijsinstellingen.
Daarnaast neemt de Minister van OCW al een aantal maatregelen om de (mentale) druk
op studenten te verminderen door de herinvoering van de
basisbeurs, de aanpassing van het bindend studieadvies, de pilots in het kader van
«Slimmer Collegejaar» en de extra middelen voor de instellingen vanuit het Bestuursakkoord14 voor de aanpak studentenwelzijn.
Vraag 14
Kunt u in dat licht ook reflecteren op de berichten dat het Nederlands onderwijs kwalitatief
juist achteruit gaat en dat de eisen steeds verder naar beneden worden bijgesteld?
Is het niet zo dat er juist een steeds verdergaande nivellering in het onderwijs plaatsvind,
om tegemoet te komen aan het gemiddeld dalende cognitieve niveau van leerlingen? Hoe
rijmt u dat dan met de toegenomen druk om te presteren en maximale resultaten te behalen?
Antwoord 14
Door meerdere omstandigheden – zoals het lerarentekort en de coronapandemie – staat
de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs onder druk. Daarom is het kabinet op verschillende
manieren in actie gekomen om het niveau van de basisvaardigheden te verhogen.
De Minister voor PVO wil dat allereerst bereiken door de curriculumbijstelling scholen
een veel duidelijke opdracht te stellen. Zo bieden we niet alleen een duidelijke lat,
maar deze lat willen we ook hoger leggen dan nu het geval is.
De Inspectie van het Onderwijs stelt daarom de onderwijsresultatenmodellen bij zodat
sneller duidelijk wordt of leerlingen kwalitatief goed onderwijs krijgen. Scholen
en besturen die onvoldoende scoren, doen mee aan een verbetertraject. Scholen en besturen
die (net) voldoende scoren, bieden we via het Masterplan Basisvaardigheden extra steun
om beter te worden.
Het uiteindelijke doel is dus een kwaliteitsverbetering op alle niveaus en niet een
nivellering. De doelen daarbij moeten ambitieus zijn geformuleerd, maar wel realistisch
genoeg om onevenredige prestatiedruk op te leggen.
Vraag 15
Hoe kan het dat er in steeds meer gezinnen sprake is van «opvoedingsproblemen», zoals
de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) schetst? Om wat voor problemen
gaat het dan en waarom hebben we in toenemende mate problemen met het opvoeden van
onze kinderen? Vraagt de maatschappij teveel van ouders? Hebben we te weinig tijd
om onze kinderen op te voeden? Is de wereld waarin ouders/verzorgers kinderen moeten
grootbrengen te complex geworden?
Antwoord 15
Zoals ik eerder benoem in de beantwoording van vraag 6 en 7, beschrijft het NJI in
een recente essay de fundamentele veranderingen in de samenleving die forse weerslag
hebben op het leven van kinderen, jongeren én opvoeders. Ieder gaat daar op zijn of
haar manier mee om. Uit een peiling van het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid blijkt
dat een groot deel van de ouders de opvoeding in 2021 als moeilijk ervaart.
Een toenemend aantal kinderen en jongeren lijkt in de studies signalen af te geven
dat ze niet gedijen in de omgeving waarin ze opgroeien en opgevoed worden. Kinderen
en jongeren geven daarmee een het signaal van een gemis af: een gemis aan een hoopvol
toekomstperspectief en aan een pedagogisch antwoord op de obstakels van het opgroeien
in de hedendaagse Nederlandse samenleving.
Het NJI adviseert dan ook om aandacht te vragen voor de verbetering van die omgeving.
Dat kan niet zonder een discussie over de vraag in wat voor samenleving we het opgroeien
en opvoeden willen plaatsen. Het helpt als in de samenleving − burgers, professionals,
politiek − meer consensus is over een aantal kwesties. Wat zijn belangrijke waarden
in het opgroeien van kinderen? Wat is wel en niet normaal? Leggen we de geluksnorm
niet te hoog? Wat houdt goed opvoeden in? Wat mogen we verwachten van preventie en
jeugdzorg? Hoe kijken maatschappelijke actoren naar hun pedagogische verantwoordelijkheid?
En hoe kunnen jongeren hierover meedenken en meebeslissen? Dit zijn bij uitstek vragen
die aan de orde komen in de maatschappelijke dialoog die ik ben gestart.
Vraag 16
Kunt u duiden waarom steeds meer jongeren met «lichte» problematiek, zoals slaapproblemen
en dyslexie, terechtkomen in de jeugdhulp? Ligt dat aan ouders, die te snel een te
groot probleem zien en zo ja, waar komt dat volgens u dan vandaan? Ligt dat aan scholen
die te snel een te grote zorgvraag signaleren? Of is er te weinig geld, mankracht
en tijd in de onderwijs- en zorgsector om dergelijke lichte problemen op tijd te triageren
en aan te pakken, waardoor de problematiek zwaarder en complexer wordt en er uiteindelijk
wel degelijk zwaardere (jeugd)hulp nodig is, wat vervolgens weer resulteert in grotere
druk op de zorgketen?
Antwoord 16
In een essay uit 201915 beschreef het NJI al dat het nieuwe stelsel ook een rol speelt bij het groeiend jeugdhulp
gebruik. Het betreft de hoge verwachtingen over en tegelijkertijd de beperkte stand
van ontwikkeling van de preventie en de jeugdzorg. Professionals lijken veiligheidshalve
vaak te kiezen voor de inzet van zorg, terwijl de resultaten van die zorg beperkt
zijn. De kennisontwikkeling in de sector is namelijk nog relatief jong. Tegelijk wordt
bestaande kennis te weinig gebruikt. Dat stuwt het aantal kinderen en jongeren dat
in zorg zit omhoog. Dit ga ik met de alle betrokkenen aanpakken in de Hervormingsagenda
Jeugd.
Vraag 17
Indien het «getuur op telefoontjes» en de invloed van sociale media inderdaad een
dusdanig grote, negatieve invloed heeft op het welbevinden van jongvolwassenen, hoe
gaan we dat dan aanpakken? Bent u zich bewust van de vele dubieuze websites en digitale
platforms waarop meisjes, bijvoorbeeld, worden aangespoord om zich uit te hongeren
om dun te worden, of jongeren tips krijgen om zichzelf van het leven te beroven? Hoe
kunnen we ervoor zorgen dat dit soort uitwassen op internet en sociale media aan banden
gelegd worden?
Antwoord 17
In de aanpak Mentale gezondheid: van ons allemaal zet ik mij – samen met de collega’s
– in op de mentale gezondheid van jongeren en jongvolwassenen. Ik heb hierin nadrukkelijk
aandacht voor de leefomgeving van jongeren zelf en de online leefomgeving is hier
onderdeel van. Samen met jongeren zelf en partners zoals MIND Us en het Netwerk Mediawijsheid,
zet ik onder meer in op het stimuleren van mediawijsheid, digitale vaardigheden en
digitale balans van Nederlanders, en in het bijzonder dus voor jongeren en kwetsbare
inwoners. Hierin wordt ook het belang van de rol van ouders/opvoeders omtrent gezond
sociale mediagebruik meegenomen. Ook wordt door de Minister van OCW verkend hoe de
bewustwording rondom bewerkte advertenties op o.a. sociale media hierin een rol kan
spelen, conform de motie Van der Laan (D66)16.
Daarnaast wordt in de beantwoording van recent gestelde Kamervragen17 van de leden Slootweg en Kuik (CDA) ingegaan op de verantwoordelijkheid van sociale
mediaplatforms op het borgen van de rechten en belangen van jongeren. De Staatssecretaris
van BZK spreekt in haar overleggen met de sector de sociale mediaplatforms aan en
brengt negatieve effecten van sociale media onder de aandacht bij grote techbedrijven.
Vraag 18
Heeft u een idee wat de invloed is van maatschappelijke ontwikkelingen in het buitenland,
bijvoorbeeld vanuit de Verenigde Staten, op de gemoedstoestand van jonge mensen? Wat
doet de grote aandacht voor bepaalde ideologieën, zoals bijvoorbeeld de transgenderbeweging
en de Black Lives Matter (BLM)-movement, met het welzijn van jonge mensen? Welke invloed
heeft de zeer aanwezige diversiteits- en inclusiviteitsbeweging en de daarmee gepaard
gaande cancelcultuur op hen?
Antwoord 18
Er zijn diverse redenen en oorzaken die leiden tot een verslechterde mentale gezondheid.
E zijn geen directe causale relaties tussen de genoemde maatschappelijke ontwikkelingen/ideologieën
die worden genoemd in de vraagstelling. Naar mijn weten is er geen onderzoek waaruit
dit blijkt.
Vraag 19
Wat vindt u ervan dat het aantal jonge mensen – met name meisjes en jonge vrouwen
– dat zich meldt met genderproblematiek sterk toeneemt en de aanzwellende zorgen die
experts daarover hebben? Waarom twijfelen zoveel jonge mensen aan hun (gender)identiteit?
Antwoord 19
Er is de laatste jaren sprake van een nog onverklaarbare sterke stijging van de vraag
naar transgenderzorg in Nederland. ZonMw is daarom door de Minister van VWS gevraagd
om, gefinancierd door het Ministerie van VWS, wetenschappelijk onderzoek te faciliteren
om hier meer inzicht in te krijgen. Dit onderzoek is inmiddels afgerond en uw Kamer
is hier inmiddels over geïnformeerd18.
Vraag 20
Waarom denkt u dat zoveel jongeren aangeven dat zij mentale hulp nodig hebben, maar
die hulp vervolgens niet zoeken en/of niet kunnen vinden/krijgen? Is de weg naar hulp
onduidelijk, is er te weinig hulp, durven jongeren niet open te zijn over hun problemen,
en/of is er in de hulp- en zorgsector te weinig kennis en expertise om jongeren te
helpen? En hoe kunnen we zorgen dat jongeren wel (eerder) hulp zoeken, zonder daarvoor
gelijk het professionele (jeugd)zorg/hulp systeem aan te spreken?
Antwoord 20
Ik vind het belangrijk dat jongeren weten waar zij mentale hulp en ondersteuning kunnen
vinden en krijgen. Dit gaat gelukkig al vaak goed, maar kan altijd beter. Zeker nu
de mentale gezondheid en het welbevinden onder jongeren onder druk staat. Met de aanpak
Mentale gezondheid: van ons allemaal zet ik in om die hulp en ondersteuning zo goed
mogelijk te kunnen bieden aan jongeren. De doelen van de aanpak gaan over het bespreekbaar
en zichtbaar maken van het belang van mentaal gezond zijn en blijven, het bieden van
laagdrempelige ondersteuning en het bieden van handvatten om met de eigen mentale
gezondheid aan de slag te gaan. Dit doen we samen met maatschappelijke partners, het
bedrijfsleven en het sociale en culturele domein. Zo zijn er al interventies en platforms
als de «Alles Oké? Supportlijn» en Jongerenhulponline, met als doel: het verbeteren
van de mogelijkheden voor jongeren om op de juiste plek de meest passende anonieme
hulp te kunnen ervaren, met een goede verwijzing naar lokale voorzieningen in eigen
omgeving als dit nodig blijkt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.