Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Groothuizen over de uitspraak van het Europees Hof 'Alvorens een terugkeerbesluit uit te vaardigen tegen een niet-begeleide minderjarige, moet een lidstaat nagaan of er voor de minderjarige adequate opvang beschikbaar is in het land van terugkeer'
Vragen van het lid Groothuizen (D66) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de uitspraak van het Europees Hof «Alvorens een terugkeerbesluit uit te vaardigen tegen een niet-begeleide minderjarige, moet een lidstaat nagaan of er voor de minderjarige adequate opvang beschikbaar is in het land van terugkeer» (ingezonden 29 januari 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 22 februari
2021).
Vraag 1
Bent u bekend met de uitspraak van het Europees Hof «Alvorens een terugkeerbesluit
uit te vaardigen tegen een niet begeleide minderjarige, moet een lidstaat nagaan of
er voor de minderjarige adequate opvang beschikbaar is in het land van terugkeer»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw reactie op deze uitspraak? Hoe gaat u het beleid aanpassen om te voldoen
aan deze uitspraak?
Antwoord 2
In de uitspraak stelt het Hof dat een lidstaat zich, reeds voorafgaand aan het nemen
van een terugkeerbesluit, ervan dient te vergewissen dat adequate opvang beschikbaar
is. In de voorheen geldende uitvoeringspraktijk onderzocht de Dienst Terugkeer en
Vertrek (DT&V) eerst ná het nemen van een terugkeerbesluit of er adequate opvang was
om terugkeer te realiseren, onder opschorting van de terugkeer. Voor de goede orde
merk ik op dat zowel voor als na de uitspraak, alleenstaande minderjarige vreemdelingen
(amv’s) alleen zijn teruggeleid als er adequate opvang aanwezig was in het land van
herkomst. Ik ben op dit moment aan het onderzoeken wat de uitspraak betekent voor
de inrichting van het terugkeerproces van amv’s.
Vraag 3
Waarom was het beleid zo ingericht dat bij alleenstaande minderjarige vreemdelingen
(amv’s) boven de 15 jaar geen onderzoek werd gedaan naar de beschikbaarheid van adequate
opvang in het land van herkomst? Hoe kijkt u daar nu naar, gelet op de uitspraak van
het Europese Hof?
Antwoord 3
Ik wil graag nogmaals benadrukken dat ook bij amv’s vanaf 15 jaar door de DT&V onderzoek
werd en wordt gedaan naar de beschikbaarheid van adequate opvang. Amv’s vanaf 15 jaar
kunnen alleen niet in aanmerking komen voor de buitenschuldvergunning voor amv’s (zoals
omschreven in paragraaf B8/6 van de Vreemdelingencirculaire 2000).
Het buitenschuldbeleid voor amv’s is in juni 2013 aangepast om amv’s die geen recht
hebben op bescherming, maar van wie helder is dat zij buiten hun schuld niet kunnen
terugkeren naar het land van herkomst, alsnog duidelijkheid te bieden.2 Wanneer uiterlijk drie jaar na de asielaanvraag blijkt dat de amv buiten zijn of
haar schuld om niet kan terugkeren en de amv nog steeds minderjarig is, kan hij of
zij in aanmerking komen voor een buitenschuldvergunning voor amv’s. Door het stellen
van een maximale termijn van maximaal drie jaar wordt de periode waarin een amv in
onzekerheid verkeert over zijn of haar verblijfsperspectief begrensd, maar tegelijkertijd
rekening gehouden met de tijd die nodig is om op een aanvraag te beslissen en onderzoek
te doen naar het bestaan van adequate opvang.
Bij het presenteren van dit nieuwe beleid is destijds verduidelijkt dat het buitenschuldbeleid
bedoeld is voor uitzonderlijke gevallen, omdat ook in het geval van een minderjarige
geldt dat wie terug wil ook terug kan, zolang er een vorm van adequate opvang bestaat.
Amv’s van vanaf 15 jaar, die buiten hun schuld om niet kunnen terugkeren, kunnen overigens
wel in aanmerking komen voor de reguliere buitenschuldvergunning (omschreven in paragraaf
B8/4 van de Vreemdelingencirculaire 2000).
Vraag 4
Bent u ooit gewezen op het feit dat de huidige uitvoeringspraktijk in strijd is met
EU-recht? Zo ja, wat is daar toen mee gedaan? Indien daar toen niets mee is gedaan,
waarom niet?
Antwoord 4
Nee, dit was tot aan de uitspraak niet bekend.
Vraag 5
Hoe kunt u in het schriftelijk overleg van 25 januari j.l. stellen dat «in de huidige
uitvoeringspraktijk de Dienst Terugkeer en Vertrek eerst na het nemen van een terugkeerbesluit
onderzoekt of er adequate opvang is om terugkeer te realiseren» en dat dit «de geldende
werkwijze is in alle amv-zaken» terwijl het Europese Hof in een uitspraak op 14 januari
j.l. juist heeft geconcludeerd dat dit voor amv-zaken tussen de 15 en 17 jaar niet
de geldende praktijk is? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Antwoord 5
In het antwoord van het schriftelijk overleg van 25 januari jl. wordt gedoeld op de
uitvoeringspraktijk tot de uitspraak. Inmiddels is begonnen met het intrekken van
de terugkeerbesluiten van amv’s in de huidige caseload van de DT&V en vaardigt de
IND in nieuwe amv-zaken voorlopig geen terugkeerbesluiten uit, totdat een besluit
is genomen over eventuele aanpassingen aan het terugkeerproces voor amv’s.
Vraag 6
Kunt u een beeld schetsen om hoeveel zaken het ongeveer gaat waarbij niet in lijn
met Europese regelgeving is gehandeld en wat de voornaamste herkomstlanden zijn van
de vreemdelingen die het betreft? Zo nee, waarom niet? In hoeveel procent van deze
zaken is de betrokkenen ook daadwerkelijk uitgezet na aanvang van het achttiende levensjaar?
Antwoord 6
Zoals aangegeven in het schriftelijk overleg van 25 januari jl. was het in alle zaken,
waaronder die van amv’s, de geldende praktijk om een afwijzende beschikking uit te
vaardigen tegelijkertijd met een terugkeerbesluit. De DT&V heeft in alle amv-zaken
waarin terugkeer aan de orde was, eerst onderzoek gedaan naar adequate opvang na het
uitvaardigen van het terugkeerbesluit. Er was tot aan de uitspraak van het Hof geen
aanleiding om te denken dat hiermee niet in lijn met Europese regelgeving werd gehandeld.
Voor de goede orde benadruk ik dat dit met name ziet op de volgtijdelijkheid van het
proces. Er zijn geen minderjarige vreemdelingen uitgezet zonder dat aan de voorwaarde
is voldaan dat er sprake was van adequate opvang in het land van bestemming.
Het is niet mogelijk om vanuit de geautomatiseerde systemen van de migratieketen op
te maken in hoeveel procent van de gevallen een betrokkene daadwerkelijk is uitgezet
na aanvang van het achttiende levensjaar. Dit zou een complexe analyse vereisen, die
binnen de termijn voor beantwoording van deze vragen niet is uit te voeren. Ter beeldvorming
kan ik aangeven dat vanaf 2014 tot en met 2020 de jaarlijkse instroom van amv’s in
de caseload van de DT&V uit gemiddeld ca. 310 zaken bestond. De voornaamste nationaliteiten
over deze periode waren de Afghaanse, Marokkaanse en Eritrese nationaliteit.4
Vraag 7
Kunt u toezeggen dat er voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen van 15 tot en
met 17 jaar oud die zich nu en in de toekomst in Nederland bevinden, voortaan wel
onderzoek wordt gedaan naar de beschikbaarheid van adequate opvang in landen van herkomst
voordat een terugkeerbesluit genomen wordt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
De precieze veranderingen aan de uitvoering van het terugkeerproces voor amv’s naar
aanleiding van deze uitspraak zijn nog niet uitgekristalliseerd. De uitspraak is echter
bindend voor Nederland, dus er zal vanaf nu onderzoek moeten worden gedaan naar de
beschikbaarheid van adequate opvang vóórdat een terugkeerbesluit kan worden genomen
ten aanzien van een amv.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.