Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Minhas en Bevers over het bericht 'Bereikbaarheid Ameland op het spel: boot te vaak te laat'
Vragen van de leden Minhas en Bevers (beiden VVD) aan de Staatssecretaris en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «Bereikbaarheid Ameland op het spel: boot te vaak te laat» (ingezonden 13 september 2022).
Antwoord van Minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat) en van Staatssecretaris
Heijnen (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 4 oktober 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Bereikbaarheid Ameland op het spel: boot te vaak te
laat»?1
Antwoord 1
Ja, wij zijn bekend met het bericht «Bereikbaarheid Ameland op het spel: boot te vaak
te laat», waarmee gedoeld wordt op het bericht «burgemeester Leo Pieter Stoel van
Ameland houdt zijn hart vast voor het naderende stormseizoen: «Veerboot is te vaak
te laat»» in de Leeuwarder Courant van 9 september jl.
Vraag 2
Klopt het dat de veerboot naar Ameland te vaak te laat aankomt en de betrouwbaarheid
van het dienstrooster hiermee op de lange én korte termijn op het spel staat? Zo ja,
kunt u aangeven hoe vaak er sprake is geweest van een vertraagde dienstregeling in
de afgelopen zeven maanden na de stormen van januari en februari?
Antwoord 2
Het klopt dat de veerboot naar Ameland vaker vertraging heeft dan de veerboten naar
de andere Friese Waddeneilanden en dat dit een negatieve impact heeft op de betrouwbaarheid
van de dienstregeling. In het tweede kwartaal van 20222 vertrok de veerboot bij 40 procent van de afvaarten meer dan 10 minuten te laat.
Vraag 3
Heeft u de exacte oorzaak in beeld voor de vertraagde dienstregeling van de veerdienst
naar Ameland en in hoeverre speelt de diepte van de vaargeul en het type zand uit
deze geul hier een rol in?
Antwoord 3
In 2019 zijn de vertragingen op Ameland onderzocht door het onafhankelijke onderzoeksbureau
Lievense3. Dit bureau concludeerde dat vertragingen ontstonden door een combinatie van factoren.
Als meest voorkomende vertragingsfactoren werden genoemd: vervolgvertraging, staat
van de vaargeul, laden en lossen en de waterstand. Wat betreft de vertragingen in
het tweede kwartaal 2022 heeft Rederij Wagenborg Passagiersdiensten (hierna: WPD)
ons gemeld dat het merendeel van de vertraagde afvaarten te wijten was aan het dichtslibben
van de vaargeul.
Vraag 4
In hoeverre beseffen alle betrokken partijen dat inwoners en bezoekers van Ameland
volledig afhankelijk zijn van deze veerdienst voor hun bereikbaarheid en verbinding
met het vaste land en hoe uit zich dit?
Antwoord 4
Alle betrokken partijen zijn zich terdege bewust van de afhankelijkheid van bewoners
en bezoekers van Ameland van de veerverbinding.
De bereikbaarheid van de Waddeneilanden en havens is vastgelegd in de Agenda voor
het Waddengebied 20504. Het hoofddoel van de vervoerconcessie Waddenveren Oost, die is verleend aan WPD,
is het personenvervoer tussen het vasteland en de Waddeneilanden in stand te houden
op een zodanige wijze dat deze verbindingen voor het publiek en de eilandbevolking
toereikend zijn.
In het Nationaal Waterprogramma zijn de afmetingen van de geulen opgenomen. Rijkswaterstaat
garandeert als vaarwegbeheerder de bereikbaarheid van het eiland. Die opdracht wordt
in afstemming met regionale partners uitgewerkt in onderhoudsmaatregelen voor veerhavens
en vaargeulen.
Om de bereikbaarheid ook voor de langere termijn te kunnen garanderen voert Rijkswaterstaat
in onze opdracht het Vervolgonderzoek Bereikbaarheid Ameland 2030 uit. Het onderzoek
is een vervolg op de Lange termijn Oplossingsrichtingen Bereikbaarheid Ameland na
2030 (LTOA). De LTOA is in januari 2020 door de Minister aan de Tweede Kamer aangeboden5. Het doel van het Vervolgonderzoek is een betrouwbare en duurzame verbinding naar
Ameland voor de periode na 2030. Rijkswaterstaat werkt in het onderzoek samen met
de gemeente Ameland, gemeente Noardeast-Fryslân, provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân.
Ook worden belangenorganisaties, experts en inwoners bij het Vervolgonderzoek betrokken,
bijvoorbeeld via deelname aan adviesgroepen en informatiebijeenkomsten.
Vraag 5
Heeft u in beeld wat de gevolgen zijn van de vertraagde dienstregeling van de veerdienst
voor de bereikbaarheid van Ameland, haar inwoners, haar bezoekers en het naderende
stormseizoen?
Antwoord 5
Ons ministerie is de afgelopen jaren nauw betrokken geweest bij het oplossen van de
bereikbaarheidsproblematiek. Daardoor hebben wij een goed beeld kunnen ontwikkelen
van de gevolgen van de vertragingen. Diverse onderzoeken (zoals de rapporten uit het
Vervolgonderzoek Bereikbaarheid Ameland 20306 en het rapport Lievense7) en participatiegesprekken met burgers, toeristen, ondernemers en bestuurders hebben
dat beeld verder aangescherpt. De veerboot naar Ameland heeft vaker vertraging dan
de veerboten naar de andere Friese Waddeneilanden, met mogelijk negatieve gevolgen
voor de reizigers.
Vraag 6
Kunt u toelichten wanneer Rijkswaterstaat en de baggeraars op de hoogte waren van
de problemen rondom het dienstrooster van de veerdienst en waarom er tot op heden
geen orde op zaken is gesteld voor het beter bevaarbaar maken van de vaargeul?
Antwoord 6
Het Waddengebied is een dynamisch natuurgebied dat continu aan natuurlijke veranderingen
onderhevig is en daarmee onderhoud behoeft. In februari 2020 waren er drie opeenvolgende
stormen die leidden tot een kleinere diepte van de vaargeulen. Na deze stormen is
direct begonnen met het weer bevaarbaar maken van de vaargeul. Bij het eerste gedeelte
van het traject vanaf veerdam Holwerd bleek ongeveer 100.000 m3 zand de vaargeul ingestroomd. Dit zand bleek moeilijker te verwerken en is – anders
dan slib – minder goed doorvaarbaar. Ook blijkt de aanzanding vanaf de platen naar
de lager gelegen vaargeul sinds de stormen structureel hoger. Door extra inzet was
eind maart het midden van de vaargeul weer op diepte, alleen niet overal op de volle
breedte. Met name bij lage waterstanden zoals springtij gecombineerd met oostenwind
konden daardoor de veerboten elkaar niet overal passeren. Vanaf medio mei voldoet
de vaargeul, op het eerste deel bij de veerdam Holwerd na, weer aan de eisen. Ondanks
de inzet van extra materieel (sleephopperzuigers, kraanschepen en ploegboot) blijft
het lastig om daar de hogere aanzanding vóór te blijven.
Vraag 7
In hoeverre zou een aanpassing van de dienstregeling – het plannen van afvaarten om
de 75 minuten in plaats van om de 60 minuten – kunnen bijdragen aan de oplossing van
dit probleem en wat is de haalbaarheid van deze aanpassing?
Antwoord 7
Het plannen van de afvaarten om de 75 minuten zou waarschijnlijk leiden tot minder
vertraagde afvaarten, omdat een vertraagde aankomst dan minder doorwerkt op de punctualiteit
van de volgende afvaart. Er kleven echter ook nadelen aan een dergelijke dienstregeling,
bleek tijdens het Open Plan Proces vaarverbinding Ameland-Holwerd8, namelijk onder andere een stijging van de exploitatielasten van de rederij. Wij
beschouwen het ontwerp van de dienstregeling primair als een taak van de huidige concessiehouder.
Deze handhaaft in haar vervoerplan 2023 de uursdienstregeling.
Vraag 8
Kunt u aangeven waarom de gesprekken tussen Rijkswaterstaat en de provincie, het waterschap
en de gemeenten Ameland en Noardeast-Fryslân pas 2030 in het vizier hebben voor het
realiseren van een structurele oplossing van dit probleem? Hoe verhoudt zich dit tot
de huidige concessie voor de Waddenveerdiensten die tot 2029 loopt?
Antwoord 8
Het onderzoek richt zich op de periode na 2030 omdat in 2029 de concessie voor zowel
de oostelijke Waddenveren (Ameland en Schiermonnikoog) als de westelijke Waddenveren
(Terschelling en Vlieland) afloopt. Het jaar 2030 vormt daarmee een logisch moment
voor het realiseren van een lange termijn oplossing. Gezien de breedte van de alternatieven
is een zorgvuldige afweging van belang. Daarnaast kost het realiseren van de oplossing
tijd. In de periode totdat een lange termijn oplossing is gerealiseerd, draagt Rijkswaterstaat
zorg voor de instandhouding van de verbinding naar Ameland.
Vraag 9
Kunt u toelichten waarom de uitkomst van het vervolgonderzoek van Rijkswaterstaat
nog geen voorkeursalternatief zal bevatten en waarom het besluit over een definitieve
oplossing van dit probleem pas in 2023 zal worden genomen?
Antwoord 9
In het Vervolgonderzoek bereikbaarheid Ameland 2030 worden de twee meest kansrijke
oplossingen uit de LTOA verder onderzocht en uitgewerkt, namelijk:
Het optimaliseren van de bestaande verbinding of;
Het verplaatsen van de vertreklocatie en/of de aankomstlocatie (van Holwerd naar Ferwert
/ van Nes naar de Ballumerbocht of naar Hollum).
Het streven is, conform de oorspronkelijke planning9 het onderzoek in 2023 af te ronden. Op basis van de informatie uit het onderzoek
neemt de Minister een besluit over een eventueel vervolg. Pas als er voldoende informatie
is en de gewenste oplossing helder is, zal er afhankelijk van de gewenste oplossing
een procedure gestart worden, gericht op realisatie.
Vraag 10
Welke kansen ziet u om het beslissingsproces naar een definitieve oplossing te versnellen,
aangezien er volgend jaar al grote investeringen moeten worden opgenomen in het Meerjarenprogramma
Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT)?
Antwoord 10
Voor het starten van een verkenning binnen het MIRT is het noodzakelijk dat de volledige
financiering beschikbaar is voor het realiseren van de meest voor de hand liggende
oplossing. Dit wordt meegenomen in het besluit over een vervolg. Met de uitkomsten
van het Vervolgonderzoek is het mogelijk een eventuele MIRT-verkenning versneld uit
te voeren.
Vraag 11
Hoe gaat u voorkomen dat de huidige vervoerder en de potentiële nieuwe vervoerder
in de problemen komen, aangezien er na 2023 al bepaalde investeringen niet meer mogen
worden gedaan in de concessie voor de Waddenveerdiensten tot 2029?
Antwoord 11
Er is goed overleg tussen Rijkswaterstaat, WPD en ons ministerie over investeringsbeslissingen
voor schepen die nog onder de huidige concessie ingezet worden. Volgens de concessievoorwaarden
dient de huidige vervoerder de voorgenomen aanschaf van een schip uiterlijk vijf jaren
voor het aflopen van de concessie bij de concessieverlener te melden. Dit is dus tot
april 2024.
Vraag 12
Welk effect heeft het ontstaan van natuurlijke geulen op de bestaande vaarroutes in
het Waddengebied en hoeveel natuurlijke geulen doen zich momenteel aan als alternatieve
vaarroutes?
Antwoord 12
Het beleid is om de veerbootroutes zo goed mogelijk te laten aansluiten op de natuurlijke
ontwikkeling van de geulen van de Waddenzee en daarmee zo min mogelijk baggerwerk
te hoeven plegen. De geulen en zandplaten veranderen continu van ligging. Sommige
geulen verzanden langzaam, nieuwe geulen ontstaan. Als de vaargeulen verzanden wordt
baggerwerk uitgevoerd. Als zich een nieuwe natuurlijke geul ontwikkelt die zonder
of met minder baggerwerk in stand gehouden kan worden, dan wordt de vaarroute naar
die nieuwe geul verlegd, mits ook passend binnen de daar voorkomende natuurwaarden.
Dat kan dus betekenen dat de veerboot soms een andere route moet nemen en dat de reis
iets korter of langer gaat duren. Een voorbeeld van een natuurlijke vaargeul bevindt
zich ten westen van de huidige vaargeul Holwerd – Ameland. Om deze geul te kunnen
gebruiken als veilige vaarweg, moet de geul op de juiste onderhoudsdiepte en breedte
worden gebracht. Deze geul sluit beter aan op de natuurlijke morfologische ontwikkelingen
in de Waddenzee. De verwachting is dat, door mee te bewegen met het systeem en deze geul te gebruiken
als vaarweg, er minder baggerwerkzaamheden nodig zijn. De beweging van de geulen wordt
voortdurend gemonitord en er zijn momenteel twee tot drie gebieden waar potentieel
nieuwe geulen aan het ontstaan zijn. Naar verwachting is dat echter niet op korte
termijn.
Vraag 13
Heeft u in beeld hoeveel vaarroutes in het Waddengebied momenteel te maken hebben
met dichtslibbende vaargeulen of hiertoe risico lopen? Hoe gaat u voorkomen dat er
meer vaargeulen in het Waddengebied dichtslibben en zo meer veerdiensten onder druk
komen te staan?
Antwoord 13
Ja, dit is in beeld. Rijkswaterstaat doet veel metingen en laat onderzoek doen naar
de ontwikkeling van de Waddenzee. Bijna alle vaarroutes hebben te maken met dichtslibbende
of verzandende vaargeulen. In de meeste gevallen gaat het echter niet om gehele vaargeulen,
maar om een aantal locaties in de routes. Om de eilanden en havens bereikbaar te houden,
houdt Rijkswaterstaat de geulen met baggerwerk op diepte zoals vastgelegd in het Nationaal
Waterprogramma. Rijkswaterstaat kan niet echter voorkomen dat vaargeulen dichtslibben.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.