Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het BIT-advies Grensverleggende IT (GrIT) en reactie van Defensie, de business case GrIT en het voornemen tot gunning
31 125 Defensie Industrie Strategie
Nr. 116
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 4 december 2020
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris
van Defensie over de brief van 2 november 2020 inzake het BIT-advies Grensverleggende
IT (GrIT) en reactie van Defensie, de business case GrIT en het voornemen tot gunning
Kamerstuk 31 125, nr. 115).
De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 3 december 2020. Vragen
en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, A. de Vries
Adjunct-griffier van de commissie, Mittendorff
1.
Welke gevolgen heeft de splitsing van IBM voor een bestendige uitvoering van GrIT?
2.
Met welk onderdeel of welke entiteit van IBM zal Defensie (blijven) samenwerken?
3.
Betekent de voorgenomen splitsing van IBM dat een nieuwe BIT-toets wenselijk of noodzakelijk
is?
Omdat de aanbesteding nog loopt en gerubriceerd is doet Defensie geen uitspraken over
individuele partijen die deel uit zouden maken van het consortium. Defensie informeert
u in een separate brief over commercieel-vertrouwelijke aspecten van de aanbesteding
en het consortium1.
4.
In hoeverre en op welke wijze is de vormgeving van GrIT getoetst aan de uitgangspunten
van de Defensie Industrie Strategie?
De aanbesteding is niet specifiek getoetst aan de actuele Defensie Industrie Strategie
welke van na de datum van de publicatie van de Startvraag GrIT in juni 2016, de formele
start van het aanbestedingstraject, is. Aan deze aanbesteding is wel een marktconsultatie
voorafgegaan waar geïnteresseerde Nederlandse marktpartijen aan meegedaan hebben.
Voorts zal de opdracht uitgevoerd worden door in Nederland gevestigde bedrijven en
vallen de hard- en softwareproducten in de categorie commercial off the shelf (COTS).
5.
Hebt u het BIT-advies van 2018 opgevolgd ten aanzien van het loslaten van de ambitie
om zelf mobiel operator te worden, aangezien dit «onnodig beslag legt op schaarse
personele en financiële capaciteit»? Zo nee, waarom niet?
Het BIT stelt in zijn advies van 30 april 2018 dat de functie van Mobiele Netwerk
Operator (MNO) de eisen aan GrIT compliceren en onnodig beslag leggen op schaarse
eigen personele en financiële middelen. Defensie heeft in haar reactie op deze BIT-toets
(Kamerstuk 31 125, nr. 84) aangegeven deze behoefte nogmaals tegen het licht te houden en afhankelijk van de
uitkomsten daarvan, de scope van GrIT op dit punt eventueel aan te passen.
De eigen MNO-functie is voor Defensie belangrijk en onderdeel van de scope van GrIT.
De functie moet voor Defensie bijdragen aan de verhoging van de beschikbaarheid, betrouwbaarheid
en beveiliging van de mobiele dekking in binnen- en buitenland. Defensie realiseert
daarmee een verbeterde operationele inzet en verhoging van de veiligheid. Door de
MNO-functie zelf in te vullen is Defensie:
• Niet langer afhankelijk van een enkele externe provider aangezien Defensie via de
eigen MNO-functie een nationale dekking kan realiseren door gebruik te maken van de
radionetwerken van meerdere commerciële providers. Hierdoor is geborgd dat bij uitval
van een commercieel netwerk Defensie de communicatie kan voortzetten;
• In staat zelf netwerken te realiseren in gebieden waar geen commerciële netwerken
beschikbaar zijn of niet door Defensie kunnen worden gebruikt;
• In staat zelf de controle over de security en encryptie van het netwerk te beheersen
en te monitoren.
Defensie heeft in 2018 extern commercieel-vertrouwelijk onderzoek laten doen naar
de noodzaak van de door Defensie gestelde behoeftes om zelf over een eigen MNO-functie
te beschikken. Hieruit bleek dat de combinatie van een eigen MNO-functie en de controle
over de beveiligingsketen passen bij de taakuitvoering van Defensie in binnen- en
buitenland en dat deze functionaliteit daarmee een noodzaak is voor de defensieorganisatie.
Het MNO-concept voorziet daarbij in de mogelijkheid om de MNO-functionaliteit van
Defensie (in crisissituaties) ook aan de politie en hulpdiensten aan te bieden.
De beoogde operationele MNO-functionaliteit is niet uit de markt te halen. Defensie
haalt de benodigde hard- en softwarecomponenten die nodig zijn om zelf operator te
worden, wel uit de markt. Deze componenten zijn standaard en beschikbaar. Door te
kiezen voor deze «COTS»-oplossing kan Defensie de beoogde MNO-oplossing flexibel,
kostenefficiënt en op een technisch haalbare wijze realiseren. Het op te stellen uitvoeringsplan
voor het realiseren van de MNO-functie zal aan het BIT ter toetsing worden voorgelegd.
6.
Op basis waarvan kan Defensie besluiten derde partijen te laten toetreden als terugvaloptie
wanneer het consortium niet presteert? Welke partij wordt in zo'n geval verantwoordelijk
voor beheer en integratie?
Defensie kan op basis van het concept contract op verschillende manieren derde partijen
introduceren. Dit kan onder andere bij het niet accepteren van het ontwerp van een
uitvoeringsplan of als er geen overeenstemming is over de vergoeding voor uitvoering
van een uitvoeringsplan.
Defensie kan aan een derde partij een opdracht geven binnen het contract welke als
onderaannemer van het consortium zal fungeren. Defensie kan echter ook een opdracht
geven aan een derde partij, naast en onafhankelijk van het consortium.
In het eerste geval blijft het consortium verantwoordelijk voor het beheer en de integratierol
van alle werkzaamheden waartoe zij opdracht heeft gekregen van Defensie. In het tweede
geval, wanneer Defensie een leverancier introduceert naast en onafhankelijk van het
consortium, dan is Defensie verantwoordelijk voor de integratie van dat deel. Het
consortium blijft wel verantwoordelijk voor de integratie van de overige delen van
het project.
7.
Welke concrete maatregelen neemt u om te voldoen aan de adviezen inzake onder meer
een centrale inrichting van proces- en inhoudelijke regie en voldoende gekwalificeerde
eigen medewerkers in regiefuncties?
Om te kunnen voldoen aan de BIT-adviezen inzake een meer centrale inrichting van proces-
en inhoudelijke regie richt Defensie een nieuwe governance op drie niveaus in:
• Op het hoogste niveau betreft dit een overleg waar alle stakeholders zijn vertegenwoordigd;
• Op programmaniveau vindt de aansturing en bewaking van de onderliggende GrIT-projecten
in samenhang plaats;
• Op (deel)projectenniveau is de governance, tot slot, gericht op de uitvoering van
de realisatie, migratie en implementatie van de nieuwe IT-infrastructuur.
Middels deze drie niveaus borgt Defensie dat er centraal regie kan worden gevoerd
gedurende de gehele overeenkomst.
Om te kunnen voldoen aan voldoende gekwalificeerde eigen medewerkers in regiefuncties
voorziet Defensie in:
• De werving van een directielid JIVC die verantwoordelijk is voor regie, transitie
en implementatie van GrIT.
• De werving via een werving- & selectiebureau van eigen medewerkers in vaste dienst
die ervaring hebben met complexe, omvangrijke IT-sourcingscontracten in de verschillende
fases van een sourcingstraject.
• Een actief opleidingstraject voor de medewerkers van de regie organisatie, zoals het
volgen van diverse doelgerichte trainingen bij gerenommeerde regie-organisaties, individuele
coaching en gerichte competentie trainingen van medewerkers.
Defensie richt voorts een multidisciplinair team in ter ondersteuning van de opdrachtnemer,
waarin alle benodigde complementaire specialistische kennis en ervaring aanwezig is.
Defensie trekt daarnaast aanvullende expertise aan om de aanwezige interne expertise
binnen het architectenteam te versterken met «landschapsdenkers». Aanvullend zal op
het aspect enterprise architectuur extra expertise op centraal niveau worden aangetrokken.
8.
Welke variabelen vormden het afwegingskader in het heroverwegingstraject?
Het afwegingskader bestaat uit tien variabelen, die betrekking hebben op onder andere
toegevoegde waarde, beheersbaarheid en impact op personeel van Defensie. Dit kader
is in de Technische Briefing van 12 maart 2020 aan uw Kamer gepresenteerd en is toegevoegd
aan de separate commercieel-vertrouwelijke bijlage.
Op basis van dit afwegingskader is een analyse gemaakt. Hieruit is naar voren gekomen
dat Plan A» voor Defensie het beste hoofdscenario is. Defensie heeft Plan B daarna
niet verder uitgewerkt. In het geactualiseerde Plan A» zijn de aanbevelingen van BIT
verwerkt binnen de lopende aanbesteding. Dit heeft geleid tot een sterk gewijzigde
en verbeterde versie van het oorspronkelijke plan, zoals ook gedeeld met uw Kamer
in de brief d.d. 11 september 2020 (Kamerstuk 31 125, nr. 115).
9.
Wordt er tussen het afronden van blokken ook integraal geëvalueerd?
Defensie monitort en evalueert het programma en de afzonderlijke blokken te allen
tijde integraal. Het afronden en opstarten van blokken valt daarmee onder de reguliere
manier waarop Defensie het programma- en projectmanagement voor GrIT inricht. Dit
is onderdeel van de instrumenten waarmee Defensie kwaliteit garandeert. Evaluatie
tussen Defensie en het consortium is een regulier agendaonderwerp en geborgd in de
governance. Daarnaast laat Defensie de uitvoeringsplannen van de blokken toetsen door
het BIT.
10.
Betekent het verdelen in blokken ook dat de IT-infrastructuur al operationeel kan
zijn zonder dat het volledig is uitgerold?
Het BIT adviseerde in zijn tweede en derde advies om het werk te verdelen in kleinere
en meer beheersbare blokken, waarbij de blokken opzichzelfstaande toegevoegde waarde
opleveren voor de bedrijfsvoering of operationele inzet, of op terreinen waar concrete
IT-problemen zijn. Conform deze adviezen maakte Defensie een planning van 42 blokken,
die allemaal een afgebakende scope hebben en zelfstandig zijn af te roepen.
Gedurende de transitie werken elementen van de huidige en nieuwe IT-infrastructuur
samen tot het moment dat de nieuwe IT-infrastructuur de functionaliteit kan overnemen.
De huidige IT-infrastructuur wordt vervolgens afgebouwd en uitgefaseerd.
11.
Welke bedrijven en organisaties vormen het consortium?
Het beoogde consortium bestaat uit circa zeventig bedrijven die binnen het consortium
gaan bijdragen aan de dienstverlening. In Plan A», dat uw Kamer vertrouwelijk is toegekomen,
schetst Defensie een beeld van de opbouw van het consortium. Omdat de aanbesteding
nog loopt en gerubriceerd is doet Defensie geen uitspraken over individuele partijen
die deel uitmaken van het consortium. Defensie informeert u in een separate brief
over commercieel-vertrouwelijke aspecten van de aanbesteding en het consortium.
12.
Zijn er voor het geval dat de contractperiodes met leveranciers vroegtijdig worden
opgezegd ook vervangende onderaannemers in kaart gebracht om er voor te zorgen dat
de verloren tijd in het geval van opzegging geminimaliseerd wordt?
Defensie beschikt over een terugvalplan waarin de voorbereidingen aan Defensiezijde
zijn beschreven in het geval van een gedeeltelijke of gehele exit. Het terugvalplan
is een «levend» document en wordt periodiek geactualiseerd op basis van laatste ontwikkelingen
en inzichten.
Onderdeel van dit plan is een overzicht van potentieel alternatieve marktpartijen
die als leveranciers kunnen worden ingezet. De daadwerkelijke inzet van deze leveranciers
vereist echter wel nieuwe aanbestedingen en zal daardoor naar verachting extra doorlooptijd
vergen. Indien Defensie besluit opdrachten zelf uit te voeren, beschikt Defensie over
raamovereenkomsten voor het inhuren van personeel en aanschaffen van IT-middelen,
welke indien nodig kunnen worden aangewend.
13.
Is in kaart gebracht hoeveel meer energie de nieuwe IT-infrastructuur gaat kosten
ten opzichte van de oude infrastructuur? Zo nee, waarom niet?
Het energiegebruik van de huidige IT-infrastructuur is niet bekend. In algemene zin
zorgen binnen IT-infrastructuur de datacenters voor het hoogste energieverbruik, ook
het energieverbruik van de bestaande datacenters is niet specifiek toe te wijzen.
De nieuwe IT-infrastructuur wordt gebouwd op basis van de laatste stand van de techniek
en energienormen. De nieuwe, schaalbare en efficiëntere datacenters voldoen aan de
strengere eisen (zoals de EN 50600) en werken energiezuiniger ten opzichte van de
huidige datacenters.
14.
Kan de Kamer een overzicht krijgen van alle tussenmijlpalen voor het neerleggen van
de IT-infrastructuur?
De blokkenplanning (inclusief de tussenmijlpalen) zijn opgenomen in de commercieel-vertrouwelijke
business case die uw Kamer op 2 november 2020 van Defensie ontving (Kamerstuk 31 125, nr. 115).
15.
Is militair personeel zelf betrokken bij het aanleggen van de IT-infrastructuur? Zo
ja, wat wil Defensie hiermee bereiken?
Defensie ontwikkelt en realiseert met GrIT betrouwbare, veilige, toekomstbestendige,
flexibele en interoperabele IT-infrastructuur voor de komende tien jaar die de defensieorganisatie
in staat stelt informatiegestuurd te werken en de haar opgedragen taken effectief
uit te voeren. De nieuwe IT-infrastructuur zal worden gebouwd door gemengde teams
bestaande uit personeel van het consortium en Defensie. Ook militair personeel maakt
deel uit van de gemengde teams. De inbreng van militairen zorgt voor een goede uitwisseling
van specifieke operationele karakteristieken en omstandigheden en borgt de aansluiting
en ondersteuning van de nieuwe IT-infrastructuur op het primaire proces van Defensie.
16.
Zijn er al plannen voor de overgangsfase en uitfasering van de oude IT-infrastructuur?
De blokkenplanning voorziet in een gefaseerde transitie van huidige IT-infrastructuur
naar de nieuwe IT-infrastructuur. Onderdeel van ieder uitvoeringsplan is de uitwerking
van deze transitie naar nieuwe IT-infrastructuur. Dit borgt een beheerste transitie
met borging van de door Defensie vereiste continuïteit.
Op basis van de blokkenplanning voorziet Defensie binnen GrIT in het plannen en realiseren
van de afbouw en uitfasering van de huidige IT-infrastructuur na een succesvolle transitie.
17.
Voldoet de huidige IT-infrastructuur, die gebruikt wordt tijdens missies, nog aan
de eisen die aan een moderne krijgsmacht worden gesteld?
Uit onderzoek van Deloitte blijkt dat de continuïteit van de generieke IT-dienstverlening
zonder extra aanvullende maatregelen gegarandeerd is tot in de periode 2020–2022.
De IT van Defensie is voor dit moment op haar taak berekend en de continuïteit is
niet in het geding. Via proactief lifecycle management wordt de continuïteit van IT-infrastructuur geborgd. Om de continuïteit echter te
kunnen blijven waarborgen voor de lange termijn investeert Defensie met GrIT in de
IT-infrastructuur van morgen, zodat ook in de toekomst de IT-infrastructuur voldoet
aan de eisen van een moderne krijgsmacht.
18.
Wanneer zal de volledige GrIT-infrastructuur operationeel zijn?
Naar aanleiding van de eerdere BIT-toetsen is een beheerste overgang voorzien naar
de nieuwe IT-infrastructuur. De planning is dat de nieuwe IT-infrastructuur na zeven
jaar volledig operationeel is.
19.
Zijn mogelijke zwaktes geïdentificeerd die in de overgangsfase als bijeffect kunnen
optreden (bijvoorbeeld een grote kwetsbaarheid tegen cyberaanvallen)? Zo ja, heeft
Defensie of het consortium de kennis om hier mee om te gaan en op te handelen?
Defensie voorziet in de overgangsfase geen verhoogde kwetsbaarheid, bijvoorbeeld voor
cyberaanvallen. Bij grote vernieuwingsprogramma’s liggen evenwel altijd risico’s op
de loer. Defensie brengt veiligheidsrisico’s periodiek in kaart middels de principes
van risicomanagement. Op basis hiervan neemt Defensie mitigerende maatregelen die
de continuïteit en daarmee de veiligheid van de IT zo goed mogelijk waarborgen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
F.H. Mittendorff, adjunct-griffier