Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Baudet over de asielindustrie
Vragen van het lid Baudet (FvD) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de asielindustrie (ingezonden 12 september 2018).
Antwoord van Staatssecretaris Harbers (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 23 oktober
2018). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 160.
Vraag 1
Hoe lang duurt de gemiddelde asielprocedure?
Antwoord 1
De gemiddelde doorlooptijd1 van alle eerste asielaanvragen die in juli en augustus 2018 zijn afgedaan bedraagt
circa 19 weken. De IND behandelt eerste asielaanvragen in verschillende zogenoemde
«sporen». Deze verschillende «sporen» hebben ook verschillende doorlooptijden. De
doorlooptijd van aanvragen van vreemdelingen die afkomstig zijn uit een veilig land
van herkomst (spoor 2) is in juli en augustus 2018 circa 3 weken. De doorlooptijden
van asielzaken in de algemene asielprocedure (AA) bedraagt in juli en augustus 2018
circa 16 weken (spoor 4). Meer complexe zaken die worden behandeld in de verlengde
asielprocedure (VA) zijn in juli en augustus na circa 44 weken afgerond.
Vraag 2
Hoeveel procedures zijn thans in totaal aanhangig?
Antwoord 2
Uit cijfers van de IND blijkt dat de voorraad eerste asielaanvragen 7.640 procedures
bedroeg (eind augustus 2018).
Vraag 3
Hoeveel van de aanhangige procedures lopen al langer dan vijf jaar, en hoeveel langer
dan tien jaar?
Antwoord 3
In de in het antwoord op vraag 2 genoemde voorraad van eerste asielaanvragen van eind
augustus 2018, zitten geen procedures die een langere doorlooptijd hebben dan vijf
jaar.
Vraag 4
Hoeveel procent van de gevallen betreft het kinderen onder de 16 jaar?
Antwoord 4
In 2018 was er tot en met augustus een instroom van 2360 eerste aanvragen asiel van
kinderen onder de 16 jaar. Dit is 19% van het totaal aantal eerste asielaanvragen.
Vraag 5
In hoeveel procent van de gevallen valt de uiteindelijke beslissing anders uit als
gevolg van beroep- en bezwaarprocedures dan de oorspronkelijke beslissing tot afwijzing?
Antwoord 5
De door u gevraagde cijfers zijn niet te genereren uit het datawarehouse van de IND.
Dit betekent dat door u gevraagde gegevens niet kunnen worden geleverd. Wel kan worden
aangegeven welk percentage van het aantal zaken van de door vreemdelingen ingestelde
beroepen, gegrond zijn verklaard. Een gegrondverklaring van het beroep van de vreemdeling
betekent niet dat aanvraag altijd wordt ingewilligd. De IND kan in hoger beroep gaan,
of opnieuw een besluit op de aanvraag nemen.
In 2018 (tot en met augustus) is 12% van de beroepen van vreemdelingen in de AA procedure
gegrond verklaard. In de VA procedure is 19% gegrond verklaard.
In 2018 (tot en met augustus) is 1% van de hoger beroepen van vreemdelingen in de
AA gegrond verklaard. In de VA procedure is dit ook 1%.
Vraag 6
Welk aandeel hebben vluchtelingenorganisaties die subsidie van de overheid ontvangen,
in het faciliteren van beroep- en bezwaarprocedures, het ter beschikking stellen van
advocaten, het informeren van mogelijkheden tot uitstel, enzovoorts?
Antwoord 6
Organisaties kunnen subsidie ontvangen vanuit alle onderdelen van de overheid. Er
is geen centraal overzicht daarvan beschikbaar. Ik beperk mij in mijn antwoord daarom
tot de subsidie die vanuit artikel 37 (Migratie) van de begroting van het Ministerie
van Justitie en Veiligheid aan VluchtelingenWerk Nederland wordt verstrekt.
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid kent VluchtelingenWerk Nederland jaarlijks
een subsidie toe voor specifieke activiteiten in het asielproces, waaronder het geven
van de officiële voorlichting over de asielprocedure namens de ketenpartners, het
geven van juridische begeleiding in afstemming met de advocaat en het vervullen van
de rol als intermediair tussen de verschillende betrokken organisaties binnen en buiten
de vreemdelingenketen, in COA-locaties. Uitgangspunt daarbij is dat de inzet van Vluchtelingenwerk
bijdraagt aan een kwalitatief goede, zorgvuldige en snelle asielprocedure, bijdraagt
aan een beter welbevinden van asielzoekers en vluchtelingen tijdens hun verblijf bij
het COA en bijdraagt aan een beter begrip en acceptatie van de uitkomsten van de asielprocedure.
Vraag 7
Wordt er naast de 58,4 miljoen euro aan jaarlijkse subsidie aan Vluchtelingenwerk
nog aan andere vluchtelingenorganisaties subsidie uitgekeerd door de overheid? Zo
ja, welke organisaties betreft dit en hoeveel subsidie ontvingen deze organisaties
in 2017 en hoeveel is hen toegekend in 2018?
Antwoord 7
Ja, er worden aan andere organisaties dan VluchtelingenWerk Nederland subsidies verleend.
Omdat er geen definitie van vluchtelingenorganisatie bestaat en omdat er geen centraal
overzicht bestaat van alle subsidies die de overheid toekent, kan ik uw vraag niet
goed beantwoorden. Ik beperk mij in het antwoord daarom tot organisaties die naast
Vluchtelingenwerk Nederland vanuit artikel 37 (Migratie) van de begroting van het
Ministerie van Justitie en Veiligheid de afgelopen twee jaar een subsidie toegekend
hebben gekregen. Deze subsidies passen binnen de doelstellingen van het migratiebeleid.
Het frustreren van asielprocedures is geen doelstelling van het beleid. Ook verwijs
ik naar de verleende subsidies uit het Asiel, Migratie en Integratiefonds.
2017:
•
COC Nederland
€ 115.921,42
•
Nederlands Debat Instituut
€ 45.000,00
•
Stichting A.S.K.V.
€ 300.000,00
•
The Hague Process
€ 34.500,00
•
Vereniging Nederlandse Gemeenten
€ 442.818,92
2018:
•
Stichting A.S.K.V.
€ 130.680,00
•
COC Nederland
€ 94.508,58
De subsidies over 2018 moeten nog officieel worden vastgesteld aan de hand van een
beschikking. De subsidies die alleen in 2017 zijn uitgekeerd waren bestemd voor specifieke
eenmalige programma’s en/ of projecten en niet verlengd naar 2018.
Daarnaast heeft de Dienst Terugkeer en Vertrek met verschillende organisaties een
subsidierelatie om vrijwillige terugkeer te bevorderen. Op dit moment worden door
de Internationale Organisatie voor Migratie, Vluchtelingenwerk Nederland, de Stichting
WereldWijd, de Stichting Rotterdams Ongedocumenteerden Steunpunt, Bridge to Better
Foundation, Stichting IETA, Solid Road, Goedwerk Foundation en Barka Nederland projecten
uitgevoerd op het terrein van terugkeer van vreemdelingen naar landen van herkomst.
In totaal is voor een bedrag van € 7.776.393 voor 2017 en € 20.786.751 voor 2018 aan
terugkeersubsidies toegekend. Dit is inclusief de SVT-subsidies die de DT&V verstrekt
in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en inclusief de gelden die voor
Barka Nederland worden ontvangen van de gemeenten Rotterdam, Den Haag en Utrecht.
Alle toegekende subsidies betreffen veelal meerjarige subsidies, waardoor er niet
altijd een relatie is tussen de verleningen en de betalingen in hetzelfde jaar. In
2017 is totaal € 14.863.366 betaald en voor 2018 betreft het een bedrag van € 7.897.598
die aan totaal 8 subsidierelaties zijn verstrekt en voldaan.
Ook uit het Asiel, Migratie en Integratiefonds worden subsidies verleend. Dit fonds
is een onderdeel van de subsidieregeling voor de Europese migratie- en veiligheidsfondsen
2014–2020. De verleende subsidies kunt u vinden op: https://www.uitvoeringvanbeleidszw.nl/subsidies-en-regelingen/a/asiel-m…
Vraag 8, 9 en 10
Deelt u de opvatting dat de subsidies aan vluchtelingenorganisaties uw eigen uitzettingsbeleid
frustreren?
Is het een doelbewust onderdeel van uw beleid, het uitzettingsbeleid zoveel mogelijk
te frustreren via subsidies aan Vluchtelingenwerk en gesubsidieerde rechtshulp aan
asieladvocaten die er alleen maar op uit zijn asielprocedures zo lang mogelijk te
rekken?
Zo nee, wat meent u dan dat het nut is van de subsidies voor Vluchtelingenwerk en
andere vluchtelingenorganisaties?
Antwoord 8, 9 en 10
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 6 wordt Vluchtelingenwerk Nederland door
de overheid gesubsidieerd voor specifieke activiteiten. Het gaat hierbij om activiteiten
die betrekking hebben op het voorbereiden op de asielprocedure, de begeleiding tijdens
de asielprocedure en na toekenning of afwijzing de integratie of de terugkeer. Door
deze activiteiten draagt Vluchtelingenwerk Nederland bij aan een soepel verloop van
de asielprocedure, eerder dan aan de frustratie daarvan. Hiervoor zet Vluchtelingenwerk
Nederland naast middelen die worden verkregen van de overheid ook jaarlijks veel eigen
middelen in.
De activiteiten in het kader van de belangenbehartiging betaalt Vluchtelingenwerk,
net als andere migratiegerelateerde belangenorganisaties, uit middelen die niet van
de overheid zijn verkregen maar uit fondsen waaraan – via bijvoorbeeld donaties –
door de Nederlandse samenleving wordt bijgedragen.
Voor een goede en zorgvuldige asielprocedure is het van belang dat er sprake is van
voldoende rechtsbescherming. In de asielprocedure kunnen asielzoekers om die reden
onder meer gebruik maken van gesubsidieerde rechtsbijstand.
Dit alles neemt niet weg, dat zoals ik ook tijdens het algemeen overleg met uw Kamer
op 12 september jl. heb aangegeven, laat onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om
het proces van asielaanvraag tot afdoening verder kan worden versneld. Hierin neem
ik alle aspecten mee. Ook in het regeerakkoord zijn op dit punt verschillende prioriteiten
opgenomen, zie ook het antwoord op vraag 11.
Vraag 11
Welke concrete stappen gaat u ondernemen teneinde de asielprocedure structureel en
significant te stroomlijnen en te verkorten opdat nieuwe «Lili en Howick» situaties
zoveel mogelijk worden voorkomen in de toekomst?
Antwoord 11
Allereerst verwijs ik naar het besluit om een onafhankelijke onderzoekscommissie in
te stellen om een onderzoek te doen naar alle aspecten die bijdragen aan het langdurig
verblijf van vreemdelingen zonder bestendig verblijfsrecht.
Dit onderzoek is een aanvulling op de maatregelen die worden uitgewerkt inzake de
flexibilisering van de asielketen, waarover de Kamer bij brief van 5 juli jl. is geïnformeerd.
Om tot structurele en duurzame verbeteringen te komen wordt de procedure van binnenkomst
tot integratie of terugkeer integraal en in samenhang bekeken. In het kader van het
herontwerp van het asielproces worden maatregelen genomen die tot een efficiëntere
en snellere procedure leiden.
Zo wordt het identificatie- en registratieproces aan de voorkant van de procedure
herzien met als doel waardevolle informatie nog sneller veilig te stellen. Deze informatie
is niet alleen belangrijk voor de identificatie en bijvoorbeeld nationale veiligheid,
maar helpt ook voor een goed en sneller verloop van het asiel- en, waar van toepassing,
terugkeerproces. Een ander voorbeeld zijn de maatregelen die worden uitgewerkt om
tot kortere doorlooptijden van herhaalde aanvragen te komen, waaronder de maatregel
genoemd in het regeerakkoord om het gehoor achterwege te kunnen laten bij een herhaalde
aanvraag zonder kans van slagen.
Ik zal uw Kamer nog dit jaar nader informeren over de voortgang van het pakket aan
maatregelen.
Vraag 12, 13 en 15
Deelt u de opvatting dat uw besluit om de discretionaire bevoegdheid te gebruiken
om de Armeense kinderen een Nederlandse verblijfsvergunning te geven een precedent
scheppende werking heeft? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de opvatting dat uw besluit wellicht een aanzuigende werking heeft op het
zogenaamde procedurestapelen door asielzoekers? Zo nee, waarom niet?
Bent u voornemens voor al deze gevallen uw discretionaire bevoegdheid te gebruiken?
Zo ja, in hoeveel gevallen? Zo nee, wat onderscheidt in uw ogen de zaak van de Armeense
kinderen van die van de circa 400 andere gevallen?
Antwoord 12, 13 en 15
«Precedentwerking» en «aanzuigende werking» zijn zeer complexe concepten. Niet altijd
is duidelijk hoe verschillende aspecten hierop van invloed zijn, dan wel hoe die aspecten
(het beste) te beïnvloeden zijn. In mijn brief2 van 10 september jl. en mijn brief van 8 oktober jl.3 heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn besluit om een onafhankelijke onderzoekscommissie
in te stellen om een onderzoek te doen naar alle aspecten die bijdragen aan het langdurig
verblijf van vreemdelingen zonder bestendig verblijfsrecht alsmede mogelijke oplossingen
om dit in de toekomst te beperken. In deze brief heb ik u ook geïnformeerd dat ik
niet verder zal ingaan op de achtergrond van mijn besluit om deze kinderen in Nederland
te laten verblijven. Ik acht het wel van belang om te benadrukken dat in de kabinetsformatie
ten aanzien van de definitieve regeling langdurig verblijvende kinderen afgesproken
is dat de regeling in haar huidige vorm gehandhaafd blijft. Dit is in het regeerakkoord
zo ook neergelegd.
Vraag 14
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Andere «Lili en Howicks» ruiken hun kans» in
de Telegraaf van 10 september 2018?
Antwoord 14
Ja.
Vraag 16
Bent u voorstander van een generaal kinderpardon? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 16
Het kabinet is geen voorstander van een generaal pardon voor mensen die geen recht
hebben op asiel, maar die vervolgens Nederland niet (zelfstandig) verlaten. Het niet
voldoen aan de verplichting om terug te keren zou hiermee worden beloond. Ik acht
dit niet wenselijk. Een generaal pardon is oneerlijk tegenover personen die wel naar
hun land zijn teruggekeerd na de afwijzing van hun asielverzoek. De meeste asielzoekers
die al meerdere jaren in Nederland verblijven, hebben bovendien reeds in een vroeg
stadium hun eerste afwijzing gekregen.
Vraag 17
Deelt u de mening dat hoger beroep tegen beslissingen in asielzaken beperkt moeten
worden tot één instantie waarbij het feitenrelaas en de omstandigheden niet meer gewijzigd
kunnen worden om zo tot een snellere afhandeling van slepende asielprocedures te komen?
Antwoord 17
Ja, dit is ook reeds staande praktijk. In het huidige rechtssysteem is de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State, als hoogste bestuursrechter, de enige instantie
waar hoger beroepen op grond van de Vreemdelingenwet 2000 worden behandeld. In hoger
beroep beoordeelt de Afdeling of de rechter in eerste aanleg het juiste oordeel heeft
geveld op basis van de feiten en omstandigheden zoals die in eerste aanleg naar voren
zijn gebracht. In principe is het niet mogelijk om nieuwe feiten en omstandigheden
aan te voeren in hoger beroep, omdat de rechtbank deze niet bij haar oordeel kon betrekken.
Hierop bestaan slechts een gering aantal uitzonderingen. Verder speelt de Afdeling
een belangrijke rol met betrekking tot de eenduidige uitlegging van de Vreemdelingenwet
2000. In het recente arrest van het Hof van Justitie (C-180/17, d.d. 26 september
2018) is geoordeeld dat het Unierecht niet verplicht tot schorsende werking in hoger
beroep. Het instellen van hoger beroep hoeft derhalve niet aan uitzetting in de weg
te staan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.