Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Koerhuis en Rudmer Heerema over het bericht dat AZ aan een ramp is ontsnapt
Vragen van de leden Koerhuis en RudmerHeerema (beiden VVD) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht dat AZ aan een ramp is ontsnapt (ingezonden 14 augustus 2019).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
2 september 2019).
Vraag 1
Kent u het bericht «AZ aan een ramp ontsnapt»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Welke stappen gaat u nemen om dit in de toekomst te voorkomen?
Antwoord 2
Op dit moment is nog onduidelijk wat de oorzaak is geweest van het instorten van het
dak van het AZ-stadion. Dit moeten de onderzoeken van Royal Haskoning/DHV (hierna
Haskoning) en de Onderzoeksraad voor veiligheid (hierna Onderzoeksraad)uitwijzen.
Zodra er meer bekend is, zal ik mij beraden op mogelijke stappen.
Vraag 3
Wat is het tijdspad van het onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid? Bent
u bereid om de uitkomsten mee te nemen in de bovenstaande stappen?
Antwoord 3
Het tijdspad is aan de Onderzoeksraad. Zodra het rapport door de Onderzoeksraad is
aangeboden, zal ik uw Kamer een reactie hierop sturen.
Vraag 4
Bent u bereid om per direct een landelijke inventarisatie te starten naar mogelijk
gevaarlijke dakconstructies op alle stadions, deze bij te houden, en naar de Kamer
te sturen? Bent u bereid om in deze inventarisatie ook alle soortgelijke gevaarlijke
dakconstructies op andere gebouwen mee te nemen? En bent u bereid om in deze inventarisatie
alle gebouwen die gebouwd zijn door hoofdaannemer Midreth mee te nemen?
Antwoord 4
Op dit moment is nog onduidelijk wat de oorzaak is geweest van het instorten van het
dak van het AZ-stadion. Dit moeten de onderzoeken van Haskoning en de Onderzoeksraad
uitwijzen. Zodra er meer bekend is, zal ik mij beraden of er landelijke actie nodig
is bij andere bouwwerken.
Vraag 5
Deelt u de mening dat er passende maatregelen getroffen moeten worden bij dakconstructies
waar twijfel is over de dakconstructie en daarmee de veiligheid in stadions en/of
andere gebouwen?
Antwoord 5
Dakconstructies van gebouwen moeten voldoen aan de constructieve veiligheidseisen
van het Bouwbesluit. Het is aan gebouweigenaren te zorgen dat hieraan wordt voldaan
en aan gemeente hierop toezicht te houden. Op dit moment is nog onduidelijk wat de
oorzaak is geweest van het instorten van het dak van het AZ-stadion. Dit moeten de
onderzoeken van Haskoning en de Onderzoeksraad uitwijzen. Hierna kan pas worden bepaald
of er ook problemen bij andere gebouwen zijn te verwachten en of vervolgens maatregelen
moeten worden genomen. In het geval dat een gebouweigenaar echter nu al gerede twijfel
heeft of zijn dakconstructie voldoet of als sprake is ongerustheid bij de gebruikers
van het gebouw, ligt het in de rede dat hij maatregelen neemt.
Vraag 6
Hoe vaak moeten dakconstructies op gebouwen zoals stadions nu gecontroleerd worden
en wie is daarvoor verantwoordelijk? Bent u bereid om naar aanleiding van het bericht
dit weekend dat toezicht te verscherpen? Zo ja, hoe gaat u dat verscherpte toezicht
vormgeven?
Antwoord 6
Vanuit de bouwregelgeving is er geen verplichting om periodiek de dakconstructies
op gebouwen te controleren. De bouwregelgeving kent wel een algemene zorgplicht voor
gebouweigenaren om te zorgen dat hun gebouw bij voortduur aan de voorschriften van
Bouwbesluit voldoet. Het is aan gebouweigenaren om hier zelf invulling aan te geven.
De gemeente is het bevoegd gezag als het gaat om toezicht op bestaande bouwwerken.
De wijze waarop een gemeente dit invult, kan zij zelf beleidsmatig invullen. Burgemeester
en Wethouders leggen hierover verantwoording af aan de gemeenteraad. Op dit moment
is nog onduidelijk wat de oorzaak is geweest van het instorten van het dak van het
AZ-stadion. Dit moeten de onderzoeken van Haskoning en de Onderzoeksraad uitwijzen.
Hierna kan pas worden bezien welke maatregelen nodig zijn.
Vraag 7
Bent u bereid om gemeenten die daaraan behoefte hebben te ondersteunen met expertise
vanuit het ministerie bij het borgen van de veiligheid van hun stadions?
Antwoord 7
Mijn beeld is dat de gemeenten (of de betreffende omgevingsdiensten) in het algemeen
voldoende deskundig personeel hebben of dat zij externe expertise inhuren. Dit is
ook hun taak als bevoegd gezag. Ondersteuning vanuit de rijksoverheid is daarom niet
nodig. Afhankelijk van de uitkomsten van Haskoning en de Onderzoeksraad zal ik nader
bezien welke maatregelen vanuit de rijksoverheid nodig zijn.
Vraag 8
Bent u bereid om naar aanleiding van het bericht dit weekend en de eerdere instorting
van de parkeergarage in Eindhoven te overwegen om bij invoering van de Wet kwaliteitsborging
voor het bouwen, de wet éérst te laten gelden voor de grotere en complexere bouwwerken
in de gevolgklassen 2 en 3 zoals bijvoorbeeld stadions, en daarna pas voor bouwwerken
in gevolgklasse 1 zoals bijvoorbeeld woningen, in plaats van in omgekeerde volgorde
zoals nu is voorgenomen?
Antwoord 8
In de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen is op verzoek van de Tweede Kamer opgenomen
dat bij de start de woningen (gevolgklasse 1) als eerste onder het stelsel zullen
worden gebracht. Reden voor de Tweede Kamer om hierom te vragen was, dat bij de invoering
en complexe overgang naar een nieuw stelsel zich bij deze categorie minder risico’s
voor zullen doen dan bij complexere bouwwerken. Tijdens het debat met de Eerste Kamer
over de Wet heb ik aangegeven, dat ik het wenselijk vind om ook via proefprojecten
ervaringen op te doen met bouwwerken in gevolgklassen 2 en 3. Dit omdat zich juist
in deze gevolgklassen de laatste tijd een aantal incidenten heeft voorgedaan.
Inmiddels hebben verschillende partijen, waaronder het Rijksvastgoedbedrijf, de afgelopen
periode proefprojecten voor gevolgklassen 2 en 3 georganiseerd. Met de VNG bezie ik
hoe nog meer proefprojecten in deze gevolgklassen kunnen plaatsvinden, zodat zo snel
mogelijk na een succesvolle invoering van gevolgklasse 1 ook gevolgklassen 2 en 3
onder de werking van het nieuwe stelsel kunnen worden gebracht. Gemeenten maken overigens
onder het huidige stelsel juist bij complexere bouwwerken al regelmatig gebruik van
private partijen om de bouwkwaliteit te borgen. Dit omdat de noodzakelijke expertise
voor het beoordelen van dergelijke bouwwerken niet bij alle gemeenten aanwezig is.
Daarbij is van belang dat met inwerkingtreding van de wet de verantwoordelijkheidsverdeling
voor de bouwkwaliteit wordt aangescherpt. Vanaf dat moment is een aannemer aansprakelijk
voor alle gebreken voor zover die aan hem zijn toe te rekenen, ook in de complexere
bouwwerken onder gevolgklassen 2 en 3. Op basis van reeds uitgevoerde proefprojecten
mag verwacht worden dat dit bouwbedrijven ertoe zal aanzetten dat zij hun verantwoordelijkheid
voor de kwaliteit van door hen uitgevoerde bouwprojecten scherper zullen invullen,
door onder andere hun eigen interne kwaliteitscontroles op orde te brengen. In de
voorbereiding op de inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen
zal ik hier aandacht aan besteden, waarbij ik ook de gevolgklassen 2 en 3 zal betrekken.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.