Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Becker en Tielen over het bericht ‘Ook asielzoeker krijgt hulp bij eerwraak’
Vragen van de leden Becker en Tielen (beiden VVD) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de staatsecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «Ook asielzoeker krijgt hulp bij eerwraak» (ingezonden 8 maart 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Harbers (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister
            van Volksgezondheid, Welzijn en (ontvangen 19 april 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
            vergaderjaar 2018–2019, nr. 2080.
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het bericht «Ook asielzoeker krijgt hulp bij eerwraak»?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Klopt het dat asielzoekers in Nederland slachtoffer zijn geworden van (bedreigingen
               van) eerwraak en/of huiselijk geweld in asielzoekerscentra (azc's)? Zo ja, om hoeveel
               situaties gaat het? In hoeveel gevallen vond de bedreiging daadwerkelijk plaats op
               de locatie van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en in hoeveel gevallen
               ging het om dreigementen door mensen met een verblijfsvergunning die bijvoorbeeld
               een bekende of een familielid in een azc bedreigden? In hoeveel gevallen is er aangifte
               gedaan tegen de dader(s) en is er strafrechtelijk vervolgd?
            
Antwoord 2
            
Voor het COA staat het beschermen van slachtoffers van huiselijk en of eergerelateerd
               geweld voorop. Daartoe heeft het COA sinds 2013 ruim 200 aandachtsfunctionarissen
               huiselijk geweld en kindermishandeling aangesteld. Zij zijn opgeleid om signalen van
               huiselijk geweld, kindermishandeling en eergerelateerd geweld te herkennen en voeren
               de regie over de Wet meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.
            
In het geval van huiselijk geweld en/of eergerelateerd geweld wordt er melding gedaan
               bij Veilig Thuis. De meldingen worden, naast alle andere meldingen uit de Nederlandse
               samenleving, geregistreerd en onderzocht door de 26 Veilig Thuis organisaties.
            
In verreweg de meeste gevallen van eergerelateerd geweld jegens bewoners in de COA-opvang
               vindt (dreiging van) huiselijk- en/of eergerelateerd geweld plaats binnen de COA-locatie.
               In sommige gevallen is er sprake van een dreiging van geweld buiten de centra of vanuit
               het buitenland. Het COA registreert in het bewonersdossier hierover. Kwantitatieve
               informatie omtrent het aantal meldingen gedaan bij Veilig Thuis is op dit moment echter
               niet voor handen. Gegeven de veiligheid van de bewoners in de opvang en de opvraagbaarheid
               van het eigen dossier, kan registratie een veiligheidsrisico vormen voor de betreffende
               bewoner.2 In een enkel geval wordt daarom geen registratie gemaakt in het bewonersdossier en
               enkel de melding gedaan bij Veilig Thuis. Naar aanleiding van de verbeterde meldcode
               per 1 januari 2019 is het COA bezig om deze registratie door te ontwikkelen.
            
In het geval van de complexe problematiek van eergerelateerd geweld wordt de politie
               en het LEC EGG (Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld) ingeschakeld. Zij
               voeren een risicotaxatie uit met betrekking tot de dreiging van het geweld. Het COA
               werkt hiertoe nauw samen met de politie (regionale taakaccenthouders huiselijk en
               eergerelateerd geweld) en Veilig Thuis.
            
Slachtoffers worden door het COA aangemoedigd om bij de politie aangifte te doen van
               het geweld dat hen is overkomen. Het COA heeft geen exacte cijfers voorhanden van
               aangiften die bij de politie gedaan worden, c.q. de eventuele strafrechtelijke vervolging
               die hierop volgt. Voor asielzoekers geldt dat zij hetzelfde recht hebben om aangifte
               te doen als ieder ander in de Nederlandse samenleving.
            
Vraag 3
            
Wanneer kan de Kamer het toegezegde onderzoek naar sociale veiligheid binnen de COA-locaties
               verwachten, waarin zou worden gekeken naar de mate waarin vrouwen te maken krijgen
               met seksueel geweld, onderdrukking en ongewenste zwangerschappen in azc's?
            
Antwoord 3
            
Bij brief van 19 oktober 2018 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2018–2019, 33 042, nr. 32) heb ik uw Kamer het rapport aangeboden van de Inspectie van Justitie en Veiligheid
               over de sociale veiligheid van bewoners van asielzoekerscentra. In deze brief heb
               ik aangegeven dat, zoals door de Inspectie werd gevraagd, na een jaar een audit zou
               plaatsvinden. In het algemeen overleg van 13 december 2018 heb ik uw Kamer toegezegd
               dat ik in deze audit ook aandacht zou besteden aan de positie van LHBTI-ers, bekeerlingen,
               ongewenste zwangerschappen en eergerelateerd geweld. Deze audit zal eind 2019 plaatsvinden,
               waarna ik uw Kamer daarover nader informeer.
            
Vraag 4
            
Deelt u het standpunt dat eerwraak en seksueel geweld waar dan ook in Nederland ontoelaatbaar
               is en dat de vrouwen, kinderen en homo’s daartegen moeten worden beschermd?
            
Antwoord 4
            
Ja.
Vraag 5
            
Deelt u de mening dat het in het geval van (dreiging met) eerwraak of seksueel geweld
               op een COA-locatie de dader(s) uit de omgeving verwijderd moet(en) worden? Kunt u
               aangeven bij hoeveel van de meldingen van eerwraak en seksueel geweld de dader naar
               een extra begeleiding en toezichtlocatie – de aso-azc – is gebracht? Kunt u aangeven
               of zich situaties hebben voorgedaan waarbij het slachtoffer na melding van geweld
               nog in dezelfde opvang verbleef als de dader?
            
Antwoord 5
            
Het stoppen van geweld, het inschakelen van hulp en het bieden van veilige opvang
               staat bij het COA voorop. In het geval van seksueel geweld en of eergerelateerd geweld
               wordt er altijd melding gemaakt bij Veilig Thuis.
            
In onveilige situaties van huiselijk geweld handelt het COA acuut om het geweld te
               stoppen en de veiligheid te waarborgen. Het COA doet dit in samenspraak met bijvoorbeeld
               de politie. Dat kan betekenen dat de dader van (dreiging) van geweld in hechtenis
               wordt genomen dan wel per direct wordt overgeplaatst naar een Extra Begeleiding en
               Toezicht Locatie (ebtl) of andere COA-locatie. Omdat de eercomponent niet altijd bekend
               is bij (dreiging) van geweld, is niet te zeggen in hoeveel gevallen een bewoner is
               overgeplaatst naar de ebtl naar aanleiding van (dreiging) van eergerelateerd dan wel
               seksueel geweld. In sommige gevallen is maatwerk geboden waarbij ook het slachtoffer
               wordt overgeplaatst naar een (geheime) opvanglocatie of een beveiligde locatie voor
               vrouwenopvang in een gemeente.
            
Vraag 6 en 7
            
Bent u het ermee eens dat (dreiging met) eerwraak en seksueel geweld onverenigbaar
               zijn met de Nederlandse normen en waarden en dat plegers hiermee het recht op verblijf
               verspelen? Zo nee, waarom niet?
            
Op welke wijze heeft het dreigen met en het plegen van eerwraak en huiselijk geweld
               op dit moment negatieve gevolgen voor het verblijfsrecht van de daders en, in hoeveel
               van de gevallen is dit ook daadwerkelijk geëffectueerd? Kunt u dit cijfermatig toelichten?
            
Antwoord 6 en 7
            
Ik ben het ermee eens dat eerwraak en seksueel geweld, of dreiging daarmee, onverenigbaar
               zijn met de Nederlandse normen en waarden en maatschappelijk onaanvaardbaar zijn.
               Plegers hiervan vallen onder het Nederlandse strafrecht. Zoals u bekend is, kan een
               veroordeling wegens het plegen van een misdrijf leiden tot weigering of intrekking
               van een verblijfsvergunning. Hierbij is de glijdende schaal van toepassing.
            
Indien een persoon in aanmerking komt voor een asielvergunning in Nederland, wil dat
               zeggen dat daarmee is vastgesteld dat deze persoon zelf bescherming van de Nederlandse
               overheid nodig heeft. In de Europese wetgeving is hierover opgenomen dat als de dader
               moet worden aangemerkt als verdragsvluchteling, er sprake moet zijn van een «bijzonder
               ernstig misdrijf» alvorens de vergunning kan worden geweigerd of ingetrokken. In het
               Nederlandse beleid is hiervan sprake als de rechter een onvoorwaardelijke en onherroepelijke
               gevangenisstraf van tien maanden heeft opgelegd. Als de vreemdeling in aanmerking
               komt voor subsidiaire bescherming, moet sprake zijn van een «ernstig misdrijf». Hiervoor
               is in ons beleid een grens gesteld van zes maanden gevangenisstraf. Ik verwijs hiervoor
               ook naar de brief van mijn voorganger hierover.3
Er wordt niet specifiek bijgehouden in hoeveel gevallen een vergunning is ingetrokken
               op grond van eerwraak of huiselijk geweld. Ik kan u deze gegevens derhalve niet verstrekken.
            
Vraag 8, 9 en 10
            
Kunt u toelichten waarom u een eventuele specifieke voorziening voor slachtoffers
               wil beleggen bij de gemeenten? Hoe verhoudt dit voornemen zich tot de koppelingswet
               die asielzoekers zonder verblijfsvergunning uitsluit van voorzieningen?
            
Bent u het ermee eens dat het COA verantwoordelijk is voor veilige opvang van asielzoekers
               en dat dus het COA en niet de gemeente de aangewezen instantie is om dit te regelen?
               Zo nee, waarom niet?
            
Bent u bereid om met het COA in gesprek te gaan om eventueel noodzakelijke voorzieningen
               in het asielzoekerscentrum aan te bieden en gemeenten hier niet verder mee te belasten?
            
Antwoord 8, 9 en 10
            
Het COA is verantwoordelijk voor een veilige opvang van de bewoners in de COA-opvanglocaties.
               De medewerkers van het COA spannen zich hier ook dagelijks voor in. Het kan echter
               zo zijn dat het COA in bepaalde gevallen gebruik maakt van een specifieke voorziening
               voor vrouwenopvang die buiten het asielzoekerscentrum is gelegen.
            
Voor asielzoekers die slachtoffers zijn van huiselijk geweld of die bedreigd worden
               met eergerelateerd geweld en die verblijven in de opvang van het COA bestaat de mogelijkheid
               al langer dat zij huisvesting krijgen in de vrouwenopvang. Voor hen kan dit de meest
               adequate vorm van opvang zijn. Het geweld heeft immers in de eigen leefomgeving plaatsgehad
               en het slachtoffer moet zich daaraan kunnen onttrekken. Huisvesting in de vrouwenopvang
               biedt dan soms een betere bescherming dan opvang in een asielzoekerscentrum. Plaatsing
               in de vrouwenopvang gaat in overleg met de politie en Veilig Thuis. Op grond van de
               mogelijkheid tot administratieve plaatsing in de Regeling verstrekkingen en andere
               categorieën vreemdelingen (Rva) heeft het COA de bevoegdheid verblijf buiten een opvanglocatie
               toe te staan. Er is in deze gevallen dus geen sprake van strijd met het koppelingsbeginsel.
            
Naast asielzoekers kunnen ook andere vreemdelingen die nog niet in het bezit zijn
               van een verblijfsvergunning, slachtoffer zijn van huiselijk geweld of bedreigd worden
               met eergerelateerd geweld. Deze slachtoffers kunnen een aanvraag doen voor een verblijfsvergunning
               op humanitaire gronden in verband met huiselijk geweld of eergerelateerd geweld. Gedurende
               de behandeling van de aanvraag verblijven zij rechtmatig in Nederland op grond van
               artikel 8, eerste lid onder f en h van de Vreemdelingenwet. Anders dan het AD stelt,
               gaat het hier niet om asielzoekers en is opvang door het COA voor deze slachtoffers
               dan ook niet aan de orde.
            
Uit de EU Richtlijn minimumnormen slachtoffers volgt dat slachtoffers van huiselijk
               geweld of eergerelateerd geweld recht hebben op opvang, ongeacht hun verblijfstatus.4 Dit is reden geweest voor de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
               en Justitie en Veiligheid (JenV) ervoor te zorgen dat slachtoffers die een dergelijke
               verblijfsaanvraag hebben gedaan en die nog in afwachting zijn van de beslissing daarop,
               toegang hebben tot opvangvoorzieningen.
            
In 2018 is in bestuurlijk overleg met de gemeenten afgesproken dat deze slachtoffers
               toegang krijgen tot de vrouwenopvang en dat de kosten daarvan structureel en gezamenlijk
               worden gedragen door VWS en JenV. Hiervoor ontvangen de gemeenten gelden uit het Gemeentefonds
               voor de opvang. Naast deze bestuurlijke afspraken wordt de opvang van deze slachtoffers
               ook wettelijk geregeld. De Wmo 2015 geldt in de regel alleen voor hen die een verblijfsvergunning
               hebben of hebben gehad. Bij algemene maatregel van bestuur zullen slachtoffers van
               huiselijk geweld of eergerelateerd geweld die een aanvraag hebben gedaan voor een
               humanitaire verblijfsvergunning op grond van dat geweld voor wat betreft de opvang
               onder de reikwijdte van de Wmo 2015 gebracht worden. Deze wet biedt hiervoor al de
               grondslag.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid - 
              
                  Mede namens
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.