Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Rudmer Heerema en Van den Bosch over de beantwoording op vragen inzake het bericht ‘Verval in de gymzaal: kapotte trampolines en turnbruggen’
Vragen van de leden RudmerHeerema en Van den Bosch (beiden VVD) aan de Ministers voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de beantwoording op vragen inzake het bericht «Verval in de gymzaal: kapotte trampolines en turnbruggen» (ingezonden 4 april 2019).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media), mede namens
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 6 mei 2019).
Vraag 1
Kunt u bevestigen dat de gemeente volgens artikel 117 en 136 van de wet op het primair
onderwijs in alle gevallen verantwoordelijk is voor financiering van het gebruik en
de instandhouding van de accommodatie en schoolbesturen verantwoordelijk zijn voor
een veilige leeromgeving voor haar leraren? Op welke wijze kunnen scholen de gemeente
aanspreken op hun financiële verantwoordelijkheid?1 Hoe vaak is het voorgekomen dat scholen hun gemeente op deze verantwoordelijkheid
aanspreken? Is het mogelijk om informatie te verspreiden over de route die via de
gemeenten bewandeld moet worden om ondeugdelijk materiaal zo snel mogelijk te vervangen?
Antwoord 1
Het klopt dat uit de artikelen 117 en 136 van de Wet op het primair onderwijs (Wpo)
voortvloeit dat de gemeente verantwoordelijk is voor financiering van het gebruik
en de instandhouding van de accommodatie. De verantwoordelijkheid van het schoolbestuur
voor de veiligheid en gezondheid van werknemers is echter verankerd in artikel 3 van
de Arbeidsomstandighedenwet en artikel 5 van de Arbowet.
Scholen hebben op verschillende momenten en op verschillende wijzen contact met de
gemeente, bij dit contact kunnen zij de financiële verplichting en de verantwoordelijkheid
die daarbij hoort daar aan de orde stellen.
Mocht dit niet afdoende zijn, dan is er eveneens een formele weg bij wet geregeld.
De financiële verantwoordelijkheid van gemeenten uit zich in het vaststellen van de
hoogte van de bekostiging van scholen voor bewegingsonderwijs. Dit besluit over de
hoogte van de bekostiging is een gemeentelijk besluit en valt derhalve onder de algemene
wet bestuursrecht. In deze wet is een mogelijkheid tot bezwaar en beroep opgenomen
waar scholen gebruik van kunnen maken.
Ik heb geen inzicht in hoe vaak het is voorgekomen dat scholen hun gemeente op deze
verantwoordelijkheid aanspreken.
Alle wetten in Nederland zijn openbaar, bezwaarprocedures worden als algemeen bekend
beschouwd. Het attenderen van scholen op de bezwaarprocedures past beter bij de aard
van de belangenverenigingen. Wel zal ik dit – de bekendheid van deze routes bij besturen
– opnemen in mijn reguliere overleg met de PO-Raad.
Vraag 2
Is in het aangehaalde onderzoek van het Mulierinstituut, waaruit blijkt dat 80% van
de schoolleiders [n=788] tevreden was over het beschikbare gymmateriaal, ook gekeken
of de docenten lichamelijke opvoeding deze mening delen?2 Klopt het dat op 20% van de scholen het gymmateriaal onvoldoende goed is? Klopt het
bij extrapolatie van deze cijfers dat ongeveer 400.000 leerlingen gymles krijgen in
een zaal met ondeugdelijk gymmateriaal?
Antwoord 2
Het Mulierinstituut heeft in haar onderzoek geen docenten bevraagd. Uit een recente
peiling3 van de Koninklijke Vereniging Lichamelijke Opvoeding onder vakleerkrachten bewegingsonderwijs
[n=205] in het PO blijkt dat 78 procent van deze leerkrachten tevreden is met de zaal
en de inventaris.
Door het Mulierinstituut is er is alleen onderzoek gedaan naar de tevredenheid van
gymnastiekdocenten over het aan hen ter beschikking gestelde materiaal. Twintig procent
van de gymnastiekdocenten is ontevreden. Deze ontevredenheid kan ook zijn gelegen
in bijvoorbeeld aanvullende wensen en behoeften van docenten ten aanzien van het materiaal,
waarmee niet is gezegd dat het gymmateriaal op zichzelf onvoldoende goed is.
Zoals hierboven gezegd is het niet vastgesteld dat 20 procent van het gymmateriaal
onvoldoende is. Daarmee is eveneens niet vastgesteld dat 20 procent van de leerlingen
bewegingsonderwijs krijgt in een zaal met ondeugdelijk gymmateriaal.
Vraag 3
Wilt u onderzoek instellen naar welke gemeenten niet of niet tijdig ondeugdelijk gymmateriaal
vervangen, terwijl ze hier zoals u zelf aangeeft volgens artikelen 117 en 136 van
de wet op het primair onderwijs voor verantwoordelijk zijn?
Antwoord 3
Op dit moment zie ik geen reden om naar deze punten onderzoek te laten verrichten.
Het betreft hier een gemeentelijke aangelegenheid en hiervoor gaan we uit van horizontaal
toezicht, zoals is vastgelegd in de Wet revitalisering generiek toezicht. Op lokaal
niveau zijn voldoende mogelijkheden om het vraagstuk aan de orde te stellen.
Vraag 4
Bent u bereid om te onderzoeken of gemeenten die niet of niet tijdig ondeugdelijk
gymmateriaal vervangen, gekort kunnen worden op de middelen die zij via het gemeentefonds
voor deze vervanging ontvangen?
Antwoord 4
Op basis van de Financiële Verhoudingswet zijn de middelen uit het gemeentefonds vrij
besteedbaar. Verantwoording over de besteding van de middelen wordt afgelegd aan de
gemeenteraad. Het is daarom onwenselijk om gemeenten te korten op de middelen die
zij ontvangen via het Gemeentefonds. Bovendien ontbreekt daarvoor een wettelijke basis.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media -
Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.