Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de Kabinetsreactie op het AIV-advies over de geopolitieke rol van Turkije (Kamerstuk 36200-V-79)
2023D14184 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken hebben de onderstaande fracties
de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Buitenlandse
Zaken over de kabinetsreactie op het AIV-advies over de geopolitieke rol van Turkije
(Kamerstuk 36 200 V, nr. 79).
De voorzitter van de commissie,
Heerema
De griffier van de commissie,
Westerhoff
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
7
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
8
II
Antwoord / Reactie van de Minister
9
III
Volledige agenda
9
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de kabinetsreactie
op het advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) over de geopolitieke
rol van Turkije. Zij hebben hierover enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen in de kabinetsreactie dat het kabinet erkent dat
Turkije een belangrijke geopolitieke rol speelt als NAVO-bondgenoot, een cruciale
rol heeft als bemiddelaar in de graandeal tussen Oekraïne en Rusland en gatekeeper
van de Zwarte Zee is. Ook verschaft Turkije waardevolle inzichten op het gebied van
terrorismedreigingen vanuit Afghanistan. De leden van de VVD-fractie achten een goede
samenwerking om bovenstaande redenen dan ook van groot belang. Zij roepen op tot een
realistisch beleid ten aanzien van Turkije, waarin er op cruciale thema’s als veiligheid
en migratie wordt samengewerkt en, waar het kan, aandacht wordt gevraagd voor waarden
en mensenrechten. De leden van de VVD-fractie vragen hoe het kabinet tegen deze lijn
aankijkt. Deelt het kabinet de mening dat het aankaarten van zorgen om mensenrechten
altijd moet worden afgewogen tegen bredere Nederlandse belangen, zoals op het terrein
van migratie?
Ook lezen de leden van de VVD-fractie dat Turkije zich, naast de graandeal, opwerpt
als bemiddelaar in regionale conflicten, zoals tussen Armenië en Azerbeidzjan. Hoe
kijkt het kabinet tegen deze assertieve rol van Turkije aan? Welke rol zou de Europese
Unie (EU) hierin moeten spelen?
De leden van de VVD-fractie delen de opvatting van het kabinet dat Turkije een belangrijke
partner is in de migratiecrisis. Turkije huisvest op dit moment zo’n 3,5 miljoen Syrische
vluchtelingen. De vreselijke aardbevingen aan de grens van Syrië en Turkije hebben
de problematiek nog ernstiger en complexer gemaakt. Deze leden lezen in de kabinetsreactie
dat de financiële steun aan Turkije in 2023 afloopt. Wat voor gevolgen heeft dit voor
de voortzetting van de EU-Turkijedeal? In de afgelopen jaren heeft deze deal enkele
keren onder druk gestaan, bijvoorbeeld wanneer de Turkse autoriteiten dreigden om
de grenzen te openen en migranten door te laten reizen. De leden van de VVD-fractie
vragen het kabinet of zij de continuïteit van de Turkijedeal gewaarborgd wil zien
en hoe zij zich hiervoor wil inzetten. Ziet zij mogelijke obstakels voor het verlengen
van deze deal?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de EU een grote economische aanwezigheid heeft
in Turkije. Deze leden vragen op welke terreinen het kabinet mogelijkheden ziet om
de economische samenwerking uit te breiden. Hoe kan Nederland hierin op bilateraal
niveau een rol van betekenis spelen?
In het advies wordt terecht veel aandacht besteed aan mensenrechten. De ontwikkeling
van mensenrechten in Turkije is zorgelijk, onder andere ten aanzien van minderheden
en journalisten. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat er in de relatie
met Turkije gezocht moet worden naar een goede balans tussen veiligheid, migratie,
economie en mensenrechten. Hoe kijkt het kabinet aan tegen deze balans? Is het kabinet
van mening dat deze belangen momenteel op een juiste wijze worden afgewogen, zowel
bilateraal als in de relatie tussen de EU en Turkije?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie op het AIV-advies
over de geopolitieke rol van Turkije en zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie zijn kritisch op de rol die Turkije inneemt in de Noord-Atlantische
Verdragsorganisatie (NAVO). De machtspolitiek van president Erdogan die de toetreding
van Finland vertraagt en die van Zweden blokkeert, is een direct veiligheidsrisico
voor het bondgenootschap. Zij zien dat Turkije ruzie blijft zoeken met Griekenland
in de Middellandse zee en een zeer discutabele rol vervult als het gaat om sanctieomzeiling
van Europese, Amerikaanse en G7-sanctiepakketten. Daarnaast zien deze leden een zeer
snel verslechterende mensenrechtensituatie in Turkije en de steeds moeizamere dynamiek
met Turkije als het gaat om de naleving van uitspraken van het Europees Hof voor de
Rechten van de Mens. Herinnert de Minister zich de laconieke houding van de EU ten
opzichte van Rusland na 2014? Het kan wat deze leden betreft niet zo zijn dat een
land dat afglijdt naar autocratie, continu het voordeel van de twijfel blijft krijgen.
Hierover hebben deze leden een aantal vragen. Ziet het kabinet op enig vlak voortgang
als het gaat om mensenrechten-samenwerking? Zo nee, wat voor consequenties heeft dat
voor Ankara? Klopt het dat het kabinet Turkije qua mensenrechten een hand boven het
hoofd wil houden, omdat het zo strategisch gepositioneerd is? Zo ja, hoe rijmt het
kabinet dat met de lessen die geleerd zijn van ons verleden met Rusland? Kan het kabinet
werk maken van een diplomatiek offensief om Turkije het Russische sanctiebeleid beter
te laten naleven?
De leden van de D66-fractie zijn kritisch op het voortslepende Turks-Cypriotische
conflict en de Turkse pogingen van de afgelopen jaren om wateren te claimen voor het
exploiteren van fossiele grondstoffen. Deze leden vragen hoe het kabinet kijkt naar
de voortgang in de verhoudingen tussen Turkije en Cyprus via de inspanningen van de
United Nations Peacekeeping Force in Cyprus (UNFICYP). Zit er nog op enige manier voortgang in dit proces? Zo nee, waarom niet?
Op het gebied van defensiesamenwerking heeft Turkije zich ook niet van haar beste
kant laten zien, constateren de leden van de D66-fractie. Eerst met de aanschaf van
de S-400 systemen – wat een klap in het gezicht was van het NAVO-bondgenootschap –
en nu onlangs met het traineren en tegenhouden van toetreding van Finland en Zweden
tot de NAVO. Dit, terwijl de leden van de D66-fractie zien dat er veel winst te behalen
valt binnen het NAVO-bondgenootschap op het gebied van standaardisatie en interoperabiliteit.
De S-400 systemen zijn daarbij een doorn in het oog. Wat is de inschatting van het
kabinet met betrekking tot het behoud van deze systemen door Turkije? Wordt Turkije
opgeroepen deze systemen van de hand te doen? Zijn er gesprekken gaande om deze systemen
te vervangen door Westerse systemen van Amerikaanse of Europese makelij? Wat kan de
Minister kwijt over de mogelijke hertoetreding van Turkije tot het F-35 programma
of een wapendeal tussen Turkije en de Verenigde Staten op het gebied van F-16»s?
De leden van de D66-fractie vragen het kabinet naar de ongewenste buitenlandse inmenging
door Turkije in Nederland. Is hier nog steeds sprake van? Zo ja, op welke manier en
wat wordt hiertegen gedaan? Is er sprake van goede integratie van Turken en Turkse
Nederlanders in de Nederlandse maatschappij? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, waar
ligt dat aan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie op het AIV-advies
over de geopolitieke rol van Turkije. Deze leden hebben enkele vragen en opmerkingen
hierover.
Allereerst willen de leden van de PVV-fractie opmerken dat de toon van de kabinetsbrief
hen niet bevalt. Zo wordt er een te rooskleurig beeld geschetst van wat Turkije allemaal
voor ons kan betekenen. Turkije krijgt een te grote rol toegedicht op tal van aspecten,
zoals terrorismebestrijding en conflictpreventie. Ook lijkt de brief dusdanig opgesteld,
om Turkije vooral niet voor het hoofd te stoten. Zo worden de illegale Turkse militaire
exercities in Syrië en Irak taalkundig gereduceerd tot «regionaal optreden». Daarnaast
staat nergens expliciet vermeld dat Turkije een veilige haven is voor (drugs)criminelen,
terroristen en oorlogsmisdadigers.
De kabinetsbrief lijkt in de ogen van de leden van de PVV-fractie daarom op één grote
handreiking richting Erdogan. Alsof het aan Nederland is om de onderlinge relatie
te verbeteren en de banden warm te houden. Het is absurd, vinden deze leden. Waar
is bijvoorbeeld de wederkerigheid? Het is toch juist Turkije dat zich als een bondgenoot
moet gaan gedragen om als een bondgenoot behandeld te worden? De leden van de PVV-fractie
krijgen graag een reactie op deze stelling.
De leden van de PVV-fractie begrijpen niet waarom het kabinet stelt dat Turkije een
«grote bijdrage» levert aan de veiligheid van Europa en Nederland. Dat is nogal een
compliment voor een land dat jihadisten steunt in onder andere Syrië, chanteert met
vluchtelingen en misbruik maakt van onze ICT-infrastructuur. Dat laatste hebben onze
inlichtingendiensten op papier gezet in het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren II.
De leden van de PVV-fractie willen weten of en, zo ja, hoe het kabinet Turkije op
dit laatste heeft aangesproken. Hoe beschermt Nederland zich tegen de opkomende cybermacht
Turkije?
De leden van de PVV-fractie lezen in deze kabinetsbrief wederom dat Nederland Turkije
zal blijven aanspreken op mensenrechten. Dat kan het kabinet blijven doen totdat het
een ons weegt, maar het zal niks uithalen zolang Erdogan aan de macht blijft. De mensenrechtensituatie
in Turkije is de laatste jaren tenslotte verslechterd onder zijn dictatoriale bewind.
Of ziet het kabinet dat anders? En is Turkije volgens het kabinet nog wel een goed
functionerende democratische rechtsstaat? De leden van de PVV-fractie ontvangen op
dat alles graag een uitgebreid antwoord.
Het is deze leden opgevallen dat de AIV het Nederlands Turkije-beleid wel heel graag
in één hokje wil proppen met het beleid van de EU en Duitsland. De leden van de PVV-fractie
zijn tegen de opmerkingen en adviezen die daarop aansturen. Nederland moet te allen
tijde baas blijven over het eigen buitenlandbeleid. En zeker niet in een coalitie
stappen met Duitsland om de relatie met Turkije te verbeteren. Het risico bestaat
dat Duitsland zich teveel laat gijzelen door de grote Turkse gemeenschap in Duitsland
zelf. Ook kwam Duitsland niet direct op voor de komiek Böhmermann, die Erdogan een
hak zette. Is het kabinet het met de leden van de PVV-fractie eens dat Nederland de
relatie met Turkije niet moet vormgeven in een coalitie met Duitsland? Nu laat de
kabinetsreactie (op aanbeveling vier van de AIV) dat namelijk nog een beetje in het
midden. Deze leden ontvangen hierop graag een reactie.
Bilateraal gebruikt Nederland de Wittenburg-conferenties om de diplomatieke relatie
met Turkije te verbeteren, zo lezen de leden van de PVV-fractie. Kan de Minister iets
meer vertellen over het nut en de noodzaak van deze conferenties? Wat hebben deze
conferenties Nederland concreet opgeleverd? Wanneer staat de volgende conferentie
op de agenda en waar wordt deze gehouden? Kan de Kamer voorafgaand aan de volgende
conferentie over de inzet van het kabinet worden geïnformeerd? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PVV-fractie constateren ondertussen helaas dat er nog steeds EU toetredingssteun
(Instrument for Pre-Accession Assistance, IPA) naar Turkije gaat. In de kabinetsbrief staat slechts een korte opsomming, maar
de leden ontvangen graag een uitputtend overzicht van de steun: waar deze op onderdelen
naartoe gaat en om wat voor bedragen het per onderdeel gaat. Wil het kabinet de leden
van de PVV-fractie deze openheid verschaffen? Zo nee, waarom niet?
Verder vinden de leden van de PVV-fractie het opmerkelijk dat het kabinet met de AIV
van mening is dat de (economisch) sterke onderhandelingspositie van de EU gebruikt
kan worden om in Turkije verbeteringen te bewerkstelligen op het terrein van mensenrechten
en de rechtsstaat. Als dat zou kloppen, waarom is dat volgens het kabinet tot op heden
dan nog niet gelukt?
Hoewel Turkije zich allesbehalve als bondgenoot of betrouwbare partner gedraagt, ziet
het kabinet de gesprekken met Turkije over modernisering van de douane-unie als kans
in plaats van risico. De leden van de PVV-fractie vinden dat opmerkelijk. Ook opmerkelijk
is de discussie rond visumliberalisatie. Het al dan niet hiermee instemmen koppelt
het kabinet voor de volle honderd procent aan de bevindingen van de Europese Commissie.
Waarom? Waarom kan het kabinet hierover niet zelf een standpunt innemen? Wat is het
actuele kabinetsstandpunt nog los van alle «benchmarks» en «roadmaps» van de Europese
Commissie?
De leden van de PVV-fractie zijn verder van mening dat het kabinet niet met Nederlands
belastinggeld moet gaan smijten om de asielopvang in Turkije te financieren. Toch
zijn er wel plannen voor. In de kabinetsbrief staat stellig dat het kabinet er voorstander
van is om de opvang van vluchtelingen in Turkije verder te gaan financieren na 2023.
Blijkbaar liggen er dus al plannen voor klaar. Kunnen deze met de Kamer gedeeld worden?
Zo nee, waarom niet? Hoeveel belastinggeld is dit kabinet voornemens ervoor uit te
trekken?
Met betrekking tot het veiligheidsbeleid en het Turkse NAVO-lidmaatschap geeft het
kabinet aan «ontvankelijk te zijn voor de legitieme veiligheidszorgen van Turkije».
Kan het kabinet deze passage nader toelichten? Voor welke Turkse veiligheidszorgen
is het kabinet ontvankelijk? En zijn er ook veiligheidszorgen waar het kabinet niet
ontvankelijk voor is? Zo ja, dan horen de leden van de PVV-fractie dat ook graag.
Tot slot hebben de leden van de PVV-fractie nog een aantal vragen over de illegale
Turkse bezetting van Noord-Cyprus. Deze leden vinden dat het kabinet iets te gemakkelijk
naar de Verenigde Naties (VN) verwijst op dit punt. Het door de VN geleide proces
ligt namelijk zo goed als stil. Dat er nog iets positiefs uit voortkomt, is voorlopig
ook niet te verwachten. Of ziet het kabinet dat anders? Waarom wordt Noord-Cyprus
eigenlijk niet gebruikt om extra druk te zetten op Erdogan en Turkije om zo op andere
dossiers zaken voor elkaar te krijgen? Kan dat worden toegelicht?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie danken de Adviesraad Internationale Vraagstukken voor
het advies inzake de geopolitieke rol van Turkije. Deze leden hebben kennisgenomen
van de kabinetsreactie op dit advies en hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De AIV pleit voor een strategie van principieel transactionalisme, waarbij Nederland
principe-gedreven blijft handelen, terwijl de relatie met Turkije steeds meer plaatsvindt
in een transactioneel proces. Deze leden zijn benieuwd in hoeverre dit een wijziging
van beleid behelst. Is er op dit moment niet al sprake van principieel transactionalisme?
De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen over de verslechterende mensenrechtensituatie
in Turkije en de waarborging van de rechtsstaat. De afgelopen jaren is Turkije ver
weggezakt wat betreft de mensenrechten. De vrijheid van meningsuiting is zo goed als
volledig aan banden gelegd, mensenrechtenverdedigers worden actief vervolgd en de
rechten van vrouwen en meisjes staan onder druk. De AIV adviseert in aanbeveling 6
om via doelgericht «quid pro quo» zaken te verbeteren. Een concreet onderdeel hiervan
is om de Europese Commissie te vragen met een staalkaart te komen met maatregelen
voor het economisch herstel van Turkije. De leden van de CDA-fractie constateren dat
hier in de kabinetsreactie niet expliciet op wordt ingegaan en vragen het kabinet
hier alsnog op te reageren. De AIV stelt tevens: handel inzetten als drukmiddel, ook in EU-kader, voor het verbeteren van de mensenrechtensituatie
en vrijheden kan effectief zijn in lijn met «principieel transactionalisme. De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd in hoeverre de Europese Unie op dit moment
de mogelijkheid heeft om handel in te zetten als drukmiddel voor de verbetering van
mensenrechtensituaties in andere landen, dan wel om Europese belangen te behartigen.
Deze leden zien dat hier nog een wereld te winnen valt. Daarnaast zijn de leden van
de CDA-fractie benieuwd of er binnen de Europese Unie een Turkijestrategie bestaat,
waarin duidelijk is vastgelegd waar de gemeenschappelijke belangen liggen voor de
EU en Turkije, hoe de samenwerking kan worden verbreed en verdiept, maar ook waar
onze grenzen liggen en wat de consequenties zijn wanneer Turkije deze grenzen overgaat
(bijvoorbeeld handelsbeperkingen).
De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen over de aanstaande Turkse parlements-
en presidentsverkiezingen. Volgens een nieuw onderzoek van mensenrechtenorganisatie
Freedom House behoren de aanstaande Turkse verkiezingen op 14 mei tot de meest kwetsbare
ter wereld. Turkije scoort laag, omdat de overheid hard optreedt tegen onwelgevallige
meningen – online en offline – en kritische journalisten het zwijgen probeert op te
leggen, onder andere door een recente «wet ter bestrijding van desinformatie». Ook
zijn duizenden websites geblokkeerd, zodat het publiek veel moeilijker toegang heeft
tot onafhankelijke informatiebronnen. De Turkse regering zet bovendien trollen in,
die op social media het overheidsnarratief promoten. De leden van de CDA-fractie zijn
benieuwd in hoeverre het verloop van de verkiezingen wordt gemonitord door de internationale
gemeenschap. Kan het signaal worden afgegeven dat een frauduleuze uitslag serieuze
gevolgen zal hebben voor de relatie tussen de Europese Unie en Turkije? Tevens zijn
deze leden benieuwd hoe er in den brede in de Turkse politiek wordt aangekeken tegen
de inperkingen van vrijheden en de verbrokkeling van de rechtsstaat. Is het waarschijnlijk
dat oppositiepartijen deze maatregelen zullen terugdraaien indien zij worden gekozen?
De leden van de CDA-fractie constateren dat veel vluchtelingen de Europese Unie proberen
te bereiken via Turkije. Door de samenwerking tussen de EU en Turkije is het aantal
irreguliere binnenkomsten gedaald. Desalniettemin schuwt Turkije er niet voor om migranten
in te zetten als drukmiddel. Deze leden zijn benieuwd hoe het inmiddels staat met
de fysieke grensbewaking tussen de Europese Unie en Turkije.
De leden van de CDA-fractie onderschrijven het grote strategische belang van het Turkse
NAVO-lidmaatschap, maar zien tegelijkertijd dat Turkije te vaak handelt in strijd
met de grondbeginselen en de belangen van het bondgenootschap. De leden van de CDA-fractie
beschouwen de NAVO naast een veiligheidsorganisatie als een waardengemeenschap. Deze
leden hebben grote moeite met het buitenlands beleid dat Turkije de afgelopen jaren
heeft gevoerd. De bedreigingen richting EU-lidstaten Griekenland en Cyprus, de interventie
in Nagorno-Karabach, de aanschaf van Russisch materieel, de aanval op de Koerdische
strijdkrachten die IS hebben verslagen, en recent de blokkade van de Finse en Zweedse
toetreding tot de NAVO, tonen deze leden dat het Turks buitenland beleid vaak haaks
staat op onze veiligheidsbelangen. Daarnaast staat het gevoerde binnenlands beleid
op gespannen voet met de democratische waarden waar de NAVO voor staat. De leden van
de CDA-fractie vinden dat binnen het NAVO-bondgenootschap lidstaten tot de orde moeten
kunnen worden geroepen, met als ultieme consequentie dat een lidstaat tijdelijk niet
meer in aanmerking komt voor het inroepen van artikel 5. Tevens zou een lidstaat moeten
kunnen worden geschorst voor gezamenlijke oefeningen. Deze leden vragen het kabinet
hierop te reflecteren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het AIV-advies over
de geopolitieke rol van Turkije, alsmede de kabinetsreactie op dit advies. De leden
van de SP-fractie kunnen zich in grote lijnen vinden in de analyse zoals die door
de AIV is geleverd en daarmee ook de kabinetsreactie, die op grote lijnen het AIV-advies
onderstreept. Toch hebben deze leden nog een aantal kanttekeningen en vragen bij deze
stukken.
De leden van de SP-fractie zijn van mening dat het afglijden van Turkije richting
een autoritaire staat punt van grote zorg is. Met name de behandeling van politieke
tegenstanders door president Erdogan verdient tegenspraak vanuit Europa en Nederland.
Veel belangrijke personen binnen de Koerdische politieke partij HDP (Halklarin Demokratik Partisi) zitten momenteel bijvoorbeeld in de gevangenis. De Raad van Europa heeft in dit
feit aanleiding gevonden om een niet-nalevingsprocedure te starten jegens Turkije.
Deze punten worden genoemd in het AIV-advies en de kabinetsreactie hierop. Toch krijgen
de leden van de SP-fractie de indruk dat het noemen van deze problemen meer plaatsvindt
als formaliteit dan om concrete verbetering te bewerkstellingen ten aanzien van de
mensenrechten en democratie in Turkije. Buiten het benoemen van deze situaties worden
er namelijk geen maatregelen besproken ten aanzien van de betrekkingen met Turkije.
De kandidaat-lid status van Turkije mag bijvoorbeeld alleen in een worst-case scenario ter discussie worden gesteld. Wat is volgens de Minister een worst-case scenario in deze context?
De toegeeflijke houding jegens Turkije die het kabinet inneemt in haar reactie op
het AIV-advies, wordt ingegeven door de afhankelijkheid die Europa en Nederland van
Turkije hebben in diplomatiek en militair-strategisch opzicht. Turkije lijkt zich
echter, zo lezen de leden van de SP-fractie ook in het advies, zeer onafhankelijk
van Europa op te stellen als het haar uitkomt. In welke mate beoordeelt de Minister
Turkije als een betrouwbare partner?
De leden van de SP-fractie krijgen uit de aangeleverde stukken de indruk dat het Nederlandse
oordeel over de situatie in Turkije voor een te groot deel wordt ingegeven door de
strategische afhankelijkheid van Turkije, waardoor de Nederlandse reactie zich beperkt
tot veroordelingen. Is het kabinet bereid tot meer dan slechts veroordelingen? In
de reactie staat bijvoorbeeld ook geschreven dat ten aanzien van deze veroordelingen
«effectiviteit» een belangrijk uitgangspunt is. Wat wordt precies verstaan onder «effectiviteit»?
Ook het feit dat Turkije in de positie is om uitlevering van door hen bestempelde
«terrorismeverdachten» te eisen in ruil voor het NAVO-lidmaatschap van Zweden toont
de grote strategische afhankelijkheid en is wat de leden van de SP-fractie betreft
een reden tot zorg.
Deze leden roepen het kabinet op om het bevorderen van mensenrechten en democratie
zwaarder mee te wegen in haar houding en reactie richting Turkije.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de kabinetsbrief en bijgevoegde
documenten van de Minister betreffende de kabinetsreactie op het AIV-advies over de
geopolitieke rol van Turkije. Zij heeft hierover nog een aantal vragen.
Een van de adviezen die de Adviesraad Internationale Vraagstukken geeft is om Turkije
een geostrategische rol te laten spelen bij het indammen van de Russische agressie,
het vergoten van veiligheid in Europa en de conflictdreiging in het Midden-Oosten
en Afghanistan. In hoeverre is Nederland bereid hierin mee te gaan? En in hoeverre
is Nederland bereid om hier ook een leidende rol in te pakken?
Het lid van de BBB-fractie constateert dat in de kabinetsreactie enerzijds wordt geschreven
dat Turkije een zeer belangrijke NAVO-bondgenoot is, dat Turkije zeer belangrijk is
voor de bemiddelingen tussen Oekraïne en Rusland en dat Turkije zeer belangrijk is
voor de internationale veiligheid. Anderzijds ziet het lid van de BBB-fractie vaak
oplopende spanningen tussen Nederland en Turkije. Is het kabinet voornemens, omwille
van het belang van Turkije, de banden aan te halen en zeker niet te laten verslechteren?
Hoe wil het kabinet dit doen?
Zoals in de eerste alinea van de kabinetsreactie genoemd wordt, speelt Turkije een
belangrijke internationale rol op het gebied van veiligheid. Dit vraagt Nederland
ook expliciet van de Turken. Daarnaast leest het lid van de BBB-fractie in de kabinetsreactie
dat de EU een sterke economische onderhandelingspositie moet innemen tegen Turkije
voor het verbeteren van de rechtsstaat en de mensenrechten aldaar. Daarnaast vraagt
de Europese Unie ook van Turkije om vluchtelingen uit het Midden-Oosten op te nemen.
Op dit moment neemt Turkije al 3,5 miljoen Syrische vluchtelingen op. De EU geeft
Turkije hier ook geld voor. De EU vraagt dus veel van Turkije en zet daarbij ook veel
druk op de Turken. Denkt de Minister niet dat als de Europese Unie een iets gematigdere
houding aanneemt tegenover de Turken, de verhoudingen dan beter worden en dat de Turken
dan eerder bereid zullen zijn mee te bewegen?
Al met al worden er 10 aanbevelingen gedaan door de Adviesraad Internationale Vraagstukken.
Het lid van de BBB-fractie vraagt hoeveel van deze aanbevelingen het kabinet voornemens
is over te nemen. Hoe interpreteert het kabinet deze aanbevelingen?
Het lid van de BBB-fractie leest in de kabinetsbrief dat er heel kort wordt ingegaan
op de weerstand van Turkije tegen de toetreding van Zweden en Finland tot de NAVO.
Finland treedt toe, Zweden echter nog niet. Kan de Minister iets meer informatie verschaffen
over de actuele stand van zaken?
II Antwoord/ Reactie van de Minister
III Volledige agenda
– Brief van de Minister van Buitenlandse Zaken inzake de kabinetsreactie op het AIV-advies
over de geopolitieke rol van Turkije (36 200-V, nr.79)
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.J. (Rudmer) Heerema, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
A.W. Westerhoff, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.