Schriftelijke vragen : De primaire energiefactor (PEF) voor elektriciteit
Vragen van de leden Van der Lee en Smeulders (beiden GroenLinks) aan de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de primaire energiefactor (PEF) voor elektriciteit (ingezonden 23 november 2018).
Vraag 1
Klopt het dat het u beiden in samenspraak de primaire energiefactor hebben gewijzigd
naar 1,45?
Vraag 2
Klopt het dat hiermee is besloten om voor energieprestatie van elektriciteitsopwekking
uit te gaan van de prognose in de Nationale Energieverkenning 2017 voor het jaar 2020?
Klopt het dat dit een beleidswijziging is ten opzichte van de aanpak tot nu toe waarbij
de PEF wordt gebaseerd op basis van feitelijk gerealiseerde prestaties?
Vraag 3
Kunt u onderbouwen waarom besloten is om de PEF en haar bepalingswijze te veranderen?
Staat u achter deze wijziging? Zo ja, waarom?
Vraag 4
Bent u bekend met het feit dat de nieuwe PEF van 1,45 zich vertaalt naar een rendement
op elektriciteitsopwekking van 69%, terwijl dat nu 39% is gezien de huidige PEF van
2,56? Deelt u de mening dat dit onrealistisch is, gezien de benodigde hoeveelheid
hernieuwbare energie die er in 2020 voor nodig is om deze PEF te realiseren? Zo nee,
waarom niet? Deelt u de mening dat het niet juist is om de PEF te baseren op onzekere
toekomstprognoses? Zo nee, waarom niet?
Vraag 5
Deelt u de analyse dat de beoogde wijziging ertoe kan leiden dat elektrische systemen
met een in de praktijk zeer laag rendement voldoen aan in de bouwregelgeving gestelde
eisen met betrekking tot energieprestatie van een gebouw en dit in de praktijk zal
leiden tot een grotere toename dan verwacht in elektriciteitsverbruik? Zo nee, waarom
niet?
Vraag 6
Wordt de nieuwe PEF gebruikt in de doorrekening van het klimaatakkoord door het Planbureau
voor de Leefomgeving (PBL)? Zo ja, welke invloed heeft de wijziging van de PEF in
de berekeningen door het Centraal Planbureau (CPB) en PBL op het behalen van de doelstellingen
van het Klimaatakkoord en weet u wat de gevolgen zijn als het rendement van 69% in
januari 2020 niet waar gemaakt wordt, terwijl hier in de doorrekeningen wel mee gerekend
wordt?
Indieners
-
Gericht aan
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Gericht aan
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Indiener
Tom van der Lee, Kamerlid -
Medeindiener
P.H.M. Smeulders, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.