Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 000 V Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2019
Nr. 10
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 2 november 2018
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst
van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 10 oktober 2018 voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken.
Bij brief van 1 november 2018 zijn ze door de Minister van Buitenlandse Zaken beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra
De griffier van de commissie, Van Toor
1
Kunt u bevestigen dat het in Nederland gevestigde Booking.com nog altijd accommodaties
in de door Rusland geannexeerde Krim aanbiedt? Hoe verhoudt dit zich tot geldende
sancties van de Europese Unie (EU)? Worden die sancties geschonden? (Bron: https://www.dw.com/en/despite-eu-sanctions-hotel-rooms-available-in-cri…)
Antwoord:
Sinds december 2014 is het op grond van EU-verordening 692/2014 verboden om diensten
te verrichten die direct verband houden met toeristische activiteiten op de Krim.
Op dit moment is het derhalve niet toegestaan om vanuit Nederland reserveringen voor
hotels op de Krim te faciliteren voor toeristische activiteiten. Eventuele andere
vormen van dienstverlening (bijvoorbeeld ten aanzien van hotelreserveringen voor zakelijke
doeleinden) vallen niet onder voornoemde sanctiemaatregel en zijn wel toegestaan.
Nederland leeft VN- en EU-sancties strikt na. In geval van vermeende sanctieschending
wordt altijd onderzoek gedaan en waar nodig handhavend opgetreden. Naar aanleiding
van de genoemde sanctiemaatregel is er in Nederland contact geweest met verschillende
bedrijven die actief zijn in deze sector. Zoals eerder met uw Kamer gedeeld (waaronder
tijdens het Algemeen Overleg op 5 september 2017 over de Raad Buitenlandse Zaken,
Kamerstuk 21 501-02 Nr 1772), kan het kabinet geen uitspraken doen over individuele gevallen.
2
Kunt u een overzicht geven van de EU-sancties tegen Rusland?
Antwoord:
In reactie op het Russische, destabiliserende optreden in Oost-Oekraïne heeft de Europese
Unie verschillende sanctiemaatregelen ingevoerd:
– Persoonsgerichte sancties tegen personen die betrokken zijn bij bedreiging of ondermijning
van de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne.
Op dit moment staan er 155 personen en 44 entiteiten op deze sanctielijst en tegen
deze personen zijn een tegoedenbevriezing en een inreisverbod van kracht.
– Kapitaalmarktrestricties, wapenembargo, exportrestricties «dual-use» goederen en exportbeperkingen
ten aanzien van de olie- en gassectoren in Rusland.
– Als onderdeel van het niet-erkenningsbeleid van de EU van de Russische annexatie van
de Krim, geldt er bovendien een volledig importverbod en een uitgebreid exportverbod
van en naar de Krim.
– Tevens is no-business-as-usual-beleid van kracht in de relatie EU-Rusland en zijn EU-Rusland toppen opgeschort.
3
Wat was het doel van de afzonderlijke EU-sancties tegen Rusland? Wat is, tot op heden,
het resultaat van deze sancties?
Antwoord:
In reactie op het destabiliserende optreden van Rusland in Oekraïne is een breed scala
aan maatregelen genomen, waar de sancties onderdeel van zijn. Ook hebben andere landen,
zoals de VS, sancties ingesteld tegen Rusland. Sinds het instellen van de eerste sancties
in 2014 is de situatie in het oosten van Oekraïne aan verandering onderhevig en zijn
de Minsk akkoorden gesloten. Het individuele effect van de verschillende EU-sanctiemaatregelen
is daarom lastig meetbaar.
4
Is uw inschatting dat de aanleg van oliepijpleidingen in Noord-Amerika (Canada en
de Verenigde Staten) een inbreuk vormt op de rechten van de inheemse bevolking? Kunt
u uw antwoord toelichten? (Bron: https://www.nporadio1.nl/homepage/12118-plannen-trudeau-zijn-een-ongelo…)
Antwoord:
Het Trans Mountain Pipeline systeem is een pijpleiding die ruwe en geraffineerde olie vanuit Alberta naar de westkust
van British Colombia transporteert.
In 2013 keurde de Canadese National Energy Board een voorstel van het bedrijf Kinder Morgan goed om de pijpleiding uit te breiden.
Met deze uitbreiding zou de pijplijn gebieden van de inheemse bevolking doorkruisen.
In mei 2018 kondigde de Canadese overheid aan om de pijplijn als staatsbedrijf te
verwerven en externe investeerders te vragen om de uitbreiding te voltooien nadat
Kinder Morgan aangaf de uitbreiding van de pijplijn niet langer door te willen zetten.
In augustus 2018 werd de in eerdere instantie verleende goedkeuring door de National Energy Board door het Canadese Federale Hof nietig verklaard mede door gebrek aan consulatie met
en inspraak van de betrokken inheemse groepen.
Op dit moment is de toekomst van de pijpleiding onzeker. In Canada vindt momenteel
een politiek en maatschappelijk debat rond deze kwestie plaats. Na de uitspraak van
het Hof zet de Canadese regering nu in op uitvoeriger overleg met de betrokken inheemse
bevolking. Nederland wacht deze ontwikkelingen af.
Een ander groot project is de Keystone XL Pipeline. Dit is een pijpleiding in Canada en de Verenigde Staten die olie vanuit Alberta
naar verschillende raffinaderijen in de VS transporteert. Na protesten van inheemse
groepen en milieuactivisten is de aanleg in 2015 stilgelegd.
In 2018 is er op last van de federale rechter een aanvullend milieuonderzoek uitgevoerd voordat de bouw langs een nieuw voorgestelde route voortgezet kon
worden. In september 2018 is dat onderzoek gepubliceerd en is er door de Amerikaanse
autoriteiten geconcludeerd dat er geen bezwaren zijn tegen aanleg van de pijpleiding.
In reactie op deze conclusie hebben twee inheemse groepen een rechtszaak aangespannen
tegen de VS-administratie. Nederland wacht deze ontwikkelingen af.
5
Is het juist dat het ABP belegt in teerzandolie en oliepijpleidingen in Noord-Amerika?
Is hierover contact vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken met het pensioenfonds?
Antwoord:
Op de website van het pensioenfonds ABP staat vermeld dat het pensioenfonds belegt
in een aantal bedrijven die teerzand winnen en pijpleidingen maken voor het vervoer
hiervan. ABP geeft aan ervoor te kiezen om in dialoog te blijven met deze bedrijven
om op die manier invloed uit te oefenen op deze bedrijven bij thema’s zoals mensenrechten,
klimaatverandering en arbeidsveiligheid. ABP geeft duurzaamheidscriteria net als rendement,
risico’s en kosten een rol in het beleggingsproces. Naast de pensioendoelstelling
van zijn deelnemers, streeft ABP duurzame ontwikkelingsdoelen na met zijn beleggingen.
Daarbij heeft ABP expliciet aandacht voor klimaatverandering en stuurt het actief
op de CO2-voetafdruk van de aandelenportefeuille. Deze voetafdruk is de afgelopen jaren dan ook
gedaald en ligt nu 28 procent lager dan in 2014.
Het pensioenfonds ABP gaat over het eigen beleggingsbeleid. Het kabinet verwacht dat
pensioenfondsen de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s) naleven. Daarom zet het Ministerie voor Buitenlandse Zaken samen met de
Ministeries van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in op het sluiten
van een IMVO-convenant hierover met de pensioensector. ABP is ook partij bij het nu
lopende onderhandelingstraject voor dat convenant.
6
Kunt u bevestigen dat er in juli 2018, in de periode dat er bij de grens vele Palestijnen
gedood en verwond zijn door de Israëlische veiligheidstroepen, een uitwisseling plaatsvond
tussen de Koninklijke Militaire Academie en het Israëlische leger? Kunt u een overzicht
geven van de samenwerking die op militair gebied plaatsvindt tussen Nederland en Israël?
Antwoord:
In de genoemde periode heeft geen «uitwisseling» plaatsgevonden tussen het Israëlische
leger (IDF) en de Nederlandse Defensie Academie (NLDA). In deze periode is een groep
cadetten van de NLDA op studiereis geweest naar Israël en de Palestijnse gebieden.
Tijdens deze reis hebben de cadetten de gelegenheid gekregen om zich een evenwichtig
beeld te vormen van de actualiteit, de voortgang, de uitdagingen en de standpunten
van stakeholders binnen het Midden-Oosten vredesproces. Om evenwicht in het programma
te garanderen hebben deze cadetten – naast vele andere gesprekspartners en sprekers,
waaronder vertegenwoordigers van de Palestijnse Autoriteit – ook met collega’s binnen
de IDF gesproken en gediscussieerd.
Op militair gebied werken Nederland en Israël samen op een aantal terreinen. Daarbij
gaat het met name om het wederzijds uitwisselen van kennis en ervaringen, zowel op
operationeel vlak als bijvoorbeeld op het gebied van gender- en reservistenbeleid.
Dit krijgt voornamelijk vorm door middel van bezoeken over-en-weer. Daarnaast is de
Nederlandse krijgsmacht gebruiker van systemen die door de Israëlische defensie-industrie
worden geleverd.
7
Op welke punten valt de begroting van Buitenlandse Zaken samen met de Geïntegreerde
Buitenland- en Veiligheidsstrategie?
Antwoord:
De Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie (GBVS) is een inhoudelijk, strategisch
beleidskader voor alles dat het kabinet internationaal doet voor de veiligheid van
Nederland en het Koninkrijk. Het is geen begrotingskader. Uiteraard komen de beleidsdoelstellingen
van de GBVS wel terug in de begroting van Buitenlandse Zaken, waarbij het zwaartepunt
ligt bij begrotingsartikel 2 «Veiligheid en stabiliteit». Ook andere begrotingen hebben
inhoudelijke links met de 13 GBVS-doelstellingen, omdat het behalen daarvan een bredere
inzet binnen de rijksoverheid vergt. Denk daarbij aan bijvoorbeeld de begrotingen
van BHOS, Defensie en J&V
8
Kunt u een overzicht geven, uitgesplitst per beleidsartikel, van de middelen die beschikbaar
zijn voor opvang in de regio op de begroting van Buitenlandse Zaken voor het jaar
2019?
Antwoord:
Op de begroting van Buitenlandse Zaken zijn geen middelen beschikbaar voor opvang
in de Regio. Deze middelen staan op de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
(BHOS). Voor 2019 is daar EUR 138 mln. beschikbaar op artikel 4.2, Opvang en bescherming
in de regio en migratiesamenwerking.
9
Hoeveel twitteraccounts en Facebookpagina’s worden er door het Ministerie van Buitenlandse
Zaken beheerd? Hoeveel FTE’s houden zich bezig met het onderhoud en/of het updaten
van deze accounts en pagina’s?
Antwoord:
Er zijn bij benadering 330 formele BZ Twitter en FB-accounts. Het beheer van deze
accounts/pagina’s is voor het merendeel onderdeel van het standaard takenpakket van
de ambtenaren van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Een beperkt aantal corporate
kanalen (6 corporate kanalen, waarvan 5 op Twitter en 1 op Facebook) wordt centraal,
vanuit de directie Communicatie, beheerd. Het cluster dat onder andere hiervoor verantwoordelijk
is, de Newsroom, bestaat uit 7 medewerkers die zich voor 30–40% van hun tijd bezighouden
met het beheer van de sociale media accounts. Omgerekend komt dit neer op 2 FTE’s.
10
Kunt u een overzicht geven van alle directies, eenheden, bureaus en afdelingen van
het Ministerie van Buitenlandse Zaken, inclusief het aantal FTE’s per directie, eenheid,
bureau of afdeling?
Antwoord:
DG
Directie/Post
Aantal formatie
plaatsen uitgedrukt in FTE
DGBEB
135,39
DG Buitenlandse Economische Betrekkingen
3
Directie Internationaal Ondernemen
60
Economische Advisering en Beleidsontwik.
13
Global Entrepreneurship Summit
15,89
Dir. Int. Marktordening en Handelspol.
43,5
DGES
407,5
Consulaire Service Organisatie
158
Directie Consulaire Zaken en Visumbeleid
148,5
Dir. Europa
34
DG Europese Samenwerking
12
Dir. Integratie Europa
47
Eenheid Internationaal Cultuurbeleid
8
DGIS
270,39
Bureau Internationale Samenwerking
16,56
Bureau Migratiebeleid
5,5
Dir. Duurzame Economische Ontwikkeling
57,5
DG Internationale Samenwerking
5
Dir. Stabiliteit en Humanitaire Hulp
67,5
Dir. Sociale Ontwikkeling
53,22
Inclusieve Groene Groei
56,61
Stuurgroep Meerjaren Landenstrategieën
3
Expertisecentrum Werk in Uitvoering
5,5
DGPZ
288,67
Bureau Politieke Zaken
6
Dir. Sub-Sahara Afrika
42,17
Dir. Noord-Afrika en Midden Oosten
32
Dir. Azie en Oceanie
23,5
DG Politieke Zaken
20
Dir Multilat Instellingen en Mensenrecht
71,5
Dir. Veiligheidsbeleid
70,5
Dir. Westelijk Halfrond
23
Overige
7
Innovatieteam Dare
1
SG Ambtelijke Leiding
4
#N/A
2
POSTEN
822
Abidjan
3
Abuja
5
Abu Dhabi
3
Accra
8
Addis Abeba
14
Algiers
4
Almaty Ambassadekantoor
1
Amman
10
Ankara
9
Antwerpen CG
1
Astana
2
Athene
5
Bagdad
8
Bakoe
2
Balticum
2
Bamako
14
Bangkok
6
Boedapest
3
Beiroet
4
Belgrado
5
Bern
2
Bangalore CG
2
Boekarest
4
Berlijn
13
Bogota
5
Mumbai CG
2
Brasilia
5
Brussel PV EU
29
Brussel PV NAVO
8
Brussel
7
Bratislava
2
Buenos Aires
5
Bujumbura
6
Canberra
2
Caracas
3
Geneve CD Delegatie
3
Chicago CG
2
Chongqing CG
2
Chisinau Ambassadekantoor
1
Colombo
3
Cotonou
7
Dakar
5
Dar es Salaam
5
Dubai CG
2
Dhaka
11
Damascus
4
Doha
4
Dublin
2
Dusseldorp CG
2
ERBIL CG
3
Geneve PV
12
Guangzhou CG
3
Hanoi
6
Harare
2
Havana
5
Ho Chi Minh Stad CG
2
Helsinki
2
Hong Kong CG
2
Islamabad
7
Istanbul
8
Jakarta
13
Juba
9
Kaapstad CG
1
Kaboel
7
Cairo
8
Kampala
7
Khartoum
7
Kiev
6
Kigali
11
Kopenhagen
3
Kinshasa
5
Kuala Lumpur
3
Koeweit
2
Lagos Ambassadekantoor
3
Lima
3
Lissabon
2
Ljubljana
2
Londen
12
Luanda
2
Luxemburg
2
Madrid
5
Manilla
3
Maputo
9
Mexico
4
Miami CG
2
Milaan CG
1
Moskou
14
Minsk Ambassadekantoor
1
Munchen CG
1
Muscat
3
Nairobi
11
New Delhi
15
Nicosia
2
Taipei NTIO
1
New York CG
3
New York PV
29
Org. voor het Verbod van Chemische Wapen
3
Osaka CG
1
Oslo
2
Ottawa
3
Panama-Stad
2
PV OESO
4
Parijs
11
PV UNESCO
1
Peking
17
St Petersburg CG
2
Port of Spain
2
Praag
2
Pretoria
7
Pristina
2
Paramaribo
5
Rabat
8
Ramallah Eenheid Palestijnse Autoriteit
7
RSO Azie
21
Rio de Janeiro CG
2
Riyadh
7
RSO Noord Afrika
13
RSO Oost Europa
23
Rome PV
1
Rome
5
RSO Westelijk Halfrond
8
RSO Zuidelijk Afrika
9
Sana'a
10
Sao Paulo CG
2
Sarajevo
4
Seoul
5
San Francisco CG
2
Shanghai CG
5
Singapore
4
San Jose
3
Skopje
3
Sofia
3
Santo Domingo
3
Santiago de Chile
2
Stockholm
2
Straatsburg PV
2
Sydney CG
2
Tallinn
1
Tbilisi
3
Teheran
9
Tirana
1
Tel Aviv
7
Tokio
7
Toronto CG
2
Tripoli
3
Tunis
5
Valletta
1
Vancouver CG
2
Heilige Stoel
1
Vilnius
2
Warschau
6
Washington
12
Wellington
2
Wenen
11
Yangon
4
Zagreb
2
PSG
955,56
Dir. WereldWijd Werken
142,5
Adviesraad Internationale Vraagstukken
7
Dir. Vertalingen
31
Bureau Secretaris-Generaal
26
Dir. Communicatie
53
Commissie van Bezwaar
2,5
Directie Bedrijfsvoering
173,5
Dir. Juridische Zaken
78,67
Directie Protocol en Gastlandzaken
24
Eenheid Strategische Advisering
9,5
Dir. Financieel Economische Zaken
95,78
Financiële Service Organisatie
136,5
Hoofd Directie Personeel en Organisatie
129,67
Internat. Onderzoek en Beleidsevaluatie
32,5
Inspectie, Signalering, Begeleiding
9
Ondernemingsraad
2,44
Plaatsvervangend Secretaris-Generaal
2
Totaal
2.886,5
11
Hoeveel FTE’s op het Ministerie van Buitenlandse Zaken houden zich bezig met diversiteit?
Op welke directies, eenheden, bureaus of afdelingen zijn zij werkzaam?
Antwoord:
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken wil een veilige werkomgeving bieden voor alle
medewerkers. De bestuursraad van het ministerie geeft hier uitvoering aan door middel
van de ontwikkelagenda diversiteit en inclusiviteit en de inbedding/institutionalisering
van de aanpak van (seksueel) grensoverschrijdend gedrag en integriteit binnen het
ministerie. Deze onderwerpen zijn nauw met elkaar verweven.
Om het ministerie meer divers te maken houden 2,5 FTE zich binnen de Hoofddirectie
Personeel en Organisatie bezig met diversiteit, waaronder een adviseur Inclusiviteit
en Diversiteit die vanaf december 2018 start. Verder is het onderwerp veiligheid specifiek
belegd bij 1 FTE bij Bureau SG. Bij de Directie Veiligheid, Crisisbeheersing en Integriteit
doen 2 FTE onderzoek naar integriteit en zijn er daarnaast 1,5 FTE voor de Centrale
Coördinator Integriteit en een beleidsmedewerker op gebied van integriteit.
Daarnaast zijn de onderwerpen diversiteit, inclusiviteit en veiligheid (integriteit)
voor diverse medewerkers een onderdeel van hun takenpakket. Nadrukkelijk ligt hier
een taak voor alle leidinggevenden. Dit betreft verder bijvoorbeeld medewerkers die
zich bezighouden met werving & selectie of medewerkers die actief zijn in medewerkersnetwerken
binnen BZ op het gebied van gender, jongeren, LHBTI en culturele achtergrond. Zo zijn
er ruim 40 change agents die binnen directies en op posten aan de slag gaan met het thema diversiteit en inclusiviteit.
BZ heeft 5 vertrouwenspersonen in Den Haag en een groot aantal vertrouwenspersonen
werkzaam op posten in het buitenland. Zij bieden advies en een luisterend oor op gebied
van integriteit en ongewenste omgangsvormen. Een klachtencommissie ongewenste omgangsvormen
behandelt klachten die binnenkomen op dit gebied.
12
Heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken in 2018 marketing- en/of voorlichtingscampagnes
uitbesteed aan derden? Zo ja, aan welke bureaus en om welke projecten ging het?
Antwoord:
Het ministerie voert in 2018 de campagne «Overal Dichtbij». Vanuit de campagnemantels
van Dienst Publieke Communicatie (DPC) hebben de volgende bureaus hier een bijdrage
aangeleverd: KesselsKramer, Initiative, memo2, kantar/TNSNIPO. De campagne geeft het
belang van een goede voorbereiding op mogelijke risico’s van de reisbestemming.
13
Hoeveel Nederlandse kinderen bevinden zich momenteel in Syrië en Irak? Hoeveel van
deze kinderen bevinden zich momenteel buiten het strijdgebied? Op welke wijze wordt
getracht deze kinderen terug naar Nederland te halen?
Antwoord:
Er bevinden zich op dit moment tenminste 175 kinderen met een Nederlandse link in
Syrië en Irak, waarvan tenminste 145 in het overgebleven strijdgebied. Daarnaast bevinden
zich ten minste 30 kinderen met een Nederlandse link (in de regio) buiten het strijdgebied,
waaronder in de opvangkampen in Noord-Syrië.
Het kabinet zet niet actief in op het terughalen van volwassen uitreizigers en hun
minderjarige kinderen. Er wordt in de afweging om al dan niet bijstand te verlenen
naast de belangen van de kinderen, ook gekeken naar andere aspecten, zoals de veiligheid
van de betrokkene, internationale diplomatieke verhoudingen en de veiligheidssituatie
in de regio. Daarbij speelt dat het terughalen van kinderen niet los kan worden gezien
van hun ouders, aangezien het scheiden van kinderen en ouders in beginsel onwenselijk
is en juridisch complex ligt.
14
Voor hoeveel van de (tenminste) 145 kinderen in gebied gecontroleerd door de Islamitische
Staat (ISIS) heeft de Raad voor de Kinderbescherming inmiddels een terugkeerplan opgesteld?
Antwoord:
De Raad voor de Kinderbescherming heeft van de tenminste 175 kinderen in Syrië en
Irak (waarvan tenminste 145 in het overgebleven strijdgebied) circa 101 kinderen namen
in beeld. Voor het grootste deel van deze kinderen is een terugkeerplan opgesteld
of wordt dit momenteel opgesteld, voor het geval deze kinderen terug zouden keren
naar Nederland. In deze terugkeerplannen, die door gemeentes en Raad voor de Kinderbescherming
samen worden opgesteld, wordt per kind gekeken wie na terugkeer in Nederland voor
het kind zou kunnen zorgen en welke hulp het kind mogelijk nodig heeft.
15
Is de Nederlandse regering al ingegaan op het aanbod van de Democratic Federation
of Northern Syria om de Nederlandse overheid te assisteren om de situatie van de Nederlandse
burgers en met name die van de kinderen op te lossen? Zo ja, met welk resultaat? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord:
In ambtelijke gesprekken met de Benelux-vertegenwoordiging van de Democratic Federation
of Northern Syria in Den Haag, is het kabinetsstandpunt herhaald dat Nederland volwassen
uitreizigers en hun minderjarige kinderen niet terughaalt uit Syrië en Irak. In de
afweging wordt gekeken naar aspecten zoals de veiligheid van de betrokkene, het internationaal
verdragsrechtelijke kader en diplomatieke verhoudingen en de veiligheidssituatie in
de regio.
16
Hoeveel FTE's zijn inmiddels werkzaam bij de Eenheid Huwelijksdwang? Kunt een korte
update geven van de stand van zaken rondom deze eenheid?
Antwoord:
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft conform het amendement Ten Broeke op 1 augustus
2017 een aparte eenheid Huwelijksdwang opgericht, in eerste instantie voor de duur
van één jaar. De eenheid heeft zich gericht op de behandeling en opsporing van huwelijksdwangzaken,
o.a. door het opzetten van een campagne gericht op mogelijke slachtoffers, het trainen
van consulaire medewerkers in Den Haag en op ambassades, en specifiek het versterken
van de capaciteit van de ambassades in/geaccrediteerd voor focuslanden Irak, Somalië,
Soedan, Pakistan en Marokko. Er is samenwerking gezocht met o.a. Noorwegen en het
VK over de aanpak van huwelijksdwangzaken.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de expertise en werkzaamheden van de eenheid
duurzaam geïntegreerd binnen de bestaande consulaire werkprocessen, zodat over de
volle breedte van het consulaire werk bestrijding van huwelijksdwang en achterlating
verzekerd is. In de verlening van (consulaire) bijstand wordt nauw samengewerkt met
het Landelijk Knooppunt Huwelijksdwang en Achterlating (LKHA) en de politie (Landelijk
Expertise Centrum Eer-gerelateerd Geweld (LEC). De interdepartementale en internationale
samenwerking op dit onderwerp is daarnaast verder geïntensiveerd. In navolging van
de toezegging in de Kamerbrief d.d. 8 juni 2017 (ref 34 550-V-75/2017D13021) zal op korte termijn een evaluatie aan uw Kamer worden gestuurd, waarin het werk
van de Eenheid Huwelijksdwang en de uitvoering van het amendement Ten Broeke cs (34 550V, nr 52) in meer detail wordt geëvalueerd. Daarin worden ook de uitkomsten en toezeggingen
van het Algemeen Overleg d.d. 17 oktober 2018 verwerkt.
17
Kunt u de Kamer een overzicht van alle in 2018 toegekende subsidies verschaffen, verwerkt
in een tabel, inclusief het bedrag en de ontvanger?
Antwoord:
In antwoord op deze vraag wordt hierbij een vertrouwelijk overzicht naar de Kamer
gestuurd1. Deze lijst is vertrouwelijk omdat hierin ook organisaties voorkomen waarvan het
niet wenselijk is dat extern bekend wordt dat zij subsidie ontvangen van het Ministerie
van Buitenlandse Zaken. Dit is in het kader van de veiligheid van de organisaties
en medewerkers.
18
Wat is er op het gebied van zachte leningen en handelspreferenties voor eersteopvanglanden
veranderd sinds de Kamer de motie-Ten Broeke/Servaes (34 300-V, nr. 20) heeft aangenomen?
Antwoord:
Op 20 juli 2016 hebben de EU en Jordanië een overeenkomst bereikt over de versoepeling
van de oorsprongsregels voor Jordanië. Hierdoor kunnen Jordaanse bedrijven in een
van de 18 economische zones en met een bepaald percentage Syrische vluchtelingen in
dienst (15% in jaar 1 en 25% vanaf jaar 2) gemakkelijker producten exporteren naar
de EU. De versoepeling geldt voor veel producten, waaronder hout- en textielproducten.
Op deze producten zijn geen of verlaagde invoerrechten van toepassing. Niet alleen
wordt de economische zelfredzaamheid van Jordanië versterkt door deze maatregel, maar
het is ook een aansporing voor bedrijven om Syrische vluchtelingen in dienst te nemen
zodat deze vluchtelingen een beter bestaan krijgen terwijl zij in Jordanië verblijven.
Tot op heden functioneert de versoepeling van oorsprongsregels echter niet naar verwachting,
onder meer vanwege de geografische beperking tot de economische zones en het vereiste
percentage Syrische vluchtelingen dat een bedrijf in dienst moet nemen. Daarnaast
blijven capaciteit, gebrek aan investeringskapitaal van lokale bedrijven en onzekerheid
over de termijn van de overeenkomst grote obstakels voor het Jordaanse bedrijfsleven
om te kunnen exporteren naar de EU. Tot op heden voldoen 11 bedrijven aan de voorwaarden
om onder de overeenkomst te kunnen exporteren; 4 van deze bedrijven hebben inmiddels
voor gezamenlijk EUR 4.4 mln geëxporteerd naar de EU. De Europese Commissie werkt
momenteel aan een voorstel om de overeenkomst verder te flexibiliseren. Nederland
steunt de Commissie hierin.
De concessionele leenfaciliteit van de Wereldbank, die zachte leningen verstrekt aan
Jordanië en Libanon, blijft een belangrijk instrument binnen het Nederlandse beleid
voor de duurzame opvang van vluchtelingen in hun regio van herkomst. Voor Jordanië
en Libanon zijn inmiddels in totaal elf programma’s goedgekeurd, op het gebied van
onderwijs, wegenbouw, werkgelegenheid, energie, afvalwater en gezondheidszorg. Voor
deze programma’s is USD 500 mln. aan ODA beschikbaar gesteld, wat USD 2,5 miljard
aan zachte leningen heeft opgeleverd. Nederland droeg hier tot op heden EUR 50 mln.
aan bij. Vanwege het grote aantal Venezolanen (bijna 1 miljoen) dat momenteel in Colombia
wordt opgevangen, wordt momenteel bezien of de concessionele leenfaciliteit ook kan
worden opengesteld voor Colombia.
19
Zijn er sinds de laatste Kamerbrieven inzake diplomatieke immuniteit nog ontwikkelingen
rondom het achterstallige onderhoud van aan andere landen «uitgeleende» ambassadepanden
in Den Haag? Zo ja, welke?
Antwoord:
Enkele ambassades hebben stappen genomen om te komen tot beter onderhoud, renovatie
of verkoop van onder de verantwoordelijkheid van de ambassade vallende panden met
achterstallig onderhoud. De recente gesprekken met de betrokken ambassades, op basis
van overleg met de gemeente Den haag, hebben hiertoe bijgedragen.
20
Is er al een besluit genomen over het al dan niet verder financieren van het project
rondom de receptorbenadering in China?
Antwoord:
De eindevaluatie van het project over de receptorbenadering moet nog voltooid worden.
Na afronding van deze evaluatie, waarin de impact van het project wordt beoordeeld
alsmede hoe deze aanpak bijdraagt aan de doelstellingen van het Nederlandse buitenlandse
mensenrechtenbeleid, zal een besluit worden genomen over eventuele vervolgfinanciering.
De verwachting is dat dit in 2019 zal gebeuren.
21
Kunt u uitgebreid toelichten op welke wijze het door de Tweede Kamer aangenomen amendement
34 550-V, nr. 46 is uitgevoerd, waarin ten eerste wordt gevraagd de vergoedingen die ambtenaren ontvangen
voor de te maken extra kosten die verband houden met het werk in het buitenland rijksbreed
neerwaarts aan te passen naar maximaal het niveau dat het Ministerie van Buitenlandse
Zaken voor zijn ambtenaren hanteert, en waarin ten tweede wordt gevraagd om alle attachés
van alle departementen onder het Ministerie van Buitenlandse Zaken te laten vallen?
Antwoord:
Ik verwijs u allereerst naar de brief van mijn voorganger aan de Tweede Kamer van
12 juni 2017 inzake de stand van zaken moties en amendementen (Kamerstuk 34 550-V, nr. 78).
Daaraan voeg ik nog het volgende toe. De vergoedingen die ambtenaren van het Ministerie
van BZ ontvangen, wanneer zij worden tewerkgesteld bij een vertegenwoordiging van
het Koninkrijk in het buitenland, worden bij en krachtens het Reglement Dienst Buitenlandse
Zaken door de Minister van BZ in overeenstemming met de vakbonden vastgesteld. In
het RDBZ is bepaald dat wanneer ambtenaren van andere ministeries bij die vertegenwoordigingen
worden tewerkgesteld (attachés) hun Minister hun buitenlandvergoedingen vaststelt
in overeenstemming met de regels die de Minister van BZ voor de BZ-ambtenaren heeft
vastgesteld. In de praktijk wordt dienovereenkomstig gehandeld. Van de in het amendement
genoemde neerwaartse aanpassing kan dan ook geen sprake zijn nu al van gelijke vergoedingen
sprake is.
Het onder het Ministerie van BZ laten vallen van alle attachés is niet gerealiseerd.
Dat zou namelijk geen recht doen aan de verantwoordelijkheden van de betrokken Ministers.
Het zou bovendien de administratieve lasten verhogen, onder meer door het moeten overplaatsen
van betrokkenen naar het Ministerie van BZ voorafgaande aan hun uitzending en het
weer moeten overplaatsen naar hun oorspronkelijke ministerie na afloop van hun uitzending.
Bovendien is met de oprichting van de Shared Service Organisatie 3W de dienstverlening
en de uitvoering van de uitzending van medewerkers van BZ en die van andere ministeries
bij elkaar gebracht waarmee de gewenste efficiency slag is gemaakt.
22
Kunt u concreet, of anders bij benadering, aangeven welk bedrag indirect vanuit de
Nederlandse schatkist naar Turkije gaat in het kader van de «pre-accessiesteun» in
2019?
23
Kunt u exact aangeven hoeveel pre-accessiesteun er de komende jaren vanuit de EU-begroting
naar Turkije gaat, welke instellingen en organisaties de steun ontvangen en waar het
geld aan besteed wordt?
Antwoord op vraag 22 en 23:
Het kabinet benadrukt dat Nederland in Europees kader reeds geruime tijd pleit voor
de opschorting van pretoetredingssteun aan Turkije in lijn met de motie van de leden
Roemer en Segers (Kamerstukken 32 824 en 29 279, nr. 158). Hiervoor bestaat echter onvoldoende draagvlak. Wel worden de fondsen voor Turkije
conform het verzoek van de Europese Raad van 19-20 oktober 2017 (zie Kamerstuk 21 501-20, nr. 1260) voor de periode 2018–2020 gehalveerd ten opzichte van de periode 2014–2017 en zo
veel mogelijk omgebogen naar programma’s op het terrein van democratie, rechtsstaat
en mensenrechten.
De indicatieve begroting voor de periode 2018–2020 is EUR 1.181 mln.; voor het jaar
2019 is dat EUR 395 mln. Concrete programma’s voor 2019 zijn nog niet bekend, omdat
de Commissie momenteel nog werkt aan de voorstellen met het budget voor 2018. Deze
zullen later dit jaar aan de lidstaten worden voorgelegd. Uw Kamer zal over deze voorstellen
worden geïnformeerd. Op basis van de BNI-sleutel draagt Nederland hier 4,9% aan bij
in 2019.
24
Kunt u een overzicht geven van de afdrachten aan de Europese Unie van alle lidstaten
in 2019?
Antwoord:
Onderstaande tabel geeft de raming van de Europese Commissie weer van alle lidstaten
op basis van het betalingenniveau in het begrotingsvoorstel van de Europese Commissie
voor de Europese jaarbegroting voor 20192. Hierbij moet worden aangetekend dat de hierin opgenomen Nederlandse afdracht afwijkt
van de raming opgenomen op de begroting van Buitenlandse Zaken. In de Nederlandse
begroting wordt normaliter geraamd op basis van het betalingenplafond en niet op het
betalingenniveau. Daarnaast kunnen eenmalige effecten een verschil veroorzaken tussen
de ramingen. De raming van de Nederlandse afdrachten bij Miljoenennota 2019 bedraagt
EUR 8,1 miljard, waar de Europese raming van de Nederlandse afdrachten EUR 7,7 miljard
bedraagt. Dit verschil wordt voor EUR 0,1 miljard verklaard door het genoemde verschil
in ramingssystematiek. Daarnaast is er een eenmalig effect van EUR 0,3 miljard dat
veroorzaakt wordt doordat de effecten van de Spring Forecast 2018 op de BNI-afdracht
pas in 2019 in de Nederlandse kas zullen optreden, terwijl de Europese Commissie die
aan 2018 toewijst.
25
Sluit u uit dat diplomaten leden van de Koninklijke Familie ondersteunen bij activiteiten
die niet voortvloeien uit hun directe verplichtingen of werkzaamheden als lid van
de Koninklijke Familie (bijvoorbeeld op vakanties)? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Over reizen van het Koninklijk Huis, anders dan formele staats- of werkbezoeken, worden
geen mededelingen gedaan.
26
Op welke wijze leggen de Verenigde Naties (VN) vast dat landen VN-wapenembargo’s schenden?
Is deze informatie publiek?
Antwoord:
Op dit moment bestaan er 11 VN-sanctieregimes met een wapenembargo. De monitoring
en rapportage over de uitvoering van de sanctiemaatregelen is de verantwoordelijkheid
van VN-expertgroepen (bij de meeste regimes zijn dit zogenaamde Panels of Experts). Deze experts hanteren een hoge standaard ten aanzien van de bewijslast over mogelijke
schendingen van de maatregelen. In het algemeen geldt dat vastgestelde schendingen
(of situaties van niet-naleving) worden opgenomen in rapporten van de expertgroepen,
die na toestemming van het sanctiecomité gepubliceerd worden op de website van het
comité. Zo gebeurde dat dit jaar met een rapport (gepubliceerd op 5 maart 2018) over
het sanctieregime ten aanzien van Noord-Korea. In sommige gevallen is de nadere onderbouwing
beschreven in zogenaamde confidential annexes die niet publiek beschikbaar zijn. De VN-expertgroepen hebben tevens het mandaat
om landen via bilaterale kanalen om informatie en uitleg te verzoeken als zij daar
aanleiding toe zien.
27
Welke landen hebben het verblijf op grondgebied gecontroleerd door een terroristische
organisatie strafbaar gesteld?
Antwoord:
Australië heeft een zelfstandige strafbaarstelling van verblijf in aangewezen grondgebieden
(sectie 119.2 en 119.3 van de Australian Criminal Code Act 1995). Het Verenigd Koninkrijk is bezig met het opstellen van een wetsvoorstel onder
de Terrorism Act 2000. Dit voorstel, onderdeel van de Counter-Terrorism and Border Security Bill, is goedgekeurd door de House of Commons en wordt nu behandeld door de House of Lords. Overeenkomstig het regeerakkoord, wordt ook in Nederland een wetsvoorstel voorbereid
waarin het verblijf in een door een terroristische organisatie gecontroleerd gebied
strafbaar wordt gesteld. Het advies over dat wetsvoorstel van de Afdeling advisering
van de Raad van State is inmiddels ontvangen. Na verwerking van het advies, zal het
wetsvoorstel worden ingediend bij de Tweede Kamer.
28
Wanneer was de laatste keer dat Israël – mede op verzoek van Nederland – zijn gedrag
heeft bijgesteld in het voordeel van de tweestatenoplossing?
Antwoord:
Nederland en de EU dringen bij Israël en de Palestijnse Autoriteit aan op stappen
die de twee-statenoplossing bevorderen. Het Kwartet heeft in diens rapport van juli
2016 de belangrijkste bedreigingen voor deze oplossing beschreven en suggesties gedaan
voor maatregelen die iedere partij los van elkaar kan nemen om het klimaat hiervoor
verder te versterken. Helaas moet geconstateerd worden dat op de belangrijkste bedreigingen,
het Israëlische nederzettingenbeleid, de Palestijnse verdeeldheid en geweld, de onbehulpzame
retoriek aan beide zijden, het afgelopen jaar zich geen verbeteringen hebben voorgedaan.
Het kabinet wil als onderdeel van het antwoord op deze vraag uw Kamer graag ook informeren
over die gevallen waarop Israël op aandringen van NL of de EU afzag van plannen voor
nederzettingenuitbreiding of sloop. Dit conform de toezegging van de Minister voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking tijdens het Vragenuurtje van 16 oktober
jl.
Israël kondigt met regelmaat nieuwe uitbreiding van nederzettingen aan. Nederland
en de EU beschouwen het nederzettingenbeleid als strijdig met internationaal recht
en een obstakel voor vrede. Nederland en de EU worden niet vooraf geïnformeerd door
Israël over mogelijke plannen voor uitbreidingen. Israël brengt alleen besluiten naar
buiten die al genomen zijn. Er is daarom geen sluitend overzicht te geven van plannen
die aangepast of afgewezen worden vanwege internationale druk. Er zijn volgens Peace Now echter wel voorbeelden aan te wijzen waarbij mede vanwege internationale druk Israël
het nederzettingenbeleid aanpaste, zoals de sluiting van vier outposts op de Westelijke Jordaanoever door Israël als gebaar nadat het Kwartet de Roadmap
aannam en de stop op bouw van nieuwe outposts in de periode 2007–2012. Een ander voorbeeld is de tijdelijke stop op de bouw in
nederzettingen in de Westelijke Jordaanoever die premier Netanyahu in 2009 afkondigde.
Volgens de VN zijn tot 8 oktober dit jaar 310 Palestijnse gebouwen vernield. In heel
2017 was dat 423. De VN heeft berekend dat er in de periode 1988–2016 16.085 slooporders
zijn uitgevaardigd, waarvan in 3.344 gevallen die geleid hebben tot daadwerkelijke
sloop. Het is moeilijk vast te stellen in hoeverre druk van Nederland en/of de EU
van invloed is op al dan niet uitvoering van slooporders.
29
Hoe hoog is de onderuitputting bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor het
begrotingsjaar 2018 op het moment van beantwoording, uitgesplitst naar begrotingslijn?
Antwoord:
De budgettaire bijlagen van de begroting 2019 van Buitenlandse Zaken (onder meer bijlage
1, het verdiepingshoofdstuk) bevatten ook de verwachte uitgaven in 2018, uitgesplitst
naar beleidsartikel. Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat de budgetten voor 2018 uitgeput
zullen worden. Eventuele onderuitputting zal zoals gebruikelijk bij de tweede suppletoire
begroting dan wel bij Slotwet gemeld worden.
30
Worden er vanuit het mensenrechtenfonds projecten ondersteund in Iran? Zo ja, welke
projecten betreft het, wat is het doel en wat zijn de resultaten van deze projecten?
Antwoord:
Ja. Er worden in Iran drie activiteiten gefinancierd, twee op het gebied van ernstige
mensenrechtenschendingen en een op het gebied van vrijheid van meningsuiting. Twee
van deze activiteiten zijn als vertrouwelijk bestempeld, de derde wordt uitgevoerd
door het United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC).
Het UNODC-project heeft tot doel de kennis en het bewustzijn van internationale (VN)
mensenrechtennormen onder de rechterlijke macht te vergroten. Concreet richt het project
zich op 1) verbeteren van de situatie van kwetsbare gedetineerden (vrouwen, jongeren,
minderheden, gehandicapten), 2) verlichten van de case load van rechters en 3) vergroten van kennis over alternatieve straffen. Het project wordt
uitgevoerd op verzoek van de rechterlijke macht en loopt tot en met 2019. Een eerste
seminar in september werd zeer goed bezocht en leidde tot concrete vragen om meer
kennisuitwisseling tussen Iran en verschillende Europese landen.
31
Wat vindt het Ministerie van het feministische buitenlandbeleid van Canada en Zweden?
Staat het ministerie open om dit (gedeeltelijk) toe te passen op het eigen buitenlandbeleid?
32
Staat het ministerie er voor open om de zelfbenoemde koploperpositie op vrouwenrechten
te behouden, door het instellen van een feministisch buitenlandbeleid, in lijn met
de overheden van Canada en Zweden?
Antwoord op vraag 31 en 32:
Vrouwenrechten en gendergelijkheid zijn stevig verankerd in het Nederlandse beleid;
als dwarsdoorsnijdende doelstelling binnen het BHOS-beleid en via gendermainstreaming
in het bredere Nederlandse buitenlandbeleid. Het ministerie ziet veel overeenkomsten
tussen het Zweedse en Canadese beleid en het Nederlandse beleid op het gebied van
vrouwenrechten en gendergelijkheid.
In multilaterale onderhandelingen over gender en SRGR en bij het aansturen van VN-organisaties
als UN Women en UNFPA, trekt Nederland nauw op met Zweedse en Canadese collega’s.
Tevens is Nederland in gesprek met Canada en Zweden over financiering van (Zuidelijke)
vrouwenrechtenorganisaties, het innovatieve Leading from the South programma en deelt
het ervaringen met betrekking tot de uitvoering van Nationale Actieplannen (NAP) 1325.
In de politieke consultaties met Canada staat gendergelijkheid standaard op de agenda.
Vorig jaar heeft Canada het Elsie-initiatief geïnitieerd dat beoogt deelname van vrouwen
in vredesoperaties te vergroten door belemmeringen weg te nemen. Nederland heeft zich
bij dit initiatief aangesloten en host in november 2018 een Elsie-conferentie.
33
Hoe zet Nederland zich in voor de bescherming van vrouwelijke mensenrechtenverdedigers
binnen het mensenrechtenbeleid en binnen het brede buitenlandbeleid?
34
Waarom staan vrouwelijke mensenrechtenverdedigers, gezien de specifieke risico’s en
barrières voor hen, niet aangegeven binnen de begroting of binnen het mensenrechtenbeleid?
Antwoord 33 en 34
De bescherming van mensenrechtenverdedigers en de gelijke rechten van vrouwen en meisjes
zijn belangrijke prioriteiten van het Nederlandse mensenrechtenbeleid. De rechten
van vrouwen en meisjes en gendergelijkheid staan ook centraal in de BHOS-nota. De
inzet is gericht op het versterken van de politieke participatie en economische zeggenschap
van vrouwen, het tegengaan van geweld tegen vrouwen en het versterken van de rol van
vrouwen in conflictsituaties en vredesprocessen. Binnen beide prioriteiten wordt ook
specifiek aandacht besteed aan vrouwelijke mensenrechtenverdedigers.
Er is bijvoorbeeld meer aandacht voor de specifieke risico’s, barrières en (seksueel)
geweld waar vrouwelijke mensenrechtenverdedigers mee te maken krijgen. In de projecten
en programma’s die door Nederland worden gesteund, zoals bijvoorbeeld het Shelter
City project waarbij meer dan 20 mensenrechtenverdedigers tijdelijk opvang en training
krijgen in Nederland, wordt aandacht gegeven aan deze genderdimensie.
Binnen de VN en andere multilaterale fora maakt Nederland zich sterk de voor meer
aandacht voor de kwetsbare positie en het belangrijke werk van vrouwelijke mensenrechtenverdedigers.
Ook steunt Nederland het werk van de VN speciaal vertegenwoordiger voor mensenrechtenverdedigers
die in 2019 een rapport zal presenteren over de situatie van vrouwelijke mensenrechtenverdedigers.
35
Welke initiatieven neemt Nederland om de genocide door ISIS erkend te krijgen?
Antwoord:
De VN veiligheidsraad (VNVR) heeft reeds vastgesteld dat de misdrijven van ISIS mogelijk genocide zijn. Op 27 maart 2018 heeft Minister Blok in de VNVR opgeroepen tot internationale
vervolging en erkenning van genocide door ISIS. Sindsdien heeft de Nederlandse ambassadeur
in de VNVR deze oproep regelmatig herhaald, onlangs nog op 3 oktober tijdens een zitting
over het ISIS en Al-Qaida sanctiecomité. Minister Blok heeft hier ook aandacht voor
gevraagd tijdens het Global Counterterrorism Forum (GCTF) in september 2018. In de
Foreign Terrorist Fighters werkgroep van de Anti-ISIS coalitie staat het thema berechting
van ISIS-strijders regelmatig op de agenda en vraagt Nederland regelmatig de erkenning
van genocide. Ook in bilaterale gesprekken brengt Nederland dit op. Bovendien steunt
het Kabinet het onderzoeksteam dat ISIS-misdrijven in Irak onderzoekt, die mogelijk
genocide zijn. Het Kabinet draagt dit jaar EUR 500.000 bij aan het Trust Fund van
United Nations Investigative Team for Accountability for Da’esh (UNITAD). De bijdrage
is geoormerkt voor getuigenbescherming en ondersteuning van slachtoffers en overlevenden
van deze mogelijke genocide. Wanneer Karim Khan, hoofd van UNITAD, zal rapporteren
aan de VNVR in december zal Nederland weer aandacht vragen voor de erkenning van genocide
door ISIS door de VNVR.
36
Wat is het oordeel van de regering over de bezetting van Afrin door Turkije en de
mensenrechtenschendingen waarmee dit gepaard gaat? Acht u deze bezetting legaal of
illegaal, te meer de Nederlandse regering de onderbouwing van het beroep op zelfverdediging
door Turkije niet overtuigend acht?
Antwoord:
Het kabinetsstandpunt over het Turkse optreden in Afrin is weergegeven in Kamerbrief
van 14 maart 20183. Er zijn op dit moment geen nieuwe ontwikkelingen die aanleiding geven tot een andere
reactie.
37
Waarom wordt het islamitisch fundamentalisme niet genoemd in de begroting? Acht u
dit een bedreiging voor het vrije Westen en de mensenrechten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In Nederland geldt de grondwettelijke vrijheid van godsdienst. Deze wordt uitsluitend
begrensd door Nederlandse en Europese wetgeving en internationale verdragen. De grens
ligt daar waar personen of groepen op grond van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging
het recht menen te kunnen claimen om de vrijheid van anderen te beperken. Daartegen
treedt de overheid gericht op.
De term islamitisch-fundamentalisme staat gelijk aan religieuze orthodoxie. Binnen
de Nederlandse samenleving bestaat ruimte voor een grote diversiteit van (godsdienstige)
beschouwingen, opvattingen, waardepatronen en leefstijlen. Dit betekent dat mensen
de vrijheid hebben hun eigen keuzes te maken binnen de kaders van de democratische
rechtsorde. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zet zich in om het Nederlandse buitenlandbeleid
aan te laten sluiten bij uitgangspunten van het binnenlands beleid.
38
Hoe effectief zijn de EU-sancties tegen Rusland?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 3.
39
Hoe is de toe- of afname van het aantal wooneenheden en het aantal bewoners in de
illegale Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied in 2018 ten opzichte
van voorgaande jaren?
Antwoord:
Het Israëlisch Central Bureau of Statistics (CBS) heeft nog geen cijfers voor 2018 gepubliceerd. Daardoor kan niet met zekerheid
worden gesteld hoe in 2018 de toe- of afname is van het aantal wooneenheden in Israëlische
nederzettingen in bezet Palestijns gebied, ten opzichte van voorgaande jaren. Er zijn
wel recente cijfers bekend over het aantal nieuw gebouwde wooneenheden op de Westelijke
Jordaanoever – exclusief Oost-Jeruzalem: in het tweede kwartaal van 2018 was het aantal
nieuw gebouwde eenheden 794, terwijl het in het eerste kwartaal 279 bedroeg. Ter vergelijking:
in 2017 ging het in totaal om 1643 nieuw gebouwde wooneenheden, tegenover 3066 in
2016, 1926 in 2015 en 1601 in 2014.
Het Israëlische CBS heeft ook nog geen officiële cijfers gepubliceerd over het aantal
inwoners van Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied in 2018. Op de
Westelijke Jordaanoever – wederom exclusief Oost-Jeruzalem – bedroeg dat aantal in
2017 413.400 tegenover 399.300 in 2016, 385.900 in 2015 en 370.700 in 2014.
Het Israëlische CBS maakt geen onderscheid tussen West- en Oost-Jeruzalem. Daardoor kan niet eenduidig worden bevestigd hoeveel mensen er in Israëlische
nederzettingen in Oost-Jeruzalem wonen. De Israëlische NGO Peace Now gaat uit van
214.710, ten opzichte van 211.600 in 2015.
40
Welke Nederlandse bedrijven zijn betrokken bij de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen
in bezet Palestijns gebied, via investeringen, beleggingen, dienstverlening en/of
anderszins?
Antwoord:
De overheid houdt geen overzicht bij van bedrijven die investeren in, beleggen in
of diensten verlenen aan bedrijven in Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns
gebied. De Nederlandse overheid ontmoedigt economische relaties met bedrijven in Israëlische
nederzettingen in bezet Palestijns gebied. Indien Nederlandse bedrijven zich melden
bij de overheid, worden zij over dit beleid geïnformeerd. De Nederlandse overheid
verleent geen diensten aan Nederlandse bedrijven waar het gaat om activiteiten die
zij ontplooien in of ten behoeve van Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns
gebied. Als de overheid zelf betrokken is bij de organisatie van, bijvoorbeeld, een business-to-business evenement, worden Nederlandse bedrijven actief geïnformeerd over het Nederlandse ontmoedigingsbeleid.
Het is uiteindelijk aan bedrijven zelf om te bepalen welke activiteiten zij ontplooien
en met welke partners zij samenwerken. In het kader van internationaal Maatschappelijk
Verantwoord Ondernemen (MVO) wordt van Nederlandse bedrijven verwacht dat zij onder
eigen verantwoordelijkheid, met inachtneming van de OESO Richtlijnen voor Multinationale
Ondernemingen, tot een afgewogen besluit komen waarover zij bereid zijn publiekelijk
verantwoording af te leggen.
41
Welke invloed hebben de Israëlische nederzettingen, checkpoints en de scheidingsmuur
op de economische ontwikkelingen in bezet Palestijns gebied?
Antwoord:
Volgens berekeningen van de Wereldbank (Economic Monitoring Report to the Ad Hoc Liason
Committee, September 2018) zou het beëindigen van de economische isolatie van Gaza
door het verlichten van door Israël opgelegde beperkingen op de beweging van personen
en goederen kunnen leiden tot een additionele cumulatieve economische groei in Gaza
van ongeveer 32% in 2025. Voor de Westelijke Jordaanoever schat de Wereldbank dat
de economie met 33% kan groeien als restricties in Area C – met name in toegang tot
schaarse middelen zoals land – worden opgeheven.
Een combinatie van Israëlische administratieve, logistieke en veiligheidsmaatregelen
vormen een obstakel voor handel. Gemiddelde handelskosten per transactie zijn voor
Palestijnse bedrijven ongeveer drie keer hoger dan voor Israëlische bedrijven, en
importprocessen kosten Palestijnse bedrijven gemiddeld bijna vier keer zoveel tijd
als Israëlische bedrijven (Economic Monitoring Report to the Ad Hoc Liason Committee,
May 2017). Teneinde dit te verbeteren werkt Nederland met beide partijen samen om
waar mogelijk het verkeer van goederen en personen van en naar bezet gebied te versoepelen.
42
Welke producten en diensten die hun oorsprong vinden in de illegale Israëlische nederzettingen
bereiken, in strijd met het internationale recht, OESO-richtlijnen en het Nederlandse
ontmoedigingsbeleid, Nederlandse consumenten en bedrijven?
Antwoord:
Het kabinet houdt een dergelijk overzicht niet bij. Op grond van het internationaal
recht erkennen Nederland en de EU de Israëlische soevereiniteit over de sinds juni
1967 door Israël bezette gebieden niet, en beschouwen zij deze gebieden niet als een
onderdeel van het Israëlische grondgebied. Nederland en de EU beschouwen Israëlische
nederzettingen in bezet gebied als strijdig met internationaal recht. Dit standpunt
is vastgelegd in EU-Raadsconclusies en is in lijn met VN Veiligheidsraad-resolutie
2334 (2016). Maar het kabinet is tegen een boycot van Israël. Voor wat betreft de
economische relaties met Israëlische nederzettingen in bezet gebied zijn het ontmoedigingsbeleid
en de algemene uitgangspunten van internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
(MVO) van toepassing. Zie ook het antwoord op vraag 40.
43
Wat zijn voor de bevolkingen van Gaza op korte en lange termijn de gevolgen op het
terrein van onderwijs en gezondheidszorg van het stopzetten van de Amerikaanse hulp
aan de VN-organisatie voor Palestijnse vluchtelingen UNRWA?
Antwoord:
De gevolgen van het Amerikaanse besluit om diens bijdrage aan UNRWA te stoppen voor
de Palestijnse vluchtelingen in Gaza, maar ook in de Westelijke Jordaanoever, Libanon,
Jordanië en Syrië zijn afhankelijk van het financieringstekort van UNRWA. Dit jaar
heeft de organisatie brede internationale steun ontvangen na het besluit van de VS,
onder meer door significante extra bijdragen van Arabische landen en Europese partners,
maar ook van nieuwe donoren. Hierdoor kon UNRWA dit jaar grotendeels de dienstverlening
voortzetten. UNRWA waarschuwt echter wel dat er nog altijd een gat van ongeveer USD
60 mln. op de begroting is, waardoor voortzetten van cruciale hulp als de voedselhulp
in Gaza onzeker is. De impact op langere termijn zal afhangen van de inkomsten van
de organisatie in de komende jaren. Nederland blijft zich inzetten om UNWRA een stabiele
financiële basis te geven, onder meer door de nieuwe donoren aan te sporen over te
gaan tot voorspelbare, meerjarige bijdragen aan UNRWA.
44
Met welke door Nederland geïnitieerde projecten en voorstellen hebben Israël en de
Palestijnen ingestemd? Welke door Nederland geïnitieerde projecten zijn door één van
beide partijen tegengewerkt danwel hebben schade ondervonden van door één van de partijen
uitgevoerde maatregelen?
Antwoord:
Het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid voor de Palestijnse Gebieden is in
lijn met de nationale beleidsagenda van de Palestijnse Autoriteit (PA) uit 2017, zoals
in andere ontwikkelingslanden ook wordt aangesloten bij de nationale beleidsagenda.
De EU heeft in samenwerking met de PA een gedeelde strategie voor de jaren 2017–2020
ontwikkeld ten behoeve van goede samenwerking en coördinatie. Ook de VN-inzet is vastgelegd
in een raamwerk dat in samenwerking met de PA is opgesteld. Daarnaast worden planning,
monitoring, en coördinatie van de ontwikkelingsinzet van de internationale gemeenschap
in nauwe samenwerking uitgevoerd met het kantoor van de Palestijnse premier Hamdallah.
Hiervoor zijn werkgroepen per sector opgericht. Nederland is covoorzitter van de werkgroep
watersector.
De trilaterale expertgroepen met de PA, Israël en Nederland, over water, grensovergangen
en energie ondersteunen het Nederlandse ontwikkelingsprogramma op die thema’s. Het
is een platform voor een beleidsdialoog over knelpunten in deze sectoren, en leidt
ook tot concrete afspraken over sommige projecten, zoals Gas for Gaza.
Voor meer informatie over schade aan Nederlandse projecten verwijs ik u naar de antwoorden
op de vragen van het lid Servaes (d.d. 8 oktober 2015, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2015–2016, nr. 248), antwoorden op vragen van de leden Servaes en Sjoerdsma (d.d. 28 april 2016, Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 2426), en de antwoorden op de vragen van de leden Sjoerdsma en Van Helvert (d.d. 27 juni
2018, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 2560).
45
Wat is de status van het door de Nederlandse regering gedane voorstel om bij te dragen
aan het financieren of faciliteren van een corridor tussen Gaza en de Westelijke Jordaanoever?
Hoe hebben beide partijen op dit voorstel gereageerd? Als het voorstel door partijen
is afgewezen, welke alternatieven zijn dan besproken?
Antwoord:
Een fysieke verbindingsroute tussen Gaza en de Westbank onder Palestijns beheer is
onder de huidige omstandigheden niet haalbaar. Het kabinet verkent met experts van
beide partijen de mogelijkheden om verkeer van goederen en personen van-en-naar Gaza
te versoepelen. In dat kader is Nederland in gesprek met de Israëlische en Palestijnse
autoriteiten om de handel van verpakte levensmiddelen vanuit Gaza naar de Westelijke
Jordaanoever – en mogelijk ook Israël – te bevorderen. Daartoe wordt Nederlandse expertise
aangeboden en zal zo spoedig mogelijk een missie Israël bezoeken voor nadere uitwerking.
46
Is Turkije politiek en internationaalrechtelijk verantwoordelijk voor de plunderende,
moordende en verkrachtende rebellengroeperingen waarmee het Turkse leger Afrin binnengevallen
is? Bent u bereid Turkije hierop aan te spreken?
Antwoord:
Turkije heeft in geval van schendingen van mensenrechten of het humanitair oorlogsrecht
in gebieden waar Turkije het effectieve gezag uitoefent de verantwoordelijkheid om
maatregelen te nemen om deze schendingen te stoppen. De Nederlandse zorgen over de
situatie in Afrin zijn onder andere binnen de EU, NAVO en in VN-verband besproken.
Ik heb de situatie in Noord-Syrië ook opgebracht in mijn gesprekken met Minister Çavuşoğlu
op 3 en 4 oktober jl.
47
Hoe beoordeelt u de berichtgeving (https://uk.reuters.com/article/uk-mideast-crisis-syria-rebels-exclusive…) over het opvoeren van wapenleveranties aan Syrische rebellen in de Syrische provincie
Idlib? Vindt u het leveren van grote hoeveelheden wapens en munitie, waaronder GRAD-raketten,
aan radicaal-islamitische rebellen, getuigen van een constructieve rol in de provincie
Idlib?
Antwoord:
De berichtgeving waar deze vraag naar verwijst dateert van 12 september jl. Op 17 september
jl. kwamen Rusland en Turkije overeen om een gedemilitariseerde zone rond Idlib in
te stellen om gevechten tussen het Syrische regime en rebellen te voorkomen. Met deze
deal is een sterke verslechtering van de humanitaire situatie in Idlib op korte termijn
voorkomen en moet de aanwezigheid van zware wapens in Idlib worden afgebouwd.
48
Hoeveel aanwijzingen heeft de regering voor terrorisme door Iran in Europa, behalve
de verijdelde aanslag op een bijeenkomst nabij Parijs? Bent u in navolging van Frankrijk
bereid, naast het uitwijzen van diplomaten, sancties in te stellen tegen Iran? (https://www.nrc.nl/nieuws/2018/10/03/frankrijk-parijs-bestraft-iran-met…) Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Over concrete zaken doet de regering in het openbaar geen mededelingen. In het algemeen
kan worden gesteld dat de vermeende activiteiten onacceptabel zouden zijn. Het kabinet
kan zich in dergelijke gevallen, naast een strafrechtelijk traject, beraden op het
toepassen van andere maatregelen. Frankrijk heeft gekozen voor het instellen van nationale
terrorismesancties tegen een statelijke actor, dat is nieuw terrein. Het kabinet bepaalt
per casus de beste respons en (combinatie van) instrumenten.
49
Hoe beoordeelt u de dreigementen van Iran om Europa te overstelpen met vluchtelingen
en drugs, alsmede het afsluiten van de olietoevoer vanuit het Midden-Oosten («Iran
dreigt Europa», Telegraaf, 6 september 2018)? Waarom buigen de EU en Nederland voor
deze chantage om de atoomdeal te behouden en geeft de EU zelfs € 18 miljoen ontwikkelingshulp
aan Iran?
Antwoord:
De atoomdeal, het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA), is effectief in het
voorkomen van een Iraans kernwapen en blijft daarmee essentieel voor Nederlandse en
Europese veiligheid. Het behoud van deze deal is daarmee in het eigenbelang van Nederland
en Europa. Het verstrekken van economische dividend voor Iran is deel van het JCPOA,
zo lang Iran zich houdt aan de afspraken. De ontwikkelingssteun is deels gericht op
private sector ontwikkeling en draagt daarmee bij aan het behouden van het JCPOA.
50
Wat bedoelt het kabinet precies met «democratisering van informatiestromen»?
Antwoord:
Hiermee wordt bedoeld dat er steeds meer online kennis en informatie gratis en openbaar
toegankelijk is, denk bijvoorbeeld aan openbare universitaire modules, open datainitiatieven
of informatie over politieke besluitvorming. De groep internetgebruikers groeit daarbij
nog steeds sterk door de groeiende dekking van mobiel internet, onder andere in ontwikkelingslanden.
Hierdoor wordt er een enorme kennisbasis ontsloten voor mensen over de hele wereld
en ontstaan er mogelijkheden voor directe communicatie tussen mensen, organisaties,
bedrijven, overheden, etc.
51
Wat voor gevolgen heeft het «veranderende Amerikaans leiderschap» voor de relatie
van Nederland met de Verenigde Staten (VS)?
Antwoord:
De Amerikaanse administratie heeft een aantal beslissingen genomen die NL en de EU
betreuren. Het Amerikaanse terugtrekken uit het Klimaatakkoord, uit de Mensenrechtenraad,
uit de nucleaire deal met Iran en de Amerikaanse tarieven op staal/aluminium gelden
als voorbeelden. Nederland is – samen met de Europese partners – het gesprek over
deze onderwerpen met de VS aangegaan en zal dat ook blijven doen.
Belangrijkste afweging is dat we staan voor mondiale uitdagingen die we niet alleen
aankunnen. Europa niet en de VS ook niet. Juist in tijden van grote onzekerheid en
meningsverschillen is de dialoog cruciaal is. Trans-Atlantische samenwerking is essentieel
voor de veiligheid en welvaart aan beide zijden van de oceaan. Daarom blijven we engageren
op alle niveaus.
52
Voor welk bedrag en in welke landen ontvangen kerken en andere religieuze instellingen
buiten Nederland financiering, financiële bijdragen of een andere vorm van steun dan
wel ondersteuning vanuit Nederland?
Antwoord:
Vrijheid van religie en levensovertuiging is een van de prioriteiten binnen het mensenrechtenbeleid
van dit kabinet, waaraan een deel van het Mensenrechtenfonds wordt besteed. De ophoging
van het Mensenrechtenfonds in 2018 en in de komende jaren komt ook deels ten goede
van deze prioriteit. Nederland heeft niet als doel het ondersteunen van kerken of
andere religieuze instellingen. De financiering betreft met name projecten van ngo’s
en mensenrechtenverdedigers die zich bezighouden met vrijheid van religie en levensovertuiging.
53
Wat is het verschil tussen gewenste en ongewenste financiering van religieuze instellingen,
zowel in binnen- als in buitenland?
Antwoord:
Het staat maatschappelijke en religieuze organisaties vrij om financiering vanuit
binnen- en buitenland aan te trekken. Het kabinet beschouwt (buitenlandse) financiering
als ongewenst wanneer het gepaard gaat met ideologische beïnvloeding die bijdraagt
aan antidemocratisch, anti-integratief en onverdraagzaam gedrag dat haaks staat op
de uitgangspunten van onze rechtstaat en de waarden die in Nederland gekoesterd worden.
Dit kan namelijk een negatief effect hebben op de sociale verhoudingen in de samenleving
en mogelijk (op den duur) de democratische rechtsorde ondermijnen. Dergelijke financiering
kan vanuit het binnen- of buitenland komen, waarbij gebruik kan worden gemaakt van
moeilijk te doorgronden netwerken. Daardoor is het onduidelijk waar het geld precies
vandaan komt en waarvoor het gebruikt zal worden. Over dergelijke vormen van financiering
bestaan zorgen bij het kabinet en bij gemeenschappen in Nederland. Om die reden heeft
het kabinet een aantal stappen ondernomen om meer zicht te krijgen op dergelijke (buitenlandse)
financieringsstromen. Het kabinet werkt momenteel aan een integrale aanpak om problematisch
gedrag en ongewenste buitenlandse financiering tegen te gaan. Deze aanpak wordt binnenkort
via de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met de Kamer gedeeld. Belangrijk
doel van de aanpak is om versnippering van informatie tegen te gaan en inzicht te
krijgen in de aard en omvang van buitenlandse geldstromen. M.b.t. de vraag of eventuele
financiering van religieuze instellingen in het buitenland gewenst of ongewenst is,
is een aangelegenheid van de betreffende landen.
54
Welke activiteiten onderneemt het kabinet concreet tegen ongewenste inmenging vanuit
het buitenland?
55
Welke activiteiten en acties, door welke landen, schaart de regering onder ongewenste
inmenging?
Antwoord op vraag 54 en 55:
De aanpak tegen ongewenste inmenging staat beschreven in de Kamerbrief van 16 maart
jl. over ongewenste buitenlandse inmenging (Kamerstuk 30 821 nr. 42). Concrete voorbeelden vormen de inzet van diplomatieke contacten als instrument
om transparantie van financieringsstromen vanuit de Golfstaten te vergroten en het
persona non grata verklaren van de Tijdelijk Zaakgelastigde van Eritrea in verband
met het onder dwang en intimidatie innen van diasporabelasting onder Nederlandse Eritreeërs
en Eritreeërs met een verblijfstitel.
56
Wat doet de regering tegen moskeefinanciering vanuit het buitenland?
Antwoord:
Het staat maatschappelijke en religieuze organisaties vrij om financiering vanuit
het buitenland aan te trekken. Als de financiering echter gepaard gaat met ideologische
beïnvloeding die bijdraagt aan antidemocratisch, anti-integratief en onverdraagzaam
gedrag, dan is zij ongewenst. Zulk problematisch gedrag staat immers haaks op de uitgangspunten
van onze rechtsstaat en de waarden die in Nederland worden gekoesterd en kan een negatief
effect hebben op de sociale verhoudingen in de samenleving en de democratische rechtsorde
ondermijnen.
Het kabinet werkt momenteel aan een integrale aanpak om problematisch gedrag en ongewenste
buitenlandse financiering tegen te gaan. Deze aanpak wordt binnenkort met de Kamer
gedeeld. Belangrijk doel van de aanpak is om versnippering van informatie tegen te
gaan en inzicht te krijgen in de aard en omvang van buitenlandse geldstromen. Het
Ministerie van Buitenlandse Zaken blijft als onderdeel van deze aanpak actief diplomatieke
gesprekken voeren met onder andere de Golfstaten over transparantie van financieringsaanvragen
en over de onwenselijkheid van financiering die in Nederland kan bijdragen aan problematisch
gedrag. Informatie terzake van de Golfstaten wordt beschikbaar gesteld aan SZW, die
de informatie aan de gemeenten doet toekomen en zal tevens openbaar met uw Kamer worden
gedeeld. Het ministerie is eveneens betrokken bij de uitvoering van een nieuw onafhankelijk
onderzoek naar de aard en omvang van buitenlandse financiering van religieuze organisaties
als uitvoering van de motie-Sjoerdsma/Segers.
57
Wat zijn de opbrengsten van het voorzitterschap van de VN-Veiligheidsraad tot nu toe?
Antwoord:
Het Koninkrijk der Nederlanden heeft gedurende het lidmaatschap in de VN-Veiligheidsraad
ingezet op drie focusgebieden: gerechtigheid, preventie van conflict en modernisering
van vredesoperaties. Voorbeelden van concrete resultaten op het gebied van gerechtigheid
zijn o.a. de initiatieven van het Koninkrijk om sancties tegen mensenhandelaren in
te stellen in Libië, de unanieme aanname van de resolutie om uithongering als oorlogswapen
uit te bannen, het opnemen van verkrachting als oorlogswapen in bepaalde landensancties
en de opname van seksueel geweld als grond voor sancties in Zuid-Soedan. In lijn met
het regeerakkoord en diverse moties zijn er belangrijke stappen gezet op het gebied
van berechting en vervolging van ISIS. Zo is dankzij het Koninkrijk het mandaat van
de VN-missie in Irak uitgebreid met ondersteuning bij vervolging en onderzoek naar
ernstige misdaden, waaronder genocide. Ook is het internationaal onderzoeksteam van
de VN in Irak begonnen met onderzoek naar misdaden begaan door ISIS-strijders. Het
Koninkrijk gaat dit jaar financieel bijdragen aan het speciaal opgerichte Trust Fund, zodat het onderzoeksteam een snelle start kan maken. De bijdrage zal worden geoormerkt
voor slachtofferondersteuning en getuigenbescherming. Op het gebied van preventie
hebben de mandaten van de VN-missies in West-Afrika, Sahel, Somalië, Soedan, Mali
en Irak voor het eerst aandacht voor klimaatverandering en waterschaarste als grondoorzaken
van conflict. Ook heeft het Koninkrijk het Nederlandse Passenger Name Record-systeem aan de VN aangeboden ten behoeve van de detectie van ongewenste reisbewegingen
van terroristen. Het Koninkrijk heeft regelmatig vrouwen en het maatschappelijk middenveld
een stem geboden in de Veiligheidsraad. Zie het antwoord op vraag 67 voor de resultaten
op het gebied van modernisering van vredesoperaties.
58
Hoe succesvol is het zoeken van nieuwe coalities tot nu toe? Wat zijn hier concreet
de resultaten van?
Antwoord:
Het vormen van coalities is geen statisch proces. Tijdens het onderhandelingsproces
in de EU zoekt Nederland continu naar coalities om de Nederlandse belangen optimaal
te behartigen. Daarbij kunnen standpunten van lidstaten wijzigen als gevolg van nationale
verkiezingen. Bij deze coalitievorming houdt het kabinet rekening met een wijziging
van het krachtenveld als gevolg van vertrek van het VK.
Enkele voorbeelden van succesvolle coalitievorming door Nederland zijn; i) de coalitie
voor het verhogen van het EU 2030-emissiereductiedoel: Nederland, Frankrijk, Zweden,
Finland, Luxemburg, Spanje, Portugal; ii) de zogenaamde «Hanze-coalitie» op de Economische
Monetaire Unie: Denemarken, Zweden, Finland, Estland, Letland, Litouwen en Nederland,
iii) het uitbreiden van de coalitie voor verdieping van de Interne Markt naar 16 lidstaten,
in aanvulling op de coalitie van Nederland, Estland, Finland, Tsjechië, Denemarken,
Zweden, Ierland, zijn aangesloten België, Luxemburg, Portugal, Polen, Litouwen, Letland,
Slowakije, Kroatië en Malta.
Ook wordt via de Benelux samenwerking gezocht met andere regionale partners. Zo vond
juni 2017 een werkdiner plaats in Den Haag tussen de regeringsleiders van de negen
landen van de Benelux, de Noordse en Baltische landen, spraken de Ministers van Justitie
van de landen van de Benelux en de Visegrád-4 elkaar in Boedapest in september 2017
en brachten de regeringsleiders van de Benelux een werkbezoek aan Slovenië in februari
2018.
59
Welke besluitvormingsprocessen in Brussel wil Nederland hervormen en hoe?
Antwoord:
De start van een nieuwe legislatuur van het Europees Parlement en Europese Commissie
in 2019 is reden voor het kabinet om de Nederlandse inzet in de Unie voor de komende
5 jaar te bepalen. Dit betreft onder anderen ideeën ter verbetering van de institutionele
werking van de Unie, waarvan mogelijk voorstellen voor hervorming van besluitvormingsprocessen
onderdeel kunnen uitmaken. In de Staat van de Unie kamerbrief zal het kabinet deze
ambities uiteenzetten.
60
Welke «stevige rol» voor nationale parlementen ziet het kabinet concreet voor zich?
Antwoord:
Een actieve rol van nationale parlementen in de Europese besluitvorming is van belang
voor het vergroten en behouden van het draagvlak daarvan. Dit gebeurt door de betrokkenheid
bij besluitvorming middels de controlerende taak, wat de kwaliteit van de besluiten
ten goede komt, en door het uitleggen van besluiten en processen richting de burger.
Om deze reden acht het kabinet optimale informatievoorziening van het parlement, en
het in staat stellen van het parlement om actief betrokken te zijn, van groot belang.
In de kamerbrief inzake beantwoording schriftelijke vragen over Nederlandse belangenbehartiging
in de EU d.d. 24 september 2018 [18-EU-B-037] wordt nader ingegaan op de mogelijkheden
en instrumenten voor actieve betrokkenheid van het parlement.
61
Is Nederland vóór het voorstel van de Europese Commissie om een koppeling tussen ontvangst
van EU-middelen en naleving van rechtstaatbeginselen te maken?
Antwoord:
Ja, het kabinet is uitgesproken voorstander van een koppeling tussen ontvangst van
EU-middelen en naleving van rechtsstatelijkheidsbeginselen. Zie ook de antwoorden
op de Kamervragen over het Integrale voorstellenpakket Meerjarig Financieel Kader
(21 501-20, nr. 1349).
62
Welke inzet (ook financieel) is er het afgelopen jaar geweest op persvrijheid in Turkije
en welke inzet wordt voorzien voor 2019?
Antwoord:
Nederland heeft de zorgen over de rechtsstaat en mensenrechtensituatie in Turkije,
zowel bilateraal als multilateraal meermaals opgebracht. De persvrijheid in Turkije
is hier onderdeel van geweest. Daarnaast ondersteunt en coördineert Nederland diverse
projecten op het gebied van pers- en internetvrijheid. Deze projecten zijn o.a. gefinancierd
vanuit het Nederlands Fonds voor Regionale Partnerschappen (NFRP)-Matra programma
en het Mensenrechtenfonds.
63
Met welke landen ten zuiden en ten oosten van haar grenzen moet de EU zich blijven
engageren?
Antwoord:
Het kabinet hecht veel waarde aan goede betrekkingen tussen de EU en de directe buurlanden
aan de zuid- en oostgrens. Stabiliteit langs de grenzen van de EU is van essentieel
belang voor de EU en Nederland, onder andere met het oog op het tegengaan van irreguliere
migratie, grensoverschrijdende criminaliteit en spanningen in de regio. Om die reden
is het kabinet van mening dat de EU moet blijven investeren in goede betrekkingen
met alle zestien nabuurschapslanden en zeven pre-accessielanden.
64
Wat bedoelt u met robuust in de zinsnede: «... anticiperend en preventief waar mogelijk,
robuust waar noodzakelijk»? Kunt u toelichten wat u met noodzakelijk bedoelt?
Antwoord:
Het uitgangspunt van de wereldwijde inzet van dit kabinet voor de veiligheid van Nederland
is om – nog meer dan voorheen – eerder op veiligheidsdreigingen te anticiperen en,
waar mogelijk, deze tijdig te voorkomen. Zie bijvoorbeeld de doelen van de Geïntegreerde
Buitenland en Veiligheidsstrategie met betrekking tot conflictpreventie, het voorkomen
van gewelddadig extremisme, maar ook op het gebied van grensbeheer en de bestrijding
van grensoverschrijdende criminaliteit. Soms schiet preventie echter te kort en is
een andere aanpak nodig. Denk bijvoorbeeld aan de Nederlandse bijdragen aan vredesmissies,
daar waar preventieve diplomatie een geweldsescalatie niet heeft kunnen voorkomen.
Of aan robuuste zelfverdediging als een aanval op ons eigen en/of bondgenootschappelijk
grondgebied zou plaatsvinden. Een geloofwaardige defensie heeft op zichzelf al een
afschrikwekkend en daarmee preventief effect.
65
Welke rol speelt klimaatverandering en toegang tot natuurlijke hulpbronnen binnen
veiligheidsuitdagingen? Hoeveel middelen zijn er beschikbaar voor de bestrijding van
de grondoorzaken van klimaatverandering?
Antwoord:
Klimaatverandering speelt een rol als stressfactor bij veiligheidsuitdagingen; onveiligheid
kan toenemen als gevolg van bijvoorbeeld extreme weersomstandigheden (overstromingen,
hitteschade en droogte) en verminderde toegang tot natuurlijke hulpbronnen, zoals
water en land. Klimaatverandering wordt hierdoor in toenemende mate grondoorzaak van
instabiliteit en conflict. Met name arme mensen zijn gevoelig voor de gevolgen van
klimaatverandering, omdat ze in mindere mate kunnen terugvallen op financiële reserves
of alternatieve vormen van levensonderhoud.
Bestrijding van de grondoorzaken van klimaatverandering betreft mitigatie: de vermindering
van de uitstoot van broeikasgassen, door sectoren als transport, industrie en landbouw,
en de vergroting van de opname van CO2, o.a. door bossen, moerassen en (agro-)ecosystemen. Naast op mitigatie richt de Nederlandse
internationale klimaatfinanciering zich ook op het ondersteunen van kwetsbare mensen
en groepen bij hun aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering (adaptatie).
In 2017 werd EUR 394 mln. besteed aan publieke klimaatfinanciering. Hiervan werd 10%
besteed aan activiteiten die volledig op mitigatie (aanpakken grondoorzaak van klimaatverandering)
waren gericht; 46% betrof activiteiten met zowel een mitigatie- als een adaptatiedoelstelling.
De rest (44%) was bestemd voor activiteiten die volledig op adaptatie waren gericht.
66
Welke bijdrage levert het kabinet aan het tegengaan van klimaatverandering en verbetering
van toegang tot natuurlijke hulpbronnen wereldwijd? Wat behelst het Planetary Security
Initiative precies?
Antwoord:
Het kabinet zet in op de meest ambitieuze uitvoering van de afspraken onder de Overeenkomst
van Parijs: nationaal, in de EU en wereldwijd. Een van de afspraken is om de internationale
klimaatfinanciering te verhogen. De regering heeft hiervoor EUR 40 mln. extra beschikbaar
gesteld in 2018, EUR 60 mln. in 2019 en EUR 80 mln. in 2020 en verdere jaren. Het
kabinet zoekt actief naar mogelijkheden om de klimaatactie in ontwikkelingslanden
effectiever te maken, zoals beschreven in de nota «Investeren in Perspectief», waarbij
ook gekeken wordt naar vergroting van de mobilisatie van private klimaatfinanciering
door gerichte inzet van publieke middelen. Het kabinet spant zich, in multilaterale
en bilaterale fora, actief in om andere landen en donoren ertoe te bewegen ook meer
bij te dragen aan klimaatfinanciering. Het gehele programma onder beleidsartikel 2
draagt bij aan de verbeterde toegang tot natuurlijke hulpbronnen, zoals toegang tot
water, land en hernieuwbare energie.
Via het Planetary Security Initiative helpt Nederland om de inzet voor klimaat, veiligheid en duurzame ontwikkeling beter
te verbinden in de praktijk. Met de jaarlijkse Planetary Security Conferentie biedt
het initiatief een internationaal forum aan meer dan 300 deskundigen en beleidsmakers
op het snijvlak van klimaatverandering, duurzame ontwikkeling en veiligheid. Daarmee
geeft het initiatief een belangrijke impuls aan de ontwikkeling van kennis, voorspellend
vermogen en interventiestrategieën om onveiligheid als gevolg van klimaatverandering
aan te pakken en te voorkomen. Het initiatief heeft geleid tot diepgaande multi-stakeholder
dialogen over de relatie tussen klimaat en veiligheid, in het bijzonder in Mali, Irak
en het Tsjaad-meer, en tot de Hague Declaration on Planetary Security, waarin verscheidene
actiesporen worden uitgewerkt. Het initiatief werd in 2015 gelanceerd door het Ministerie
van Buitenlandse Zaken. Sinds 2016 ligt de uitvoering bij een consortium van denktanks
onder leiding van Clingendael.
Zie ook het antwoord op vraag 65.
67
Welke concrete stappen heeft u al ondernomen om te komen tot het moderniseren van
VN-vredesoperaties? Welke concrete stappen heeft u al ondernomen om deelname van westerse
landen te vergroten? Welke concrete stappen heeft u al gezet om de invoering van rotatieschema's
te bevorderen? Kunt u daarbij ook aangeven met welk resultaat en hoe lang u hier al
mee bezig bent?
Antwoord:
Het Koninkrijk der Nederlanden (Nederland) zet zich sinds 2015 actief in voor modernisering
van VN-vredesoperaties, mede op basis van de ervaringen in MINUSMA. Zo organiseerde
ons land in 2015 een regionale conferentie over VN-peacekeeping die inhoudelijk heeft
bijgedragen aan het VN High Level Panel Report on Peace Operations, dat later dat
jaar uitkwam. De Minister-President, Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister
van Defensie hebben de afgelopen jaren regelmatig contact gehad met de SGVN en hoge
functionarissen binnen het Secretariaat om de lessen geleerd uit Nederlandse deelname
aan VN missies te delen en op die manier bij te kunnen dragen aan de verbetering van
de missies.
Als lid van de VN-Veiligheidsraad onderhandelt Nederland dit jaar mee over de aanpassing
van mandaten van VN-missies en draagt zo concreet bij aan de verbetering daarvan.
Nederland streeft naar gefocuste mandaten die moeten leiden tot een stevige politieke
inzet van missies en de VNVR, effectievere bescherming van burgers, betrokkenheid
van vrouwen in vredesprocessen, accountability, een meer geïntegreerde werkwijze binnen
missies, beter uitgeruste troepenmachten, bijvoorbeeld door gebruik van rotatieschema’s,
en waar mogelijk aandacht voor migratie en mensenhandel/smokkel. Nederland streeft
er naar dat nieuwe leden zoals Duitsland, België en Indonesië zich tijdens hun lidmaatschap
van de VNVR ook zullen inzetten voor moderniseren van VN-vredesoperaties.
Daarnaast heeft Nederland een belangrijke rol gespeeld in de lancering van het Action
for Peace (A4P) Initiative van SGVN Guterres, en in de uitwerking daarvan in de Declaration
of Shared Commitments, die inmiddels is ondertekend door 146 landen en 4 internationale
organisaties. Het initiatief heeft al geleid tot concrete verbeteringen in enkele
VN-missies. Daarnaast heeft Nederland een seminar georganiseerd dat tot doel had om
het draagvlak voor het gebruik van inlichtingen in VN-vredesoperaties te vergroten.
Ook heeft Nederland zich bereid verklaard om in januari 2019 in Den Haag een voorbereidende
conferentie te organiseren voor de UN Peacekeeping Ministerial in New York later dat
voorjaar. Deze conferentie heeft onder andere tot doel om de deelname van westerse
landen aan VN-vredesoperaties te stimuleren. Nederland heeft voortdurend aandacht
gevraagd voor het belang van rotatieschema’s, bijvoorbeeld tijdens de toespraak van
de Minister-President voor de VN-veiligheidsraad in maart jl. en de VN ook opgeroepen
hier een actievere rol in te spelen.
68
Wat is de positie van Nederland ten opzichte van wederopbouw van gebied in Syrië onder
controle van president Assad?
Antwoord:
Nederland vindt dat er sprake moet zijn van een geloofwaardige inclusieve politieke
transitie volgens VN resolutie 2254 voordat Nederlandse of Europese middelen besteed
kunnen worden aan wederopbouw.
69
Hoe wilt u zich concreet gaan inzetten om de afbrokkeling van de democratische rechtstaat
binnen de EU een halt toe te roepen?
Antwoord:
Het kabinet voert in bilateraal, Europees en multilateraal verband een actief beleid
om de democratische rechtsstaat te behouden en te versterken. Een goed overzicht van
de breedte van het instrumentarium dat hiervoor wordt ingezet is gegeven in de kabinetsreactie
op het AIV-advies «De wil van het volk? Erosie van de democratische rechtsstaat in
Europa» van 26 januari jl. Hierin zet het kabinet uiteen dat een meersporenbenadering
het mogelijk maakt om de juiste balans te vinden tussen bilaterale en multilaterale
kanalen, en tussen een institutionele, technische en/of politieke benadering, die
zich richt op de situatie binnen de Europese Unie maar ook daarbuiten. Als voorbeelden
dienen de inzet van de ambassades, onder meer via het rechtsstatelijkheidsnetwerk
in de Westelijke Balkan, de opstelling van Nederland in de Raad Algemene Zaken van
de Europese Unie ten aanzien van de rechtsstatelijkheidsdialoog en de lopende artikel
7 procedures inzake Polen en Hongarije, en de inzet binnen de Raad van Europa. Op
al deze terreinen tracht Nederland met gelijkgezinde lidstaten samen te werken en
tegelijkertijd de dialoog te zoeken met alle betrokken landen.
70
Op welke wijze wilt u de grootschalige mensenrechtenschendingen in Myanmar tegengaan?
Antwoord:
Recente rapporten van de onafhankelijke VN Fact-Finding Missie (FFM) en de VN Speciaal
Rapporteur voor de Mensenrechten in Myanmar schetsen een zeer zorgelijk beeld van
de mensenrechtensituatie in Myanmar. De situatie van de Rohingya in het bijzonder,
maar ook die van andere minderheden, is het afgelopen jaar sterk verslechterd. Daarnaast
toont de veroordeling van twee Reuters journalisten, die onderzoek deden naar de moord
op Rohingya door de veiligheidsdiensten, dat de persvrijheid in Myanmar sterk onder
druk staat.
Daarom blijft Nederland zich zowel bilateraal als in multilateraal verband inzetten
om mensenrechtenschendingen tegen te gaan door druk uit te oefenen op Myanmar. Op
initiatief van o.a. Nederland heeft de Europese Raad op 25 juni 2018 besloten 7 Myanmarese
militairen op de EU-sanctielijst te plaatsen. Het kabinet zet zich in voor uitbreiding
van deze lijst en het opvoeren van druk op het Myanmarese leger.
Mede door inzet van Nederland is op 27 september 2018 een resolutie van de EU en de
Organisation of Islamic Cooperation (OIC) aangenomen in de VN-Mensenrechtenraad (MRR)
die het FFM-mandaat verlengt en een onafhankelijk bewijsverzamelingsmechanisme mogelijk
maakt. De FFM riep tot beide op in haar rapport. Voor het waarborgen van accountability
en het tegengaan van straffeloosheid is dit nieuwe bewijsverzamelingsmechanisme van
essentieel belang.
Tevens zet Nederland zich samen met gelijkgezinde landen in om het FFM-rapport in
de VN Veiligheidsraad te agenderen middels een briefing. Nederland zal zich in de
VNVR blijven inzetten om Myanmar regulier op de agenda te houden en aandacht te vragen
voor gerechtigheid voor de slachtoffers.
De komende weken streeft Nederland met gelijkgezinde landen naar een gezamenlijke
EU-OIC resolutie in de Derde Commissie van de AVVN ter herbevestiging en follow-up
van de recente MRR-resolutie. Ten slotte brengt Nederland de situatie van de Rohingya
ook geregeld op in gesprekken met landen in de regio, zoals Thailand en Bangladesh
maar ook tijdens het bezoek van de Chinese premier Li deze maand. Bij inkomende leden
van de VNVR, zoals Indonesië, benadrukt Nederland het belang van agendering van deze
crisis zodat dit ook gewaarborgd blijft na ons lidmaatschap.
71
Hoe gaat u, wegens het belang dat u hecht aan het naleven van mensenrechten en het
belang ervan voor Nederland, de posten, met name in die landen waar mensenrechtenschendingen
voorkomen, op dit punt versterken?
Antwoord:
In de Kamerbrief over de uitbreiding en versterking van het Nederlandse postennet
(Kamerstuk 32 952, nr. 32) is, in antwoord op motie van het lid Van den Hul (Kamerstuk 34 952, nr. 8), het volgende opgenomen over de wijze waarop het kabinet de mensenrechtencapaciteit
op posten in de komende jaren versterkt:
«De motie van het lid Van den Hul van 28 juni 2018 verzoekt de regering om de extra
middelen voor de diplomatieke posten ook in te zetten voor extra capaciteit gericht
op het samenwerken met en versterken van mensenrechten en het lokaal maatschappelijk
middenveld. De motie stelt dat ambassades een belangrijke rol kunnen spelen bij het
versterken van de positie van het lokale maatschappelijk middenveld.
Met het Lid Van den Hul is het kabinet van mening dat samenwerking met en versterking
van het lokaal maatschappelijk middenveld en de mensenrechten belangrijke elementen
zijn in het geïntegreerd buitenland beleid. Onze inzet voor mensenrechten vloeit voort
uit de volle overtuiging dat de naleving ervan leidt tot een stabieler en welvarender
wereld. Ze zijn het fundament van menselijke waardigheid en vrijheid, en staan aan
de basis van open en vrije samenlevingen overal ter wereld. Het bevorderen van mensenrechten
is ook in ons eigen belang, omdat een democratische rechtsstaat de beste voedingsbodem
is voor welvaart, stabiliteit, groei en ontwikkeling. Daaruit volgt dat versterking
van het postennet ook de mensenrechten ten goede komt.
Met de versterking van het postennet ten behoeve van beleidsthema’s als «instabiliteit
rond Europa», «migratie» en «veiligheid» wordt dus óók de capaciteit voor mensenrechten
en de aandacht voor het maatschappelijk middenveld op de betreffende posten versterkt.
Dit betekent dat vrijwel alle posten die versterkt worden, ook meer menskracht krijgen
voor het actief onderhouden van relaties met maatschappelijke organisaties, het bevorderen
van de mensenrechten en het ondersteunen van initiatieven ter behoud van de maatschappelijke
ruimte en de vrijheid tot bijeenkomen en vergadering. Tevens stelt deze extra capaciteit
de posten in staat om hierover actief, al dan niet gezamenlijk met andere EU-landen,
in dialoog te gaan met overheden. Ook heeft het kabinet voor de komende vier jaar
EUR 36,2 mln. additioneel beschikbaar gesteld in het Mensenrechtenfonds (Kamerstuk
32 735, nr. 198).»
72
Hoeveel van het extra budget voor het Mensenrechtenfonds is al voldoende doelmatig,
concreet en evalueerbaar ingevuld en staat daarmee niet meer op de Aanvullende Post
van het Ministerie van Financiën?
Antwoord:
De extra fondsen voor 2018 zijn reeds toegekend aan activiteiten op het gebied van
de prioriteiten van het geactualiseerde mensenrechtenbeleid, zoals gepresenteerd in
de Mensenrechtenrapportage 2017. Uw Kamer zal via de jaarlijkse Mensenrechtenrapportages
over de besteding van deze en de additionele middelen in 2019 voor het mensenrechtenbeleid
worden geïnformeerd. Voorafgaand aan de begrotingsbehandeling ontvangt uw Kamer bovendien
een separate brief over de nadere uitwerking van de intensivering.
73
Hoe vaak heeft Nederland, dat zich volgens u «structureel in de mondiale voorhoede
bevindt als voorvechter van mensenrechten», Turkije in 2017 en 2018 veroordeeld wegens
mensenrechtenschendingen, zoals:
– massale zuiveringen en ontslagen bij de overheid;
– afbraak van de rechtsstaat;
– schendingen van het recht op vrijheid van meningsuiting en persvrijheid;
– het gevangen zetten van parlementariërs en burgemeesters;
– martelingen in gevangenissen;
– de illegale inval in Afrin, anders dan dat deze de strijd tegen ISIS bemoeilijkte;
– etnische zuiveringen en schendingen van humanitair oorlogsrecht in Afrin;
– het verwoesten van steden in het zuid-oosten van Turkije;
– steun aan ISIS en andere jihadisten in Syrië?
Antwoord:
De Nederlandse zorgen over rechtsstaat en mensenrechtensituatie in Turkije, evenals
de Nederlandse zorgen over de situatie in Afrin zijn onder andere binnen de EU, NAVO
en in VN-verband besproken. Ik heb deze zorgen ook opgebracht in mijn gesprekken met
Minister Çavuşoğlu op 3 en 4 oktober jl.
74
Hoe beoordeelt u het door het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken gepubliceerde
rapport «OUTLAW REGIME:
A CHRONICLE OF IRAN’S DESTRUCTIVE ACTIVITIES» (https://www.state.gov/documents/organization/286410.pdf) over het destructieve gedrag van het Iraanse regime, zoals steun aan terrorisme,
ballistische raketten, cyberoorlog en mensenrechtenschendingen? Is het waar dat het
ayatollah-regime sinds 2012 maar liefst $ 16 miljard uitgegeven heeft aan steun aan
het Assad-regime, terrorisme en proxies in Syrië, Irak en Jemen, terwijl de eigen
bevolking kampt met armoede en onderdrukt wordt? Hoe beoordeelt u dit?
Antwoord:
Nederland maakt zich ernstige zorgen over de rol van Iran in de regio, het ballistische
raketprogramma en de mensenrechtensituatie in het land. Dit omvat ook de steun die
Iran geeft aan terroristische organisaties als Hezbollah en de rol die het land speelt
in het conflict in Syrië. Nederland spreekt Iran in multilateraal en bilateraal verband
geregeld aan op deze punten, zoals recentelijk in het gesprek tussen Minister Blok
en ambtsgenoot Zarif in de marges van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.
Nederland zet in op behoud van een goed functionerend JCPOA, politieke druk en kritische
dialoog om Iran te bewegen een constructievere rol te spelen in de regio.
75
Welke middelen zet u in om het gebruik van vrouwen als oorlogsmiddel te voorkomen
dan wel te verminderen? Overweegt u de inzet te intensiveren nu het erop lijkt dat
strategische inzet van seksueel geweld tegen bepaalde groeperingen, zoals de Yezidi
uit Irak en de Rohingya uit Myanmar, door gewapende groeperingen toeneemt?
Antwoord:
Het tegengaan van seksueel geweld in conflict is een belangrijke prioriteit in het
Nederlandse buitenlandbeleid. Het Koninkrijk heeft actief gebruik gemaakt van haar
lidmaatschap van de VN Veiligheidsraad om hiervoor aandacht te vragen; onder meer
via de succesvolle introductie van een specifiek sanctiecriterium voor seksueel geweld
in het sanctieregime voor Zuid-Soedan en organisatie van een informele Veiligheidsraadsessie
(«Arria») over de inzet van sancties in de strijd tegen seksueel geweld, bij welke
gelegenheid specifiek aandacht is gevraagd voor de Yezidi en Rohingya. Het kabinet
heeft recent een financiële bijdrage toegezegd aan het kantoor van de Speciaal Vertegenwoordiger
van de Secretaris-Generaal voor Seksueel Geweld in conflict, om diens mandaat en activiteiten
op dit terrein extra te ondersteunen.
Vanuit genderspecifieke programma’s als Funding Leadership Opportunities for Women
(FLOW) en het Nationaal Actieplan (NAP) 1325 worden (inter)nationale niet-gouvernementele
organisaties (ngo’s) gesteund die zich inzetten om (seksueel) geweld tegen vrouwen
in conflictsituaties te voorkomen, bespreekbaar te maken en survivors van seksueel en gender gebaseerd geweld opvang te bieden. Dit wordt ook ondersteund
via Nederlandse bijdragen aan UN Women, het UN Trustfund to end Violence against Women
(UNTFVAW) en UNFPA.
76
Wat is de status van seksueel geweld tegen vrouwen, LHBTQ en minderheden in gewapende
conflicten met niet-statelijke actoren?
Antwoord:
Het laatste Report of the Secretary General on conflict-related sexual violence van maart 2018 geeft een overzicht van het seksueel geweld tegen vrouwen, LHBTQ en
minderheden in 19 landen in 2017. Meer informatie over een langere tijdsperiode is
te vinden in acht eerdere rapporten van de SGVN over dit onderwerp. In de annex bij
dit rapport worden 47 partijen genoemd waarvan bekend is dat zij verdacht worden van
of verantwoordelijk zijn voor het plegen van seksueel geweld in conflictsituaties
die op de agenda van de VN Veiligheidsraad staan. Van deze 47 partijen is de meerderheid
niet-statelijk en in 7 gevallen gaat het om organisaties die als terroristisch worden
aangemerkt. Per land wordt in het rapport meer specifieke informatie gegeven over
de betrokkenheid van deze partijen bij het plegen van seksueel geweld.
77
Kunt u een overzicht geven van Nederlandse bijdragen aan het voorkomen van fysieke
en geestelijke verminking van vrouwen en meisjes door gewapende groeperingen?
Antwoord:
Nederland steunt overheden, de VN en niet-gouvernementele organisaties bij het voorkomen
en bestrijden van seksueel en gender gebaseerd geweld en de opvang van survivors in conflictsituaties. Het gaat om programma’s gericht op veiligheid en rechtsorde,
vrouwenrechten en gendergelijkheid en versterking van de rol van maatschappelijke
organisaties. Nederland draagt ook bij aan specifieke gendertrainingen voor militairen
en politie die deelnemen aan VN-vredesoperaties. Het voorkomen van geweld is vaak
een belangrijk onderdeel van deze programma’s. Bijvoorbeeld door mannen, vrouwen en
specifiek jongeren bewust te maken van genderongelijkheid en discriminatie en daarop
gebaseerde rolpatronen (grondoorzaken van geweld tegen vrouwen), dit bespreekbaar
te maken en te signaleren en vervolgens concrete acties te ondernemen om dit tegen
te gaan.
78
Zijn er nog oppositiegroepen in Syrië, gewapend of niet, die door Nederland politiek,
financieel of met materieel gesteund worden? Kunt u een compleet overzicht verschaffen?
Antwoord:
Nee, er zijn geen oppositiegroepen die Nederland nog in Syrië steunt. Wel geeft Nederland
financiële steun aan het kantoor van de Syria Negotiations Committee in Geneve ter ondersteuning van het politiek proces onder leiding van de Verenigde
Naties. Ook steunt Nederland tot eind 2018 de civiele reddingswerkers van de Witte
Helmen.
79
Hoe ziet de verdeling van middelen van het Mensenrechtenfonds eruit?
Antwoord:
Van het totaalbudget van EUR 51,552 mln. in 2018 wordt EUR 19,281 mln. centraal uitgegeven
en is EUR 32,271 mln. gedecentraliseerd naar de posten.
80
Hoe effectief zijn sancties tegen Libië?
Antwoord:
Op initiatief van Nederland zijn VN-sancties opgelegd tegen zes mensenhandelaren actief
in Libië. Dit was de eerste keer dat VN-sancties werden ingezet tegen leiders van
gewelddadige netwerken verantwoordelijk voor mensenhandel- en smokkel. Het is nu van
groot belang dat deze sancties geïmplementeerd worden. Dat betekent dat landen deze
mensenhandelaren toegang ontzeggen als ze over de grens willen reizen en dat landen
actief banktegoeden en andere bezittingen van deze criminelen bevriezen. Nederland
is hierover in contact met diplomaten, opsporingsinstanties en de VN zodat er samengewerkt
wordt met als doel de tegoeden te lokaliseren en betrokken landen te helpen en stimuleren
om deze te bevriezen. Daarnaast zet Nederland in op een rapportageverplichting over
de implementatie van de sancties tegen mensenhandelaren in de onderhandelingen over
de verlenging van het sanctieregime. Ook onderzoekt Nederland mogelijkheden om de
sanctielijst voor Libië verder uit te breiden.
81
Wat verstaat u hier onder de «traditionele diplomatie»?
Antwoord:
Hiermee wordt gedoeld op het interstatelijke verkeer tussen twee landen op politiek
en ambtelijk niveau, de bilaterale contacten in multilaterale fora, het rapporteren
over politieke ontwikkelingen in het gastland en het opbouwen van voor Nederland relevante
netwerken.
82
Welke kennisinstellingen en welk maatschappelijk middenveld wilt u betrekken bij het
inzetten op een gecoördineerd en samenhangend beleid richting China? En waaruit bestaat
dit samenhangend beleid?
Antwoord:
Zie antwoord bij vraag 87.
83
Hoe ziet de kritiek op Saoedi-Arabië eruit?
Antwoord:
Naar aanleiding van de zaak van de verdwenen journalist Jamal Khashoggi ontving uw
Kamer een brief over het Nederlandse beleid ten aanzien van Saoedi-Arabië (Kamerstuk
2018Z18730). Nederland is bezorgd over de recente arrestaties van mensenrechtenactivisten, geestelijken
en andere critici, en de bredere mensenrechtensituatie in Saoedi-Arabië. De repressie
van andersdenkenden en het harde optreden richting personen die, voor zover bekend,
slechts gebruik maken van hun recht op vrijheid van meningsuiting zijn ontwikkelingen
die op gespannen voet staan met een aantal recente hervormingen die door Saoedi-Arabië
zijn doorgevoerd. Ook de arrestaties van activisten die zich specifiek hebben ingezet
voor de verbetering van de positie van vrouwen in Saoedi-Arabië zijn zorgelijk. Deze
arrestaties lijken tegenstrijdig met de door het land zelf genoemde streven om de
economische, maatschappelijke en sociale positie van vrouwen te verbeteren. Richting
de Saoedische autoriteiten blijft het kabinet het belang van een eerlijk en transparant
proces, met proportionele strafbepalingen, stevig benadrukken, evenals het belang
van een breed maatschappelijk middenveld en open publiek debat, mede in het licht
van de hervormingen in het land.
Nederland gebruikt contacten op politiek niveau om landen aan te spreken op de zorgen
die Nederland daarover heeft. Zo heeft Minister Kaag dit gedaan tijdens haar bezoek
aan Riyad (18-19 februari jl.). De Minister heeft in verschillende gesprekken het
belang van vrijheid van meningsuiting en de noodzaak van een breed en divers maatschappelijk
middenveld benadrukt. Daarbij kwam de positie van mensenrechtenverdedigers aan de
orde en de zorgen die Nederland daarover heeft. Ook is de doodstraf aangekaart, specifiek
de uitvoering daarvan op minderjarige daders. Minister Blok heeft sinds zijn aantreden
diverse malen gesproken met zijn Saoedische ambtgenoot en daarbij de positie van mensenrechtenactivisten
en de schrijnende situatie in Jemen opgebracht, meest recentelijk tijdens de ministeriële
top van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York (25 september
jl.) maar ook in een eerder gesprek en marge van de ministeriële G20-bijeenkomst in
Argentinië (22 mei jl.).
84
Over welke lastige onderwerpen heeft het kabinet met Rusland en China gesprekken?
Antwoord:
Zoals blijkt uit het verslag van de reis van Minister Blok aan Moskou (Kamerstuk 34 775 V nr. 77 d.d. 26 april jl.) is de Minister over diverse onderwerpen met Minister Lavrov in
gesprek geweest waar Nederland en Rusland van mening verschillen. Het gaat bijvoorbeeld
over MH17, de aanslag in Salisbury, de conflicten in Syrië en Oekraïne alsmede het
lot van LHBT’ers in Tsjetsjenië en de afnemende ruimte voor het maatschappelijk middenveld
in Rusland.
Het open en pragmatische partnerschap met China biedt ruimte om te spreken over de
brede samenwerking, onze gezamenlijke uitdagingen, en ook zaken waarover we soms van
mening verschillen. Zo hebben we het over vrije én eerlijke handel, over markttoegang
en een gelijk speelveld, over bescherming van intellectueel eigendom, en uiteraard
ook over mensenrechten. Niet alleen tijdens de bilaterale mensenrechtendialoog, maar
ook tijdens politieke contacten zoals het recente bezoek van premier Li Keqiang aan
Nederland.
85
Wie zijn die klanten? Op welke behoefte van de klant wilt u de dienstverlening nog
meer laten aansluiten?
Antwoord:
Dit betreft Nederlanders in het buitenland en die visumplichtige buitenlandse burgers
en zakenlieden die naar Nederland willen reizen. De modernisering is erop gericht
deze dienstverlening efficiënter en toegankelijker te maken om zo beter in de behoefte
van de klant te voorzien.
86
Naar welke landen wordt de pilot voor uitbesteding van paspoortaanvragen in het buitenland
in 2019 uitgebreid?
Antwoord:
Deze dienstverlening wordt al in november 2018 uitgebreid naar het kantoor van de
externe dienstverlener (EDV) in Londen, onder de huidige uitvoeringsovereenkomst met
dienstverlener VFS Global in het Verenigd Koninkrijk. Na afronding van de lopende
aanbestedingsprocedure voor het nieuwe raamcontract aan een externe dienstverlener,
zal deze dienstverlening in 2019 verder worden uitgebreid naar de VS (Chicago), Canada
(Edmonton), Australië (Perth) en een aanvullende locatie in de Midlands in het VK
(Manchester of Birmingham). Daarbij is nadrukkelijk rekening gehouden met de wensen
vanuit de Kamer.
87
Hoe ziet het gecoördineerd en samenhangend beleid richting China eruit? Wanneer komt
deze visie?
Antwoord op vragen 82 en 87:
Op 15 mei 2018 heb ik, na een motie van Becker en Sjoerdsma, toegezegd binnen een
jaar een notitie over samenhangend beleid t.a.v. China («China strategie») te sturen.
U zult deze visie als beloofd vóór 15 mei 2019 ontvangen. In deze strategie zullen,
als door de Kamer gevraagd, militaire ontwikkelingen in China en Chinese handelspraktijken
worden meegenomen.
Ambtenaren van het Ministerie van Buitenlandse zaken, leden van het «Interdepartementaal
China Beraad», en diverse externe stakeholders (waaronder bedrijven, academici, denktanks,
ngo’s) bediscussiëren dit najaar kansen en bedreigingen m.b.t. China en hoe hiermee
om te gaan. Dit gebeurt o.a. in de vorm van strategische sessies, waarbij relevante
experts zich over een onderwerp buigen.
Zo heeft er een sessie plaatsgevonden over samenwerking tussen Nederlandse en Chinese
academische instellingen. Hierbij waren een tiental academische instellingen en denktanks
aanwezig. Ook bij een sessie over waarden sloten diverse academici aan.
Via het onderzoeksprogramma «Progress» is onderzoek uitgezet bij Clingendael en HCSS;
dit onderzoek wordt (inter-)departementaal besproken en dient als input voor het strategisch
traject. De AIV zal voor het einde van het jaar een advies uitbrengen over Europese
slagkracht. Dit najaar zal een strategische sessie over mensenrechten plaatsvinden.
Hiervoor zullen diverse ngo’s worden uitgenodigd.
Het beloofde beleidsdocument zal naast een analyse ook onze doelstellingen m.b.t.
China bevatten, en de manier waarop we deze doelstellingen denken te bereiken. Bij
de totstandkoming worden interdepartementale collega’s betrokken («Interdepartementaal
China Beraad») en het conceptdocument zal via bestaande kanalen interdepartementaal
worden afgestemd.
88
Bestaat die effectieve aanpak van de ambassadekantoren ook uit bijdragen ter bevordering
van de rechtstaat, de democratie en het naleven van mensenrechten?
Antwoord:
Ja. Het versterken van de link tussen veiligheidsinitiatieven en rechtstaatontwikkeling
is een van de speerpunten van de Nederlandse inzet in de Sahel regio.
Zo is Nederland voornemens om in Mali, Niger en Burkina Faso een omvangrijk programma
te ondersteunen van EU en VN-organisaties dat de samenwerking tussen veiligheidsinitiatieven
en de strafrechtketen concreet bevordert. Samen met overige Europese partners ondersteunt
Nederland bovendien de operationalisering van een VN-mensenrechtenkader voor een regionale
troepenmacht die Sahel landen gezamenlijk hebben opgezet.
Daarnaast vereisen de bredere democratische ontwikkelingen in de Sahel aandacht en
steun. Hierbij richt Nederland zich op het versterken van de positie van jongeren
en meisjes in het bijzonder. Naast het versterken van hun economische perspectief,
is zeker ook het bevorderen van hun participatie in vredesprocessen en politieke besluitvorming
een belangrijk aandachtspunt.
De opening van de posten in de regio maakt een Nederlandse bijdrage ook op deze beleidsterreinen
nadrukkelijk mogelijk.
89
Welk deel van hun tijd besteden diplomaten en in het bijzonder handel- en innovatie-attachés
aan handelsbevordering in enge zin, zoals het onderhouden van contact met het bedrijfsleven?
Antwoord:
Posten zullen altijd een «ijzeren werkvoorraad» hebben: het vertegenwoordigen van
de Koninkrijk belangen vraagt om een formatie van onze posten die robuust genoeg is
om aan de vraag van politiek, burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijven
te voldoen. Economie, veiligheid, consulair, politiek en ontwikkeling behoren tot
onze diplomatieke kerntaken; diplomatieke capaciteit is in brede zin waar nodig toegesneden
op deze beleidsterreinen, op basis van jaarplannen en functieprofielen. Daarin is
zo concreet mogelijk uiteengezet welke resultaten worden geboekt en welke inspanningen
daarvoor worden gedaan. Naarmate markten economisch belangrijker zijn, zullen handelsattaches
specifieker op economische taken zijn toegerust en zullen zij een corresponderend
groter deel van hun tijd besteden aan economische samenwerking en ondersteuning van
het bedrijfsleven. De gespecialiseerde attaches op de posten zoals innovatie attaches
zijn bijna uitsluitend bezig met economische- en handelsbevordering.
90
Hoe draagt de versterking van ambassadekantoren in Afrika precies bij aan grensoverschrijdend
terrorisme en criminaliteit, irreguliere migratiestromen en het tegengaan van grondoorzaken
van instabiliteit?
Antwoord:
De posten in de Sahel dragen, in samenhang met de inzet in Noord-Afrika, bij aan de
brede doelstellingen van het buitenlandse beleid: armoedebestrijding en het investeren
in perspectief, de aanpak van irreguliere migratiestromen, terrorisme, criminaliteit
en conflictpreventie. De grensoverschrijdende problematiek in de Sahel vereist een
regionale en geïntegreerde aanpak.
Nederland wil geleidelijk een brede samenwerkingsrelatie opbouwen met Niger. Het kabinet
zet in op een bijdrage aan conflictpreventie en het aanpakken van grondoorzaken van
armoede door bijvoorbeeld inzet op betere toegang tot onderwijs voor meisjes. Ook
is Niger een prioritair land op het gebied van migratiemanagement. Nederland zal een
actieve bijdrage leveren aan internationale inspanningen gericht op het versterken
van de aanpak van mensensmokkel, reddingsacties van migranten in de woestijn, het
verbeteren van opvang en bescherming van (kwetsbare) migranten en vluchtelingen.
Niger is omringd door instabiele buurlanden. Daarom zet Nederland eveneens in op capaciteitsopbouw
van de Nigerese veiligheidssector, onder meer op het gebied van grensbeheer. Verder
zet Nederland in op het versterken van de link tussen veiligheid en rechtstaat.
In Burkina Faso is de Nederlandse inzet (voornamelijk ontwikkelingssamenwerking) eveneens
gericht op een verbreding van de bilaterale relaties. Centraal staat het adresseren
van de onderliggende oorzaken van armoede en het voorkomen van conflict met een vergelijkbare
thematische focus als in Niger. Daarmee draagt Nederland bij aan de benodigde internationale
inspanningen om de dreigende destabilisering van het land te voorkomen.
In Tsjaad zal Nederland geen grootschalig eigen OS-programma opzetten. Wel zal Nederland
in 2019 gerichte mogelijkheden onderzoeken voor (bescheiden) steun aan initiatieven
op beleidsterreinen waar NL een duidelijke niche heeft en die ondersteunend zijn aan
de bredere stabiliteitsagenda voor deze regio, zoals opvang in de regio alsook het
voorkomen en tegengaan van gewelddadig extremisme.
91
Hoe hoog is het budget van het Mensenrechtenfonds voor de aankomende jaren?
Antwoord:
Voor 2019 en verder is het budget van het Mensenrechtenfonds EUR 54,752 mln.
92
Hoe hoog was het budget van het Mensenrechtenfonds de afgelopen jaren?
Antwoord:
In 2017 was het budget EUR 47,120 mln. en in 2.018 EUR 51,552 mln.
93
Hoe zet het ministerie zich in voor vrouwenrechten en gendergelijkheid binnen het
brede buitenlandbeleid?
Antwoord:
Het ministerie draagt met het brede buitenlandbeleid bij aan de SDG-agenda en specifiek
de internationaal overeengekomen doelen van SDG-5. De inzet op vrouwenrechten en gendergelijkheid
is een dwarsdoorsnijdend doel en maakt onderdeel uit van een inclusief en effectief
buitenlandbeleid.
De focus voor de Nederlandse inzet ligt op vier specifieke doelen namelijk het vergroten
van de deelname van vrouwen aan politieke besluitvorming en leiderschap, economische
empowerment, preventie en uitbanning van geweld tegen vrouwen en meisjes en het versterken
van de rol van vrouwen op het gebied van vrede en veiligheid. Deze doelen worden gerealiseerd
langs drie sporen: genderspecifieke programma’s, gendermainstreaming en genderdiplomatie.
Nederland steunt met genderspecifieke programma’s maatschappelijke organisaties en
individuele vrouwenrechtenverdedigers die zich inzetten voor vrouwenrechten en gendergelijkheid
en bijdragen aan de vier beleidsdoelen op landen-, regionaal en internationaal niveau.
Gendermainstreaming van het Nederlandse beleid zorgt ervoor dat vrouwen invloed hebben
op en meeprofiteren van de Nederlandse steun en investeringen voor ontwikkelingssamenwerking,
bevordering van buitenlandse handel en op het terrein van vrede en veiligheid en mensenrechten.
Nederland levert via diplomatie een belangrijke bijdrage aan vrouwenrechten en gendergelijkheid.
Nederland is voorvechter van het bevorderen van vrouwenrechten en gendergelijkheid
in internationale en regionale verdragen, resoluties en afspraken. Daarnaast brengt
Nederland genderdiplomatie in de praktijk door een verbindende factor te zijn tussen
verschillende organisaties voor vrouwenrechten en gendergelijkheid, overheden, bedrijven
en kennisinstituten.
94
Waarom noemt u, als het gaat om bescherming en bevordering van mensenrechten, vervolgde
christenen niet, aangezien het opkomen voor onder meer deze kwetsbare groep een beleidswijziging
betreft, genoemd in het regeerakkoord? Wat gaat er veranderen in vergelijking met
het mensenrechtenbeleid van de vorige kabinetten?
Antwoord:
Vrijheid van religie en levensovertuiging was en is een prioriteit van het mensenrechtenbeleid
van dit kabinet. Deze vrijheid gaat om het recht van individuen om de eigen religieuze
of levensbeschouwelijke identiteit vorm te geven, om een theïstische, non-theïstische
of atheïstische levensovertuiging te hebben, om van geloof te kunnen veranderen of
om niet te geloven. Daaronder viel en valt ook de bescherming van vervolgde christenen.
Uw Kamer ontvangt voorafgaand aan de begrotingsbehandeling een separate brief over
de intensivering in het mensenrechtenbeleid, waarbij bijzondere aandacht uitgaat naar
de vrijheid van religie en levensovertuiging, de positie van journalisten en gelijke
rechten voor LHBTI’s.
95
Op welke wijze wordt de motie-Sjoerdsma c.s. (34 775-V, nr. 26) voor Nederlandse en buitenlandse journalisten in nood binnen het Mensenrechtenfonds
in 2019 concreet uitgevoerd?
Antwoord:
Uw Kamer ontvangt voorafgaand aan de begrotingsbehandeling een separate brief over
de intensivering in het mensenrechtenbeleid, waarbij bijzondere aandacht uitgaat naar
de vrijheid van religie en levensovertuiging, de positie van journalisten en gelijke
rechten voor LHBTI’s. Hierin wordt de uitvoering van de motie Sjoerdsma (Kamerstuk
34 775 V, nr. 26) meegenomen.
96
Welke activiteiten worden door het kabinet gefinancierd ter bestrijding en terugdringing
van internationaal terrorisme?
Antwoord:
Nederland financiert in multilateraal, regionaal en bilateraal kader diverse activiteiten
ter bestrijding, terugdringing en voorkoming van internationaal terrorisme. Zo investeert
Nederland in activiteiten ter ondersteuning van het Global Counterterrorism Forum en de Foreign Terrorist Fighter-werkgroep van de Anti-ISIS Coalitie, waarvan het beide co-voorzitter is. Regionaal
en bilateraal investeert Nederland in programma’s die zich richten op capaciteitsopbouw
van nationale en lokale veiligheidspartners en grassroots organisaties. Onderdeel van deze programma’s is bijvoorbeeld het ondersteunen van
de ontwikkeling van nationale strategieën voor Preventing and Countering Violent Extremism (P/CVE). Ook investeert het kabinet in het uitwisselen van kennis en expertise op
voor Nederland belangrijke thema’s als het tegengaan van terrorismefinanciering, de
aanpak van terugkerende foreign terrorist fighters en het voorkomen van gewelddadig extremisme.
97
Hoe staat de bijzonder aandacht binnen het mensenrechtenfonds voor vrijheid van religie
en levensovertuiging, de positie van journalisten en gelijke rechten voor LHBTI’s
in verhouding met het streven binnen het mensenrechtenbeleid naar de bevordering van
gelijke rechten van vrouwen en meisjes?
Antwoord:
De bijzondere aandacht voor de vrijheid van religie en levensovertuiging, de positie
van journalisten en gelijke rechten voor LHBTI’s volgen uit het regeerakkoord, de
motie Voordewind (Kamerstuk 34 775 V, nr. 29) en de motie Sjoerdsma (Kamerstuk 34 775 V, nr. 26). Gelijke rechten voor vrouwen en meisjes is daarnaast een van de prioriteiten van
het Nederlandse mensenrechtenbeleid, net als mensenrechtenverdedigers en de bevordering
van de internationale rechtsorde en de strijd tegen straffeloosheid.
98
Hoe ziet intensivering van de politieke dialoog met andere landen en donoren eruit?
Antwoord:
Het betreft een voortzetting van de inzet op capaciteitsopbouw op het terrein van
het voorkomen en bestrijden van gewelddadig extremisme en terrorisme, waarbij ervaringen
met een lokale aanpak via maatschappelijke organisaties, gericht op het vergroten
van de weerbaarheid van kwetsbare groepen t.o.v. extremistische groepen i.s.m. gelijkgezinde
donoren actief worden ingebracht en besproken in de (politieke) beleidsdialoog met
landen, teneinde het begrip en eigenaarschap bij die landen t.a.v. een preventieve
aanpak (binnen contraterrorisme) te versterken. Zie ook vraag 124.
99
Welke projecten worden er toegevoegd aan Matra en Shiraka?
Antwoord:
De middelen voor het Nederlands Fonds voor Regionale Partnerschappen, waarbinnen zowel
Matra als Shiraka vallen, zijn de afgelopen jaren meerdere malen incidenteel opgehoogd
op initiatief van de Tweede Kamer. In de begroting Buitenlandse Zaken 2019 wordt deze
ophoging structureel gemaakt. Het Kabinet blijft zich via deze bestendiging van het
budget duurzaam inzetten voor de vergroting van stabiliteit in de ring rond Europa
en kiest daarbinnen voor een focus op democratisering, rechtsstaatontwikkeling, maatschappelijke
betrokkenheid en een gezonde verhouding tussen burger en overheid.
100
Wat worden in 2019, 2020 en 2021 de verwachte BNI-afdrachten voor Nederland aan de
EU, naar aanleiding van de opwaartse bijstelling van het Nederlandse BNI waarvoor
op de Aanvullende Post respectievelijk € 0.5 miljard, € 0.15 miljard en € 0.1 miljard
structureel gereserveerd is?
Antwoord:
De raming van de BNI-afdracht voor 2019, 2020 en 2021 zoals opgenomen in de begroting
van Buitenlandse Zaken, op art. 3.1 is EUR 4.648 mln. in 2019, EUR 5.617 mln. in 2020
en EUR 5.416 mln. in 2021. De verwachting op basis van de nu beschikbare informatie
is dat de afdrachten in die jaren met respectievelijk circa 0,5 miljard, 0,15 miljard
en 0,1 miljard stijgen als gevolg van de BNI-revisie van het CBS. Omdat de precieze
omvang van het effect echter nog niet bekend is, is de afdrachtenraming in de begroting
van Buitenlandse Zaken nog niet aangepast maar is een reservering getroffen op de
Aanvullende Post.
101
Waarom worden de uitgaven voor gastlandbeleid vanaf 2019 ondergebracht onder beleidsartikel
1. Versterkte internationale rechtsorde?
Antwoord:
Het onderbrengen van de verschillende posten onder 1 beleidsartikel vergroot de inzichtelijkheid
van de begroting en maakt het belang van het gastlandbeleid beter zichtbaar
102
Hoe zijn privacystandaarden gewaarborgd bij de digitalisering van consulaire diplomatie?
Antwoord:
Voor de persoonsgegevens die in het kader van de consulaire diplomatie worden verwerkt,
is de privacyverklaring van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van toepassing.
Bij de digitalisering van de consulaire diplomatie wordt door middel van Privacy Impact
Assessments (PIA) op gestructureerde en gestandaardiseerde wijze gekeken naar mogelijke
en/of te verwachten privacy risico’s voor die personen van wie persoonsgegevens verwerkt
worden. Op basis van de uitkomsten van een dergelijk assessment worden voorafgaand
aan de verwerking van persoonsgegevens passende beveiligingsmaatregelen getroffen
om de geconstateerde (potentiële) risico’s voor de privacy van betrokkenen te verkleinen
of te voorkomen («Privacy by Design»). De directeur van de Directie Consulaire Zaken
en Visumbeleid is namens de Minister gemandateerd verantwoordelijk voor de implementatie
van de in het maatregelenplan opgenomen voorgenomen maatregelen en moet hiermee kunnen
aantonen dat aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) wordt voldaan.
Daarnaast geldt voor alle gedigitaliseerde verwerkingen dat privacybescherming de
standaardinstelling is: de standaardinstellingen van een website of applicatie zijn
zodanig dat inbreuk op de privacy van gebruikers zo gering mogelijk is («Privacy by
Default»). De verwerkingen zijn opgenomen in het AVG-verwerkingsregister van het Ministerie
van Buitenlandse Zaken. De Functionaris Gegevensbescherming houdt toezicht op alle
verwerkingen die vallen onder het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
103
Op pagina 22 onder sub artikel 3.2 staat dat er een 100% juridisch verplichte bijdrage
aan het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) is van € 234.281.000. Op pagina 20 staat
dat de Nederlandse bijdrage aan het EOF geraamd is op € 936 miljoen. Waarom kiest
Nederland ervoor om een dergelijk hoog bedrag ten opzichte van het juridisch verplichte
deel te doneren?
Antwoord:
De bijdrage van ruim EUR 234 mln. betreft de bijdrage voor 2019. Het bedrag van EUR
936 mln. betreft de totale meerjarige bijdrage in de periode 2019–2021, gebaseerd
op de geraamde afdrachten voor het 10e en 11e EOF. Omdat Nederland zich verdragsrechtelijk aan het EOF heeft gecommitteerd, via
een verdeelsleutel, zijn de bijdragen 100% juridisch verplicht.
104
Welke geplande uitgaven voor ICT, huisvesting en beveiliging uit 2017 zijn doorgeschoven
naar 2018 en wat is hier de oorzaak van?
Antwoord:
Op het terrein van ICT, huisvesting en beveiliging is een bedrag van EUR 9 mln. doorgeschoven
naar 2018. Het betreft reguliere uitgaven waarvan de factuur pas in de loop van december
binnen is gekomen en welke, vanwege de afsluiting van het boekjaar, pas begin 2018
zijn betaald. Op het terrein van investeringen vastgoed is een bedrag van EUR 11,4
mln. doorgeschoven naar 2018. Aanvankelijk waren er nog geen investeringsplannen beschikbaar,
maar uiteindelijk is het gehele bedrag op aanvraag en vertoon van concrete plannen,
toegevoegd aan de begroting 2018. De besteding wordt in de verantwoording over 2018
opgenomen.
105
Kunt u de niet-juridische uitgaven onder subartikel 1.2. Mensenrechten van bijna € 35
miljoen specificeren? Waarvoor zijn deze precies bedoeld?
Antwoord:
De niet-juridisch verplichte uitgaven betreffen de jaarlijkse bijdrage aan het Office of the High Commissioner on Human Rights (OHCHR) die ieder jaar in het voorjaar wordt vastgesteld en de niet-juridisch verplichte
mensenrechtenprojecten die centraal en decentraal worden aangegaan.
106
Kunt u de niet-juridische uitgaven op subartikel 2.2 Bestrijding internationale criminaliteit
en terrorisme van ruim € 12 miljoen specificeren? Waarvoor zijn deze precies bedoeld?
Antwoord:
De onder subartikel 2.2 genoemde activiteiten inzake Contraterrorisme zijn bedoeld
ter ondersteuning van multilaterale CT-fora (Global Counter Terrorism Forum, Anti-ISIS
Coalitie, VN en EU), van bilaterale dialogen inzake terrorismebestrijding en om radicalisering
te voorkomen dan wel tegen te gaan. Voorbeelden hiervan zijn capaciteitsopbouwprogramma’s
om veiligheidsautoriteiten in risicolanden als Tunesië, Marokko, Jordanië, Kenia,
Somalië, Nigeria, Bangladesh en de Filipijnen in staat te stellen om strategieën ter
voorkoming van gewelddadig extremisme op te stellen en uit te voeren, te werken aan
het tegengaan van radicalisering in gevangenissen en terrorismefinanciering te signaleren
en aan te pakken. Daarnaast wordt subsidie toegekend aan maatschappelijke organisaties
voor activiteiten om radicalisering op individueel- en gemeenschapsniveau tegen te
gaan.
107
Kunt u de niet-juridische uitgaven op subartikel 2.4 Veiligheid, stabiliteit en rechtsorde;
stabiliteitsfonds van ruim € 39 miljoen specificeren? Waarvoor zijn deze precies bedoeld?
Antwoord:
Voor 2019 is een deel van het fonds al gecommitteerd aan meerjarige programma’s en
lopende projecten. De niet-gecommitteerde middelen (niet-juridisch verplicht), ofwel
de vrije ruimte voor 2019, zal worden ingezet op basis van nieuwe voorstellen die
in beginsel passen binnen de gestelde geografische en thematische prioriteiten.
Geografisch: Sahel (m.n. Mali, Niger, Tsjaad, Nigeria), Mashreq (m.n. Syrië, Irak,
Libanon, Jordanië), Maghreb (m.n. Tunesië, Libië, Egypte), Afghanistan, Jemen, Oost-Europa/Westelijke
Balkan (m.n. Oekraïne, Kosovo, Bosnië Herzegovina) en Hoorn van Afrika (m.n. Ethiopië,
Somalië).
Thematisch (inzet in meerdere prioritaire regio’s/landen): security sector reform (SSR), humanitaire ontmijning, preventing/countering violent extremism (P/CVE), early warning early action (EWEA), en VNVR-resolutie 1325 (vrede, vrouwen en veiligheid).
108
Kunt u de niet-juridische uitgaven op subartikel 4.4 Consulaire dienstverlening Nederlanders
in het buitenland van € 5,5 miljoen specificeren? Waarvoor zijn deze precies bedoeld?
Antwoord:
Een bedrag van EUR 2.5 mln. wordt jaarlijks begroot voor de betaling voor de productiekosten
voor reisdocumenten aan de leverancier/producent. Dit wordt betaald uit de leges die
worden ontvangen van aanvragers. Het resterende bedrag van EUR 3 mln. is voor IT-kosten
en licentiekosten. Die kosten en investeringen zijn onder meer gericht op het moderniseren
en digitaliseren van het aanvraagproces van consulaire producten en diensten.
109
Kunt u de niet-juridische uitgaven op subartikel 4.4 Publieksdiplomatie van ruim € 5,2
miljoen specificeren? Waarvoor zijn deze precies bedoeld?
Antwoord:
Deze middelen zijn bedoeld om het Nederlands buitenlands beleid, zoals vastgelegd
in de HGIS-doelstellingen voor 2019, te ondersteunen door relevante buitenlandse doelgroepen
te bereiken en de reputatie van Nederland in het buitenland te versterken. Hierbij
is een prioritering gemaakt in thema's en diplomatieke vertegenwoordigingen en met
inachtneming van beschikbare budgetten. Posten en beleidsdirecties geven uitvoering
aan deze inzet door evenementen te organiseren samen met de partijen die voor het
Nederlands buitenlandbeleid van betekenis kunnen zijn. Dit naar aanleiding van bijvoorbeeld
grote internationale gebeurtenissen, conferenties of handelsmissies. Bij evenementen
valt bijvoorbeeld te denken aan high profile dialogen en debatten, online betekenisvolle
campagnes, of roadshows. Resultaten van deze samenwerking op publieksdiplomatie en afstemming met vakinhoudelijke
departementen leiden onder meer tot concrete publieksdiplomatieke toolkits.
110
Kunt u de niet-juridische uitgaven op subartikel 4.4 Kosten voor de staats- en werkbezoeken
(inkomend en uitgaand), bezoeken van hoogwaardigheidsbekleders en uitgaven voor het
Corps Diplomatique van € 2 miljoen specificeren? Waarvoor zijn deze precies bedoeld?
Antwoord:
Onder deze uitgaven vallen kosten van staatsbezoeken en officiële en werkbezoeken
van hoogwaardigheidsbekleders en representatieve uitgaven in verband met het Corps
Diplomatique en in Nederland gevestigde internationale organisaties. Hieraan is in
2.017 EUR 2,2 mln. uitgegeven, waarvan EUR 1,9 mln. voor onder andere inkomende en
uitgaande staatsbezoeken en officiële bezoeken en overige kosten Hof, zoals bijvoorbeeld
ontvangsten voor het Corps Diplomatique op uitnodiging van de Koning. De overige kosten
hebben betrekking op afscheidslunches van vertrekkende ambassadeurs, kosten van het
VIP center Schiphol, geschenken en vervoerskosten bezoekende delegaties.
111
Zet Nederland ook in op bevordering van de internationale rechtsorde en de strijd
tegen straffeloosheid wat betreft het optreden van Israël tegen Gaza?
Antwoord:
NL heeft er bij Israël op aangedrongen alle incidenten waarbij slachtoffers zijn gevallen
te onderzoeken overeenkomstig internationale standaarden. Het is van belang dat Israël
gedegen onderzoek doet, zie tevens antwoorden vragen 172 en 173.
112
Gaat u zich naast het beter functioneren van de Mensenrechtenraad ook inzetten voor
betere uitvoering van de door de Mensenrechtenraad gedane aanbevelingen aan Nederland?
Antwoord:
Effectieve implementatie van het werk van de Mensenrechtenraad, zoals de goede opvolging
van de gedane aanbevelingen, is een belangrijk element van de Nederlandse inzet in
de Mensenrechtenraad. Het kabinet neemt de opvolging van de aan Nederland gedane aanbevelingen
zeer serieus. Het afgelopen jaar heeft Nederland 105 aanbevelingen aangenomen in de
derde cyclus van de Universal Periodic Review (UPR). Deze aanbevelingen gaan over
uiteenlopende onderwerpen, zoals racisme en xenofobie, (nog) niet geratificeerde mensenrechtenverdragen,
vrouwenrechten, migratie, mensenhandel, huiselijk geweld en discriminatie op de arbeidsmarkt.
Een groot deel van deze aanbevelingen kunnen worden opgevat als ondersteuning van
lopend beleid. Nederland gaat ook altijd een constructieve dialoog aan met de relevante
VN-Verdragscomités waarbij de opvolging van de aanbevelingen voor het Nederlandse
beleid wordt besproken.
113
Kunt u de verlaging van de middelen voor goed functionerende internationale instellingen
vanaf 2020 nader toelichten?
Antwoord:
De middelen voor goed functionerende internationale instellingen worden niet verlaagd,
maar genormaliseerd. De Carnegiestichting krijgt tijdelijk extra geld. In 2020 wordt
deze bijdrage verlaagd en in 2021 is onze bijdrage weer op het normale niveau.
114
Welke voorstellen is het Koninkrijk voornemens te doen om het functioneren van de
VN Mensenrechtenraad te verbeteren? Kunt u de ideeën hieromtrent met de Kamer delen?
Antwoord:
Nederland beschouwt de VN Mensenrechtenraad als het belangrijkste en hoogste VN forum
voor de bevordering en bescherming van mensenrechten wereldwijd. De Mensenrechtenraad
heeft mede dankzij Nederlandse inzet de afgelopen jaren goede resultaten geboekt.
Mede om die reden heeft Nederland zich opnieuw kandidaat gesteld voor het lidmaatschap
van de mensenrechtenraad in periode 2020–2022.
Tegelijkertijd is er ruimte voor verbetering, met name ten aanzien van het vergroten
van de efficiëntie van de Mensenrechtenraad, het agendapunt 7 (human rights situation in Palestine and other occupied Arab territories) en de kandidaatstelling van Mensenrechtenraadleden met een beperkte staat van dienst
op gebied van mensenrechten. Het is belangrijk dat het versterkingsproces van de Mensenrechtenraad
een inclusief proces is dat door alle landen gedragen wordt. Nederland heeft zich
hier de afgelopen jaren voor ingezet en spant zich hier ook nu met gelijkgestemde
landen voor in, bijvoorbeeld door het clusteren van agenda-onderdelen en het initiatief
dat landen hun kandidatuur voor de Mensenrechtenraad presenteren in New York. Deze
ambitie zullen we ook uitdragen tijdens onze eigen kandidatuur.
115
Naar welke andere organisaties dan degene die reeds genoemd zijn (bewijzenbank van
de VN voor de ernstige misdaden in Syrië, het International, Impartial and Independent
Mechanism (IIIM)) zal een Nederlandse bijdrage uitgaan in het kader van de strijd
tegen straffeloosheid?
Antwoord:
Nederland financiert onder meer bijvoorbeeld het Trust Fund for Victims van het ICC,
het CICC, de koepelorganisatie van ngo’s die over het ICC gaan, en het hoofdkwartier
van de International Commission on Missing Persons (ICMP) in Den Haag. Het ICMP zet
zich in voor de opsporing en identificatie van vermiste personen wereldwijd. Ook financiert
Nederland de organisaties Impunity Watch en Redress die zich inzetten van de belangen
van slachtoffers in transitional justice processen. Uw Kamer ontvangt in de jaarlijkse mensenrechtenrapportage een totaaloverzicht
van de projecten die Nederland op deze prioriteit steunt.
116
Speelt u bewijsstukken over mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden, begaan door
gewapende Syrische oppositiegroepen die tot begin 2018 gesteund zijn door Nederland
en in uw handen zijn gekomen, door aan de Syrische bewijzenbank? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Openbaar Ministerie staan in contact
met het International Impartial and Independent Mechanism (IIIM, de zogenaamde bewijzenbank)
voor Syrië. Het kabinet onderzoekt momenteel mogelijkheden voor een samenwerkingsovereenkomst
met IIIM, waarin o.a. informatiedeling over vermeende mensenrechtenschendingen en
schendingen van het humanitair oorlogsrecht wordt vastgelegd geregeld. Het gaat hierbij
om informatie over vermeende schendingen door alle partijen in het Syrische conflict.
Tot op heden heeft het kabinet nog geen informatie met het IIIM gedeeld aangezien
het IIIM hier niet naar heeft gevraagd.
117
Draagt Nederland ook in 2019 nog financieel bij aan de bewijzenbank van de VN? Zo
ja, hoeveel?
Antwoord:
Nederland draagt ook in 2.019 EUR 1 mln. bij aan het IIIM.
118
Hoe functioneert de IIIM bewijzenbank van de VN voor de ernstige misdaden in Syrië?
Zijn er al concrete resultaten zichtbaar?
Antwoord:
Het IIIM is operationeel en heeft verschillende stappen genomen om haar mandaat te
vervullen. Er zijn samenwerkingsovereenkomsten gesloten met onder andere de Commission of Inquiry voor Syrië en 28 Syrische ngo’s, tijdens een door Nederland en Zwitserland georganiseerde
conferentie. Ook is het ICT-systeem van het IIIM (dat enorme hoeveelheden bewijs kan
herbergen) operationeel geworden. Het IIIM is tevens aangesloten bij het EU-genocidenetwerk,
waarin Europese aanklagers en waarnemers van Canada, de VS en Zwitserland internationale
misdrijven met elkaar bespreken. Nederland heeft 23 mei jl. een bijeenkomst georganiseerd
en marge van een EU genocide netwerk bijeenkomst, waarin het IIIM en de aanklagers
uitgebreid hebben gesproken over samenwerking.
Momenteel worden de beschikbare middelen toegewezen aan de bewijscollectie de verwerking
en het analytische werk. Er wordt verwacht dat de capaciteit van het Mechanisme om
bij te dragen aan nationale lopende onderzoeken de komende maanden aanzienlijk toeneemt.
Tot nu toe heeft het Mechanisme zeven verzoeken van drie nationale autoriteiten ontvangen.
119
Hoeveel draagt Nederland in 2019 in totaal bij aan VN-organisaties? Welk deel daarvan
is vrijwillig? Kunt u een overzicht verschaffen in de vorm van een tabel?
Antwoord:
De begrote uitgaven van Nederland in 2019 aan VN-organisaties zijn opgenomen in onderstaande
tabel.
120
Sinds april dit jaar worden volgens recente rapportages van de VN en diverse ngo’s
de mensenrechten in Nicaragua ernstig en systematisch geschonden. Kan de Minister
aangeven welke initiatieven sindsdien in bilateraal en multilateraal verband zijn
genomen en welke mogelijkheden worden overwogen om de stabiliteit en mensenrechten
in Nicaragua te bevorderen?
Antwoord:
Vijf maanden na het uitbreken van de protesten in Nicaragua blijft de situatie in
het land zorgelijk. Nederland oefent zowel in multilateraal als in bilateraal verband
druk uit op de Nicaraguaanse regering om de mensenrechtenschendingen te beëindigen,
onderzoek te doen naar de misstanden die hebben plaatsgevonden en tot een vreedzame
oplossing van de crisis te komen via een nationale dialoog. Nederland draagt deze
boodschap uit in de bilaterale contacten met de Nicaraguaanse overheid. Ook zet Nederland
zich actief in om in EU-verband de situatie in Nicaragua te adresseren; zo zijn er
verschillende EU-verklaringen uitgegaan. Ook droeg Nederland bovengenoemde boodschappen
uit bij de bespreking in de VN-Veiligheidsraad op 5 september jl. en in de 39e VN Mensenrechtenraad.
Nederland draagt tevens financieel bij aan een onafhankelijke expertmissie van de
Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) die onderzoek doet naar de mensenrechtenschendingen
in Nicaragua sinds 18 april jl. Ook heeft Nederland, zoals ook medegedeeld in de beantwoording
van de Kamervragen gesteld door het lid De Roon (PVV) op 13 juli jl., de financiële
steun opgeschort aan een ontwikkelingsproject waarbij sprake was van samenwerking
met de Nicaraguaanse overheid. De initiële opschorting van twee maanden is onlangs
met negen maanden verlengd.
Het kabinet is voornemens zich onverminderd in te blijven zetten voor het handhaven
van de internationale druk op het Nicaraguaanse regime en aan te blijven dringen op
het hervatten van de nationale dialoog, zowel bilateraal als via de EU en andere multilaterale
fora.
121
Welke organisaties kregen in 2018 een subsidie vanuit het Mensenrechtenfonds? Kunt
u een tabel verschaffen met het ontvangen bedrag per organisatie?
Antwoord:
Voor antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de Mensenrechtenrapportage 2018 die
u in het voorjaar van 2019 zal ontvangen. Op dit moment is nog geen totaaloverzicht
te geven voor 2018.
122
Welk percentage van de gelden uit het Mensenrechtenfonds wordt in 2019 besteed in
landen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)? Om
welke OESO-landen gaat het?
Antwoord:
Voor 2019 zijn nog geen percentages te geven, aangezien de gedecentraliseerde budgetten
nog niet zijn toegekend. Echter, op basis van voorgaande jaren zal dit rond de 9%
zijn. De OESO-landen betreffen Frankrijk (PV Straatsburg en PV UNESCO), Griekenland,
Oostenrijk (PV Wenen), Turkije, VS, Zwitserland (PV Geneve), Hongarije, Israël, Mexico,
Polen en Zuid-Korea. Dit gaat voor ongeveer de helft om fondsen die via de uitvoerende
organisaties elders in de wereld worden uitgegeven
123
Hoe hoog is de huurbijdrage aan het Permanente Hof van Arbitrage?
Antwoord:
De jaarlijkse huurbijdrage aan het Permanente Hof van Arbitrage is EUR 100.000.
124
Op welke manier zal er met risicolanden worden samengewerkt om de dreiging van radicalisering
en gewelddadig extremisme te verminderen?
Antwoord:
Het gaat om samenwerking met landen resp. regio’s waar sprake is van terroristische
resp. gewelddadige extremistische groeperingen die onder gemarginaliseerde, kwetsbare
bevolkingsgroepen trachten nieuwe aanhang te werven. Samenwerking met deze landen
vindt zowel op lokaal als nationaal niveau plaats om de weerbaarheid van deze groepen
te vergroten, bijvoorbeeld door middel van projecten om het bewustzijn en kritisch
denkvermogen van deze groepen te vergroten, het contact (dialoog) met de eigen (CT-)autoriteiten
te versterken, vaardigheden te vergroten en (economische) kansen te creëren. Dit is
integraal onderdeel van de bredere (politieke) beleidsdialoog met deze landen. Maatschappelijke
organisaties spelen hier een belangrijke rol bij. Zie ook vraag 98.
125
Hoe ziet de grotere Nederlandse bijdrage aan humanitair ontmijnen en clustermunitie
eruit?
Antwoord:
Vanuit het Mine Action and Cluster Munitions Programme financiert Nederland Mines
Advisory Group (EUR 11.7 mln.), the HALO Trust (EUR 11.7 mln.) en Danish Church Aid (EUR 11.6 mln.) De genoemde meerjarige bijdragen
zijn door middel van een tenderprocedure aan deze drie NGO’s gecommitteerd. Daarnaast
is gedurende de looptijd van het programma EUR 10 mln. vrijgemaakt voor acute inzet
in landen waar de actualiteit vraagt om een extra intensivering op humanitair ontmijnen.
De drie genoemde NGO’s kunnen voor financiering uit dit emergency response budget additionele projectvoorstellen indienen. Op basis hiervan zijn de afgelopen
jaren bijvoorbeeld ontmijningsactiviteiten gefinancierd in Irak, Jemen en Afghanistan.
Aanvullend levert Nederland vanuit het Stabiliteitsfonds een financiële bijdrage aan
het Geneva International Centre for Humanitarian Demining (GICHD). Het GICHD is een
expertisecentrum op het gebied van humanitaire ontmijning dat zich richt op capaciteitsversterking
van en kennisuitwisseling in de ontmijningssector. Het centrum werkt nauw samen met
de drie door Nederland gesteunde ontmijningspartners.
126
Kunt u de verlaging van de middelen voor Goede internationale samenwerking ter bevordering
van de eigen en bondgenootschappelijke veiligheid nader toelichten? Waaruit bestaat
de halvering van de beschikbare subsidiemiddelen voor Programma Ondersteuning Buitenlands
Beleid?
Antwoord
Er is geen sprake van een verlaging van middelen voor Goede internationale samenwerking
ter bevordering van de eigen en bondgenootschappelijke veiligheid (artikel 2.1) noch
van een halvering van de beschikbare subsidiemiddelen voor het Programma Ondersteuning
Buitenlands Beleid. Het structurele budget voor artikel 2.1 bedraagt EUR 11,015 mln.
en voor het POBB binnen artikel 2.1 EUR 1,75 mln. Wel is in het voorjaar van 2018
het budget van artikel 2.1 voor 2018 incidenteel verhoogd ten behoeve van extra inzet
op het veiligheidsfonds en het Programma Ondersteuning Buitenlands Beleid/Veiligheidsbeleid
(POBB/VB). Om zo in te spelen op kleinschalige initiatieven die bijdragen aan de uitvoering
en ontwikkeling van beleid op het gebied van vrede en veiligheid. De middelen zijn
vanuit de eindejaarsmarge toegevoegd. Zie in dit verband ook de eerste suppletoire
begroting 2018 van BZ.
127
Waarom vervalt de subsidie aan het Veiligheidsfonds volledig? Waarom halveert de bijdrage
aan het Veiligheidsfonds?
Antwoord:
Jaarlijks wordt structureel EUR 0,5 mln. gereserveerd voor het Veiligheidsfonds op
de begroting. In 2017 en 2018 is het budget van het Veiligheidsfonds incidenteel verhoogd,
vooral t.b.v. het NAVO Defence Capacity Building Initiative. Hierdoor is een verschil
zichtbaar tussen deze jaren en de jaren vanaf 2019.
128
Waarom wordt de afdracht aan de NAVO per 2018 verlaagd van € 11.6 miljoen naar € 7.2
miljoen?
Antwoord:
De verdragscontributie aan het Civiele Budget van de NAVO is op hetzelfde niveau gebleven
als de afgelopen jaren, namelijk EUR 7,2 mln. Daarnaast heeft Nederland de afgelopen
jaren een financiële bijdrage geleverd aan de bouw van het nieuwe NAVO-hoofdkwartier.
Deze laatstgenoemde bijdrage loopt af in 2018 vanwege de afronding van de nieuwbouw.
129
Waarom draagt Nederland nog bij aan de West-Europese Unie (WEU)? Welke verplichtingen
zijn er nog richting deze inmiddels opgeheven organisatie?
Antwoord:
Nederland draagt bij aan de financiering van de resterende administratieve taken van
de WEU. Na de ontbinding van de WEU voert het Satellietcentrum van de Europese Unie
(SATCEN) deze taken uit namens de 10 WEU-lidstaten. Deze taken omvatten met name het
beheer van de pensioenen van de voormalige personeelsleden van de WEU, het beheer
van de ziektekostenverzekering van de gepensioneerde voormalige personeelsleden van
de WEU en het beheer van het sociaal plan van de WEU. Deze taken zijn neergelegd in
Raadsbesluit 2014/401/GBVB van 26 juni 2014.
130
Op welke wijze wordt vanaf 2019 de ophoging van het budget voor Contraterrorisme op
subartikel 2.2 naar (uiteindelijk) € 4.6 miljoen concreet ingevuld?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 106.
131
Waarom wordt het budget voor de Landenprogramma’s vanaf 2019 met ruim € 7 miljoen
verlaagd (subartikel 2.4)?
Antwoord:
De verlaging is een gevolg van het feit dat het budget in 2018 incidenteel verhoogd
is met EUR 2,2 mln. in verband met doorschuiven van betalingen uit 2017 en met een
bedrag van EUR 4,7 mln. uit het Budget Internationale Veiligheid.
132
Uit welke landen kwamen de diplomaten die Nederland in 2018 heeft getraind?
Antwoord:
De trainingen voor buitenlandse diplomaten worden verzorgd door Instituut Clingendael
en variëren van 1 tot 6 weken. Aan EU-lidstaten wordt een driedaags seminar in onderhandelen
aangeboden. Een aantal landen stuurt slechts 1 deelnemer per jaar naar deze trainingen.
In 2018 zijn er trainingen verzorgd voor deelnemers uit de volgende landen:
Afrika
Angola
Benin
Botswana
Burkina Faso
Cameroon
Comoren
Democratische Republiek Congo
Ethiopië
Gambia
Ghana
Guinea
Ivoorkust
Kaapverdië
Kenia
Lesotho
Madagaskar
Malawi
Mali
Mauritanië
Mauritius
Namibië
Niger
Nigeria
Sao Tome e Principe
Senegal
Seychellen
Soedan
Somalië
Swaziland
Tanzania
Tsjaad
Uganda
Zambia
Zimbabwe
Zuid-Afrika
Azië
Afghanistan
Bangladesh
Brunei
Cambodja
China
Filipijnen
Indonesië
Kazachstan
Kirgizië
Laos
Malediven
Maleisië
Mongolië
Myanmar
Oezbekistan
Pakistan
Singapore
Sri Lanka
Tadzjikistan
Thailand
Timor Leste
Turkmenistan
Vietnam
Oceanië
Fiji
Marshall Eilanden
Micronesia
Palau
Solomon Eilanden
Tonga
Vanuatu
Latijns-Amerika
Antigua and Barbuda
Belize
Colombia
Cuba
Dominica
Dominicaanse Republiek
Guatemala
Guyana
Haïti
Jamaica
Nicaragua
Panama
Saint Lucia
St. Kitts and Nevis
St. Vincent and the Grenadines
Suriname
Trinidad en Tobago
Venezuela
MENA & Gulf Regio
Algerije
Bahrein
Egypte
Irak
Jordanië
Qatar
Libanon
Marokko
Palestijnse Autoriteit
Saoedi Arabië
Tunesië
EU-lidstaten
België
Bulgarije
Cyprus
Denemarken
Duitsland
Estland
Finland
Frankrijk
Griekenland
Hongarije
Ierland
Italië
Kroatië
Letland
Litouwen
Luxemburg
Malta
Nederlands
Oostenrijk
Polen
Portugal
Roemenië
Slovenië
Slowakije
Spanje
Tsjechië
Verenigd Koninkrijk
Zweden
Midden- en Oost-Europa
Albanië
Armenië
Azerbeidzjan
Belarus
Georgië
Macedonië
Moldavië
Montenegro
Oekraïne
Servië
133
Hoeveel draagt Nederland in 2019 in totaal bij aan VN-organisaties en instellingen
en welk deel daarvan is vrijwillig? Kunt hier hiervan een overzicht geven?
Antwoord:
De begrote uitgaven van Nederland in 2019 aan VN-organisaties zijn opgenomen in onderstaande
tabel.
134
Weet u inmiddels al of Nederland in 2019 een extra bijdrage gaat leveren aan UNRWA?
Zo ja, hoeveel?
Antwoord:
Het kabinet monitort gedurende het jaar de humanitaire situatie en de bijbehorende
noden in de wereld nauwlettend. Daarbij wordt in het derde en vierde kwartaal onderzocht
hoe het resterende noodhulpbudget het beste kan worden ingezet om de grootste humanitaire
noden te lenigen. Dit jaar is besloten een extra bijdrage te leveren aan vier organisaties
(waaronder UNRWA) en drie crises. De additionele bijdrage voor UNRWA bedraagt EUR
6 miljoen. Met deze extra bijdrage komt de totale Nederlandse steun aan UNRWA grosso
modo op het niveau van de afgelopen jaren (EUR 19 mln). Over deze additionele bijdragen
lastens het noodhulpbudget van 2018 is uw Kamer op 31 oktober per brief geïnformeerd.
135
Welke programma’s vallen er allemaal onder Matra?
Antwoord:
Het Nederlands Fonds voor Regionale Partnerschappen (NFRP)-Matra programma kent een
viertal programmaonderdelen. Via de Nederlandse ambassades in de doellanden wordt
het lokale maatschappelijke middenveld in de Oostelijk Partnerschapslanden en de EU
pre-accessieregio ondersteund. De in deze pilaar gefinancierde activiteiten worden voornamelijk
uitgevoerd door lokale organisaties; waar mogelijk met betrokkenheid van lokale overheden.
Thematisch richten de activiteiten zich op rechtspraak en recht, goed bestuur en openbare
orde en mensenrechten.
Een tweede programmaonderdeel is gericht op de versterking van de capaciteit van (semi-)overheidsinstellingenoverheden
in de doellanden met behulp van Nederlandse expertise. De in dit kader ondersteunde
activiteiten worden uitgevoerd door Nederlandse maatschappelijke organisaties. Ook
hier geldt dat de gefinancierde projecten inzetten op de thema’s rechtspraak en recht,
goed bestuur en openbare orde en mensenrechten.
Overheden worden tevens ondersteund binnen de derde pilaar van het programma die gericht
is op de training van ambtenaren en jonge diplomaten uit de doellanden. Ambtenaren
uit verschillende overheidsgelederen worden binnen dit programmaonderdeel getraind
op het gebied van onder andere de rechtsstaat, openbare aanbestedingen en beheer van
overheidsfinanciën. De training voor jonge diplomaten is gericht op het versterken
van hun diplomatieke kennis en vaardigheden. Een bijkomend resultaat van de activiteiten
in deze pilaar is een versterkt netwerk van Nederland binnen verschillende onderdelen
van de overheid in de doellanden.
Tenslotte bestaat de vierde pilaar van het NFRP-Matra programma uit het Politieke
Partijen Programma dat gericht is op de inhoudelijke en organisatorische ondersteuning
van politieke partnerorganisaties van Nederlandse Politieke Partijstichtingen in de
Matra doellanden.
136
Welke projecten en subsidies worden in 2019 gefinancierd uit het Stabiliteitsfonds?
Antwoord:
Het Stabiliteitsfonds bestaat uit een ODA (EUR 55 mln.) en een non-ODA (EUR 33,4 mln.)
deel.
Voor 2019 is ruim 55% van het ODA-deel al gecommitteerd aan meerjarige programma’s
en lopende projecten. Voorbeelden hiervan zijn de ongeoormerkte bijdrage aan het Voluntary
Trust Fund (VTF) van de United Nations Mine Action Service (UNMAS), de bijdrage aan
Geneva Centre for the Democratic Control of Armed Forces (DCAF) voor het Trust Fund
SSR (security sector reform) Northern Africa, en de financiering van de jaarlijkse door UNWomen georganiseerde
Female Military Officers Course, waarin vrouwelijke militairen worden getraind uit
landen die deelnemen aan internationale vredesmissies.
Van het non-ODA deel is bijna 60% al gecommitteerd voor 2019. Voorbeelden van non-ODA
committeringen zijn de bijdrage aan de opbouw van het Afghaanse Nationale leger (ANA
Trustfund) en de meerjarige bijdrage aan de OVSE (Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking
in Europa).
De resterende vrije ruimte voor 2019 (EUR 23,5 mln. ODA en EUR 14,2 mln. non-ODA)
zal in 2019 ingevuld worden op basis van nieuwe voorstellen die in beginsel passen
binnen de volgende geografische en thematische prioriteiten:
Geografisch: Sahel (m.n. Mali, Niger, Tsjaad, Nigeria), Hoorn van Afrika (m.n. Ethiopië,
Somalië), Mashreq (m.n. Syrië, Irak, Libanon, Jordanië), Maghreb (m.n. Tunesië, Libië,
Egypte), Afghanistan en Jemen, Oost-Europa/Westelijke Balkan (m.n. Oekraïne, Kosovo,
Bosnië Herzegovina).
Thematisch (inzet in meerdere prioritaire regio’s/landen): security sector reform
(SSR), humanitaire ontmijning, early warning/early action (EWEA), preventing/countering violent extremism (P/CVE) en VNVR-resolutie 1325 (vrouwen, vrede, veiligheid).
137
Hoeveel deelnemers kent het EU-satellietcentrum? Gezien het pensioengelden betreft,
wat zijn de toekomstige verwachtingen over de hoogte van de bijdrage?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 129. De 10 WEU-lidstaten die financieel bijdragen aan de
WEU zijn België, Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland,
Portugal en het Verenigd Koninkrijk. Nederland draagt in 2018 circa EUR 410.000,–
bij. De Nederlandse bijdrage in 2019 bedraagt naar verwachting circa EUR 400.000,–.
138
Welke programma’s vallen er allemaal onder Shiraka?
Antwoord:
Het NFRP-Shiraka bestaat uit meerdere onderdelen. Lokale initiatieven worden ondersteund
via de Nederlandse ambassades in de doellanden, samenwerking met (lokale) overheden
via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Onder steun aan overheden vallen trainingen
voor ambtenaren (het Shiraka Training Programme) en overheid-tot-overheid samenwerkingsprojecten.
Instituut Clingendael verzorgt tweemaal per jaar een training voor jonge diplomaten
uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Voor subsidies aan Nederlandse Politieke Partijstichtingen
gericht op samenwerking met partnerorganisaties in de Arabische regio is het NFRP
Politieke Partijen Programma (Shiraka) bestemd. Tenslotte is er het MENA-beurzenprogramma,
waaruit beurzen voor korte trainingen in Nederland kunnen worden toegekend aan mid-career
professionals uit elf landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika.
139
Op welke wijze wordt de extra beschikbare € 20 miljoen voor de beveiliging van diplomaten
en ambassades in gebieden met een hoog-risico profiel concreet besteed?
Antwoord:
De middelen van EUR 20 mln. voor de beveiliging van hoog-risico vertegenwoordigingen
stonden voorheen op de Defensiebegroting onder het Budget Internationale Veiligheid
(BIV; art. 1). Sinds de ontvlechting van het BIV (zie Kamerbrief kabinetsreactie t.a.v.
beleidsdoorlichting BIV, Kamerstuknummer 31 516, nr. 23) staat dit bedrag structureel op de BZ-begroting. BZ wendt deze middelen aan op basis
van een convenant met de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB); een onderdeel
van de Koninklijke Marechaussee, die de beveiliging van diplomaten en ambassades in
hoog-risicogebieden uitvoert. De kosten worden jaarlijks verrekend met Defensie.
140
Er worden middelen vrijgemaakt om de kennispositie van medewerkers op het gebied van
cyber te versterken. Op welke manier wordt deze kennis bijgebracht en om welke medewerkers
gaat het hier precies?
Antwoord:
Zoals weergegeven in de Geïntegreerde Buitenland en Veiligheidsstrategie (GBVS) en
de Nederlandse Cybersecurity Agenda (NCSA), is diplomatie een onontbeerlijk onderdeel
van de geïntegreerde inzet op internationaal cyberbeleid. Diplomaten spelen een belangrijke
rol bij respons op digitale aanvallen in de vorm van diplomatieke actie waaronder
sancties. Een volledig overzicht van de diplomatieke inzet is uiteengezet in de NCSA
en GBVS. Op iedere post wordt een cyber contactpersoon aangewezen. Daarnaast is per
2019 structureel cyberexpertise aanwezig op de posten Geneve (VN, ITU), Moskou, Peking
en Washington. Per 2020 op de posten Brussel (t.b.v. de Permanente Vertegenwoordigingen
bij de EU en NAVO) en Singapore.
Om de kennis van cyberdiplomaten te versterken worden trainingsprogramma’s, terugkomdagen
en netwerkdagen georganiseerd. Ook wordt een online tool internationaal cyberbeleid
ontwikkeld. Op deze wijze is het postennet goed geëquipeerd en kan het slagvaardig
handelen op het gebied van internationaal gecoördineerde diplomatieke respons op kwaadwillige
cyberactiviteiten en andere terreinen.
141
Financiert het kabinet in 2019, in Nederland of in het buitenland, nog activiteiten
in het kader van deradicalisering? Zo ja, maken activiteiten als studentendebatreeksen,
roadshows en toneelprojecten onderdeel uit van die lijst?
Antwoord:
Deradicalisering kan onderdeel zijn van de casusgerichte rehabilitatie en re-integratie-aanpak
van voormalige (foreign) terrorist fighters en personen die veroordeeld zijn voor terrorisme gerelateerde delicten. Deze casusgerichte
aanpak blijft voor Nederland zowel in binnen- als buitenland onderdeel van het terrorismebestrijdingsbeleid.
In Nederland (en dus buiten de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken) financiert het kabinet Reclassering Nederland (RN) en Forsa in het kader van
disengagement (uittreding, stoppen met geweld), re-integratie en, waar mogelijk, deradicalisering.
RN houdt, onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie, toezicht op de naleving
van bijzondere voorwaarden en houdt zich bezig met het nazorgtraject van personen
die veroordeeld zijn voor terrorisme gerelateerde delicten. De aanpak richt zich op
het signaleren van (veiligheids)risico’s en het beheersen en wegnemen ervan. Daarnaast
wordt per individu bekeken welke inzet op het terrein van re-integratie, disengagement
en deradicalisering nodig en mogelijk is.
Naast het verplichte toezichtkader van RN bestaat de mogelijkheid om een vrijwillig,
maar niet vrijblijvend traject te volgen gericht op disengagement en waar mogelijk
deradicalisering, geheten Forsa (voorheen Exits).
Daarnaast is er een lokale aanpak om radicalisering, extremisme en dreigingen te onderkennen
en daarop te interveniëren. Hiertoe werken lokale (gemeente, politie, OM) en landelijke
(AIVD, OM, politie, IND, BZ) partners nauw samen en is een palet aan maatregelen beschikbaar.
Werk en scholing kunnen hier onderdeel van zijn maar het kan ook gaan om bijvoorbeeld
de inzet van een wijkagent, Forsa of een paspoortmaatregel.
Voor 2019 zijn in derde landen vooralsnog geen studentendebatreeksen, roadshows en toneelprojecten gepland als onderdeel van activiteiten gericht op deradicalisering.
142
Welke activiteiten ondersteunt Nederland op het gebied van tegengaan van proliferatie
van massavernietigingswapens en implementatie van sanctieprogramma’s?
Antwoord:
Tegengaan proliferatie van massavernietigingswapens algemeen
Nederland zet zich in voor het versterken en het wereldwijd implementeren van multilaterale
regels op het gebied van non-proliferatie zoals het Non-Proliferatieverdrag, het Kernstopverdrag,
het Chemisch Wapenverdrag, en het Biologisch Wapenverdrag. Ook draagt Nederland actief
bij aan het voorkomen van proliferatie van massavernietigingswapens naar niet-statelijke
actoren door middel van o.a. inzet op versterking van nucleaire beveiliging en CBRN-security
(Chemisch, Biologisch, Radiologisch, Nucleair).
Nucleair
De Nederlandse inzet ten aanzien van nucleaire ontwapening en non-proliferatie is
gebaseerd op het Non-Proliferatieverdrag (NPV) en richt zich op de implementatie van
Artikel VI van het NPV. In het bijzonder zet Nederland zich in voor een succesvolle
toetsingsconferentie in 2020. Bovendien zet Nederland zich in voor de inwerkingtreding
van het Kernstopverdrag, bevordering van het Splijtstofverdrag en het ontwikkelen
van ontwapeningsverificatiemethoden. Zie ook de Kamerbrief van 21 juni jl. (motie
33 694, nr. 15) voor een volledig overzicht van de Nederlandse inzet ten aanzien van nucleaire ontwapening.
Internationaal Atoomenergie Agentschap
Nederland is tot en met september 2019 lid van het bestuursorgaan van het Internationaal
Atoomenergie Agentschap (IAEA). Nederland draagt bij aan activiteiten en versterking
van de centrale rol van het IAEA op het gebied van nuclear safeguards, safety en security en steunt Nederland het verificatieprogramma onder het JCPOA met een jaarlijkse financiële
bijdrage t/m 2021.
Chemische wapens
Nederland zet zich in voor wereldwijde implementatie en versterking van het Chemisch
Wapenverdrag. Zo is Nederland gastland en actief lid van de OPCW (Organisation for
the Prohibition of Chemical Weapons), en onder andere als lid van de Uitvoerende Raad
OPCW tot en met voorjaar 2020. Nederland (mede) financiert verschillende projecten
van de OPCW. Zo draagt Nederland bij aan het doel van de OPCW: een wereld zonder chemische
wapens. In dat kader heeft Nederlandse inzet er mede toe bijgedragen dat op15 oktober
de EU een sanctieregime heeft aangenomen om wereldwijd de proliferatie en gebruik
van chemische wapens tegen te gaan.
Biologische wapens
Nederland zet zich in voor de wereldwijde implementatie van het Biologisch Wapenverdrag.
Ook ondersteunt Nederland projecten op terrein van biosafety en biosecurity om te voorkomen dat kwaadwillenden ziekteverwekkers (pathogenen) als wapen kunnen
inzetten.
Exportcontrole
Nederland is medeoprichter en actief lid van de vier exportcontroleregimes: het Wassenaar
Arrangement, de Australia Group, de Nuclear Suppliers Group en het Missile Technology
Control Regime. Deze regimes zijn samenwerkingsverbanden van landen die relevante
goederen en technologie controleren wanneer deze gebruikt kunnen worden voor de productie
van conventionele wapens, chemische en biologische wapens, nucleaire wapens en overbrengingsmiddelen
daarvoor (Zie ook Kamerstuk 29 924).
Sanctie-implementatie
Een resolutie met sanctiemaatregelen van de VN-Veiligheidsraad heeft geen directe
doorwerking op personen en bedrijven. Sanctiemaatregelen van de VN-Veiligheidsraad
moeten worden omgezet in wet- en regelgeving die personen en bedrijven verplicht tot
handelen in lijn met de sanctiemaatregelen. Binnen de Europese Unie wordt deze omzetting
op Europees niveau gedaan in EU-verordeningen die rechtstreeks van toepassing zijn
op personen en bedrijven. Omdat de VN-sanctiemaatregelen vaak belangrijke effecten hebben op het beleid van de internationale handel,
en de Europese Unie op dit gebied krachtens de Verdragen bevoegdheden heeft (waaronder
interne markt), verzekert het overnemen van VN-sanctiemaatregelen in EU-regelgeving
dat de maatregelen in de gehele Unie uniform ten uitvoer kunnen worden gelegd. Daarnaast
kan de Europese Unie in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid
(GBVB) ook zelfstandig aanvullende sancties opleggen.
De EU-lidstaten zijn zelf verantwoordelijk voor handhaving van alle sanctieregimes
die binnen de Europese Unie van kracht zijn, of dit nu zelfstandige (autonome) EU-sancties
of door de VN-Veiligheidsraad ingestelde sancties zijn. De Europese Commissie ziet
erop toe dat de lidstaten dit ook daadwerkelijk doen. In Nederland zijn verschillende
instanties (zoals Douane, DNB en Autoriteit Financiële Markten) betrokken bij de uitvoering
en handhaving van sanctiemaatregelen. Nederland leeft sanctiemaatregelen strikt na
en treedt waar nodig handhavend op. Volledige implementatie van sancties is hierbij
het doel.
Als voorzitter van het VN-sanctiecomité Noord-Korea zet Nederland zich in voor effectieve,
volledige en wereldwijde implementatie van de sancties tegen Noord-Korea. Nederland
onderneemt activiteiten om het sanctieregime inzichtelijker te maken en bij te dragen
aan capaciteitsopbouw. Zo organiseert Nederland voorlichtingsbijeenkomsten. In het
kader van capaciteitsopbouw heeft Nederland het zogenoemde DPRK Sanctions Capacity-Building
Coordination Mechanism (DPRK-SCCM)» gelanceerd dat beoogt internationale activiteiten
op het gebied van sanctie-implementatie te coördineren evenals vraag en aanbod inzake
capaciteitsopbouw samen te brengen.
Om opvolging te geven aan het Nederlandse initiatief om zes mensenhandelaren onder
het VN-sanctieregime voor Libië te listen, zet het kabinet zich nu actief in om deze
sancties te implementeren. Het kabinet is in gesprek met verschillende partijen om
de bevriezing van de tegoeden van deze individuen te bevorderen. Daarnaast onderzoekt
het kabinet mogelijkheden om de sanctielijst verder uit te breiden en om dergelijke
initiatieven binnen andere VN-sanctieregimes te ontplooien.
143
Kunt u uitgebreider toelichten hoe de vrijgemaakte middelen voor cybersecurity naar
verwachting zullen worden besteed?
Antwoord:
De Geïntegreerde Buitenland en Veiligheidsstrategie (GBVS) en de Nederlandse Cyber
Security Agenda (NCSA) zijn leidend voor de inzet van middelen om wereldwijde inzet
om onveiligheid, ook in het digitale domein, het hoofd te bieden. Een volledig overzicht
van de inzet is in de GBVS en NCSA uiteengezet. Een deel van de middelen wordt ingezet
voor activiteiten van de Global Commission on the Stability of Cyberspace. Deze commissie
zet zich in voor het bestendigen van de toepassing van het internationaal recht in
cyberspace, het stimuleren van aanvullende normen en het creëren van vertrouwen tussen
staten en andere partijen.
Een ander onderdeel bestaat uit financiering van strategische capaciteitsopbouwinitiatieven
middels het Global Forum on Cyber Expertise. Voorts heeft Buitenlandse Zaken een wereldwijd
trainingsprogramma over de toepassing van internationaal recht in cyberspace opgezet
en organiseert het consultaties tussen staten daarover. Dit is essentieel voor het
mitigeren van cyberdreigingen afkomstig van criminele en statelijke actoren en hiermee
wordt de mondiale cybersecurityketen versterkt. Tenslotte wordt geïnvesteerd in de
kennis van medewerkers op het gebied van cyber. Zie antwoord op vraag 140.
144
Wat is de voortgang van het normatief internationaal kader voor cyberactiviteiten?
Antwoord:
Nederland zet in op het vergroten van de internationale coalitie die de toepassing
van bestaand internationaal recht in cyberspace erkent en de visie van een open, vrij
en veilig internet onderschrijft. Nederland heeft middels interstatelijk consultaties
bijgedragen aan de Tallinn Manual 2.0 on the International Law Applicable to Cyber
Operations, een gezaghebbend academische beschrijving van de toepassing van internationaal
recht in cyberspace. Nederland nam deel aan de expertwerkgroep van de VN over informatie-
en communicatietechnologie in de context van internationale vrede en veiligheid waar
de Nederlandse inzet bestond uit bestendigen erkenning toepassing internationaal recht.
Deze inzet blijft centraal staan voor Nederland binnen de VN, EU, OVSE en andere fora,
ook nu in de VN de discussie door tegengas vanuit onder andere China en Rusland lastiger
wordt. In de huidige zitting van de Algemene Vergadering werkt Nederland toe naar
een consensusresolutie die eerdere bevindingen herbevestigd en een nieuwe expertwerkgroep
opzet.
Nederland faciliteert daarnaast wereldwijde capaciteitsopbouwprojecten over het toepassing
van internationaal recht. In 2019 wil Nederland de discussie tussen staten over de
toepassing van internationaal recht verder brengen. Daarnaast wordt verdere normontwikkeling
gestimuleerd. De Global Commission on the Stability of Cyberspace heeft hier reeds
een belangrijke bijdrage aan geleverd door het ontwikkelen van een tweetal normen.
Een norm tegen cyberoperaties die de algemene beschikbaarheid of integriteit van de
publieke kern van internet en daarmee de stabiliteit van cyberspace schaden. De andere
norm tegen het nastreven, ondersteunen of toestaan van cyberoperaties die bedoeld
zijn om de technische infrastructuur te verstoren die essentieel is voor verkiezingen,
referenda of volksstemmingen. De inzet van de Global Commission on the Stability of
Cyberspace is nu bestendiging in internationaal gremia.
Onder het internationaal recht verstaat Nederland ook internationale mensenrechten.
Het uitgangspunt is dat mensenrechten gelijkelijk van toepassing zijn, zowel offline
als online. Dit uitgangspunt wordt waar mogelijk ingebracht en verdedigd. Nederland
draagt actief bij aan resoluties over mensenrechten op het internet en over privacy
in het digitale tijdperk, om dit uitgangspunt verder te concretiseren. Met de Freedom
Online Coalitie wordt in een kleiner verband van 30 gelijkgestemde landen gewerkt
aan verklaringen met als doel het normatieve kader te ontwikkelen.
145
Valt Iran onder de reikwijdte van het Shiraka-programma? Zo ja, bent u bereid daartoe
middelen in te zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Iran valt inderdaad onder de reikwijdte van het Shiraka-programma. Middelen worden
onder meer ingezet voor de deelname van Iraanse ambtenaren aan Shiraka trainingen
en aan het faciliteren van kennisuitwisseling op juridisch gebied. Sinds 2017 kan
Iran ook deelnemen aan het MENA Scholarschip Programma (MSP).
146
Waardoor stijgen de uitgaven aan de EU van ruim € 8 miljard in 2018 naar bijna € 10
miljard in 2023?
Antwoord:
Hier liggen drie oorzaken aan ten grondslag. Deels is het een gevolg van de autonome
toename van de omvang van de Europese economie en (voor de invoerrechten) van de internationale
handel die doorwerken in de omvang van de Europese begroting. Daarnaast speelt mee
dat de Europese begroting 2018 incidenteel lager uitvalt, door vertragingen bij bepaalde
delen van het Europese beleid, met name het cohesiebeleid. Ten slotte neemt naar verwachting
ook het Nederlandse BNI-aandeel in het totaal van het Europese BNI toe (nog afgezien
van het effect van het vertrek van het VK) doordat het Nederlandse BNI naar verwachting
iets sterker zal toenemen dan het EU-gemiddelde. In de raming voor 2021–2023 wordt
niet vooruitgelopen op de onderhandelingen voor het volgende MFK en het effect van
het vertrek van het VK daarop.
147
Wat veroorzaakt de daling van de ontvangsten van de EU van € 3,7 miljard in 2017 naar
ruim € 700 miljoen in 2023?
Antwoord:
De EUR 3,7 miljard in 2017 is sterk beïnvloed door het eenmalig effect van de Nederlandse
korting over 2014–2016 die in 2017 in de kas werd ontvangen. Voor 2023 bestaat de
raming van de ontvangsten uit de EU alleen uit de perceptiekostenvergoeding, wat het
enige reguliere onderdeel van de Nederlandse ontvangsten uit de EU op artikel 3.10
is.
148
Hoeveel betalen Noorwegen en Zwitserland in 2019 naar verwachting aan de EU?
Antwoord:
Het is op dit moment voor het kabinet niet mogelijk aan te geven hoeveel Noorwegen
en Zwitserland in 2019 precies zullen betalen. Het kabinet heeft niet de beschikking
over een gedetailleerd overzicht voor de bijdragen van deze zogenoemde derde landen
in 2019 (i.t.t. een overzicht van de bijdragen van de lidstaten van de Europese Unie,
zie antwoord 24).
149
Hoe berekent het ministerie de nettobetalingspositie van Nederland en welke manieren
van salderen worden hierbij gehanteerd?
Antwoord:
De netto-betalingspositie waarin Nederland wordt vergeleken met de andere EU-lidstaten
gebeurt op basis van de definitie van de Europese Commissie. Ten opzichte van de Nederlandse
begroting worden daarbij de volgende aanpassingen gedaan. Daarbij worden de traditionele
eigen middelen ontvangsten (invoerrechten, inclusief de perceptiekostenvergoeding)
niet meegenomen als een nationale afdracht. Aan de uitgavenkant worden de uitgaven
aan administratie niet meegenomen in de berekening. En tot slot wordt gecorrigeerd
voor het verschil tussen uitgaven en inkomsten in de EU.
150
Kan de bijdrage aan het EOF worden aangemerkt als ODA-besteding?
Antwoord:
Ja, de besteding wordt gekwalificeerd als volledig ODA gebaseerd op de richtlijnen
die zijn afgesproken in OESO-DAC verband.
151
Vallen de Nederlanders die in het buitenland in aanraking komen met justitie en politie
onder de definitie Nederlanders in nood in het buitenland?
Antwoord:
Ja, Nederlanders die in het buitenland gedetineerd zijn en om consulaire bijstand
verzoeken, vallen onder de categorie: Nederlanders in nood. Ten gevolge van de detentie
hebben deze Nederlanders een hulpvraag en komen zij, indien zij dat wensen, in aanmerking
voor consulaire bijstand in het kader van de gedetineerdenbegeleiding aan Nederlanders
in het buitenland.
152
Waarom staat het mensenrechtenbeleid, dat op pagina 12 de hoeksteen van het buitenlandbeleid
wordt genoemd, niet als eerste genoemd bij de algemene doelstelling, maar vermeld
bij andere prioriteiten van geïntegreerd buitenlandbeleid?
Antwoord:
Het Nederlandse buitenlandbeleid heeft als uitgangspunt dat inspanningen in het buitenland
op elkaar aansluiten en versterken. Via internationaal cultuurbeleid en publieksdiplomatie
wordt bijgedragen aan bredere doelstellingen van buitenlandbeleid, zoals gepresenteerd
in de verschillende hoofdstukken van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken, waaronder bevordering van mensenrechten, internationale veiligheid, sterke
economie en een krachtige cultuursector. Het uitdragen van Nederlandse waarden is
daarin een constante factor. Dat draagt bij aan de herkenbaarheid van het geïntegreerde
buitenlandbeleid en de beeldvorming over Nederland.
153
Aan hoeveel Nederlanders in nood verleent het ministerie gemiddeld genomen bijstand?
Antwoord:
Het aantal Nederlanders dat intensieve consulaire bijstand heeft verzocht in geval
van o.a. ziekenhuisopname, overlijden, vermissing, verwardheid, huwelijksdwang, kinderontvoering,
etc. is gemiddeld 1.000 gevallen per jaar. Daarnaast wordt er bijstand verleend aan
Nederlanders die gedetineerd zijn in het buitenland en die deze bijstand wensen. Dat
zijn er gemiddeld zo’n 2.000 per jaar. In totaal is er jaarlijks met circa 700.000
personen contact over consulaire vraagstukken.
154
Op basis waarvan wordt de streefwaarde voor het percentage visumaanvragen kort verblijf
dat binnen 15 dagen wordt afgehandeld bepaald? Waarom is dit niet 100%?
Antwoord:
Conform de EU-Visumcode worden reguliere visumaanvragen binnen 15 dagen afgehandeld.
Dat zijn circa 85% van de aanvragen. In voorkomende gevallen is het nodig om extra
documenten op te vragen of nader onderzoek te doen en uitvoeriger te toetsen op bijvoorbeeld
de binnenlandse veiligheid of openbare orde. De Visumcode gaat ervan uit dat in sommige
gevallen nader onderzoek nodig is en biedt de mogelijkheid om de beslistermijn te
verlengen naar 30 dagen en, in bijzondere situaties, naar 60 dagen.
155
Kunt een overzicht geven van pilots, verkenningen en experimenten die op dit moment
lopen op het gebied van 1) uitbesteding van dienstverlening aan externe dienstverleners;
2) mobiele documentverstrekking; en 3) digitalisering van documentverstrekking?
Antwoord:
1. Pilots, experimenten en verkenningen m.b.t. Externe Dienst Verleners (EDV’s):
a) De pilot voor het aanvragen van een Nederlands reisdocument bij externe dienstverlener
VFS Global in Edinburgh wordt na een positieve eindevaluatie bestendigd; deze dienstverlening
wordt in 2018/2019 uitgebreid.
b) Digitaliseringspilot voor het aanleveren van reis- en aanvraagdocumenten voor een
visum in Rusland en China via het document managementsysteem van betrokken externe
dienstverleners (in voorbereiding op bredere uitrol).
c) Daarnaast zijn een aantal zaken in voorbereiding, die pas geeffectueerd worden na
definitieve gunning van de nieuwe concessiecontracten voor externe dienstverlening.
d) In het licht van het Algemeen Overleg d.d. 17 oktober 2018 zal ook naar de verdere
inzet van Externe Dienstverleners en Trusted Third Parties worden gekeken.
2. Pilots, experimenten en verkenningen m.b.t. mobiele documentverstrekking:
3. Momenteel zijn er geen additionele pilots gaande met betrekking tot mobiele documentverstrekking.
Wel wordt op verschillende plaatsen in de wereld een mobiel vingerafdrukkenapparaat
(MVA) ingezet om op locatie vingerafdrukken op te nemen voor de aanvraag voor een
Nederlands reisdocument, vaak gekoppeld aan «consulaire spreekuren». Het Ministerie
van Buitenlandse Zaken is voornemens om dit MVA in de toekomst breder en efficiënter
in te zetten; zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg d.d. 17 oktober 2018.
4. Pilots, experimenten en verkenningen m.b.t. digitalisering van documentverstrekking:
a) Het aanvraagformulier voor het Caribisch en Schengenvisum is sinds dit najaar wereldwijd
digitaal beschikbaar voor de klant. Het gaat om een intelligent formulier dat ingevoerde
data valideert. Op dit moment moet dit formulier na invullen nog worden geprint. In
2019 zal getest worden met het compleet digitaliseren van de aanvraag, dus ook het
digitaal indienen van het visumaanvraagformulier.
b) Het digitale aanvraagproces voor Consulaire Verklaringen wordt momenteel in Berlijn
getest. Hierbij worden faciliteiten zoals het uploaden van documenten, het online
betalen van de verschillende aanvragen en het digitaal afhandelen van de aanvraag
op de Nederlandse ambassade in Berlijn getest en verbeterd, met als doel deze faciliteiten
ook voor het visumaanvraagproces in te kunnen zetten.
c) Begin 2019 zal het aanvraagformulier voor Nederlandse paspoorten en identiteitskaarten
op een nader te bepalen locatie in de wereld worden getest. Ook hier gaat het om een
slim formulier met validatie en combinatie van gegevens om de aanvrager zo goed mogelijk
te faciliteren. Het formulier zal in eerste instantie nog geprint moeten worden ingeleverd.
d) Zoals ook opgenomen in de Kamerbrief digitalisering consulaire documentverstrekking
d.d. 16 oktober 2018 zal verder onderzoek plaatsvinden naar de mogelijkheden en onmogelijkheden
rondom verdere digitale verstrekking van reisdocumenten.
156
In 2018 was het bedrag voor consulaire dienstverlening wel erg hoog ten opzichte van
het jaar daarvoor en de jaren daarna (zie punt 4.1). Hoe valt dit te verklaren?
Antwoord:
Dit wordt veroorzaakt door de investeringen in het kader van de moderniseringsagenda
2.0 voor consulaire informatiesystemen om de klant in het buitenland beter te kunnen
bedienen.
157
Waarom is de subsidie aan Clingendael in 2018 eenmalig verdubbeld?
Antwoord:
De activiteitensubsidie «Uitdragen van Nederlandse belangen» aan Clingendael is in
2018 eenmalig verdubbeld om een bijdrage te verlenen aan de transitiekosten die het
gevolg zijn van de veranderde subsidierelatie tussen Clingendael en de Ministeries
van Buitenlandse Zaken en Defensie.
158
Welke projecten zijn in 2017 ondersteund in het kader van «Europese bewustwording»?
Antwoord:
In 2017 zijn de volgende activiteiten communicatief ondersteund in het kader van Europese
bewustwording: EU Back to School, het Nederlands voorzitterschap van de Benelux, Brexit
communicatie, Nederland EU-voorzitterschap (nabetaling 2016), Utrecht Conferentie,
Gerimek lezing, en Algemene voorlichting over de werking van de EU (o.a. video’s en
infographics).
159
Wat verstaat u onder schrijnende gevallen?
Antwoord:
Dat kunnen Nederlanders zijn die ernstig ziek zijn, in uitzichtloze situaties of in
slechte omstandigheden verkeren, etc. Onder schrijnende gevallen kunnen bijvoorbeeld
verwarde personen, slachtoffers van huwelijksdwang of achterlating en kwetsbare Nederlanders
in detentie vallen. Kwetsbaarheid kan zijn gelegen in verschillende factoren, zoals
leeftijd, ziekte, verslaving, discriminatie. Het ministerie besteedt extra aandacht
aan deze groep Nederlanders die niet zelfredzaam zijn en geen beroep kunnen doen op
anderen voor hulp.
160
Op welke manier wordt een eerlijke rechtsgang voor Nederlandse gedetineerden bevorderd?
Antwoord:
Bij de begeleiding van Nederlandse gedetineerden in het buitenland in het kader van
consulaire bijstand gaat het Nederlandse beleid uit van de eigen verantwoordelijkheid
van gedetineerden om te voorzien in hun verdediging. Dit in combinatie met de plicht
van het land van detentie om een advocaat ter beschikking te stellen indien betrokkenen
daartoe zelf niet over de middelen beschikken.
In het algemeen geldt dat Nederland zich niet mag mengen in de strafrechtsgang van
een Nederlandse burger in een andere staat. Wél kan Nederland in een individueel geval
eventueel onderzoeken of is voldaan aan de eisen van een eerlijk strafproces. Hiervoor
laat het Ministerie van Buitenlandse Zaken in zo’n geval door een jurist («vertrouwensadvocaat»)
onderzoeken of een buitenlandse individuele procesgang in overeenstemming is geweest
met algemeen aanvaarde rechtsbeginselen. Bevindingen uit een dergelijk door het Ministerie
van Buitenlandse Zaken ingesteld onderzoek, die relevant zijn voor de rechtsgang,
moeten worden opgepakt en juridisch aanhangig worden gemaakt door de gedetineerde
zelf en zijn/haar advocaat. De verdediging moet immers worden gevoerd door de verdachte
en zijn/haar advocaat zelf en alleen de rechter kan binnen de rechtsgang uiteindelijk
oordelen en beslissen over de schuldvraag. De Nederlandse overheid is nooit partij
in een dergelijke rechtsgang.
Indien uit het onderzoek blijkt dat niet is voldaan aan de eisen van een eerlijk proces,
kan dit voor het ministerie eventueel aanleiding zijn daarvoor aandacht te vragen
van de autoriteiten van het land van detentie. In een dergelijke situatie wordt in
eerste instantie altijd de diplomatieke weg bewandeld, bijvoorbeeld met het sturen
van een note verbale of het doen van een demarche bij het Ministerie van Buitenlandse
Zaken van het land van de rechtsgang. Indien dit niet het gewenste oplevert, kan worden
besloten de zorg over de rechtsgang over te brengen op hoger en uiteindelijk zelfs
politiek niveau. In alle gevallen is dit geen inmenging in de rechtsgang, maar een
verzoek aan de buitenlandse autoriteiten om zelf goed naar een zaak te kijken en/of
een rechtsgang te bespoedigen of te verbeteren, daar blijft immers de verantwoordelijkheid
liggen voor ordentelijke rechtspleging. Hiermee krijgen de autoriteiten van het buitenland
de gelegenheid actie te ondernemen.
161
Hoeveel Nederlanders waren in 2018 gedetineerd in het buitenland? Hoeveel bezoeken
van ambassadepersoneel aan gedetineerden in het buitenland zijn er per gedetineerde
afgelegd? Op welke andere manieren is consulaire bijstand per gedetineerde in het
buitenland verleend?
Antwoord:
Per 1 oktober 2018 waren er 1.868 Nederlandse gedetineerden in het buitenland die
consulaire bijstand ontvangen. Het aantal fluctueert want gedetineerden worden vrijgelaten
of in het kader van de WETS of de WOTS naar Nederland overgebracht om hun straf in
eigen land uit te zitten. Gemiddeld vinden op jaarbasis 1.350 nieuwe arrestaties plaats.
Bezoeken vinden plaats conform de beleidsnorm, zoals aangekondigd in de brief aan
uw Kamer van 10 oktober 2014, Kamerstuk 30 010, nr. 21: maatwerk in de zgn. «zorglanden». Het gaat om een indicatieve norm van maximaal
4 x per jaar in «zorglanden»; en 1x tijdens de detentieperiode in landen die op de
landenlijst staan (de zgn. niet-zorglanden). Het aantal bezoeken van ambassademedewerkers
aan Nederlandse gedetineerden in 2017 bedroeg 1.885. Hierbij komt nog het aantal bezoeken
van instanties die door Buitenlandse Zaken worden gesubsidieerd. Dit aantal was in
2017: 2.924.
Naast het afleggen van bezoeken wordt contact onderhouden met een door de gedetineerde
aangewezen contactpersoon, ontvangen gedetineerden de zorglanden EUR 30 per maand
om in het levensonderhoud te voorzien, kan er waar nodig contact zijn met een advocaat,
kan de rechtsgang worden gevolgd en de medische situatie in de gaten worden gehouden.
Ten aanzien van dit laatste beschikt het ministerie over een zogenoemd medicijnenbudget
voor noodsituaties. Als belangrijk onderdeel van de gedetineerdenbegeleiding buitenland
subsidieert het ministerie ook instanties die zorgen voor resocialisatie, maatschappelijke,
sociale en geestelijk zorg, juridisch advies, alsmede het periodieke blad «Comeback».
162
In bepaalde landen worden maandelijkse giften verzorgd aan Nederlandse gedetineerden.
Om welke landen gaat het hier en hoe worden deze geselecteerd?
Antwoord:
Giften worden verstrekt aan gedetineerden in landen die niet staan op de landenlijst
(dus «zorglanden»; zie ook bijlage van de brief aan uw Kamer van 10 oktober 2014,
Kamerstuk 30 010, nr. 21). In andere landen die wel op deze lijst staan (de niet-zorglanden) is sprake van
behoorlijke detentieomstandigheden in het licht van internationale afspraken en verdragen.
Dit betekent niet dat deze gelijkwaardig zijn aan die in Nederland, maar dat de omstandigheden
voor de Nederlandse gedetineerde aan een aantal minimumvoorwaarden voldoen. In deze
landen wordt een basispakket aan zorg geboden. In de rest van de landen wordt aanvullende
zorg geboden, waaronder de maandelijks gift van EUR 30. De landenlijst is tot stand
gekomen op basis van de informatie uit jarenlange eigen waarneming door het postennet,
openbare bronnen, rapporten van NGO’s, de Raad van Europa en de VN. Deze wordt continu
gemonitord.
163
Hoe brengt u de stelling van excellente dienstverlening aan Nederlanders in overeenstemming
met het voornemen de prijs van paspoortverstrekking in het buitenland te verhogen?
Waaruit bestaan die extra kosten voor paspoortverstrekking in het buitenland?
Antwoord:
De stijging van de kostprijs komt met name door het sluiten van de balies van de relatief
goedkope/snelle posten Antwerpen en Düsseldorf om de aanvragen van Nederlanders in
België op te vangen is het aantal aangewezen gemeenten aan de grens uitgebreid. Verder
komt de stijging door toegenomen loonkosten en hogere (referentie)huurprijzen bij
middelgrote posten.
De kosten voor het reisdocumentenproces zijn eveneens toegenomen door het nieuwe professionele
en flexibele 24/7 Contact Center voor zover hier vragen over reisdocumenten worden
gesteld. Op dit moment wordt bovendien gewerkt aan zoveel mogelijk digitalisering
van het aanvraagproces en de uitbreiding van inzet van externe dienstverleners voor
het aanvragen van reisdocumenten.
Tijdens het Algemeen Overleg d.d. 17 oktober 2018 is met uw Kamer gesproken over het
belang van kostendekkende prijsstelling, de onderbouwing daarvan, alsmede de mogelijkheden
hierin verdere stappen te zetten.
164
Welke analyse ligt ten grondslag aan de doorrekening van paspoortverstrekking in het
buitenland? Kan deze analyse aan de Kamer gezonden worden?
Antwoord:
Extern onderzoeksbureau Cebeon heeft in 2017 onderzoek gedaan naar de kostprijs van
een reisdocument dat in het buitenland verstrekt wordt door de Minister van Buitenlandse
Zaken. De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister
van Buitenlandse Zaken hebben op 16 oktober 2018 een brief gestuurd aan de voorzitter
van de Tweede Kamer. Het rapport naar aanleiding van het kostenonderzoek is als bijlage
bij deze brief gevoegd en dus aan de Kamer gezonden.
165
Hoe hoog is de «significante stijging» van de leges voor paspoortverstrekking in het
buitenland naar aanleiding van de doorrekening van paspoortverstrekking in het buitenland?
Antwoord:
De paspoortleges in het buitenland stijgen in het Voorstel voor wijziging van het
Besluit paspoortgelden van EUR 130 in 2018 naar EUR 158 in 2019, omdat de kosten voor
Buitenlandse Zaken voor de verstrekking van een paspoort in het buitenland zijn gestegen
met EUR 24, van EUR 94 in 2012 naar EUR 118 in 2016. De afdracht van BuitZ aan BZK
is eveneens gestegen. Tijdens het Algemeen Overleg d.d. 17 oktober 2018 is met uw
Kamer gesproken over het belang van kostendekkende prijsstelling, de onderbouwing
daarvan, alsmede de mogelijkheden hierin verdere stappen te zetten.
166
Is de uitbreiding van (de bezetting) van het postennet al opgenomen in deze begroting?
Antwoord:
Ja. Daarbij geldt dat voor de nieuwe functies die aan het postennet worden toegevoegd
de formatieplaatsen in de loop van het begrotingsjaar zullen worden ingevuld.
167
Kunt u aangeven hoeveel (oud) Tweede Kamerleden na hun functie als Kamerlid aansluitend
of na verloop van tijd in dienst zijn getreden als ambtenaar bij het Ministerie van
Buitenlandse Zaken of vice versa? Van welke partijen zijn of waren deze Kamerleden
lid?
Antwoord:
Rijkambtenaren die lid worden van de Staten-Generaal wordt op hun verzoek in de regel
voor één zittingstermijn onbezoldigd buitengewoon verlof verleend. Bij voortzetting
van het lidmaatschap na afloop van deze termijn wordt de ambtenaar eervol ontslag
verleend. Dit beleid is vastgelegd in de circulaire van de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties van 31 augustus 2010.
In de afgelopen 10 jaar is aan 12 ambtenaren van Buitenlandse Zaken personen buitengewoon
verlof verleend vanwege het lid worden van de Tweede Kamer. Van hen is het merendeel
na afloop van de eerste zittingstermijn weer een functie bij Buitenlandse Zaken gaan
vervullen en is aan een minderheid ontslag verleend vanwege voorzetting van hun lidmaatschap
van de Tweede Kamer. Een enkeling is momenteel lid van de Tweede Kamer.
Om privacy redenen wordt het lidmaatschap van politieke partijen van ambtenaren van
Buitenlandse Zaken niet geregistreerd. Ik kan u daarover dan ook niet informeren.
168
Wat zijn de prioriteiten en doelstellingen voor wat betreft het diversiteitsbeleid
bij het ministerie? Houdt het streven naar een divers personeelsbestand ook in dat
u streeft naar een diversiteit in meningen en politieke stromingen? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, hoe wordt dit streven omgezet in maatregelen?
Antwoord:
Diversiteit en Inclusiviteit (D&I) is een onderdeel van de Ontwikkelagenda van BZ:
BZ werkt! – waarbinnen de K staat voor «kleurrijk, divers en inclusief».
BZ wil een organisatie zijn met een inclusieve organisatiecultuur zodat divers talent
graag bij BZ werkt en alle medewerkers zich veilig, gewaardeerd en volwaardig voelen.
Werk je bij BZ, dan werk je voor en aan Nederland en voor de wereld om ons heen. Wij
geloven dat medewerkers het beste tot hun recht komen in een inclusieve werkomgeving
waar respect, samenwerking en aandacht voor individuele kwaliteit en (talent)ontwikkeling
voorop staan.
Diversiteit – in alle soorten en aspecten – levert een positieve bijdrage aan de kwaliteit
en effectiviteit van onze inspanningen en de sfeer in onze organisatie. Doel van diversiteit
is Diversity of Thought: door samen te werken vanuit de verschillen in achtergrond, perspectieven, ideeën,
kennis en cultuur zijn we innovatiever en creatiever. Naarmate BZ meer divers is,
zijn we beter in staat verbinding aan te gaan. En zijn we meer herkenbaar voor alle
Nederlanders waardoor we ook makkelijker de verbinding leggen met de Nederlandse samenleving.
Willen we de diversiteit aan talenten maximaal benutten dan moet er sprake zijn van
een inclusieve organisatie met een open organisatiecultuur waarin iedereen zich veilig,
volwaardig en gewaardeerd voelt. Waar geen ruimte is voor grensoverschrijdend gedrag
en waar we daadwerkelijk als One Team met elkaar samenwerken. We moeten dus niet alleen in onze werving en benoemingen sturen
op diversiteit, we willen ook dat iedereen zich thuis voelt in de organisatie. Daarom
gaan diversiteit en inclusiviteit hand in hand.
Acties en maatregelen die BZ neemt om de D&I-ambitie te realiseren:
– Sturen op meetbare ambities. Ook is er een BZ-brede Taskforce opgericht o.l.v. een
plaatsvervangend DG die aanjaagt en rapporteert aan de SG. Er is meer capaciteit beschikbaar
gemaakt voor D&I-thema’s.
– Vergroten van de bewustwording in de organisatie van het belang van D&I om als organisatie
beter te kunnen presteren en een meer veilige en prettige werkomgeving te kunnen bieden.
Dit doen we o.a. via lezingen, workshops, trainingen, maar ook een team-specifieke
D&I-analyse o.b.v. het tweejaarlijkse Medewerkersonderzoek.
– Het aanpassen van HR-beleid om het meer «D&I-proof» te maken, inclusief training van
HR-medewerkers. D&I is ook onderdeel van de meerjarige strategische personeelsplanning.
– Training van vaardigheden van het management om het selecteren en aansturen van medewerkers
D&I bewust te doen.
– Een breed scala aan trainingen (waaronder Empowering Female Talent van Talent naar de Top), crossmentoring, netwerken voor medewerkers en subsidiëring van activiteiten. BZ deed in 2018 mee
met de Rijksoverheidsboot van Dutch Government Pride tijdens de Gay pride canal parade.
Vanaf 2019 is BZ twee jaar de (financiële) sponsor van het Multicultureel Netwerk
Rijk.
– Onderzoeken naar belemmerende en stimulerende factoren die helpen de juiste interventies
te kiezen.
– Het beter faciliteren van medewerkers met een LHBTI-achtergrond, in het bijzonder
om in zoveel mogelijk landen toch op de ambassade te kunnen werken. Niet in alle culturen
is dit even geaccepteerd zoals in Nederland.
169
Kunt u een totaaloverzicht geven van het aantal FTE’s momenteel in dienst van het
Ministerie van Buitenlandse Zaken? Kunt u tevens aangeven hoe dit aantal zich de afgelopen
tien jaar heeft ontwikkeld?
Antwoord:
Het is mogelijk om vanaf 2014 het aantal ambtenaren van het ministerie uitgedrukt
in FTE weer te geven:
Jaar
FTE’s in dienst van BZ
2018
2.709,85
2017
2.635,78
2016
2.670,22
2015
2.659,47
2014
2.544,42
170
Op welke wijze wordt de motie-Sjoerdsma/Segers (29 314, nr. 82) over een nieuw onafhankelijk onderzoek naar buitenlandse financiering uitgevoerd?
Is het onderzoek al gestart? Wie voert het onderzoek uit?
Antwoord:
De motie-Sjoerdsma/Segers verzoekt een nieuw onafhankelijk onderzoek uit te voeren
om de aard en omvang van buitenlandse financiering van religieuze organisaties in
kaart te brengen. In het debat over buitenlandse financiering van 30 mei jl. is door
de Minister van Buitenlandse Zaken namens het kabinet aangegeven dat dit nieuwe onderzoek
zal beginnen aan de kant van de ontvangers van buitenlandse financiering en dat vandaaruit
wordt geprobeerd terug te werken naar de bron van de geldstromen. Het onderzoek richt
zich niet alleen op islamitische organisaties, maar omvat het gehele spectrum aan
religieuze instellingen in Nederland. De procedure voor de aanbesteding van het onderzoek
loopt.
171
Wanneer kan het resultaat verwacht worden van het onderzoek naar de vraag of communicatieapparatuur
in tanks van Saudi-Arabië is terechtgekomen en of maatregelen genomen kunnen worden
om dit in de toekomst te voorkomen?
Antwoord:
Na navraag bij de exporteur van deze niet-vergunningplichtige communicatieapparatuur
blijkt dat het niet mogelijk is om geleverde communicatiesets te herleiden naar specifieke
tanks en de eenheden die deze gebruiken. Wel kan uit de geleverde aantallen communicatiesets
die zijn geleverd aan de Amerikaanse producent van de tanks worden afgeleid dat het
zeer goed mogelijk is dat deze apparatuur ook operationeel wordt gebruikt in tanks
in het bezit van Saoedi-Arabië, zoals gesteld in Kamerbrief van 1 juni 2018 (Kamerstuk
22 054, nr. 298).
Tijdens een recente bijeenkomst van het Wassenaar Arrangement heeft Nederland opnieuw
eventuele controle op dit type communicatieapparatuur aangekaart, maar is gebleken
dat het draagvlak om dergelijke apparatuur onder vergunningplicht te brengen onverminderd
ontbreekt.
172
Loopt er momenteel nog onderzoek in Israël naar het optreden van het Israëlische leger
tegen demonstranten in Gaza eerder dit jaar? Wat heeft dit onderzoek tot nu toe opgeleverd
en hoe wordt dit onderzoek gewaardeerd?
173
Wanneer informeert u de Kamer over de voortgang van het Israëlisch onderzoek naar
het geweld in Gaza?
Antwoord op vragen 172 en 173:
Het kabinet dringt bij Israël aan op een onderzoek naar de gebeurtenissen rond de
protesten bij Gaza en volgt voortgang nauwgezet. Een dergelijk onderzoek moet voldoen
aan internationale standaarden ten aanzien van onder meer onafhankelijkheid en onpartijdigheid
(zoals ook uiteengezet in de brief met Kamerstuknummer 23 432, nr. 449, d.d. 16 mei 2018). Het kabinet wil van deze gelegenheid gebruik maken om te voldoen
aan het verzoek om uw Kamer te informeren over de voortgang naar het Israëlisch onderzoek
naar het geweld in de Gazastrook, zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg over
de RBZ op 20 juni jl. Het onderzoek door het Israëlische leger betreft een doorlopend
proces waarbij het alle incidenten aan de grens onderzoekt. Voortvloeiend daaruit
zijn op tot op heden twee strafrechtelijke onderzoeken gestart door de militaire aanklager.
Deze zijn nog niet afgerond. Het kabinet dringt bij Israël aan op transparantie rond
deze onderzoeken, zowel over de werkwijze als de verwachte looptijd. Die transparantie
is in Israëls belang en geeft andere staten de mogelijkheid geïnformeerd te blijven
over de mate waarin het onderzoek voldoet aan de hierboven genoemde internationale
standaarden voor een gedegen onderzoek.
174
Heeft u Turkije inmiddels aangesproken op de toegang voor humanitaire hulp aan vluchtelingen
in Afrin? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat was het antwoord?
Antwoord:
De Nederlandse zorgen over het Turkse offensief in Afrin en de noodzaak van humanitaire
toegang, zijn met Turkije besproken. Het is op dit moment mogelijk om humanitaire
hulp in Afrin te leveren, zie ook vraag 175.
175
Hebben internationale hulporganisaties ongehinderd toegang tot Afrin? Zo nee, bent
u bereid Turkije te veroordelen?
Antwoord:
Het is op dit moment mogelijk om humanitaire hulp in Afrin te leveren, maar restricties
bestaan. Over deze restricties is Nederland regelmatig in gesprek met Turkije. Daarnaast
roept Nederland in verschillende internationale fora, zoals de International Syria
Support Group (ISSG) en VN Veiligheidsraad, alle partijen die humanitaire toegang
bemoeilijken op om ongehinderde toegang mogelijk te maken.
176
Wanneer kan de Kamer het toegezegde witboek zoals toegezegd tijdens het wetgevingsoverleg
Jaarverslag Ministerie van Buitenlandse Zaken over 2017 d.d. 21 juni 2018 verwachten?
Antwoord:
Het witboek maakt deel uit van de beleidsbrief «De Staat van het Consulaire 2018»,
die de Kamer naar verwachting in november 2018 ontvangt.
177
Krijgt het vrouwennetwerk Karama in 2019 steun vanuit het mensenrechtenfonds of anderszins
vanuit de begroting van de Minister van Buitenlandse Zaken? Zo ja, om welk bedrag
gaat het?
Antwoord
De eindbeoordeling van het inmiddels afgeronde project van Karama moet nog voltooid
worden omdat nog niet alle benodigde informatie beschikbaar is. Er is geen financiering
begroot voor Karama in 2019.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.A. (Pia) Dijkstra, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
T.J.E. van Toor, griffier