Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Simons over harde kritiek op politieonderdeel dat voor geheime operaties verantwoordelijk is
Vragen van het lid Simons (BIJ1) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het nieuwsbericht over harde kritiek op politieonderdeel dat voor geheime operaties verantwoordelijk is (ingezonden 27 januari 2022).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 28 februari
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1745.
Vraag 1, 2, 8
Bent u bekend met het bericht «Harde kritiek op politieonderdeel dat voor geheime
operaties verantwoordelijk is»?1 Zo ja, hoe duidt u het feit dat een dergelijke gang van zaken mogelijk blijkt binnen
de politieorganisatie?
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat binnen de organisatie sprake was van
onder andere een onveilige werksfeer, vriendjespolitiek en onderlinge strijd, zoals
geschetst in het nieuwsbericht, en dat een dergelijke situatie om consequenties vraagt?
Zo ja, welke consequenties vindt u dat aan deze gang van zaken verbonden moeten worden?
Zo nee, waarom vindt u dat hier geen consequenties aan verbonden dienen te worden?
Deelt u de mening dat dergelijke cultuur binnen de organisatie ongewenst is? Zo ja,
welke stappen onderneemt u om een grondige cultuuromslag te bewerkstelligen?
Antwoord 1, 2, 8
Ja. Zoals toegelicht in mijn beleidsreactie op het Inspectieonderzoek naar de Dienst
Specialistische Operaties (DSO) d.d. 25 januari 20222 zijn er forse knelpunten in de organisatie, sturing en cultuur ontstaan. Deze knelpunten
vloeien voort uit onderliggende oorzaken, die samenhangen met de vorming van de nationale
politie en de forse uitbreiding van het takenpakket van de Landelijke Eenheid (LE).
Voor mij is duidelijk dat er structurele verbeteringen nodig zijn bij de LE. De korpschef
heeft opdracht gegeven tot een verbeterprogramma dat tot structurele verbetering moet
leiden op het vlak van de organisatie, leiderschap en cultuur, en sturing en monitoring.
Daarbij is ook aandacht voor het creëren van een sociaal veilige werksfeer en het
doorbreken van weerbarstige negatieve patronen.
Vraag 3, 10
Wat is de uitkomst van het door uw voorganger aangekondigde onderzoek door de heer
Brouwer naar eerdere, vergelijkbare rapporten? Deelt u de mening dat er sprake is
van een patroon binnen de organisatie? Zo ja, welke concrete stappen gaat u nemen
ter bestrijding hiervan? Zo nee, kunt u verklaren op basis van welke feiten u die
conclusie nog altijd niet trekt?
Hoe duidt u het verband met de bevinding van de inspectie waarin gewezen wordt naar
het feit dat dat de zelfdoding van een agent vorig jaar een direct gevolg was van
dergelijke misstanden, en welke urgentie vraagt dit volgens u voor een omslag in de
interne cultuur bij de politieorganisatie?3
Antwoord 3, 10
Mijn ambtsvoorganger heeft uw Kamer per brief d.d. 17 november 2021 geïnformeerd over
de bevindingen van de commissie Brouwer.4 De commissie Brouwer heeft de conclusie getrokken dat er een relatie is tussen het
overlijden van een medewerker van het team Werken Onder Dekmantel (WOD) en zijn werk.
Tevens heeft de commissie vastgesteld dat de professionaliteit van de organisatie
als geheel ernstig te wensen overlaat. Ook heeft de commissie Brouwer vastgesteld
dat het stelsel van waarborgen voor heimelijk werken niet sluitend is. De Inspectie
Justitie en Veiligheid heeft geconstateerd dat haar bevindingen ten aanzien van het
team WOD naadloos aansluiten op de bevindingen van de commissie Brouwer.
Evenals mijn ambtsvoorganger vind ik de bevindingen van de commissie Brouwer ontluisterend.
De gang van zaken bij het team WOD was de afgelopen periode niet op niveau. De korpschef
treft derhalve urgente maatregelen om het team WOD te professionaliseren, zoals toegelicht
in de brief d.d. 17 november5. De eenheidsleiding van de LE heeft inmiddels enkele organisatorische ingrepen gedaan
om omstandigheden te creëren waarin kan worden gewerkt aan de structurele professionalisering
van het team WOD, op basis van de aanbevelingen van de commissie Brouwer. Daarnaast
zal een commissie onder voorzitterschap van mevrouw mr. W. Sorgdrager adviseren over
een sluitend stelsel voor waarborgen in het heimelijke domein.
Vraag 4
Is er, op basis van de verschillende ernstige bevindingen die de tot dusver uitgevoerde
onderzoeken aan het licht hebben gebracht, concrete ambitie om dergelijke onderzoek
vaker en breder binnen de gehele organisatie uit te voeren?
Antwoord 4
De Inspectie Justitie en Veiligheid heeft naar aanleiding van zorgwekkende signalen
drie deelonderzoeken uitgevoerd bij de LE. Deze deelonderzoeken hebben gezamenlijk
een beeld opgeleverd van patronen en onderliggende problematiek. Het is nu zaak om
verbeteringen in te zetten gericht op de onderliggende problematiek. Daartoe heeft
de korpschef opdracht gegeven voor een verbeterprogramma. Tevens verwacht ik in maart
2022 een advies te ontvangen van de commissie Schneiders over de verbeteringen die
nodig zijn om de grondoorzaken van de problematiek bij de LE aan te pakken.
Vraag 5
Hoe kijkt u naar de rol die de korpsleiding in dergelijke situaties moet spelen? Bent
u van mening dat zij in deze, evenals de eerder gerapporteerde misstanden, deze taak
adequaat uitvoeren?
Antwoord 5
De korpschef is belast met de leiding en het beheer van de politie. De korpschef heeft
na het verschijnen van het eerste deelonderzoek van de Inspectie Justitie en Veiligheid
bij de Dienst Landelijke Informatieorganisatie6 opdracht gegeven tot een verbeterprogramma bij de LE. Tevens heeft de korpschef urgente
maatregelen getroffen in het licht van de bevindingen van de commissie Brouwer. Ik
heb er vertrouwen in dat de korpschef de maatregelen treft die noodzakelijk zijn om
verbeteringen teweeg te brengen bij de LE.
Vraag 6, 7
Welke concrete evaluatie wordt ingezet op het moment dat dergelijke rapporten verschijnen?
Wie word(t)(den) ter verantwoording geroepen? Op welke wijze wordt dit gedaan? Welke
consequenties worden voor welke specifieke functies en/of teams binnen de organisatie
gehandhaafd bij dergelijke misstanden? Welke effecten hebben deze consequenties tot
dusver gehad?
Hoe duidt u het bredere vraagstuk rondom verantwoording binnen de organisatie op basis
van de misstanden uit de verschillende recente rapporten?
Antwoord 6, 7
Afhankelijk van de uitkomst van een specifiek onderzoek bepaalt de politie in overleg
met mijn departement welke maatregelen passend zijn om de constateringen te adresseren.
De uitvoering hiervan wordt gemonitord door mijn departement.
Binnen de LE in het algemeen, en DSO in het bijzonder, constateert de Inspectie dat
er sprake is van een combinatie van factoren die hebben geleid tot de huidige problematiek.
Zoals ik in mijn beleidsreactie heb aangegeven, vraagt dit om het aanpakken van de
grondoorzaken die raken aan de organisatorische basis, de sturing en de (leiderschaps)cultuur.
De korpschef zet hierop in met een verbeterprogramma.
Het is aan de leiding van de LE, en uiteindelijk aan de korpschef, om een oordeel
te vellen over het functioneren van medewerkers en/of leidinggevenden en, indien opportuun,
daar consequenties aan te verbinden. Het past mij als Minister van Justitie en Veiligheid
niet om uitspraken te doen over het functioneren van individuele politiemedewerkers.
Vraag 9
Deelt u de mening dat dergelijke misstanden waarin teams hun eigen koers varen, zonder
gemeenschappelijk doel of sturing (elders) binnen de organisatie concrete gevolgen
(kunnen) hebben voor de veiligheid op de werkvloer, alsmede de veiligheid van mensen
op straat?
Antwoord 9
Ja, dit geldt in het bijzonder voor teams die werkzaam zijn in het heimelijke domein.
Zoals toegelicht in mijn beleidsreactie op het Inspectieonderzoek naar de DSO d.d.
25 januari 2022 realiseert de eenheidsleiding van de LE daarom op korte termijn noodzakelijk
organisatorische versterkingen. Het betreft o.a. het aanstellen van een extra sectorhoofd.
Vervolgens zal er worden gewerkt aan kleinere werkverbanden, waarin leidinggevenden
nauwer betrokken zijn bij het dagelijkse werk.
Vraag 11
Gaat u toezien op de uitvoering van de aanbevelingen uit het onderzoek? Zo ja, op
welke termijn kan de Kamer hierover voortgangsrapportages verwachten?
Antwoord 11
Ja. Ik zal uw Kamer bij de halfjaarberichten politie blijven informeren over de verbeteringen
bij de LE.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.