Schriftelijke vragen : Openbaargemaakte WOB-verzoeken aangaande corona-communicatie
Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over openbaargemaakte WOB-verzoeken aangaande corona-communicatie (ingezonden 10 oktober 2022).
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van de berichtgeving over vrijgegeven WOB-verzoeken met betrekking
tot communicatie rondom de coronacrisis, van november 20201, 2?
Vraag 2
Kunt u reflecteren op het streven om de coronacommunicatie «net zo irritant als de
wasmiddelenreclame» te maken? Waarom moest het coronavirus/de pandemie/de maatregelen
als het ware «aan de man gebracht worden», als een te verkopen product? Waarom was
feitelijke, epidemiologische informatievoorziening niet toereikend en moest er sterke
beeldvorming aan te pas komen?
Vraag 3
Is het u bekend dat er in de WOB-documenten wordt gesproken over «op gevoelsniveau
contact maken» en «emotioneel laden», waarna hypothetisch wordt ingespeeld op het
beïnvloeden van het verantwoordelijkheidsgevoel van ouders richting hun kind en bezorgdheid
creëren over wat er zou kunnen gebeuren met mensen die je lief hebt, wat gezien kan
worden als emotionele manipulatie/chantage? Kunt u uitleggen waarom van dergelijke
technieken gebruik werd gemaakt en op welke manier u dit ethisch verantwoord acht?
Vraag 4
Is het u bekend dat in de WOB-documenten valt te lezen dat er grote twijfel bestond
over het gefundeerd invoeren van een mondkapjesplicht? Waarom zijn ook in dit geval
gedrags-, en psychologische factoren leidend geweest boven wetenschappelijk aangetoonde
feiten? Kunt u aangeven waarom beeldvorming en (onjuiste) aannames vanuit de samenleving
belangrijker waren dan epidemiologische effectiviteit?
Vraag 5
Vindt u, terugkijkend op het coronabeleid van de afgelopen jaren, dan dat de communicatie
met betrekking tot de pandemie en de maatregelen richting de burger op de juiste manier
is verlopen? Staat u achter de communicatiestrategie die is gebruikt? Zo ja, kunt
u dit uitgebreid verklaren aan de hand van genomen overwegingen, aangezien inmiddels
duidelijk is dat veel van de beweringen vanuit het kabinet over het virus en de maatregelen
niet juist bleken te zijn?
Vraag 6
Hoe reflecteert u op het feit dat inmiddels uit verscheidene WOB-verzoeken is gebleken
dat het kabinet zich zelf ook van, zoals hierna genoemde, communicatietechnieken bediende
en op verschillende momenten en over verschillende onderwerpen (bewust) onjuiste informatie
heeft verstrekt en zaken anders heeft voorgespiegeld dan zij waren, wanneer tijdens
de coronacrisis het kabinet heeft sterk ingezet op het bestrijden van valse framing
en het verspreiden van desinformatie?
Vraag 7
Waarom is tijdens de coronacrisis zo eenvoudig overgegaan tot het inzetten van dergelijke
middelen, in acht nemend dat hoewel een crisissituatie uiteraard vraagt om crisiscommunicatie,
het gebruik van psychologische drukmiddelen altijd met grote voorzichtigheid moet
geschieden, terwijl daarvoor vaak (nog) geen goed gefundeerde reden was? Kunt u een
analyse geven van de keuze voor deze communicatiemiddelen?
Vraag 8
Wat zijn de psychologische en maatschappelijke gevolgen van deze manier van communiceren
op de lange termijn? Is er door de overheid een analyse gemaakt van de effecten ervan
op het welzijn van mensen en op het functioneren van de samenleving in brede zin?
Zo ja, wegen de baten van deze manier van communiceren op tegen de kosten en op welke
manier?
Vraag 9
Volgens de berichtgeving vanuit het kabinet staan wij aan het begin van een nieuw
«coronaseizoen», dus zal de communicatie vanuit de overheid hieromtrent op dezelfde
manier en met dezelfde overwegingen worden gevoerd? Zullen emotionele argumenten en
beeldvorming opnieuw een belangrijk deel uitmaken van de communicatiestrategie, ook
als deze argumenten (nog) niet (goed genoeg) wetenschappelijk onderbouwd kunnen worden?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.R. van Haga, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.