Stenogram : Wet open overheid
13 Wet open overheid
Vergaderjaar 2024-2025
Vergaderingnummer 86
Te raadplegen sinds
2025-07-18Inhoudsopgave
Gerelateerde informatie
Toon alle stukken over dossier32802Toon alle items in vergaderingHandelingen TK 2024-2025, 86
Wet open overheid
Aan de orde is het tweeminutendebat Wet open overheid (CD d.d. 20/03).
De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Wet open overheid. De aanvrager van het debat is mevrouw Van der Plas, maar het lid Kostić wil even het woord.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Inderdaad. Ik zou de Kamer willen verzoeken om mee te mogen doen aan dit debat.
De voorzitter:
Zijn de collega's daarmee akkoord? Geen bezwaar? Ja. Dan beginnen we bij mevrouw Van der Plas. Zij spreekt uiteraard namens BBB.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb een paar moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding (ACOI) heeft aanbevolen om onderzoek te doen naar de sociale veiligheid van veehouders;
verzoekt de regering om een onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren naar de sociale veiligheid van agrariërs in Nederland,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.
Zij krijgt nr. 111 (32802).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het ACOI advies heeft uitgebracht over Woo-verzoeken met betrekking tot emissiegegevens van veehouderijen;
verzoekt de regering om ook de Autoriteit Persoonsgegevens om advies te vragen over deze casus,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.
Zij krijgt nr. 112 (32802).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er met regelmaat inspectie- en boeterapporten in het kader van de Wet open overheid (Woo) worden opgevraagd en openbaar gemaakt worden, ook als een overtreding onterecht is vastgesteld;
constaterende dat de Raad van State heeft geoordeeld dat bedrijven hierdoor onevenredig worden benadeeld;
verzoekt de regering informatie over vermeende overtredingen niet openbaar te maken wanneer er nog rechtsmiddelen openstaan of wanneer nadien in bezwaar of beroep vast is komen te staan dat de overtreding ten onrechte is geconstateerd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.
Zij krijgt nr. 113 (32802).
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dan de laatste.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de rechtbank Noord-Nederland heeft uitgesproken dat als iemand bezwaar maakt tegen een Woo-besluit (Wet open overheid), het behandelen van dat bezwaar niet meer kan als de informatie al openbaar is gemaakt;
overwegende dat mensen of bedrijven die geraakt worden door zo'n openbaarmaking nu dure en tijdrovende stappen moeten nemen bij de rechter om die openbaarmaking bij een voorzieningenrechter tegen te houden;
verzoekt de regering om met een wetsvoorstel of wetswijziging te komen waarin staat dat als een derdebelanghebbende bezwaar maakt tegen een Woo-besluit, de openbaarmaking van dat besluit automatisch wordt opgeschort tot zes weken nadat op het bezwaar is beslist;
verzoekt de regering om in de tussentijd alle bestuursorganen op te roepen om openbaarmaking uit zichzelf op te schorten als er bezwaar is ingediend, totdat daarover is besloten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.
Zij krijgt nr. 114 (32802).
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Chakor. Zij voert het woord namens de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Ik heb drie moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de gemiddelde afhandelingstijd van Woo-verzoeken bij ministeries is opgelopen tot 188 dagen, terwijl de wettelijke termijn 42 dagen bedraagt;
overwegende dat decentrale overheden, zoals gemeenten en waterschappen, aanzienlijk sneller reageren op Woo-verzoeken;
overwegende dat de Kamer in maart 2024 de motie-Palmen (32802, nr. 85) heeft aangenomen;
verzoekt de regering om zo snel mogelijk een plan van aanpak te presenteren dat gericht is op het terugbrengen van de afhandelingstermijn van Woo-verzoeken bij ministeries richting de wettelijke norm van 42 dagen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Chakor en Kostić.
Zij krijgt nr. 115 (32802).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de gebrekkige informatiehuishouding binnen overheden bijdraagt aan vertragingen in de afhandeling van Woo-verzoeken;
constaterende dat bij de behandeling van de Wet open overheid en bij de kabinetsreactie op het parlementaire onderzoek over de toeslagenaffaire is toegezegd de informatiehuishouding fors te verbeteren;
overwegende dat een goed georganiseerde informatiehuishouding essentieel is voor transparantie en een goed functionerende democratische rechtsstaat en dat dit ervoor zorgt dat overheden Woo-verzoeken sneller en eenvoudiger kunnen afhandelen;
verzoekt de regering om, in samenspraak met decentrale overheden, een overheidsbreed actieplan op te stellen dat gericht is op het verbeteren van de informatiehuishouding, inclusief concrete doelstellingen en tijdslijnen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Chakor.
Zij krijgt nr. 116 (32802).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat kunstmatige intelligentie kan bijdragen aan efficiënter informatiebeheer en actieve openbaarmaking;
overwegende dat het belangrijk is om te onderzoeken hoe AI op een veilige en verantwoorde manier kan worden ingezet binnen overheden;
overwegende dat AI-gebruik binnen de overheid de digitale autonomie moet bevorderen ten behoeve van de cyberveiligheid en onafhankelijkheid;
verzoekt de regering om, in samenwerking met decentrale overheden, een pilotproject op te zetten waarin de inzet van AI voor informatiebeheer en actieve openbaarmaking wordt onderzocht, en hierin enkel gebruik te maken van soevereine Nederlands-Europese diensten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Chakor.
Zij krijgt nr. 117 (32802).
Hartelijk dank. Dan is nu het woord aan de heer Flach. Hij voert het woord namens de SGP.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter. Drie moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat openbaarmaking van gegevens een belangrijk deel van de persoonlijke levenssfeer van burgers kan beslaan, terwijl de verzoeker zelf anoniem kan blijven;
overwegende dat het vanuit het belang van openbaarheid ook relevant kan zijn om te weten wie het verzoek tot openbaarmaking doet;
verzoekt de regering ervoor te zorgen dat de naam van de verzoeker bij openbaarmaking van gegevens in beginsel ook openbaar gemaakt wordt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Flach.
Zij krijgt nr. 118 (32802).
De heer Flach (SGP):
Ik sta nog na te hijgen, want ik had de verkeerde stukken bij me. Excuus, voorzitter. Na een paar keer diep ademhalen gaat het vaak wel weer.
Met de wetten, richtlijnen en verdragen over de openbaarheid van gegevens zouden we inmiddels wel de muren van de Kamer kunnen behangen. Dit belang is meer dan geregeld. Nederland gaat op onderdelen zelfs verder dan andere landen. In de praktijk hebben we onze handen vol aan het oplossen van problemen met de bestaande regels. De SGP vindt het daarom onnodig en onverstandig om ons aan nog een verdrag te knopen. Daarom de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het belang van openbaarmaking van gegevens reeds royaal gediend wordt door de op dit moment toepasselijke wetten en verdragen;
constaterende dat aansluiting bij het Verdrag van Tromsø de regelgeving nog complexer maakt en tot nieuwe problemen kan leiden voor de wetgeving en de praktijk;
verzoekt de regering af te zien van aansluiting bij het Verdrag van Tromsø,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Flach en Van der Plas.
Zij krijgt nr. 119 (32802).
De heer Flach (SGP):
En de laatste, voorzitter.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de veiligheid van boeren onder druk staat doordat steeds meer persoonsgegevens vanwege een beroep op openbaarheid worden vrijgegeven;
constaterende dat de inhoud van het begrip "emissiegegevens" steeds verder opgerekt is en dat andere EU-lidstaten beperktere openbaarmakingsregelingen kiezen in relatie tot milieu-informatie;
verzoekt de regering steun te zoeken bij andere lidstaten voor een voorstel om de reikwijdte van het begrip "emissiegegevens" in de milieu-informatierichtlijn beter af te bakenen, zodat de definitie wordt ingeperkt ten opzichte van de huidige opgerekte invulling in de rechtspraak, en deze beter te laten aansluiten bij de initiële doelstelling van de Uniewetgever,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Flach en Van der Plas.
Zij krijgt nr. 120 (32802).
Hartelijk dank. Dan gaan we luisteren naar de heer Van Waveren, die het woord voert namens Nieuw Sociaal Contract. Gaat uw gang.
De heer Van Waveren (NSC):
Dank u wel, voorzitter. De overheid staat ten dienste van haar inwoners. We moeten inwoners, journalisten en belangengroepen in staat stellen om te zien welke beslissingen de overheid neemt en op welke overwegingen en feiten deze zijn gebaseerd. De Wet open overheid is hiervoor een belangrijk kader, maar helaas wordt die veelvuldig niet nageleefd door de overheid zelf. Dat schaadt het vertrouwen en dat is zonde, terwijl we ook genoeg voorbeelden hebben gezien van hoe het wel goed gaat. Daar moeten we verder op bouwen. Ik heb daarom drie moties die ervoor moeten zorgen dat de Woo beter wordt uitgevoerd.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de minister werkt aan een handreiking voor decentrale overheden ter ondersteuning van de uitvoering van de Woo;
overwegende dat decentrale overheden in de praktijk te maken hebben met dilemma's bij de uitvoering van de Wet open overheid;
verzoekt de regering om in de aangekondigde handreiking in ieder geval in te gaan op:
-informatie over het gericht inzetten van de bestaande misbruikbepaling, wanneer dat aan de orde is;
-criteria om te helpen bepalen wanneer er sprake is van misbruik van de wet;
-het toepassen en afwegen van het proportionaliteitsbeginsel;
-het vereenvoudigen van de belangenafweging bij uitzonderingsgronden in de praktijk;
-de wijze waarop zienswijzen van derde partijen zorgvuldig en tijdig kunnen worden opgehaald;
-het omgaan met actieve openbaarmaking,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Waveren en Buijsse.
Zij krijgt nr. 121 (32802).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de gemeente Groningen bij de afhandeling van Woo-verzoeken een werkwijze gehanteerd wordt waarbij alle relevante informatie wordt samengevoegd in een documentsysteem en vervolgens wordt gefilterd door middel van slimme IT-oplossingen;
overwegende dat deze werkwijze beleidsambtenaren en projectmedewerkers ontlast en dat daar goede ervaringen mee zijn opgedaan;
verzoekt de regering om het verzamelen en selecteren ook bij het Rijk zo veel mogelijk door informatiespecialisten te laten doen;
verzoekt de regering daartoe de informatiehuishouding zo in te richten dat die specialisten toegang hebben tot alle relevante digitale systemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Waveren en Chakor.
Zij krijgt nr. 122 (32802).
De heer Van Waveren (NSC):
Tot slot, voorzitter.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit onderzoek van Open State Foundation is gebleken dat in slechts 27,7% van de Woo-verzoeken bij het Rijk contact is opgenomen met de verzoeker;
overwegende dat uit de praktijk blijkt dat contact over een aanvraag helpt om een informatievraag af te bakenen en te preciseren;
verzoekt de regering om bij alle aanvragen bij het Rijk binnen één week contact op te nemen met de aanvragers om de vraag te concretiseren, tenzij het verzoek eenvoudig binnen die termijn kan worden afgehandeld,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Waveren.
Zij krijgt nr. 123 (32802).
De heer Van Waveren (NSC):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Deen, die spreekt namens de PVV.
De heer Deen (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Eén motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in 2024 slechts 30% van de Woo-verzoeken aan de rijksoverheid werd afgerond met een besluit binnen de gestelde termijn;
constaterende dat in 2024 de gemiddelde afhandeltijd van Woo-verzoeken met afgerond besluit aan de rijksoverheid 151 dagen betrof in plaats van de gestelde beslistermijn van 28 dagen;
overwegende dat 10% van de Woo-verzoekers vraagt om 80% tot 90% van de capaciteit en er dus sprake is van veelverzoekers en/of veelomvattende verzoeken, wat zou kunnen duiden op misbruik van de dwangsomregeling;
overwegende dat dwangsommen niet of nauwelijks substantieel effect hebben op de afhandeltijd;
overwegende dat in 2024 alleen al door de rijksoverheid 1,3 miljoen belastinggeld aan dwangsommen is uitbetaald;
verzoekt de regering de Woo-dwangsomregeling af te schaffen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Deen.
Zij krijgt nr. 124 (32802).
Hartelijk dank. Dan tot slot in deze termijn van de Kamer het lid Kostić. Zij spreekt namens de Partij voor de Dieren. Gaat uw gang.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dank, voorzitter. Het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding heeft een vernietigend rapport gepubliceerd over hoe de minister van LVVN omgaat met Woo-verzoeken. Het college spreekt van onbehoorlijk bestuur. Ik hoor graag van de minister, die over de Woo gaat, hoe zij naar deze conclusies van het adviescollege kijkt. Erkent ze de conclusie dat het belang van openbaarheid ten gunste van de hele bevolking in alle gevallen bovenaan staat en mensen de overheid altijd moeten kunnen controleren? Gaat deze minister in gesprek met de LVVN-minister, zodat zij zich houdt aan de wet en de gegevens gewoon openbaar maakt?
Dan twee moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Woo van cruciaal belang is voor burgerorganisaties en journalisten om toezicht te houden op overheidsoptreden, onder meer op het gebied van dierenwelzijn;
overwegende dat Woo-verzoeken regelmatig leiden tot het aan het licht brengen van ernstige misstanden, zoals malafide hondenhandel en het ernstige dierenleed bij de horrorfokker uit Eersel;
verzoekt de regering de effectieve signalering van onder meer dierenmishandeling niet in gevaar te brengen met meer beperkingen van de toegang tot overheidsinformatie, en dus de Woo niet verder in te perken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kostić.
Zij krijgt nr. 125 (32802).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding, academische experts, Woo-specialisten en ambtenaren hebben benadrukt dat de huidige wetgeving helder is over het openbaar maken van gegevens en cijfers over hoeveel dieren er in stallen staan;
overwegende dat voorstellen tot inperking van de Woo zijn gebaseerd op lobbydocumenten en niet-representatieve enquêtes;
verzoekt de regering zich in haar beleidsvorming en handhaving omtrent de Woo te baseren op juridisch en wetenschappelijk advies,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kostić.
Zij krijgt nr. 126 (32802).
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Blijft u staan, want er is nog een vraag, een interruptie, voor u van mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Mevrouw Kostić heeft niet meegedaan aan het debat, maar ze doet wel mee aan het tweeminutendebat. Daarvoor hebben we akkoord gegeven, maar ze komt nu juist met een punt dat uitgebreid in het commissiedebat aan de orde is geweest. De minister van LVVN heeft helemaal nooit gezegd dat ze de gegevens niet openbaar gaat maken. Dat is nooit gezegd, maar dat wordt hier wel gesuggereerd. De minister beseft ook dat ze aan de wet moet voldoen. Het ging er alleen om dat ze de mensen om wie het gaat, de gelegenheid wil geven om daar bezwaar tegen aan te tekenen. Daar ging het om!
Het ACOI, waar het lid Kostić aan refereert, beveelt ook aan om te investeren in onderzoek naar de sociale veiligheid van veehouders. Het bedrijf krijgt een Woo-verzoek, maar vaak is dat ook het huis en de woonomgeving van een boer. Ik heb daar net een motie over ingediend. Omdat het lid Kostić bij een van de dingen die ze zei, refereerde aan het ACOI, wil ik haar vragen of ze achter deze motie om de sociale veiligheid van veehouders te beschermen zou willen gaan staan. Veehouders wonen namelijk op hetzelfde terrein als waar het bedrijf is gevestigd. Hun gezin wordt daardoor dus eigenlijk blootgesteld aan dit soort dingen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dit is een verhaal met heel veel punten, maar het belangrijkste uit het eerste betoog van mevrouw Van der Plas is de stelling dat de minister zich gewoon houdt aan de wet. Het adviescollege stelt duidelijk dat er sprake is van onbehoorlijk bestuur. De minister doet te weinig op Woo-verzoeken of beslist daar structureel te laat over, intervenieert in rechtszaken en houdt zich niet of niet tijdig aan de rechterlijke uitspraken. Het rapport van het adviescollege is daarover gewoon klip-en-klaar en vernietigend. Daarnaast zegt het adviescollege heel duidelijk dat de wet duidelijk is, dat de openbaarheid ten gunste van de hele bevolking in alle gevallen bovenaan staat en dat mensen de overheid altijd moeten kunnen controleren. Dat staat als een paal boven water. Daar gaan mijn moties en mijn vragen aan de minister over.
Als het gaat om de sociale veiligheid van boeren — de sociale veiligheid van iedereen, neem ik aan — dan is het prima om los daarvan nog een onderzoek te doen. Dat is conform het advies van het college. Het advies van het college is niet om Woo-verzoeken uit te stellen of te beperken of wat dan ook. Juist niet: het college zegt dat je het moet openbaren. Als er sprake is van intimidatie van wie dan ook, dan hebben we daar instrumenten voor, namelijk het strafrecht, en dan moet het gewoon keihard worden aangepakt. Je moet niet tornen aan de Woo.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Woo-verzoeken doen is natuurlijk gewoon een recht in Nederland, maar het is wel verschrikkelijk als je op hetzelfde terrein woont, je kinderen daar zijn — vaak wonen hun grootouders ook nog op hetzelfde erf — en al jouw gegevens, in dit geval over emissies, allemaal gewoon op straat liggen. Daar maken heel veel boeren zich zorgen over. Ik denk dat die zorgen terecht zijn. Maar heb ik nu goed begrepen van het lid Kostić dat de motie om de sociale veiligheid van veehouders te onderzoeken, gesteund gaat worden door de Partij voor de Dieren?
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik ga nog kijken hoe het precies in die motie is verwoord. Ik weeg het advies van het adviescollege heel zwaar. Ik zou richting BBB willen zeggen: omarmt zij dan ook het hele advies van het adviescollege? Het gaat mij om het advies van het adviescollege, maar ook de wet- en regelgeving en trouwens ook het regeerprogramma van deze coalitie, die gewoon zeggen: je moet transparant zijn als overheid en daar gaan we aan werken, dus ook die Woo-verzoeken gaan we sneller afhandelen. Wat betreft die dieraantallen en emissiegegevens zien we dat minister Wiersma van LVVN dat structureel tegenhoudt en allerlei redenen verzint om niet te openbaren. Het adviescollege heeft gezegd dat dat echt niet kan. Er zijn journalisten van onder andere Follow the Money die twee jaar lang wachten op alleen maar gegevens over dieraantallen. Dat is gewoon iets waar mensen en journalisten recht op hebben. Dat staat los van wat dan ook.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Dat was de termijn van de Kamer. Er zijn zestien moties ingediend. We gaan twaalf minuten schorsen en dan krijgen we de appreciatie van de zestien ingediende moties en een antwoord op een enkele vraag.
De vergadering wordt van 19.32 uur tot 19.47 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de voortzetting van het tweeminutendebat Wet open overheid. We zijn toe aan de termijn van de zijde van de regering. Ik geef het woord aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Minister Uitermark:
Voorzitter, dank u wel. Ik kijk terug op een goed en uitgebreid debat met de commissie over de Woo, een wet die heel belangrijk is in ons streven naar een open overheid. We hebben ook wel geconstateerd dat de uitvoering op een aantal punten knelt, bijvoorbeeld als het gaat om de uitvoerbaarheid voor de overheidsorganisaties en het bewaken van de balans tussen openbaarheid en privacy. Ik heb daarbij benadrukt dat ik dit persoonlijk heel erg belangrijk vind en dat ik toe wil werken naar een goede balans zonder daarbij aan de fundamentele waarden van de open overheid te toornen. Ik werk op dit moment hard aan maatregelen ter verbetering hiervan. We starten eind dit jaar ook met de wetsevaluatie. Het is goed dat we over dit onderwerp in gesprek blijven met elkaar.
Ik ga naar de appreciatie van de zestien moties en zal proberen om daar kort doorheen te gaan. In de motie op stuk nr. 111 verzoekt mevrouw Van der Plas om onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren naar de sociale veiligheid van agrariërs in Nederland. Ik wil deze motie het oordeel "ontijdig" geven, omdat ik dit even moet doorgeleiden naar de collega van LVVN.
Dan de tweede motie van mevrouw Van der Plas.
De voorzitter:
Een ogenblik. Het oordeel "ontijdig" volgt meestal op een verzoek aan de indiener om de motie aan te houden. Dus ik ga toch even aan mevrouw Van der Plas vragen of zij de motie wil aanhouden, zodat er gelegenheid is om contact te hebben met uw collega van LVVN. Is mevrouw Van der Plas daartoe bereid?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
We hebben natuurlijk heel vaak in debatten dat er naar een andere bewindspersoon wordt verwezen. Maar dit is volgens mij het gebied van de minister van Binnenlandse Zaken; dat het woordje "veehouders" in de motie staat, wil nog niet betekenen dat het het pakkie-an is van de minister van LVVN. Als hier "ondernemers" had gestaan, weet ik niet of de minister had verwezen naar de minister van Economische Zaken. Volgens mij kan de minister gewoon een appreciatie vragen via de minister van LVVN als dat nodig is en dan voor dinsdag die motie appreciëren en een nieuw oordeel geven. Dat is mijn voorstel.
De voorzitter:
De motie wordt niet aangehouden. Het oordeel is dus op dit moment "ontijdig". Het is aan de minister om te bezien of zij nog voor de stemmingen dat contact kan hebben en een ander oordeel kan laten weten.
Minister Uitermark:
Ik zal daar mijn best voor doen, want ik vind dit een praktische oplossing. Ik zal dus gauw contact opnemen met de collega die het betreft. Ik sta er zelf positief tegenover, maar wil het wel eerst overleggen.
Dan de motie op stuk nr. 112. Deze motie verzoekt om de Autoriteit Persoonsgegevens advies te vragen over de casus waar het ACOI advies over heeft uitgebracht. Ik geef deze motie oordeel Kamer. Ik begrijp haar ook. Ik moet er wel bij zeggen dat het ertoe zou kunnen leiden dat de brief die ik nu voor de zomer heb toegezegd, enige vertraging oploopt, want ik zal dan hebben te wachten op het advies van de AP.
De motie op stuk nr. 113 wil ik samen de motie op stuk nr. 114 appreciëren. Het zijn twee inhoudelijk wat meer omvattende moties. Ik wil daar heel serieus naar kijken en kom er graag voor de zomer op terug in een brief. Ik wil hier dus het oordeel "ontijdig" geven. Het verzoek aan de indiener van de motie op stuk nr. 113 en de motie op stuk nr. 114 is dan om deze twee moties aan te houden.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas, bent u daartoe bereid? Ik zie dat dat nog niet zo is. Het oordeel over de motie op stuk nr. 113 en de motie op stuk nr. 114 is nu dus "ontijdig".
Minister Uitermark:
Dan de motie op stuk nr. 115. Dat is een motie van mevrouw Chakor. Zij vraagt de regering om zo snel mogelijk een plan van aanpak te presenteren dat gericht is op het terugbrengen van de afhandelingstermijn van de Woo-verzoeken bij ministeries richting de wettelijke norm van 42 dagen. In de kabinetsreactie op de Woo-invoeringstoets van juli vorig jaar is al een pakket met maatregelen gepresenteerd om de uitvoering van de Woo te verbeteren. Op dit moment wordt er op mijn ministerie hard gewerkt aan de uitwerking van deze maatregelen. Ik zie deze motie als een aanmoediging daarvan. In die zin kan ik haar oordeel Kamer geven.
Dan de motie op stuk nr. 116, ook van het lid Chakor, over het verbeteren van de informatiehuishouding: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 117 van het lid Chakor gaat over een pilot AI. Deze motie kan ik ook oordeel Kamer geven.
De motie op stuk nr. 118 van de heer Flach gaat over het openbaar maken van de naam van de verzoeker. Deze motie moet ik ontraden. Het is onwenselijk als namen van verzoekers openbaar worden gemaakt, want het uitgangspunt is dat persoonsgegevens worden gelakt. Daarbij zou openbaarmaking van namen ook een hogere drempel opwerpen voor het indienen van Woo-verzoeken, waarmee ook de transparantie en controleerbaarheid van de overheid onder druk kunnen komen te staan. Ik wil daar nog aan toevoegen dat ik wel oog heb voor misbruik. Dat heeft ook echt mijn aandacht. We kijken op dit moment ook naar misbruik van de Woo. Maar het is nu al zo dat een Woo-verzoek bij misbruik buiten behandeling kan worden gesteld. Dat wordt ook gedaan.
De heer Flach (SGP):
Ik begrijp de argumenten van de minister, maar daar zou ik graag een metafoor naast willen zetten. Demonstreren is ook een recht dat mensen mogen gebruiken. Dan treden ze op in de richting van iets wat ze onwenselijk vinden. Uw collega, de minister van Justitie, is ook bezig met een verbod op gezichtsbedekkende kleding. Dus als je ergens tegen demonstreert, willen we ook zien wie je bent. Zou die parallel niet door te trekken zijn naar deze wet?
Minister Uitermark:
Ik begrijp wat de heer Flach bedoelt. Ik werk overigens samen met de minister van JenV aan die begrenzing van het demonstratierecht. Ik vind ook dat bij elk recht vrijheden horen, maar die worden ook begrensd door verantwoordelijkheden. Ik snap die balans. "Balans" is ook een kernwoord dat ik in het debat steeds heb gebruikt. We moeten echt kijken naar een goede balans in de Woo, zeker ook als het gaat om emissiegegevens. Ik blijf voor dit moment wel bij de appreciatie "ontraden". Ik kan de vraag van de heer Flach om de begrenzing eens te verkennen wel betrekken bij de brief die ik nog aan de Kamer zal doen toekomen.
De voorzitter:
Op dit punt, de heer Van Waveren.
De heer Van Waveren (NSC):
Dat lijkt me een goede oplossing. Ik moet zeggen dat ik wel sympathie had voor de motie van de heer Flach, ook kijkend naar het voorbeeld van de Scandinavische landen. Die gaan heel ver in de openbaarmaking van bijvoorbeeld belastinggegevens, maar die kunnen alleen aangevraagd worden als de aanvrager ook openbaar wordt. Misschien kan de minister ook dat buitenlandse voorbeeld betrekken bij de beantwoording in de brief. Dat zou ik op prijs stellen.
Minister Uitermark:
Dat zeg ik graag toe. Dat lijkt me een goede suggestie.
Dan de motie op stuk nr. 119. Die gaat over het Verdrag van Tromsø. Ik zou het lid Flach in overweging willen geven om die aan te houden, want op dit moment is de motie ontijdig. De standpuntbepaling over het Verdrag van Tromsø zal ik betrekken bij de wetsevaluatie, die we eind van dit jaar starten, zodat die gewogen kan worden in de bredere context van knelpunten die spelen in de uitvoering van de Woo.
De voorzitter:
Is de heer Flach bereid te motie aan te houden?
De heer Flach (SGP):
Dat neem ik in overweging, voorzitter. Vooralsnog laat ik 'm even staan.
De voorzitter:
Dan is het oordeel: ontijdig.
Minister Uitermark:
Dan de motie op stuk nr. 120, van de leden Flach en Van der Plas. Die kan ik oordeel Kamer geven.
Dan de motie op stuk nr. 121, van de heer Van Waveren en de heer Buijsse. Die kan ik ook oordeel Kamer geven.
De motie op stuk nr. 122, van de heer Van Waveren en mevrouw Chakor, kan ik ook oordeel Kamer geven.
Dan de motie op stuk nr. 123, van de heer Van Waveren. Die kan ik ook oordeel Kamer geven. Ik wil daar wel bij zeggen dat ik echt groot voorstander ben van goed contact tussen Woo-verzoekers en -behandelaars. Ik kan me daarom ook vinden in het uitgangspunt dat binnen één week contact wordt opgenomen met verzoekers, tenzij dat echt niet haalbaar blijkt of geen meerwaarde heeft. Als in de motie "die termijn" wordt gewijzigd naar "de wettelijke termijn", dan kan ik 'm oordeel Kamer geven.
De heer Van Waveren (NSC):
Voor mij is het belangrijkste dan we eigenlijk niet willen dat er tot de laatste dag van de termijn gewacht wordt voordat eraan wordt gedacht dat een verzoek nog op de stapel ligt en dat er gebeld moet worden, want dan red je het niet om het binnen de termijn af te doen. Er zitten eigenlijk twee termijnen in de motie. De eerste gaat over het moment waarop je contact moet opnemen. De tweede zegt "tenzij het makkelijk binnen die termijn af te doen is". Als we die tweede nou veranderen naar "tenzij het makkelijk binnen de wettelijke termijn af te doen is", kom je op de wettelijke termijn. Die eerste termijn zou ik ook nog wel naar twee weken willen verschuiven. Maar ik zou het gek vinden om het onderdeel "contact opnemen" binnen de wettelijke termijn te doen als je weet dat pas op de laatste dag telefonisch contact opnemen niet meer gaat helpen om een besluit op tijd af te kunnen doen. Je moet snel bekijken en inschatten of iets veel tijd gaat kosten: "Moeten we overleggen? Moeten we hier verder mee gaan?" Dan kun je kijken hoe je met die termijn omgaat. Als je pas contact hoeft op te nemen op de laatste dag van de termijn, dan doen we het volgens mij niet goed.
Minister Uitermark:
Ik begrijp 'm zo dat er in ieder geval binnen één week contact wordt opgenomen, tenzij we aan het begin al zien dat we het binnen de wettelijke termijn kunnen afhandelen en dus echt afgerond kunnen krijgen. Dan bedoel ik dus niet dat we op de een-na-laatste dag voor het eerst bellen. Als je aan het begin weet dat je iets binnen de wettelijke termijn kunt afhandelen ... Als ik 'm zo mag begrijpen, kan ik 'm oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Dan zou ik de heer Van Waveren toch graag willen verzoeken om een gewijzigde versie van de motie in te dienen waarbij "die termijn" wordt veranderd in "de wettelijke termijn".
De heer Van Waveren (NSC):
We zullen van die laatste "termijn" dan "de wettelijke termijn" maken. Ja.
De voorzitter:
Ja? Met die wijziging krijgt 'ie oordeel Kamer. Anders noemen we 'm maar even "ontijdig".
De heer Van Waveren (NSC):
Die zullen we insturen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Even terug naar de motie op stuk nr. 120. Die krijgt oordeel Kamer van deze minister. Daar ben ik oprecht verbaasd over. Deze motie problematiseert namelijk het recht op informatie van burgers — het adviescollege zegt daarover: dit is iets heel belangrijks en fundamenteels binnen het recht — op basis van verwijzingen naar bedreigingen van boeren. Het adviescollege zegt daarover: die zaken staan totaal los van elkaar. Daar moet je dus niet in meegaan. Deze motie gaat daar wel in mee en vraagt eigenlijk om een verslapping van het informatierecht van onze burgers. Ik wil daar toch echt een verklaring van de minister over. Maar ik wil natuurlijk het liefst dat ze hier echt op terugkomt.
Minister Uitermark:
Met het oog op de snelheid en het aantal debatten van vandaag, ging ik er een beetje snel doorheen. Maar die toelichting kan ik zeker geven. Ik heb op dit moment geen aanwijzingen voor het idee dat het begrip in Nederland wordt opgerekt. Het begrip "emissiegegevens" moet volgens het Verdrag van Aarhus, de milieu-informatierichtlijn en de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie breed worden uitgelegd, maar desalniettemin zijn wij als kabinet wel bereid om in gesprek te gaan met andere lidstaten om te onderzoeken in hoeverre er steun is voor het idee om de reikwijdte van het begrip "emissiegegevens" in de milieu-informatierichtlijnen zo af te bakenen dat woonadressen kunnen worden uitgezonderd. Als ik de motie zo kan interpreteren, geef ik 'm oordeel Kamer. Ik zal daarover ook in contact treden met mijn collega van IenW. Die is beleidsmatig verantwoordelijk voor de richtlijn.
De voorzitter:
Dat roept weer een reactie op van de heer Flach.
De heer Flach (SGP):
Misschien is die regel ooit daarom wel bedacht. Ik vind dit wel problematisch. We hebben een debat gehad; mijn collega kon daar om moverende redenen niet bij zijn. Dat kan. Maar nu gaan we het debat overdoen. Dat vind ik problematisch. De minister geeft oordeel Kamer. Daar komen we nu op terug; nu komt er alsnog een soort interpretatie bij. Ik vind dat eerlijk gezegd een problematische volgorde. Volgens mij voeren we het debat in de commissie en hebben we hier het tweeminutendebat. Dat debat gaan we hier deels overdoen. Als dat er dan toe leidt dat men terugkomt op eerder uitgesproken oordelen, dan vind ik dat echt problematisch.
De voorzitter:
Ja, dat snap ik op zich, maar het lid Kostić heeft toestemming gekregen om mee te doen aan het debat. De minister gaat over haar eigen woorden. Zij geeft nu die toelichting; die kan ik ook niet meer terugnemen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik vraag — en dat is mijn recht als Kamerlid — om een toelichting op het oordeel omdat zaken in mijn ogen niet met elkaar rijmen. De minister legt 'm nu inderdaad heel anders uit dan datgene wat in de motie staat. Ik ben dus ook benieuwd of de indiener van de motie akkoord gaat met de interpretatie van de minister.
De heer Flach (SGP):
De motie is zoals ik 'm heb ingediend. Daar heeft de minister oordeel Kamer op gegeven. Ik breng 'm als zodanig in stemming. Als daar later dan weer een andere interpretatie of appreciatie op komt, neem ik daar kennis van, maar daar hoef ik volgens mij niet zo veel mee.
De voorzitter:
Dan moet ik aan de minister vragen of het feit dat de heer Flach aangeeft dat hij de motie interpreteert als de tekst die in het verzoek staat, haar oordeel verandert.
Minister Uitermark:
Ik zei het net ook al: gelet op de tijd en de vier debatten van vanavond, ben ik er wat sneller doorheen gegaan. Even los van de interventie van het lid Kostić: dit was mijn antwoord geweest als ik dat helemaal had voorgelezen. Het gaat om het volgende. Ik begrijp de gedachte. We hebben hier intensief aandacht aan besteed in het debat, juist specifiek aan de emissiegegevens en de problemen die die opleveren als het gaat om woonadressen van boeren. Ik heb aangegeven hoe ik daar zelf tegen aankijk en dat we echt goed moeten kijken naar een balans. Vanuit de discussie die we in het debat met elkaar hebben gevoerd, geef ik de motie nu oordeel Kamer. Daarmee geef ik dus ook aan dat we echt als kabinet bereid zijn om in gesprek te gaan met andere lidstaten om te gaan onderzoeken in hoeverre daar ook steun is om de reikwijdte van het begrip "emissiegegevens" in de milieu-informatierichtlijnen verder af te bakenen. Het gaat mij dus met name om die woonadressen. Ik vind een woonadres echt een bijzonder soort gegeven.
De voorzitter:
Daarmee blijft het oordeel staan: oordeel Kamer. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 124.
Minister Uitermark:
De motie op stuk nr. 124 van de heer Deen. Ik wil eerst zeggen dat ik het punt dat wordt gemaakt erken. Een dwangsom leidt niet altijd tot snellere besluitvorming, bijvoorbeeld omdat een heel omvangrijk verzoek is en de beperkte ambtelijke capaciteit maakt dat er niet tijdig kan worden beslist. Tegelijkertijd is een dwangsom wel een belangrijk middel om een bestuursorgaan ertoe te bewegen om op tijd een besluit te nemen. Het geeft tanden aan een verzoeker die tegenover de overheid staat en daarmee is het een belangrijke waarborg. Ik zou het onwenselijk vinden als die waarborg weg zou vallen en daarom ontraad ik deze motie.
De heer Deen (PVV):
Ik hoor de minister zeggen dat het wel een belangrijk middel is, maar het is geen effectief middel. Dat zeg ik niet alleen. Dat zegt ook een groot deel van de samenleving, onder wie ook juristen en journalisten. Zelfs specialisten binnenlands bestuur zijn die mening toegedaan. Dus ik begrijp niet zo goed waarom deze motie ontraden wordt en niet gewoon oordeel Kamer kan krijgen. Ik breng 'm sowieso in stemming, maar ik zou het fijn vinden als zij oordeel Kamer kan krijgen van deze minister gezien het belang en ook hoe dit item leeft bij een groot deel van de samenleving.
Minister Uitermark:
Het afschaffen van een dwangsom gaat echt heel erg ver. Dat doe ik niet. Dat vind ik ook niet wenselijk. Maar ik ben niet voor niks begonnen met te erkennen dat een dwangsom niet altijd leidt tot snellere besluitvorming. Aan de andere kant wil je een verzoeker ook niet tandeloos tegenover een overheid zetten. Ik denk dat dit punt wel iets is wat we mee kunnen nemen in de evaluatie van de wet die we eind dit jaar starten. Dus dat kan ik hier wel toezeggen.
De voorzitter:
Maar het oordeel blijft ontraden?
Minister Uitermark:
Het oordeel blijft ontraden, omdat het hier echt gaat over afschaffen.
Dan de motie op stuk nr. 125. Het lid Kostić vraagt om niet meer beperkingen van toegang tot overheidsinformatie en dus de Woo niet verder in te perken. Die moet ik ontraden. De doelstellingen van Woo, zoals maatschappelijke controle ten behoeve van bijvoorbeeld dierenwelzijn, staan voor het kabinet niet ter discussie, maar tegelijkertijd moeten we constateren dat de uitvoering van de Woo op onderdelen knelt. Dat moeten we echt verbeteren. Ik wil echt gaan kijken hoe we de privacy van burgers, zoals adresgegevens van boeren, beter kunnen beschermen. Daarnaast start ook nog eind dit jaar dus die wetsevaluatie. Ik kan op dit moment dan ook niet uitsluiten dat naar aanleiding daarvan aanpassingen van het wettelijk kader nodig zijn. Dus daarom ontraad ik deze motie.
En dan de laatste motie, de motie op stuk nr. 126, ook van het lid Kostić. Die moet ik ook ontraden.
Dan is er nog een vraag. Het lid Kostić heeft ook gevraagd hoe ik kijk naar het bemiddelingsadvies van het ACOI en of ik in gesprek ga met mijn collega, de minister van LVVN. Dat advies is gericht aan de minister van LVVN. Het is ook aan haar om dit te betrekken in verdere besluitvorming. Zij zal nog apart reageren op het bemiddelingsadvies en ik wil daar nu niet op vooruitlopen. Ik wil wel benadrukken dat het aan elk bestuursorgaan is om binnen de kaders van het bestuursrecht de zienswijzeprocedure zorgvuldig in te vullen. Ik heb in het debat aangegeven, toegezegd dat ik het ACOI zo nodig nog om aanvullend advies zal vragen. Wij bekijken op dit moment het ACOI-bemiddelingsadvies. We zien dus of dit aanvullend advies nog nodig is.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we aan het eind gekomen van dit tweeminutendebat.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Op 27 mei, volgende week dinsdag, gaan we stemmen over de ingediende moties.