Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Lee, Nijboer, Azarkan, Van der Plas, Van Raan, Omtzigt, Stoffer, Van Haga, Tony van Dijck, Den Haan en Dassen over het coalitieakkoord
Vragen van de leden Van der Lee (GroenLinks), Nijboer (PvdA), Azarkan (DENK), Van der Plas (BBB), Van Raan (PvdD), Omtzigt (Omtzigt), Stoffer (SGP), Van Haga (Groep Van Haga), Tony van Dijck (PVV), Den Haan (Fractie Den Haan) en Dassen (Volt) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over het coalitieakkoord (ingezonden 23 december 2021).
Antwoord van Minister Hoekstra (Buitenlandse Zaken) en van Minister Schreinemacher
(Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) (ontvangen 14 januari 2022).
Vraag 1
Kunt u onderstaande vragen behandelen als feitelijke vragen, waarbij de gestelde vragen
doorgaans niet van alle bovengenoemde fracties het standpunt vertegenwoordigen?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u onderstaande (feitelijke) vragen, voorafgaand aan het debat over de regeringsverklaring,
een voor een beantwoorden of, indien een antwoord op een bepaalde vraag nog niet beschikbaar
is, aangeven op welke datum het antwoord op deze vraag wel beschikbaar is?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Kunt u een overzicht geven van de voorstellen uit het coalitieakkoord die op Europees
niveau in onderhandeling zijn, dan wel waarvan een Commissievoorstel verwacht wordt?
Kunt u daarbij aangeven in welke fase van onderhandeling deze dossiers zijn?
Antwoord 3
Voor een volledig overzicht van voorstellen die op Europees niveau in onderhandeling
zijn, verwijst het kabinet naar het zogenaamde legislative train schedule van het Europees Parlement1. Hierin is ook de status van de besprekingen te zien. Bovendien is de implementatie
van een interinstitutionele wetgevingsdatabase (One-stop-IT-shop), één digitaal EU-portaal van Europees Parlement, Europese Commissie en Raad met
daarin de voortgang van wetgevende onderhandelingen met alle relevante documenten
van de drie instellingen, in voorbereiding.
Tevens ontvangt uw Kamer, conform de tussen uw Kamer en het kabinet overeengekomen
EU-informatie-afspraken2, ten aanzien van EU-wetgevingsdossiers per vakdepartement per kwartaal een overzicht
van de stand van zaken in de onderhandelingen en wordt uw Kamer ook middels geannoteerde
agenda’s en verslagen van Raden geïnformeerd over de dossiers die in onderhandeling
zijn. Ten aanzien van het «Fit-for-55-klimaatpakket», waarnaar in het coalitieakkoord
verwezen wordt, ontvangt uw Kamer iedere 4 à 6 weken een reguliere update omtrent
de stand van zaken van het krachtenveld en het verloop van de onderhandelingen.
Voor een overzicht van Commissievoorstellen die verwacht worden, verwijst het kabinet
naar het Commissie Werkprogramma 2022 en de kabinetsreactie daarop3. Voor een meer actuele agenda van te verwachten voorstellen van de Europese Commissie
verwijs het kabinet naar de – via een openbare website te raadplegen – agendaplanning
van de Commissie colleges4.
Vraag 4
In hoeverre zorgt dit coalitieakkoord dat er wordt voldaan aan de internationale 0,7%
norm voor ontwikkelingssamenwerking? Kunt u de percentages per jaar geven voor 2022–2030?
Antwoord 4
In onderstaande tabel staat het verwachte ODA-percentage op basis van de maatregelen
uit het coalitieakkoord (intensivering ontwikkelingssamenwerking en actualisatie EU-toerekening)
voor de kabinetsperiode:
2022
2023
2024
2025
0,62%
0,63%
0,63%
0,65%
Aan het einde van de kabinetsperiode (2025) bedraagt het ODA-percentage uitgaande
van de laatste CPB-raming (MEV, bij Miljoenennota) 0,7% BNI minus ongeveer EUR 0,5
miljard.
Vraag 5
Klopt het dat, als Nederland niet voldoet aan de hervormingseisen van de Recovery
& Resilience Facility, er dan voor € 5,8 miljard wordt bezuinigd op de begroting van
Buitenlandse Zaken?
Antwoord 5
De verwachte ontvangsten voor Nederland uit het Recovery and Resilience Fund (RRF) worden verwerkt op de begroting van Buitenlandse Zaken. Dit kabinet hecht veel
belang aan een stevig en ambitieus plan (RRP). Door in te zetten op structurele hervormingen
en investeringen die aansluiten bij de landspecifieke aanbevelingen en de groene en
digitale transities, kan maximaal gebruik gemaakt worden van de Europese middelen
uit het RRF.
Het gaat in totaal om EUR 5,8 miljard, verdeeld over 2023 t/m 2026. De ontvangstenraming
is in de budgettaire bijlage bij het coalitieakkoord opgenomen als negatieve uitgaven.
Daarom staat er een min voor de bedragen, dit betreft geen bezuiniging.
Vraag 6
Klopt het dat er een wettelijke verplichting is om Europese richtlijnen uit te voeren?
Zo ja, kunt u aangeven waarom dit specifiek opgenomen is in het coalitieakkoord?
Antwoord 6
Artikel 288 van het EU-Werkingsverdrag (VWEU) bepaalt dat een richtlijn verbindend
is ten aanzien van het te bereiken resultaat voor elke lidstaat waarvoor zij bestemd
is, maar dat het aan de nationale instanties is om hiervoor de vorm en middelen te
kiezen. Europese richtlijnen bevatten derhalve een opdracht aan lidstaten om de bepalingen
ervan binnen een bepaalde termijn om te zetten in nationaal recht. Wanneer een richtlijn
niet tijdig of niet volledig wordt omgezet wordt er inbreuk gemaakt op het EU-recht.
De Commissie kan dan een inbreukprocedure starten, wat uiteindelijk kan leiden tot
het aanhangig maken van de zaak bij het Hof van Justitie. In het coalitieakkoord wordt
het streven uitgesproken om als Nederland een leidende rol in te nemen om de EU slagvaardiger,
economisch sterker, groener en veiliger te maken. In dat licht is ook verwoord dat
EU-richtlijnen worden uitgevoerd.
Vraag 7
Hoe definieert u slimme industriepolitiek? Hoe verhoudt dit zich tot het Frans-Duitse
voorstel voor het creëren van «European champions»?
Antwoord 7
Met een slimme industriepolitiek beoogt het huidige kabinet om een juiste balans te
vinden tussen vrije marktwerking en daar waar nodig gewenst proportioneel overheidsingrijpen.
Het vorige kabinet heeft hieromtrent – ook in relatie tot de discussie over Europese
kampioenen – een proactieve koers internationaal en in de EU gevoerd, met oog voor
het bevorderen van een gelijk speelveld en het behoud en handhaving van een effectief
en politiek onafhankelijk mededingings- en staatssteunkader. Tegelijkertijd wordt
erkend dat proportionele overheidsinterventies nodig kunnen zijn om te kunnen anticiperen
en reageren op internationale geopolitieke en geo-economische ontwikkelingen, bijvoorbeeld
om de risico’s van strategische afhankelijkheden te kunnen mitigeren. Het nieuwe kabinet
zal t.z.t. uw Kamer informeren over de Nederlandse inzet en strategie omtrent het
industriebeleid.
Vraag 8
Hoe verhoudt de nationale incasso van digitale dienstbelasting, vliegtaks, CO2-grensheffing en minimum tarief voor winstbelasting zich tot het eigen-middelen voorstel
van de Europese Commissie en het Europees Parlement?
Antwoord 8
De Europese Commissie heeft op 22 december jl. voorstellen gepresenteerd voor nieuwe
eigen middelen gebaseerd op een koolstofheffing aan de grens (Carbon Border Adjustment Mechanism «CBAM»), op Emissions Trading System (ETS)-opbrengsten en op de belasting op herverdeelde winsten van de grootste en meest
winstgevende bedrijven, waaronder grote digitale bedrijven. Het kabinet zal uw Kamer
hierover met een BNC-fiche nader informeren.
Vraag 9
Kunt u aangeven welke verbeteringen u nodig acht voor het spitzenkandidaat-systeem?
Antwoord 9
Zoals opgenomen is in het coalitieakkoord zal het kabinet dit systeem en mogelijke
verbeteringen nader onderzoeken. Over de bevindingen hieromtrent zal het kabinet uw
Kamer informeren.
Vraag 10
Kunt u aangeven binnen welke kaders verdragswijziging naar aanleiding van de conferentie
over de toekomst van Europa in het Nederlands en Europees belang zijn?
Antwoord 10
De Conferentie over de Toekomst van Europa heeft als doel burgers bij de EU te betrekken
en hen te bevragen over hun wensen en verwachtingen ten aanzien van de EU. Dit proces
loopt momenteel nog. Het kabinet is van mening dat de aanbevelingen vanuit de Conferentie
eerst moeten worden afgewacht, voordat kan worden gesproken over hoe hier invulling
aan te geven. Op basis van de aanbevelingen van de Conferentie, verwacht per medio
2022, zal het kabinet bezien welke inzet nodig is om deze in concrete resultaten om
te zetten en of dit verdragswijziging vereist. Het kabinet staat open voor eventuele
verdragswijziging, als deze de belangen van Nederland en de Europese Unie bevordert.
Dit is ook in lijn met de motie Sjoerdsma, Amhaouch, Van Dijk.5 Afhankelijk van de aanbevelingen zal het kabinet de Nederlandse inzet en kaders formuleren
en uw Kamer hierover informeren.
Vraag 11
Kunt u een overzicht geven van de minimaal noodzakelijke elementen van een Europawet?
Hoe verhoudt deze wet zich tot het te verwachten Europese Commissievoorstel over meer
transparantie?
Antwoord 11
Zoals opgenomen in het coalitieakkoord, zal het kabinet zich inspannen om besluitvorming
in de EU transparanter te maken voor burgers en nationale parlementen en resultaten
en toegevoegde waarde van EU-beleid zichtbaarder te maken. Dit zal worden verankerd
in een Europawet. De invulling van deze Europawet verdient nadere uitwerking, waarbij
lering zal worden getrokken uit eerdere initiatiefwetten op dit terrein vanuit uw
Kamer en de inrichting van soortgelijke wetten in andere lidstaten. Tevens zullen
daarbij relevante ontwikkelingen op EU-niveau in acht worden genomen.
Vraag 12
Wat betekent intensievere samenwerking met en ondersteuning van landen op de Westelijke
Balkan? Wat is het belangrijkste element in die samenwerking?
Antwoord 12
Het kabinet hecht belang aan samenwerking met en tussen de Westelijke Balkan-landen
op het terrein van de rechtsstaat, veiligheid en stabiliteit, migratie, klimaat en
connectiviteit. Voortdurende aandacht voor hervorming van de rechtsstaat, alsmede
de strijd tegen de georganiseerde misdaad en corruptie, is essentieel voor de toekomst
van de regio: dit creëert zekerheid, versterkt het vertrouwen van de burger en bevordert
investeringen met het oog op economische groei. Goed nabuurschap, verzoening, het
afzien van polariserend taalgebruik en het oplossen van uitstaande geschillen zijn
geen vanzelfsprekendheid in de Westelijke Balkan. De internationale gemeenschap, inclusief
de Europese Unie, is daarom actief betrokken bij veiligheid en stabiliteit in de regio.
Nederland zet het postennet en regionale netwerken in ter ondersteuning van dit beleid.
De landen op de Westelijke Balkan worden door de EU en de lidstaten bijgestaan middels
verscheidene instrumenten. Het Nederlandse MATRA-programma helpt bij de opbouw en
versterking van rechtsstaat en democratie. Via het EU Instrument voor Pretoetredingssteun
worden (potentiële) kandidaat-lidstaten ondersteund in hun toetredingsproces en bij
de daarvoor noodzakelijke hervormingen. Daarnaast streeft de Commissie ernaar om via
het vorig jaar aangekondigde Economic and Investment Planvoor de Westelijke Balkan sociaaleconomische ontwikkeling in de regio te stimuleren.
Vraag 13
Welk percentage van de verhoogde gelden voor ontwikkelingssamenwerking wordt besteed
aan eerstejaars asielopvang?
Antwoord 13
Door een stijgende asielinstroom is de ODA-toerekening eerstejaarsopvang asielzoekers
uit DAC-landen hoger dan eerder vermeld in de HGIS-nota 2022. Deze verhoging verhoudt
zich als volgt tot de extra middelen uit het coalitieakkoord
bedragen x EUR 1.000
2022
2023
2024
2025
Intensivering OS
300.000
300.000
300.000
500.000
Hogere asieltoerekening
–153.549
–177.227
–212.582
–219.863
Percentage eerstejaars asielopvang
51%
59%
71%
44%
De raming opvangkosten eerstejaarsasielzoekers wordt volgens de reguliere systematiek
in het voorjaar van 2022 bijgesteld. Als dit tot een aanpassing van de asieltoerekening
leidt, wordt dit volgens de huidige systematiek verwerkt op verdeelartikel 5.4 op
de BHOS-begroting.
In onderstaande tabel staat het verwachte ODA-percentage op basis van de maatregelen
uit het coalitieakkoord (intensivering ontwikkelingssamenwerking en actualisatie EU-toerekening)
voor de kabinetsperiode:
2022
2023
2024
2025
ODA-percentage vóór coalitieakkoord (stand HGIS-nota 2022)
0,53%
0,55%
0,55%
0,56%
verwacht ODA-percentage na maatregelen coalitieakkoord
0,62%
0,63%
0,63%
0,65%
Vraag 14
Kunt u een overzicht geven van de bijdrage vanuit ontwikkelingssamenwerking aan technologische
innovatie en digitalisering in lage- en middeninkomenslanden?
Antwoord 14
Zoals ook blijkt uit de BHOS-begroting voor 2022 zijn er geen aparte bedragen gereserveerd
voor technologische innovatie en/of digitalisering. Het vorige kabinet heeft ervoor
gekozen om deze belangrijke speerpunten niet te vertalen naar aparte budgetlijnen,
maar ze vorm te geven door samen met (potentiële) uitvoerders en ontvangers te zoeken
naar de beste technologische en/of digitale oplossingen voor ontwikkelingsvraagstukken.
In de activiteiten die op deze wijze tot stand zijn gekomen zullen daarom ook veelal
geen aparte bedragen zijn opgenomen voor innovatie en/of digitalisering. Wel heeft
het vorige kabinet structureel 5 miljoen euro vrijgemaakt ten behoeve van het Innovatiefonds
dat bedoeld is om het innovatief vermogen van het MKB in ontwikkelingslanden en in
Nederland aan te jagen. Hiermee draagt het fonds bij aan de ontwikkeling van (technologische)
innovaties voor ontwikkelingsuitdagingen in de pre-competitieve fase, een terrein
waarop banken nog nauwelijks actief zijn. Ten aanzien van digitalisering geldt, dat
tijdens de afgelopen beleidsperiode de BHOS Digitaliseringsagenda is opgesteld, als basis voor de inzet op het thema. Voorbeelden zijn het Geodata for Agriculture and Water (G4AW) programma waarmee boeren, vissers en veehouders middels satellietdata hun productie
kunnen optimaliseren, en het
Prospects Partnerschap dat vluchtelingen en gastgemeenschappen helpt om digitale vaardigheden te ontwikkelen
die toegang verschaffen tot de arbeidsmarkt.
Vraag 15
Kunt u aangeven welk gewicht wordt toebedeeld aan het beperken van migratie in partnerschappen
met derde landen, specifiek in het kader van de Afrika-strategie?
Antwoord 15
Het kabinet zal een Afrikastrategie formuleren, waar uw Kamer op een later moment
verder over geïnformeerd wordt. Zoals eerder met uw Kamer gedeeld middels het BNC-fiche
inzake de overkoepelende mededeling van de Commissie over het asiel- en migratiepact,
zet de Europese Commissie in op veelomvattende, gebalanceerde, op maat gemaakte partnerschappen
op basis van wederzijdse belangen om de Europese migratiedoelstellingen te verwezenlijken.
Hiertoe heeft de Commissie landenspecifieke actieplannen opgesteld.
Vraag 16
Wat zijn de (objectieve) definities van «gedeelde waarden, afspraken of de democratische
rechtsstaat» rondom toepassing van het rechtsstaatmechanisme, en hoe wordt voorkomen
dat hierbij afbreuk gedaan wordt aan de culturele en religieuze eigenheid van lidstaten?
Antwoord 16
De gemeenschappelijke Europese waarden waar de Unie op berust zijn vastgelegd in artikel
2 van het EU-verdrag (VEU), namelijk: eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid,
democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder
de rechten van personen die tot minderheden behoren. Aan deze waarden hebben ook nieuwe
lidstaten zich gecommitteerd bij toetreding tot de EU, waardoor alle lidstaten deze
waarden gemeen hebben in een samenleving die gekenmerkt wordt door pluralisme, non-discriminatie,
verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen.
Deze gemeenschappelijke Europese waarden doen geen afbreuk aan de culturele en religieuze
eigenheid van lidstaten.
Vraag 17
Waarom is ervoor gekozen ook in te zetten op afschaffing van het vetorecht bij «civiele
missies», terwijl lidstaten zelf dienen te gaan over de inzet van militairen?
Antwoord 17
Op dit moment vindt besluitvorming over het starten van zowel civiele als militaire
EU-missies plaats op basis van unanimiteit.
In het licht van de toenemende instabiliteit nabij Europa, de snelle opkomst van nieuwe
– veelal hybride – dreigingen en veranderende geopolitieke verhoudingen is het meer
dan ooit noodzakelijk om als EU snel, effectief en eensgezind op het wereldtoneel
op te treden. In dit kader leveren civiele EU-missies een belangrijke bijdrage middels
advisering en capacity building en aan de bredere aanpak van onder andere hybride dreigingen, cyberbeveiliging, terrorisme
en radicalisering. Snelheid en daadkracht zijn daarbij vereist. Om die redenen ziet
het kabinet aanleiding om in te zetten op gekwalificeerde meerderheid bij besluitvorming
over het instellen van civiele missies, waarin politie-, grensbewaking- en civiele
experts worden ingezet. Het EU-verdrag sluit besluitvorming op basis van gekwalificeerde
meerderheid over de inzet op militair- en defensieterrein uit.
Besluitvorming over de inzet van de Nederlandse krijgsmacht is en blijft, conform
de Grondwet, een nationale competentie.
Vraag 18
Wat wordt materieel/formeel bedoeld met «modernisering» van het Stabiliteits- en Groeipact
(SGP)?
Antwoord 18
Het kabinet neemt een constructieve benadering ten aanzien van de modernisering van
SGP, wanneer deze is gericht op de houdbaarheid van de schulden en opwaartse economische
convergentie. Met «modernisering» van het SGP wordt verwezen naar de discussie over
de mogelijke herziening van de begrotingsregels. De Nederlandse inbreng voor de consultatiesessies
is toegelicht in de kamerbrief van 10 december jl.6 Het kabinet zal zich inzetten voor een gezond en prudent macro-economisch beleid
en benodigde hervormingen door lidstaten, gericht op houdbare schulden, meer economische
groei en opwaartse convergentie. Hierbij stelt het kabinet effectieve handhaving als
eis.
Vraag 19
Wat is concreet de inzet van de nieuwe coalitie om besluitvorming in de EU «transparanter»
te maken, ook in termen van informatievoorziening aan het parlement?
Antwoord 19
Het kabinet zet zich samen met een aantal gelijkgezinde lidstaten sinds lange tijd
ervoor in om het EU-transparantiebeleid te moderniseren en de EU-besluitvormingsprocedure
inzichtelijker en toegankelijker te maken. In 2019 presenteerde Nederland samen met
9 andere lidstaten het non-paper «increasing transparency and accountability of the EU» met daarin concrete suggesties ter modernisering van transparantie in de Raad en
het EU-besluitvormingsproces. Deze inzet heeft een aantal concrete resultaten opgeleverd7. Nederland heeft samen met Duitsland en Denemarken in het kader van de Conferentie
over de Toekomst van Europa een zogenaamde transparency pledge gelanceerd om aandacht te genereren voor het belang van transparantie. De aanbevelingen
die voortvloeien uit de Conferentie, ingegeven door burgerconsultaties in lidstaten
en op Europees niveau, kunnen een nieuwe beleidsagenda op dit terrein voeden.
Vraag 20
Is de nieuwe coalitie voorstander van EU-uitbreiding met landen in de Westelijke Balkan?
Antwoord 20
Het kabinet steunt het EU-perspectief van de landen van de Westelijke Balkan. Het
beleid t.a.v. EU-uitbreiding is strikt, fair en betrokken. Het kabinet streeft naar
een uitbreidingsproces gebaseerd op merites waarbij voortgang in het toetredingsproces
afhankelijk is van de implementatie van de benodigde hervormingen. Het kabinet ondersteunt
de ambitie van de Europese Commissie om het toetredingsproces geloofwaardiger, politieker,
dynamischer en voorspelbaarder te maken zoals uiteengezet in de mededeling over de
herziening van de uitbreidingsmethodologie van maart 2020 (Kamerstuk 21 501, nr. 20 , nr. 1511.), waarbij er meer nadruk ligt op de rechtsstaat en het toepassen van conditionaliteit.
Vraag 21
Omvat de inzet voor geloofsvrijheid, waaronder christenvervolging, ook de (blijvende)
aanstelling van een speciaal gezant voor godsdienstvrijheid en het reserveren van
substantiële en gerichte financiële middelen binnen onder andere het Mensenrechtenfonds?
Antwoord 21
De positie van een speciaal gezant voor religie en levensovertuiging zal ook in deze
kabinetsperiode worden gecontinueerd. Het thema vrijheid van religie en levensovertuiging
is een van de prioriteiten binnen het mensenrechtenbeleid en het beleid voor versterking
van het maatschappelijk middenveld, waarvoor substantiële financiële middelen beschikbaar
zijn binnen het Mensenrechtenfonds en het programma Power of Voices.
Vraag 22
Omvat «het verbeteren van de relaties en samenwerking tussen Israëliërs en Palestijnen»
ook een blijvende inzet op het tegengaan van disproportionele agendering tegen Israël
in VN-gremia en binnen de EU?
Antwoord 22
Ja. Zoals aan uw Kamer geschreven (Kamerstuk 32 735, nr. 287) vormt deze inzet onderdeel van het Nederlandse lidmaatschap van de Mensenrechtenraad
2020–2022. Het Koninkrijk blijft samen met onze partners werken aan het geleidelijk
afbouwen van het aparte agendapunt 7 van de Mensenrechtenraad («Mensenrechtensituatie
in de Palestijnse gebieden en andere bezette Arabische gebieden»), onder andere door
resoluties samen te voegen of over te hevelen naar andere agendapunten. Ook in de
Algemene Vergadering van de VN streeft Nederland ernaar het gehele pakket aan resoluties
die betrekking hebben op het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP) te verbeteren en de
disproportionele aandacht voor Israël tegen te gaan (zie Kamerstuk 26 150, nr. 198 en Kamerstuk 23 432, nr. 485). De Nederlandse inzet is gericht op het samenvoegen van resoluties, het tweejaarlijks
maken van resoluties, het verminderen van het aantal rapportages, het zoveel mogelijk
inkorten van resoluties, het verwijderen van dubbelingen, en het beter in balans brengen
van de inhoud van de teksten. Daarnaast is het voor Nederland van belang om waar mogelijk
een zo groot mogelijke EU-eenheid te bewaren in multilateraal verband. Daartoe maakt
Nederland zich sterk in de voorbereidingen van VN mensenrechtenfora als ook tijdens
de onderhandelingen van resoluties. Deze inzet is conform de gewijzigde motie Van
der Staaij (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2374).
Vraag 23
Wat zijn of worden de bouwstenen van de «Nederlandse «Global Health» Strategie» en
welke rol krijgt moeder- en kindzorg ter voorkoming/vermijding van «abortusdiensten»
in de vorm van zwangerschapsafbrekingen daarbinnen?
Antwoord 23
Het kabinet zal, mede op basis van het in februari verwachte AIV advies ter zake,
bouwstenen formuleren en een nadere invulling geven aan een Nederlandse Global Health
Strategie.
Vraag 24
Is de nieuwe coalitie voornemens opnieuw jaarlijks 250.000 «abortusdiensten» mogelijk
te maken, of worden nadrukkelijk alternatieven onderzocht en mogelijk gemaakt?
Antwoord 24
Het kabinet zet in op keuzevrijheid en het brede spectrum van seksuele en reproductieve
gezondheid en rechten (SRGR). Dit omvat onder andere het verbeteren van toegang tot
basisgezondheidszorg, zorg rondom zwangerschap en bevalling, moderne anticonceptiemiddelen,
hiv-testen, counseling en medicatie, seksuele voorlichting aan jongeren en veilige
abortuszorg.
Er bestaat geen internationaal overeengekomen methodiek voor het tellen van abortusdiensten.
Daarom is het niet mogelijk om exact aan te geven hoeveel veilige abortusdiensten
of zwangerschapsafbrekingen Nederland de afgelopen vijf jaar mogelijk heeft gemaakt.
Het kabinet hanteert, in lijn met de WHO, een brede definitie van een abortusdienst,
die naast de onderbreking van de zwangerschap ook vaak voorlichting en counseling
vooraf en achteraf omvat, als ook post-abortuszorg – bijvoorbeeld wanneer een vrouw
na een onveilige abortus in levensgevaar is.
Vraag 25
Welk deel van de extra 500 miljoen euro aan ontwikkelingshulp zal geïnvesteerd worden
in opvang in de regio?
Antwoord 25
Het ODA-budget wordt op basis van het coalitieakkoord verhoogd met EUR 300 miljoen
in 2022, 2023 en 2024 en EUR 500 miljoen structureel vanaf 2025. Na verwerking van
de stijgende asieltoerekening worden de resterende middelen verdeeld. Deze extra middelen
betreffen zowel uitgaven aan opvang in de regio alsook extra uitgaven aan het wereldwijde
vaccinatieprogramma COVAX, klimaatadaptatie en klimaatmitigatie. Over de exacte verdeling
van de resterende extra middelen zal de Kamer worden geïnformeerd.
Vraag 26
Wat behelst het plan: «Samen tegen Mensenhandel»?
Antwoord 26
«Samen tegen Mensenhandel» is het interdepartementale en integrale programma tegen
mensenhandel dat gestart is in 2018 en heeft als belangrijkste doel het aantal slachtoffers
van mensenhandel naar beneden te brengen. Graag verwijs ik uw kamer naar de voortgangsbrief
programma samen tegen mensenhandel die uw Kamer op 17 november jl. is toegekomen voor
een meer gedetailleerd overzicht van de ondernomen acties8.
Vraag 27
Waarom wil het kabinet IS-vrouwen terughalen om te berechten, terwijl van tevoren
duidelijk is dat het bewijs van alle terroristische activiteiten die deze hebben gepleegd,
vaak moeilijk zo niet onmogelijk is en zij meestal binnen 12 maanden weer deel uitmaken
van onze samenleving?
Antwoord 27
Het kabinet zal de in de vorige periode ingeslagen weg met betrekking tot uitgereisde
IS’ers voortzetten. Dit betekent dat bij de afweging om al dan niet tot repatriëring
van uitreizigers en hun kinderen over te gaan, individuele omstandigheden leidend
zijn en de verschillende belangen tegen elkaar worden afgewogen. Naast het voorkomen
van straffeloosheid weegt het kabinet ook altijd de internationale betrekkingen, de
veiligheid in het gebied en de veiligheid van betrokkene(n) mee. Daarbij wordt uiteraard
ook oog gehouden voor het belang van de nationale veiligheid.
Zoals beschreven in de Kamerbrief van 9 november 2021 (kenmerk 29 754, nr. 624) hecht het kabinet er belang aan dat uitreizigers die worden verdacht van terroristische
misdrijven worden berecht. Teruggekeerde syriëgangers krijgen, zo laat eerste onderzoek
zien, vrijwel altijd [bij zelfs geringe betrokkenheid] aanzienlijke (onvoorwaardelijke)
vrijheidsstraffen opgelegd. Verder maakt de Wet Langdurig Toezicht mogelijk om daarnaast
door de strafrechter langdurig intensief overheidstoezicht onder strenge voorwaarden
op te leggen.
Vraag 28
Worden de niet-Europese NAVO-partners minder betrokken bij de samenwerking die de
EU voor ogen heeft dan de Europese partners en werkt dit niet polariserend?
Antwoord 28
Nee. Het belang van EU-NAVO samenwerking wordt breed onderkend, zoals ook blijkt uit
de verschillende gezamenlijke verklaringen en de intensieve onderlinge communicatie.
Alleen vorig jaar al vonden over en weer 25 cross-briefings plaats, onder meer in
de NAVO Noord-Atlantische Raad (NAR) en het EU Politiek en Veiligheidscomité (PSC).
Nederland is voorstander van het versterken van defensiesamenwerking met omringende
Europese landen, waar het zowel de EU als de NAVO versterkt en zet zich hier ook actief
voor in. Een voorbeeld betreft de recente toetreding van Canada, Noorwegen en de VS
tot het – in EU verband gelanceerde – Permanent Gestructureerde Samenwerking (PESCO)
initiatief op het gebied van militaire mobiliteit.
Vraag 29
Wat worden de taken en de juridische legitimatie van de Europese Veiligheidsraad?
Antwoord 29
Dit kabinet zal de opties voor een Europese Veiligheidsraad nader onderzoeken, hierover
in gesprek gaan met partners en vervolgens met voorstellen komen.
Vraag 30
Hoe wordt ongewenste immigratie gedestimuleerd en hoe wordt mensensmokkel concreet
aangepakt?
Antwoord 30
Het kabinet heeft gekozen voor een brede, integrale aanpak van het migratievraagstuk
met als doel om migratie veilig en gecontroleerd te laten verlopen. Uw kamer is jaarlijks
over deze aanpak geïnformeerd9. De aanpak van mensensmokkel is een van de prioriteiten in de integrale migratieagenda.
Het interdepartementaal team mensensmokkel is hier verantwoordelijk voor. Dit team
bestaat uit de betrokken departementen en hun uitvoeringsorganisaties zoals de Koninklijke
Marechaussee, het OM en de politie. De aanpak behelst onder andere controles bij grensovergangen,
internationale uitwisseling van informatie over smokkelnetwerken, en vervolging van
mensensmokkelaars en hun organisaties. Het «barrièremodel mensensmokkel»10 geeft inzicht in het soort interventiemogelijkheden dat overheden kunnen gebruiken
in de strijd tegen mensensmokkel.
Vraag 31
Wat houden de «Migratiepartnerschappen met derde landen» in?
Antwoord 31
De inzet van het kabinet is om binnen het EU-migratiebeleid in te zetten op migratiepartnerschappen
met derde landen die materieel voldoen aan de voorwaarden van het Vluchtelingenverdrag
om migratiestromen te beheersen en terugkeer te realiseren. Zoals eerder met uw Kamer
gedeeld middels het BNC-fiche inzake de overkoepelende mededeling van de Commissie
over het asiel- en migratiepact11, zet de Europese Commissie in op veelomvattende, gebalanceerde, op maat gemaakte
partnerschappen op basis van wederzijdse belangen om de Europese migratiedoelstellingen
te verwezenlijken. Hiertoe heeft de Commissie landenspecifieke actieplannen opgesteld.
Het kabinet dringt aan op verdere concretisering en implementatie van de actieplannen
met versterkte coördinatie en concrete doelen, waarbij effectief gebruik wordt gemaakt
van relevante instrumenten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.