Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kuik over het bericht ‘Weinig agenten en geen vertrouwen. Platteland van Groningen een snoepwinkel voor criminelen. Zelfs met een trekker ontsnap je makkelijk’’ en het bericht ‘Drughandel in Ommelanden floreert tekorten aan handhavers’
Vragen van het lid Kuik (CDA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Weinig agenten en geen vertrouwen. Platteland van Groningen een snoepwinkel voor criminelen. «Zelfs met een trekker ontsnap je makkelijk»» en het bericht «Drugshandel in Ommelanden floreert tekorten aan handhavers» (ingezonden 17 maart 2023).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 24 april
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2203.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Weinig agenten en geen vertrouwen. Platteland van Groningen
een snoepwinkel voor criminelen. «Zelfs met een trekker ontsnap je makkelijk»»1 en het bericht «Drugshandel in Ommelanden floreert tekorten aan handhavers»2?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u het ermee eens dat wanneer de dekking voor handhaven en toezicht niet goed
verdeeld is in Nederland, dit criminelen kansen biedt om ongestoord in die gebieden
te werk te gaan? Zo ja, welke strategie is er nu om dit waterbedeffect te voorkomen?
Antwoord 2
Ik onderschrijf dat het belangrijk is om de dekking voor handhaving en toezicht goed
te verdelen over Nederland. Tegelijk is politiecapaciteit schaars, die schaarste wordt
in alle eenheden gevoeld.
Met betrekking tot de sterkte van de politie ben ik conform de Politiewet 2012 verantwoordelijk
voor de verdeling van sterkte over de regionale eenheden. Dit gebeurt na overleg in
het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie. De wijze waarop (eventuele) nieuwe sterkte
wordt verdeeld (de sterkteverdelingssystematiek) wordt op dit moment vernieuwd, waarbij
aandacht is voor de werklast van de regionale eenheden, en ook voor de beschikbaarheid
en bereikbaarheid van de politie. Verdeling binnen de regionale eenheid (dus ook de
verdeling tussen stad en platteland binnen een eenheid) is de verantwoordelijkheid
van de burgemeesters, de hoofdofficier van justitie en de politie.
Vraag 3
Wat is uw reactie op de constatering dat door de afwezigheid van de overheid juist
criminelen kansen zien, maar ook dat meldingen daarom minder worden gedaan omdat men
op zichzelf is aangewezen?
Antwoord 3
Ik vind het belangrijk dat mensen de overheid weten te vinden om meldingen te doen
van mogelijke criminele activiteiten. In mijn antwoord op vraag 4 en vraag 6 ga ik
dan ook in op mijn plannen om de meldingsbereidheid te vergroten en het buitengebied
veilig en weerbaar te houden. Meer specifiek gericht op de aanwezigheid van de politie
is en blijft de inzet dat het contact tussen de burger en de politie laagdrempelig
is. De politie staat altijd open voor contact en is via meerdere kanalen benaderbaar
en bereikbaar. Niet alleen fysiek in de regio en in de wijken, maar ook telefonisch
en uiteraard online via politie.nl, chatbot Wout en via social media. Verder kunnen
burgers bellen met Meld Misdaad Anoniem. De bereidheid van een burger om een melding
of zelfs aangifte te doen hangt naast beschikbaarheid en bereikbaarheid van politie
vooral ook samen met het type delict en de persoon van het slachtoffer. Het melden
bij de politie blijft uiteindelijk een afweging van hem of haarzelf. Ook in de vernieuwing
van de sterkteverdelingsystematiek (over de regionale eenheden, niet daarbinnen) is
er expliciet aandacht voor de beschikbaarheid en de bereikbaarheid van de politie.
Op basis van de beschikbare informatie ziet de politie ten opzichte van eerdere jaren
geen concrete aanwijzingen dat er meer of minder meldingen worden gedaan bij de politie
in de provincie Groningen. Het aantal meldingen bij de politie kan van tijd tot tijd
variëren, afhankelijk van verschillende factoren zoals de aard van de meldingen, seizoensgebonden
activiteiten, sociale trends en dergelijke. De politie houdt voortdurend de ontvangen
meldingen bij en analyseert deze om inzicht te krijgen in de aard en omvang van de
criminaliteit in de provincie. Op basis van deze analyses worden gerichte maatregelen
genomen om de veiligheid en leefbaarheid van de samenleving te waarborgen.
Vraag 4
Welke concrete maatregelen gaat u nemen om de meldingsbereidheid van ondermijning
te verhogen?
Antwoord 4
Het is van belang dat inwoners en ondernemers weten waar ze veilig kunnen melden.
In mijn antwoord op vraag 3 ben ik ingegaan op de wijze waarop politie in algemene
zin laagdrempelige bereikbaarheid via meerdere kanalen organiseert.
Meer specifiek kwam eerder in het rapport Weerbare Boeren in een Kwetsbaar Gebied
naar voren dat dient te worden ingezet in het verhogen van de meldingsbereidheid in
het buitengebied3. Dit doen we bijvoorbeeld met de pilot aanstelling van een vertrouwenspersoon veilig buitengebied bij de Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie (ZLTO). Deze kan uitleggen hoe en
waar inwoners en ondernemers – als zij dat willen – anoniem en veilig een melding
kunnen doen. Een vertrouwenspersoon wordt ook gefaciliteerd in twee andere brancheorganisaties.
Daarnaast is in het Actieprogramma Veilig Ondernemen 2023–2026 opgenomen dat meer
bekendheid wordt gegenereerd aan de vertrouwenslijn afpersing door deze meer en beter
onder de aandacht te brengen bij ondernemers.4 Verder is het vergroten van de meldingsbereidheid ook onderdeel van het instrument
Veilig Buitengebied en ook hier willen de Platforms Veilig Ondernemen zich voor inzetten.
Dit instrument wordt gefaciliteerd door het Centrum voor Criminaliteitspreventie en
Veiligheid; gemeenten met lokale publieke en private partners zetten een samenwerkingsnetwerk
op om de veiligheid en weerbaarheid van boeren en tuinders te vergroten.
Vraag 5
Deelt u de mening dat het schrijnend is dat politie-eenheden in de avond en nacht
bepaalde streken liever mijden, omdat er geen tijdige back-up mogelijk is en dus de
norm van 1 wijkagent op 5.000 inwoners in een uitgestrekt gebied geen solaas biedt?
Antwoord 5
Ik wil om te beginnen graag verhelderen dat de norm van 1 wijkagent op 5.000 inwoners
niet betekent dat er maar 1 politieagent per 5.000 inwoners is. De wijkagent is een
specifieke functionaris. In de verbinding met de wijk of het gebied speelt hij of
zij een sleutelrol, maar alle agenten in het basisteam spannen zich daarvoor in, bijvoorbeeld
wanneer zij surveilleren, noodhulp verlenen of online in contact zijn met de inwoners.
De onderbezetting in de gebiedsgebonden politie in combinatie met de grote werkvraag,
maakt dat veel basisteams te maken hebben met hoge rooster- en werkdruk. Binnen de
regionale eenheden worden maatregelen genomen om die zoveel mogelijk te verlichten,
maar dat laat onverlet dat de gezagen in nog meer scherpte dan normaal keuzes moeten
maken over de inzet van politie. Over deze situatie, en de aandacht en zorg van de
korpschef en van mij daarvoor, heb ik uw Kamer regelmatig bericht5.
Vraag 6
Welke stappen zijn er volgens u nodig om ervoor te zorgen dat ook in de dunbevolkte
(grens)gebieden in Nederland een georganiseerde overheid tegenover de georganiseerde
criminaliteit staat?
Antwoord 6
Het buitengebied is door verschillende factoren kwetsbaar voor eventuele ondermijnende
activiteiten. Bij het veilig houden en weerbaar maken van het gebied zijn veel verschillende
partijen betrokken en verantwoordelijk, waardoor er niet één eigenaar is van het probleem.
In dunbevolkte gebieden is ook vaak sprake van kleinere overheidsorganen met minder
capaciteit/specialistische kennis per vierkante kilometer en/of inwoner. Om deze problematiek
het hoofd te bieden is een nauwe samenwerking, kennis en informatiedeling tussen overheidspartners
noodzakelijk. Ook de bewoners en ondernemers in de gebieden spelen een belangrijke
rol in het voorkomen van ondermijnende criminaliteit. O.a. door de meldingsbereidheid
van inwoners te vergroten, kan de aanpak worden ondersteund.
Binnen de Regionale Informatie- en Expertise Centra (RIEC) samenwerking en onder het
RIEC convenant worden vanuit de regionale versterkingsgelden hiervoor diverse initiatieven
ontplooid. De gemeenten in de vijf districten binnen Gelderland en Overijssel kennen
bijvoorbeeld al een districtelijk programmacoördinator Ondermijning. Samen met de
gemeenten in het district wordt daarbij onder ander gewerkt aan een «basis op orde
via een lokale norm voor de aanpak ondermijning». Daarnaast is het buitengebied als
bestuurlijk focusthema aangewezen door het RIEC Noord-Nederland, waardoor er de afgelopen
jaren integraal geïnvesteerd is in het veilig houden van het buitengebied. Ter ondersteuning
van de integrale samenwerking is een programmaregisseur aangesteld. Andere focusthema’s
zijn «jonge aanwas» en «havens».
Vraag 7
In het rapport «Ondermijning in het Ommeland» worden twee geijkte risicolocaties genoemd
vanwege onder andere de anonimiteit, namelijk bedrijventerreinen en vakantieparken:
bent u bereid om hier met overheden, eigenaren en inzet van technologie een specifieke
aanpak voor te ontwikkelen, in lijn met de motie-Knops/Michon-Derkzen6?
Antwoord 7
De moties ingediend op 6 september 2022, waaronder de motie van Knops/Michon-Derkzen7, vragen om het verstevigen van de landelijke aanpak van vakantieparken. Het Ministerie
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties werkt momenteel aan een vervolg op de
Actieagenda vakantieparken. Deze actieagenda krijgt vorm met relevante publieke en
private partijen en de moties van 6 september 2022 worden hierin meegenomen. De Tweede
Kamer wordt in de brief over de nieuwe Actieagenda vakantieparken geïnformeerd over
de huidige stand van zaken van de moties en de plannen voor het vervolg van de aanpak.
Bedrijventerreinen kennen een eigen dynamiek en daarom is er een specifieke aanpak.
Deze aanpak ondersteunt gemeenten bij het waarborgen van een veilige bedrijfsomgeving.
Er kan bijvoorbeeld een beroep worden gedaan op het regionale Platform Veilig Ondernemen
voor een Keurmerk Veilig Ondernemen Bedrijventerreinen. Daarbij maken private en publieke
partijen afspraken om te zorgen voor een schoon, heel en veilig bedrijventerrein.
Technologische maatregelen kunnen daar onderdeel van zijn. Een ander voorbeeld is
het Theseus project, dat gemeenten ondersteunt om bedrijventerreinen op het gebied
van veiligheid en criminaliteit in beeld te krijgen. Om weerbaarheid en bewustwording
te vergroten is het noodzakelijk om als overheid zichtbaar te zijn en van alle percelen
te weten welke activiteiten er feitelijk plaatsvinden. Een projectteam scant het gebied,
analyseert beschikbare data en voert daarna herhaaldelijk integrale controles uit.
Het doel hiervan is om het gevoel te creëren dat controle en zichtbaarheid op het
bedrijventerrein blijft. Het Theseus project is daarmee een goed voorbeeld van door
mijn ministerie financieel versterkte aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit.
Vraag 8
In hoeverre kunnen de omvangrijke regionale infrastructuur, de grens met Duitsland
en de verbindingen met meerdere zeehavens een kans bieden om met verschillende partners
een georganiseerd antwoord met buurlanden en overheden te geven op criminelen?
Antwoord 8
Een internationaal probleem zoals georganiseerde criminaliteit vraagt om een internationale
aanpak, daarom heb ik uw Kamer op 28 juni 2022 geïnformeerd over mijn toekomstagenda
voor het internationaal offensief tegen georganiseerde criminaliteit. Ik ben ervan
overtuigd dat een nauwe samenwerking nodig is om drugscriminaliteit te bestrijden.
Daarom werk ik bijvoorbeeld actief samen met vijf andere Europese landen (België,
Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje) in de coalitie tegen georganiseerde misdaad.
Juist om een georganiseerd antwoord te geven op criminelen, door bijvoorbeeld het
creëren van een platform voor logistieke knooppunten om best practices uit te wisselen.
Ook bilateraal werk ik veel samen met andere landen. Zo heb ik, samen met de Minister
van Infrastructuur en Waterstaat, de Staatssecretaris van Toeslagen en Douane, onze
Belgische collega’s, de burgemeesters van Rotterdam en Antwerpen en de CEO’s van vijf
grote internationale rederijen op 17 februari een Verklaring ondertekend om onze samenwerking
te verstevigen. Zo probeer ik elke keer te kijken waar ik samen met andere landen
kan optrekken in de strijd tegen georganiseerde criminaliteit.
Daarnaast bieden de regionale infrastructuur en de grens met Duitsland mogelijkheden
aan de georganiseerde criminaliteit, wat daarom vraagt om verdere intensivering van
de regionale samenwerking met onze buurlanden, bijvoorbeeld op casusniveau door middel
van internationale infopleinen, maar ook op bestuurlijk niveau. Voorbeeld hiervan
is het symposium Grenzeloze ondermijning dat door RIEC Oost-Nederland werd georganiseerd
in februari van dit jaar. In Noord-Nederland zijn de havens aangewezen als bestuurlijk
focusthema en er wordt met behulp van een kwartiermaker Internationalisering onderzocht
op welke wijze grensoverschrijdende samenwerking vanuit met name de preventie insteek
kan worden vormgegeven.
De regionale samenwerking met Duitsland is verder georganiseerd langs verschillende
lijnen, onder andere via het EURIEC, het 3+3 overleg (3 Nederlandse provincies en
3 Duitse deelregeringen), de Euregio samenwerking, de samenwerking met het LKA (Landeskriminalamt)
Nordrhein-Westfalen en lokale samenwerkingstafels. Bovendien wordt de politionele
en bestuurlijke samenwerking met de deelstaat Niedersachsen geïntensiveerd. De regionale
infrastructuur (d.m.v. grensoverschrijdende controles) en zee- en binnenhavens (uithalers
in provinciale havens) zijn daarbij onderwerpen waarop samengewerkt wordt. Goede en
intensieve bestuurlijke informatie-uitwisseling met bijvoorbeeld Duitsland blijft
een aandachtspunt en van eminent belang om effectieve en slimme keuzes te maken als
het gaat om de inzet van operationele capaciteit, zodat proactief en daadkrachtig
opgetreden kan worden tegen grensoverschrijdende criminaliteit. In de samenwerking
heb ik intensief contact met mijn ambtgenoten.
Vraag 9
In het rapport wordt geconstateerd dat het vertrouwen in de (Haagse) overheid erg
laag is en dat bij oplossingen en het verdelen van geld vooral de Randstad centraal
staat, wat ook consequenties heeft voor de kansen van criminelen: deelt u deze constatering
en wat is uw reactie hierop?
Antwoord 9
Het is van het grootste belang dat de burger vertrouwen houdt in de overheid. De kabinetsbrede
aanpak van de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit is niet alleen bedoeld om
onze democratische rechtstaat te beschermen, maar ook om de burger te laten zien dat
we hard optreden tegen de georganiseerde misdaad en inzetten op het voorkomen van
criminaliteit. Ik ben mij ervan bewust dat de strijd die wij en betrokken partners
leveren er één is van de lange adem. De strijd tegen de georganiseerde, ondermijnende
criminaliteit is voor dit kabinet een topprioriteit. Er is daarom structureel geld
vrijgemaakt om de aanpak op alle fronten uit te breiden, in alle regio’s.
De ondermijnende en negatieve effecten van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit
zijn in alle uithoeken van ons land voelbaar. Bij de aanpak van de georganiseerde,
ondermijnende criminaliteit worden de beschikbare middelen evenwichtig verdeeld over
de verschillende regio’s in ons land, waarbij rekening wordt gehouden met de urgentie
en waar de grootste winst te behalen is. Voorbeelden hiervan zijn de middelen voor
de regionale versterking en die voor preventie met gezag. Met betrekking tot deze
middelen kunt u zien dat de Randstad zeker niet centraal staat.
Vraag 10
Vindt u net als het CDA dat fundamentele veranderingen nodig zijn om dit gebied minder
een prooi te laten zijn voor criminelen, waarnaar bij het invullen van de ereschuld
naar Groningen, zoals genoemd in het rapport van de parlementaire enquêtecommissie
aardgaswinning Groningen, breed moet worden gekeken?
Antwoord 10
Het kabinet komt nog met een reactie op het rapport van de enquêtecommissie aardgaswinning
Groningen. In zijn algemeenheid geldt dat geen enkele regio of provincie in ons land
ten prooi mag vallen aan de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Daarom is
de aanpak de afgelopen jaren fors verbreed: van een regionale beweging, waarbij per
regio projecten werden opgezet in combinatie met een wetgevingsagenda, naar een gezamenlijke
samenhangende aanpak die ervoor moet zorgen dat de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit
van alle kanten wordt ingesloten. Daarbij wordt geïnvesteerd op lokaal, regionaal,
landelijk en internationaal niveau en wordt bezien waar de beschikbare middelen het
meest effect sorteren. Met de structurele regionale versterking, bovenop de reguliere
rijksbijdrage, wordt voor de regio Groningen een stabiele basis geboden voor de aanpak
van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit.
Vraag 11
Volgens het rapport leiden economische achterstanden tot sociale problemen, maar de
laatste tijd ook tot een snelle toename van drugsgebruik: welke preventieve maatregelen
kunt u nemen, zodat er meer aandacht komt voor de gevolgen voor drugsgebruik en de
mogelijkheden tot hulp en voorlichting over drugsgebruik?
Antwoord 11
De overheid heeft een belangrijke taak op het gebied van het effectief ontmoedigen
van drugsgebruik. Ik onderschrijf de bevindingen van het rapport over het verband
tussen economische achterstanden, sociale problemen en problematisch drugsgebruik.
Daarom zet het kabinet in op een actieve en effectieve preventieaanpak, in het bijzonder
ter bescherming van kwetsbare jongeren. In zijn brief van 22 maart jl.8 en tijdens het commissiedebat op 29 maart jl.9 heeft de Staatssecretaris van VWS uw Kamer breed geïnformeerd over zijn inzet op
drugspreventie. In zijn preventie-activiteiten is aandacht voor de nadelige gevolgen
van drugsgebruik en toeleiding naar hulp voor zij die dit nodig hebben.
Vraag 12
Bent u bereid om, in lijn van de adviezen uit het rapport «Ondermijning in het Ommeland»,
gemeenten te helpen om specialistische teams op te zetten om ondermijning in de provincies
aan te pakken?
Antwoord 12
Als onderdeel van de versterking van de brede aanpak is voor de regionale versterking
structureel 30 miljoen euro per jaar beschikbaar. De regio Noord-Nederland ontvangt
uit deze middelen jaarlijks ca. 2,5 miljoen euro voor de uitvoering van hun regionale
versterkingsprogramma. Dit biedt een stabiele basis voor versterking van de uitvoeringskracht
van de partners en inzet op in de regio geprioriteerde thema’s (havens, buitengebied
en jonge aanwas). Met deze gelden worden onder meer integrale handhavingsteams, bestuurlijke
ondersteuningsteams en (multidisciplinaire) interventieteams ingericht. Dit is één
van de rode draden uit de nieuwe regionale versterkingsplannen.
De teams bieden onder andere expertise en capaciteit bij de uitvoering van interventieadviezen,
om slagkracht van gemeenten te vergroten. Dit ontlast de gemeente of provincie, omdat
het team specialistische ervaring heeft en hen kan leren hoe interventies te plegen
en daarin zelf door te ontwikkelen. De gemeente en provincie blijven daarbij ten allen
tijde zelf leidend en verantwoordelijk voor de bestuurlijke aanpak. Daarnaast adviseren
en ondersteunen de teams bij het op orde brengen van het basisniveau bij gemeenten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.