Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 680 Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met het niet indexeren van de maximum uurprijs over het berekeningsjaar 2026
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 13 februari 2025
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend
onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen
van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende
door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het
wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
I
Algemeen
1
1.
Inleiding
2
2.
Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
5
3.
Inkomenseffecten
8
4.
Financiële gevolgen voor het Rijk
12
5.
Overige gevolgen
12
6.
Regeldrukeffecten
13
7.
Uitvoering
13
8.
Evaluatie
15
9.
Consultatie
15
10.
Inwerkingtreding
16
I Algemeen
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Volgens deze leden is dit voorstel uiterst
onverantwoord en ondoordacht. De inflatie is hoog, de kosten voor kinderopvang stijgen
en de regering bezuinigt op de kinderopvangtoeslag, waardoor de rekening voor ouders
fors oploopt. Deze leden zijn van mening dat de kinderopvang slecht betaalbaar en
ontoegankelijk wordt, met name voor mensen met een lager inkomen en middeninkomen.
Deze leden vragen de regering om dit wetsvoorstel te heroverwegen.
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Deze leden stellen
vast dat dit wetsvoorstel rechtstreeks voortkomt uit de afspraken die zijn gemaakt
in het Hoofdlijnenakkoord. In dit akkoord is afgesproken om door te gaan met het door
het vorige kabinet ingezette voornemen om de kinderopvang «bijna» gratis te maken
en met het traject om over te gaan tot instellingsfinanciering. Als bezuinigingsmaatregel
is tevens afgesproken om de maximum uurprijs voor de vergoeding van kinderopvang in
2026 voor 1 jaar eenmalig niet te indexeren. Deze bezuinigingsmaatregel wordt met
de wijziging van onderhavig wetsvoorstel geregeld.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel waarin de regering voornamelijk ouders
met lage inkomens op hoge kosten jaagt, met als gevolg verminderde arbeidsparticipatie,
toenemende kansenongelijkheid en een slechtere economische positie van vrouwen. In
een tijd waarin zoveel sectoren zoals de zorg, het onderwijs en de techniek kampen
met gigantische arbeidsmarkttekorten moet meer werken meer lonen. Dit kabinet kiest
er helaas voor om te zorgen dat werkende ouders juist minder overhouden en bewogen
worden om juist minder te gaan werken. Deze leden zijn tegen deze onzalige afstraffing
van werkende Nederlanders.
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet kinderopvang in verband
met het niet indexeren van de maximum uurprijs over het berekeningsjaar 2026. Over
het wetsvoorstel hebben deze leden enkele opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de wet in verband met het niet-indexeren van de maximum
uurprijs over het berekeningsjaar 2026. Reeds in het Belastingplan zijn deze leden
kritisch geweest op dit voorstel vanwege de grote gevolgen voor lage inkomens. Deze
leden uiten nogmaals hun zorgen bij deze bezuinigingsmaatregel. Zij vragen hoe de
regering deze maatregel rijmt met zorgen die zij tegelijkertijd uitspreken over hoge
inflatie en of mensen met lage inkomens nog voldoende rond kunnen komen.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben daarover enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben nog enkele vragen.
1. Inleiding
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen waarom de verplichte indexatie, zoals beschreven in artikel 1.9, eerste lid,
van de Wet kinderopvang, niet meer nodig wordt geacht. Deze leden wijzen op de memorie
van toelichting waarin staat dat indexatie ervoor zorgt dat de kinderopvangtoeslag
in de pas blijft lopen met de loon- en prijsontwikkeling. Deze leden vinden dat het
argument van de regering rondom houdbare overheidsfinanciën daarom geen hout snijdt,
zoals ook de Raad van State aangaf.
Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hoe het wetsvoorstel zich
verhoudt tot de doelen en uitgangspunten van het kinderopvangstelsel. Deze leden constateren
dat de Raad van State zich niet overtuigd toont van de gekozen maatregel.
De leden van de GroenLinks-PvdA fractie hebben enkele vragen over hoe de hoogte van
de uurtarieven die worden vergoedt via de kinderopvangtoeslag zich verhoudt tot de
(gemiddelde) uurtarieven die kinderopvangorganisaties rekenen. Deze leden vragen naar
een historisch en cijfermatig overzicht van de ontwikkeling van beide.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben hierover ook een aantal gerelateerde
vragen. Deze leden vragen de regering hier op elke vraag afzonderlijk in te gaan,
zodat de verschillende effecten uit elkaar gehouden kunnen worden.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen om in te gaan op de hoogte van de indexatie
en wanneer van de standaardmethode van indexatie is afgeweken. Deze leden vragen daarom
ook om een overzicht van hoe hoog de standaard indexatie zou moeten zijn en met welk
percentage er daadwerkelijk is geïndexeerd.
Voorts vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie wat de effecten zijn geweest
van de verschillende aangenomen moties en amendementen uit de Kamer om de kinderopvangtoeslag
te verhogen, zoals de motie Klaver-Kuiken1 en het amendement Van der Lee c.s.2. Deze leden vragen de regering duidelijk in tekst en in grafiek weer te geven hoe
deze voorstellen hebben bijgedragen aan het verkleinen van het verschil tussen de
uurtarieven uit de kinderopvangtoeslag en de (gemiddelde) uurtarieven die kinderopvangorganisaties
rekenen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen om daarna weer te geven welk gat er
door het voorliggende wetsvoorstel ontstaat tussen de uurtarieven uit de kinderopvangtoeslag
en de (gemiddelde) uurtarieven die kinderopvangorganisaties rekenen. Deze leden willen
ook weten welk deel van het aangenomen amendement Van der Lee c.s. teniet gedaan wordt
door de voorliggende wet.
Daarom vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie ook om de budgettaire reeks
voor de kinderopvangtoeslag uit het amendement Van der Lee c.s. weer te geven en af
te zetten tegen de budgettaire reeks uit de voorliggende wet.
Ook vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie de regering te bevestigen dat het
aangenomen dekkingsamendement voor de verhoging van de kinderopvangtoeslag, amendement
Van der Lee c.s.3, voor een deel in stand is gebleven, maar dat er ook een deel van de dekking wordt
teruggedraaid.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben ook enkele vragen over de manier waarop
afwijkende indexaties in het verleden tot stand zijn gekomen. Deze leden vragen hoe
dit wetsvoorstel zich verhoudt tot de besluiten om in het verleden af te wijken van
de reguliere indexatie. Deze leden vragen waarom daar geen wetsvoorstel voor nodig
is geweest.
De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de regering het eenmalig niet-indexeren passend
acht omdat er in het recente verleden grote intensiveringen in de kinderopvangtoeslag
zijn gedaan. Deze leden vinden dit een boude stelling, omdat het betreffende amendement4 waarin de verhoging van de kinderopvangtoeslag geregeld werd juist beoogde middeninkomens
te ondersteunen wegens de toenemende verschillen tussen de daadwerkelijke kosten voor
kinderopvang en de toeslag die zij ontvingen. Daarmee waren de voorgenoemde intensiveringen
een reparatie, omdat de tarieven uit de pas zijn gaan lopen met de toeslag. De regering
kiest er nu bewust voor om de tarieven meer uit de pas te laten lopen, waarmee het
werkende ouders op kosten drijft. Stelt de regering inderdaad dat in de vorige kabinetsperiode
grote inspanningen zijn gedaan om meer werken meer te laten lonen voor werkende ouders
en dat het huidige kabinet daarop terugkomt? Onderschrijft de regering dat de reeds
genoemde intensiveringen juist een reparatie waren en dat het onwenselijk is om deze
reparatie voor de helft ongedaan te maken?
De leden van de D66-fractie merken bovendien op dat de regering stelt dat werkende
ouders met een kleine portemonnee profiteren van het nieuwe stelsel. Deze leden vragen
in hoeverre dat daadwerkelijk opgaat als deze ouders 1.000 euro per jaar meer moeten
betalen aan kinderopvang, minder of niet gaan werken en daardoor helemaal niet profiteren
van het nieuwe stelsel.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering het niet-indexeren in 2026 passend acht in het kader van houdbare
overheidsfinanciën. Deze leden vragen of deze maatregel ook het gevolg is van het
terugdraaien van de meeste onderdelen van het amendement dat ter dekking werd ingediend
van de maximumuurprijs in de kinderopvang. Los van deze dekking, vragen zij hoe de
regering aankijkt tegen de doelstelling van de extra verhoging van de maximum uurprijs
in 2024, die bedoeld was om de maximum uurprijs meer in lijn te brengen met de werkelijke
uurtarieven, en of de regering deze doelstelling niet steunt. De verschillen tussen
de maximum uurprijs en werkelijke tarieven leiden er immers toe dat de eigen bijdrage,
met name in grote steden, relatief hoog is. Vanzelfsprekend heeft dat een groter effect
op mensen met een lager inkomen. Deze leden wijzen ook op het commentaar van de Raad
van State, die aangeeft dat kinderopvang zo juist voor lage inkomens minder betaalbaar
en toegankelijk wordt, terwijl kinderopvang juist voor deze ouders en kinderen van
grotere toegevoegde waarde kan zijn. Deze leden vragen ook of het een principiële
keuze van de regering is om voordelen van de intensiveringen in kinderopvang meer
neer te willen laten slaan bij middeninkomens dan bij lage inkomens.
De leden van de ChristenUnie-fractie achten de voorgestelde bezuiniging een gemakkelijk gemaakte keuze om de begroting
te dichten. Deze leden zien liever dat de regering échte keuzes maakt voor het dichten
van de begroting. Bovendien zorgt dit wetsvoorstel voor zeer inconsistent beleid aangaande
de hoogte van de maximumuurprijzen. Dit draagt niet bij aan het vertrouwen dat mensen
hebben in de overheid en zorgt, in combinatie met de belofte van goedkope kinderopvang,
voor verwarring en onduidelijkheid bij huishoudens. Deze leden hebben over het wetsvoorstel
enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat Raad van State stellen dat de kinderopvang
door dit wetsvoorstel voor ouders met een laag inkomen minder betaalbaar en toegankelijk
wordt. De leden van de ChristenUnie-fractie sluiten zich aan bij de kritiek van de
Raad van State dat uit de toelichting niet overtuigend blijkt waarom is gekozen voor
deze maatregel en dat er geen andere maatregelen bestaan die minder belastend zijn
voor ouders met een laag inkomen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering
nader te motiveren waarom voor een bezuiniging op de kinderopvang, en indirect een
bezuiniging op de laagste inkomens is gekozen. Welke alternatieve bezuinigingsmogelijkheden,
binnen en buiten de begroting van SZW, zijn overwogen? Waarom is uiteindelijk gekozen
voor deze bezuinigingsoptie, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.
2. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen naar een onderbouwing van de vermeende indexatie die volgens het wetsvoorstel
3,76% bedraagt. Deze leden vragen of deze gebaseerd is op de Macro Economische Verkenning
(MEV-)raming van het Centraal Planbureau (CPB) en of het klopt dat de daadwerkelijke
indexatie op basis Centraal Economische Plan (CEP-)raming wordt gebaseerd. Deze leden
vragen of de regering kan toezeggen het daadwerkelijke percentage aan de Kamer te
doen toekomen als de CEP is gepubliceerd, tezamen met een budgettaire inschatting.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of er ook alternatieven zijn overwogen
om het bedrag van 254 miljoen euro op te halen, buiten de kinderopvang. Deze leden
vragen in dit verband naar het dekkingsamendement van der Lee c.s. Deze leden vragen
of de regering heeft overwogen de verhoging van box 2 niet terug te draaien of de
inkoopfaciliteit dividendbelasting in te voeren. Deze leden vragen om een reflectie
voor welke groepen de regering opkomt door het niet indexeren van de kinderopvangtoeslag
in 2026, ten opzichte van het terugdraaien van deze onderdelen van het dekkingsamendement.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben tevens enkele vragen over de evaluatie
van de indexatiemethodiek. Deze leden vragen of het besluit om de kinderopvangtoeslag
in 2026 niet te indexeren ook wordt betrokken bij deze evaluatie.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat de regering in bepaalde zinsneden
in de memorie van toelichting zinspeelt op een relatie tussen de hoogte van de kinderopvangtoeslag
en de uurprijzen van kinderopvangorganisaties. Deze leden vragen of er bewijs is voor
deze relatie en of deze vraag terugkomt bij de evaluatie van de indexatiemethode.
Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie of de regering zich wil inzetten
om de maximum uurprijs in 2026 alsnog te indexeren, gezien de memorie van toelichting
aangeeft dat aanpassing niet wordt uitgesloten. Deze leden vragen de regering te bevestigen
dat dit geen dode letter is.
De leden van de NSC-fractie zijn met deze eenmalige maatregel voor de duur van één jaar akkoord gegaan, omdat
de betaalbaarheid van de kinderopvang met de voorgenomen maatregelen voor veel ouders
de komende jaren structureel sterk zal toenemen. Deze leden gaan er daarbij van uit
dat de tarieven die de kinderopvangorganisaties in rekening brengen, niet veel hoger
zijn dan de maximum uurprijs waar het Rijk de kinderopvangtoeslag voor ouders op baseert.
Deze maatregel mag er in de ogen van deze leden niet toe leiden dat dit ten koste
gaat van ouders met een laag inkomen. Zij vragen de regering hierop te reageren. Hoe
groot acht de regering dit risico en welke maatregelen neemt de regering om eventuele
structurele negatieve effecten van dit wetsvoorstel voor ouders met een laag inkomen
te voorkomen? Welke ontwikkelingen verwacht de regering van de tariefstijgingen voor
de Kinderopvang in 2026? Zijn hier met de sectoren gesprekken over gevoerd en zijn
er afspraken gemaakt over het bevriezen dan wel dempen en dus maximeren van het tarief
dat kinderopvangorganisaties mogen vragen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de D66-fractie lezen dat er een zogenaamde brede politieke afweging is gemaakt met betrekking tot
de overheidsfinanciën en er daarom gekomen is tot een harde bezuiniging op de kinderopvang.
Kunnen deze leden concluderen dat de financiën van werkende ouders dus de sluitpost
zijn gebleken van de begroting? Of is de regering toch bereid om andere dekking te
zoeken dan werkende ouders op extra kosten te jagen? Deze leden vragen welke afweging
er gemaakt is om dit bedrag op te halen buiten de kinderopvang en op een manier die
niet ten koste gaat van de arbeidsparticipatie van ouders, de economische zelfstandigheid
van vrouwen en de kansengelijkheid van kinderen.
De leden van de BBB-fractie hebben de in de memorie van toelichting gepresenteerde alternatieven bestudeerd. Hierbij
hebben deze leden vastgesteld dat bij alternatief 1 (verlagen van alle vergoedingspercentages)
de totale geraakte populatie huishoudens groter is dan met het voorgenomen niet-indexeren.
Ook achten deze leden het tweede alternatief onwenselijk omdat ouders in de toekomst
geconfronteerd zouden kunnen worden met terugvorderingen door inkomensstijgingen.
Tot slot zien zij dat het derde alternatief (de toetsingsinkomens voor de kinderopvangtoeslag
niet indexeren) niet aansluit bij het voornemen om over te gaan op een inkomensonafhankelijke
vergoeding voor kinderopvang, en dat dit alternatief daarom alleen incidentele besparingen
oplevert, terwijl een structurele besparing nodig is.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering alternatieve opties, namelijk verlagen van het vergoedingspercentage
voor hogere inkomens of niet-indexeren van het toetsinkomen, afserveert vanwege de
invoering van de gratis kinderopvang, die dit als dekking incidenteel zou maken. Deze
leden zijn echter wel voorstander van het vinden van de dekking in deze alternatieven
omdat de last op die manier meer naar draagkracht wordt verdeeld. Ten aanzien van
het incidentele karakter, vragen de leden van de CDA-fractie hoe de regering kijkt
naar de haalbaarheid op korte termijn van een inkomensonafhankelijk stelsel, vanwege
de grote krapte in de kinderopvangbranche. Kinderopvangorganisaties, brancheverenigingen,
Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), CPB, CNV en vele andere partijen geven immers
aan dat de plannen voor gratis kinderopvang onhaalbaar zijn, omdat deze geen oog hebben
voor het tekort aan plekken en personeel in de kinderopvang, noch voor de kwaliteit
van de kinderopvang. Ook vrezen deze leden dat gratis kinderopvang daardoor kan leiden
tot verdringing van juist de mensen met een lager inkomen voor wie de kinderopvang
moeilijker te betalen is bij stijgende marktprijzen. Zij vragen waarom de regering
het verstandig acht een plan door te voeren, wat zo evident onhaalbaar en risicovol
is. Ook vragen zij of de regering het niet onverstandig vindt om de lagere inkomens
op basis van deze plannen dubbel te raken, door ook de maximumuurprijs te bevriezen,
wat de verdringingseffecten versterkt. Deze leden vragen of de regering bereid is
naar de praktijk te luisteren, en de huidige route voor invoering van de gratis kinderopvang
te heroverwegen. Ook vragen deze leden of de regering nogmaals in gesprek wil treden
met alle sectorpartijen over een beter plan, zowel vanuit het perspectief van het
kind, als van de werkende ouder, die gebaat zijn bij beschikbare, betaalbare en kwalitatieve
kinderopvang.
De leden van de SGP-fractie vragen de regering toe te lichten welke eerdere investeringen in het recente verleden
in de kinderopvangtoeslag zijn gedaan en wat de reden was voor deze investeringen.
De leden van de SGP-fractie vragen of naast bezuinigingsopties op het domein van de
kinderopvang ook nog andere alternatieven zijn overwogen, en waarom daar niet voor
is gekozen.
De leden van de SGP-fractie lezen dat ook is overwogen de vergoedingspercentages voor
de hogere inkomens te beperken, maar dat dit niet mogelijk zou zijn gelet op het inkomensonafhankelijke
karakter van het nieuwe stelsel. Kan de regering dit nader toelichten? En is zij met
deze leden van mening dat nog niet vooruit kan worden gelopen op een nieuw stelsel
waarvan de uitwerking en invoering nog niet definitief is vastgesteld?
De leden van de SGP-fractie vragen de regering wat de reden is dat de wetgever er
niet voor heeft gekozen een mogelijkheid in de wet op te nemen om af te zien van jaarlijkse
indexatie. Wat zegt dat volgens de regering?
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het een grote omissie dat in de memorie van toelichting geen cijfermatige
onderbouwing en uitgebreide toelichting wordt gegeven op de omvang van het aantal
ouders dat geraakt wordt door dit wetsvoorstel. Deze leden vragen de regering hier
uitgebreid op in te gaan. Hoeveel ouders (zowel absoluut als in verhouding) betalen
nu al een hoger tarief dan het maximale uurtarief? Hoe is de verwachting dat deze
cijfers na invoering van dit wetsvoorstel zal zijn? Hoe hebben deze cijfers zich de
afgelopen jaren, na de investering in 2024, zich ontwikkeld? Welke informatie is bij
de regering bekend over verdeling van deze groep ouders over de diverse inkomensgroepen?
Dit wetsvoorstel maakt voor de leden van de ChristenUnie-fractie duidelijk dat er
grote noodzaak tot prijsregulering van tarieven in de kinderopvang is. Wat is de visie
van de regering op dit onderwerp? Is de regering voornemens om bij de verdere verhoging
van de vergoedingspercentages te kiezen voor (een vorm van) prijsregulering? Zo nee,
waarom niet?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat in 2024 de maximum uurprijzen
verhoogd zijn met 508 miljoen euro. Ouders profiteren pas van het verhogen van kinderopvangvergoedingen
wanneer de uurprijzen van de opvang niet veel harder stijgen dan de vergoeding stijgt.
Met de aankomende grote investeringen in de kinderopvang is het zeer aannemelijk dat
de prijzen in de kinderopvang zullen stijgen (gezien het tekort aan beschikbare kinderopvangplekken),
terwijl de kosten van kinderopvang deze prijsstijgingen niet rechtvaardigen. De regering
ziet dit risico ook, verwoord in paragraaf 5 van de memorie van toelichting. Deze
leden zien dit als een zeer onwenselijk maar ook te vermijden risico. Prijsregulering
is daar namelijk een antwoord op. Met prijsregulering wordt geborgd dat de kinderopvang
daadwerkelijk betaalbaar wordt voor alle inkomens en wordt voorkomen dat kinderopvang
enkel toegankelijk wordt voor ouders met een ho(o)g(er) inkomen. Deze leden vragen
de regering hier uitgebreid op te reflecteren.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de memorie van toelichting: «Indien
de kinderopvangtoeslag altijd over het werkelijke uurtarief zou worden uitgekeerd,
zou een prikkel kunnen ontstaan voor kinderopvangorganisaties om hun tarieven steeds
verder te verhogen.» Voor deze leden is dit hét argument om, in aanloop naar het nieuwe
stelsel, prijsregulering toe te passen. Ziet de regering dit ook zo? Zo nee, waarom
niet?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering in hoeverre zij vindt dat
de maximum uurprijs moet aansluiten bij de daadwerkelijke tarieven die ouders betalen.
Deze leden vragen aanvullend wat volgens de regering een goede graadmeter is in hoeverre
de maximumuurprijzen toereikend zijn. Hoeveel procent van de ouders moet een kinderopvangplek
kunnen vinden binnen het maximumuurtarief?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering en de verantwoordelijk Staatssecretaris
(VVD) te reageren op het plan van de Tweede Kamerfractie van de VVD («Agenda voor
werkend Nederland») om de vergoedingspercentages te verhogen voor werkende middeninkomens.
Hoe verhoudt dit wetsvoorstel van de regering zich tot dat voorstel van de VVD Tweede
Kamerfractie?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering ook in hoeverre het plan van
de VVD om de vergoedingspercentages voor werkende middeninkomens te verhogen realistisch
en haalbaar is.
De leden van de ChristenUnie-fractie missen in de opgesomde alternatieven een prijsakkoord
met kinderopvangorganisaties. De afgelopen jaren is fors geïnvesteerd in kinderopvang,
zoals de regering ook stelt. Deze leden zien het als zeer kansrijk, zeker in aanloop
naar het nieuwe vergoedingsstelsel, om een akkoord met kinderopvangorganisaties te
sluiten over de ontwikkeling van de uurprijzen de komende jaren. Deze leden vragen
of de regering een dergelijk akkoord ook kansrijk acht en verzoekt deze optie in overweging
te nemen en hierop te reageren.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat het alternatief van het verlagen van
alle vergoedingspercentages een kleiner negatief inkomenseffect oplevert dan het niet-indexeren.
Deze leden vragen de regering dit (cijfermatig) concreet te maken aan de hand van
voorbeeldhuishoudens.
Het aantal geraakte huishoudens is met alternatief 1 groter dan met het voorgenomen
niet-indexeren. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering dit cijfermatig
te onderbouwen.
3. Inkomenseffecten
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben grote zorgen over de manier waarop dit voorstel is doorgerekend. Deze leden
merken op dat de gevolgen van de maatregel om in 2026 niet te indexeren niet duidelijk
in kaart zijn gebracht, terwijl (uit de memorie van toelichting en commentaren van
de sector) wel duidelijk is dat het gaat om grote inkomensgevolgen, met name voor
lagere en middeninkomens. Deze leden vragen de onderstaande vragen over de inkomensgevolgen
te beantwoorden, aangezien zij van mening zijn dat deze informatie cruciaal is voor
het vervolgen van het wetstraject.
Ook vragen de leden van GroenLinks-PvdA-fractie de regering hoe zij het goed bestuur
vinden dat deze maatregel genomen is, zonder dat deze informatie op tafel lag.
Tevens vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie waarom de inkomenseffecten zo
slecht in kaart zijn gebracht. Deze leden merken op dat er in het verleden wel inkomensplaatjes
zijn gemaakt als het gaat om de effecten van niet-indexeren. Deze leden vinden het
feit dat de precieze inkomenseffecten verschillen door de verschillende uurtarieven
van organisaties geen argument om de inkomenseffecten niet in kaart te brengen. Zij
zijn het natuurlijk eens dat dit zo is, maar tegelijkertijd zijn de gemiddelde uurtarieven
bekend en zou het kabinet ook kunnen rekenen op basis van onderbouwde aannames, met
bijvoorbeeld een lage of hoge variant. In het verleden is bijvoorbeeld inzicht gegeven
in de inkomenseffecten van het verhogen van de indexatie.5
Dat roept bij de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie de vraag op hoe besluitvorming
over dit onderwerp tot stand is gekomen. Deze leden vragen hoe lang het heeft geduurd
voordat op dit onderwerp een beslissing is gekomen en welke informatie er toen op
tafel lag. Ook vragen deze leden of de regering van mening is dat dit voldoende tijd
is geweest om een goed oordeel te vellen. Ook vragen deze leden of de regering van
mening is dat alle relevante informatie op tafel lag voor dit besluit.
De leden van de van de GroenLinks-PvdA-fractie willen meer inzicht in de inkomenseffecten
van verschillende groepen, en de omvang van verschillende groepen. Zo gaat de memorie
van toelichting in op verschillende groepen, namelijk de groep die kinderopvang afneemt
met een uurtarief onder de maximum uurprijs, de groep ouders die kinderopvang afneemt
met een uurtarief boven de maximum uurprijs en de groep ouders die kinderopvang afneemt
waarbij het uurtarief door niet indexeren boven de maximum uurprijs uitkomt (terwijl
dit anders niet het geval zou zijn). Deze leden vragen de regering om de omvang van
deze groepen (en andere relevante groepen) in absolute aantallen te kwantificeren.
Voorts vragen de leden van de van de GroenLinks-PvdA-fractie om de inkomenseffecten
voldoende door te rekenen. Deze leden vragen in eerste instantie om een doorrekening
van de effecten van niet-indexeren in 2026 voor verschillende voorbeeldhuishoudens,
zoals in tabel 132 van de Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW-)begroting 2025. Deze
leden vragen om dit effect te isoleren van de maatregelen die mogelijk gelijktijdig
in 2026 genomen worden, zoals indexeren van de inkomensgroepen of het aanpassen van
vergoedingspercentages.
Daarnaast vragen de leden van de van de GroenLinks-PvdA-fractie om ditzelfde effect
zichtbaar te maken in de gebruikelijke boxplots, zodat ook iets te zeggen is over
de spreiding van de inkomenseffecten. Deze leden vragen om een overzicht zoals figuur
8 uit de SZW-begroting 2025.
Ook vragen de leden van de van de GroenLinks-PvdA-fractie om een visuele weergave
van de inkomenseffecten voor verschillende inkomensgroepen, tot 150 duizend euro per
jaar. Deze leden vragen om deze in kaart te brengen voor drie voorbeeldgezinnen, namelijk
een gezin met 1 kind (gemiddelde afname kinderopvang (KDV)), 2 kinderen op de opvang
(gemiddelde afname BSO en KDV) en 2 kinderen op de opvang (twee keer gemiddelde afname
KDV). Ook hier vragen deze leden naar het geïsoleerde effect van het niet indexeren
in 2026, dus los van de maatregelen die mogelijk gelijktijdig in 2026 genomen worden.
De leden van de van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen naar mogelijk flankerend beleid
voor mensen met lage- en middeninkomens. Deze leden willen weten welke opties er zijn
overwogen en wat de voor- en nadelen zijn van deze opties. Ook vragen deze leden de
regering op welke maatregelen «brede toegankelijkheid tot kinderopvang en voorschoolse
educatie» precies doelt.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen om deze inkomenseffecten te herzien
als de daadwerkelijke indexatie op basis van de laatste CPB-raming bekend is en deze
dan naar de Kamer te sturen, zodat de Kamer weet welke daadwerkelijke effecten er
optreden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat door het nieuwe financieringsstelsel de financiering van kinderopvang voor
werkende ouders eenvoudiger wordt, hen meer zekerheid biedt en het risico op terugvorderingen
wegneemt. Hoe ziet dit er uit voor huishoudens met een middeninkomen? Wat zijn de
effecten op de marginale druk?
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar de ontwikkelingen in het vergoeden
van kinderopvang in recente jaren. Kan de regering uiteenzetten wat de ontwikkeling
van de maximale uurprijzen in de laatste vijf jaar was? Hoeveel geld is er sindsdien
extra in kinderopvangtoeslag geïnvesteerd? En hoeveel extra geld is er voor de komende
jaren begroot?
De leden van de VVD-fractie hechten waarde aan de koopkrachteffecten van de kinderopvangtoeslag.
Kan de regering de koopkrachteffecten van de hogere kinderopvangtoeslag in de afgelopen
jaren schetsen? En de effecten van het nieuwe stelsel met bijna gratis kinderopvang
voor alle werkende ouders?
De leden van de D66-fractie zijn verbaasd dat deze regering zelf een nieuwe groep in de knel brengt door de kinderopvangtoeslag
niet te indexeren. Deze leden zien hierin een onbetrouwbare overheid die zichzelf
tegenspreekt, gezien de ambities in het regeerprogramma om groepen in de knel te helpen
en werken te laten lonen. Hoe reflecteert de regering hierop? Juist werkende armen
worden door dit wetsvoorstel hard geraakt. Deze leden lezen over een groep van circa
100.000 huishoudens met een lager inkomen, die in sommige gevallen wel 1.000 euro
extra per jaar moeten betalen. Kan de regering precies uiteenzetten hoe deze groep
eruitziet? Wat zijn hierin de meest voorkomende gezinssamenstellingen, hoeveel dagen
kinderopvang nemen zij het vaakst af en hoeveel alleenstaanden zitten in deze groep?
De leden van de D66-fractie lezen dat de regering niet inzichtelijk kan maken hoeveel
van de kosten worden doorberekend aan ouders, door kinderopvangorganisaties en gastouders.
Waarom niet? Kan de regering in gesprek gaan met kinderopvangorganisaties over welke
efficiëntiewinsten mogelijk zijn en in hoeverre zij de extra kosten dankzij deze regeringsmaatregelen
gaan doorberekenen aan ouders?
De leden van de D66-fractie vragen hoeveel kinderopvangorganisaties op dit moment
tarieven hanteren die boven de maximumuurprijs liggen, in relatie tot het totaal.
Ook vragen deze leden hoeveel ouders meer betalen dan de maximumuurprijs, en hoeveel
dit specifiek zijn bij de groep ouders die de volledige 96% vergoed krijgen.
De leden van de D66-fractie krijgen uit de memorie van toelichting niet de indruk
dat de regering op enige wijze duidelijk heeft wat precies de gevolgen zijn voor werkende
ouders. Deze leden vragen de regering om in te gaan op de volgende vragen: hoeveel
ouders, naar verwachting van de regering, gaan minder (of niet) werken dankzij deze
maatregel? Hoeveel kinderen gaan, naar verwachting van de regering, minder naar de
kinderopvang dankzij deze maatregel? De regering schrijft over gevolgen voor vrouwen
met een laag inkomen, maar weet dit niet te kwantificeren. Waarom niet? Gaat de regering
dit nog uitzoeken, alvorens verder te gaan met dit voorstel? Kan de regering exact
uiteenzetten wat het gevolg is voor de koopkracht van de laagste inkomens?
Daarbij vragen de leden van de D66-fractie hoe de regering precies de samenloop ziet
met de stelselherziening. Welke maatregelen neemt de regering om een prijsopdrijvend
effect te voorkomen door de stelselherziening, waardoor bovenop het gebrek aan indexatie
de prijzen niet nog verder toenemen voor met name de laagste inkomens?
Tot slot op dit punt vragen de leden van de D66-fractie om meer voorbeelden met de
Kamer te delen over de inkomenseffecten voor de meest voorkomende gezinssamenstellingen
onder de groep die 96% vergoed krijgt. Gezien Dienst Toeslagen een voorbeeld oplevert
met twee kinderen en maar twee dagen opvang, en dit leidt tot een stijging van 1.000
euro in kosten, willen deze leden graag meer informatie over op hoeveel kosten werkende
ouders worden gejaagd. In het bijzonder vragen zij of de regering meerdere scenario’s
kan doorrekenen wat de kosten per jaar zijn voor gezinnen die 96% vergoed krijgen,
met telkens 1 tot 4 kinderen en telkens 1 tot 5 dagen opvang.
De leden van de CDA-fractie lezen dat verwacht wordt dat de kosten voor kinderopvangorganisaties in 2026 met
3,76% zullen stijgen. Deze leden merken echter op dat de markttarieven de afgelopen
jaren vaak eerder zo’n 8% per jaar zijn gestegen. Zij vragen of de regering bij de
sector kan nagaan wat de tariefstijgingen de afgelopen 3 jaar waren en wat de verwachte
tariefstijging voor 2026 zal zijn, met onderscheid tussen het landelijke gemiddelde
en de tarieven in de grote steden die vaak veel hoger liggen. Deze leden verwijzen
ook naar het rekenvoorbeeld dat zij bij het WGO Belastingplan 2025 gaven, dat de eigen
bijdrage met een dergelijke tariefstijging voor iemand die voor één kind, drie dagen
per week kinderopvang afneemt (17 dagen per maand, 10 uur per dag), per maand ruim
€ 150 duurder kan worden. Deze leden vragen of de regering nogmaals op dit voorbeeld
kan ingaan en kan aangeven of kinderopvang voor lage inkomens, met name in grote steden,
zo niet teveel ontmoedigd wordt, en daarmee ook de arbeidsparticipatie. Zij vragen
met welke maatregelen de regering het risico van de kinderopvangstelselherziening
voor lage inkomens wil beperken.
De leden van de ChristenUnie-fractie missen in deze paragraaf van de memorie van toelichting een cijfermatige onderbouwing
van alle stellingen die geponeerd worden. Deze leden vragen de regering deze cijfers
te geven.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering om voor voorbeeldhuishoudens
doorrekeningen te maken. Wat zijn de netto meerkosten van dit wetsvoorstel voor ouders
met 1, 2 of 3 kinderen bij een afname van 2 dagen kinderopvang per week, voor kinderopvangorganisaties
met huidige tarieven overeenkomend met het maximumuurtarief?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering stelt dat vanaf 2025 de
betaalbaarheid van de kinderopvang voor veel ouders sterk zal toenemen vanwege het
ingroeipad naar de hoge inkomensonafhankelijke vergoeding voor kinderopvang. Deze
leden vragen de regering dit nader te duiden aan de hand van verschillende voorbeeldinkomens
en gezinssituaties.
4. Financiële gevolgen voor het Rijk
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben ook een vraag over het plan van de VVD voor werkend Nederland.6 Deze leden vragen de regering te reflecteren op de voorstellen rondom de kinderopvang.
Expliciet vragen deze leden hoe het voorliggende wetsvoorstel om ongeveer 250 miljoen
euro te bezuinigen zich verhoudt tot het voorstel van de VVD om 250 miljoen euro extra
in te zetten voor de kinderopvang. Deze leden vragen de regering of het klopt dat
deze plannen indruisen tegen het VVD-plan.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen tevens naar de financiële inschatting
van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden merken op dat het nu om 254 miljoen
euro structureel gaat. Deze leden vragen de regering of het hen gaat om het bedrag
van specifiek 254 miljoen euro of dat het bedrag de laatste inschatting van de lonen
en prijzen volgt. Deze leden vragen wat de regering gaat doen als de inschatting van
lonen en prijzen afwijkt bij het bepalen van de definitieve indexatie. Zo vragen deze
leden of er volgens de regering een extra bezuinigingsopgave ontstaat als de indexatie
lager uitvalt.
Daarnaast merken de leden van de BBB-fractie op dat het niet-indexeren van de maximum uurprijzen een besparing oplevert van 125
miljoen euro in 2026. En dat door de invoering van een nieuw financieringsstelsel
in de kinderopvang, met grotendeels hogere vergoedingspercentages dan in het huidige
stelsel, de uitgaven aan kinderopvangtoeslag in de komende jaren zullen stijgen.
5. Overige gevolgen
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen om een inschatting van zowel de arbeidsmarkteffecten van deze maatregel, waaronder
hoe groot de daling is in de arbeidsparticipatie (uitgedrukt in het aantal Fte), en
effecten op de economische zelfstandigheid van mensen.
Ook vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie naar de effecten van het niet indexeren
op de kosten voor kinderopvangorganisaties. Deze leden vragen wat voor effect het
voorliggende wetsvoorstel heeft op de bedrijfsvoering van deze organisaties, die ook
kampen met hogere kosten zoals hogere huren. Deze leden vragen naar een inschatting
van de kosten. Ook vragen deze leden of het mogelijk is dat bepaalde kinderopvangorganisaties
hierdoor het hoofd niet meer boven water kunnen houden. Als dat zo is, vragen deze
leden hoe de regering vindt dat dit zich verhoudt tot de opgave om wachtlijsten terug
te dringen en de kinderopvang toegankelijk te houden in alle regio’s.
Het baart de leden van de BBB-fractie zorgen dat de Raad van State heeft opgemerkt dat door het wetsvoorstel de kinderopvang
voor ouders met een laag inkomen mogelijk minder betaalbaar en toegankelijk wordt.
Aangezien er recent echter grote extra investeringen in de kinderopvangtoeslag zijn
gedaan, achten deze leden het besluit om niet te indexeren echter passend. Hierbij
merken zij op dat de recente extra investeringen vaak ten goede zijn gekomen aan ouders
met lage inkomens. Daarnaast heeft de Raad van State zorgen geuit over hoe het voorstel
zich verhoudt tot de doelen en uitgangspunten van het kinderopvangstelsel, maar hebben
de leden geconstateerd dat in hoofdstuk 5 van de memorie van toelichting de relatie
van het wetsvoorstel met de doelen en uitgangspunten nader beschreven staan.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering de zinsnede «Volledigheidshalve wordt er op gewezen dat dit wetsvoorstel
eventuele aanpassingen van de hoogte van de maximum uurprijs over 2026 niet uitsluit.»
nader te duiden. Kan de regering nader uitleggen wat hiermee bedoeld wordt?
6. Regeldrukeffecten
7. Uitvoering
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de inschatting van de regering is dat er minder mensen aan hun betalingsverplichting
zullen kunnen gaan voldoen. Deze leden vragen om hoeveel mensen het gaat en om een
inschatting van hoe groot deze problematiek is. Deze leden vragen onder andere naar
een inschatting hoeveel mensen in de schulden of in de armoede zullen komen.
Voorts vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hoeveel het kost als meer mensen
een beroep zullen doen op de instrumenten uit de invoeringsketen van de Belastingdienst
en wat voor persoonlijke problemen daardoor ontstaan voor mensen. Ook vragen deze
leden in absolute aantallen te becijferen hoe groot de groep is die instroomt in de
invorderingsketen.
Ook vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie naar de manier waarop de uitvoeringskosten
van deze maatregel worden gedekt. Ook vragen deze leden of de regering kan uitsluiten
dat de kosten weer terecht komen bij lage- en middeninkomens. Deze leden vragen of
deze kosten nu worden gehaald uit de middelen voor het nieuwe financieringsstelsel
en zo ja op welke manier deze worden gevonden.
Tevens vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie naar andere manieren om de kosten
voor de kinderopvang laag te houden. Deze leden vragen de regering welke andere knoppen
er zijn. Ziet de regering daar de mogelijkheid om de kosten te drukken, bijvoorbeeld
als het gaat om de huren die kinderopvangorganisaties betalen. Deze leden merken hierbij
op dat gemeenten voor eigen panden rondom kinderopvang een huur moeten rekenen die
marktconform is, terwijl dit voor onderwijs niet het geval is. Deze leden vragen de
regering hoe de regering dit vraagstuk beziet.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Dienst Toeslagen actief wil informeren over de mogelijke gevolgen van
de wetswijziging. Wat betekent actief informeren voor de Dienst Toeslagen? Op welke
manieren zullen de burgers actief worden geïnformeerd?
De leden van de NSC-fractie hebben nog een vraag over de uitvoeringstoets van de Dienst Toeslagen. De Dienst Toeslagen
acht de voorgestelde wijziging uitvoerbaar, maar de Dienst claimt wel dat er incidenteel
520.000 euro nodig zal zijn om burgers te informeren over de gevolgen van de wetswijziging.
Voorts verwacht de Dienst Toeslagen structureel 190.000 euro uit te moeten geven,
omdat zij verwacht vaker een beroep te moeten doen op de invorderingsinstrumenten
voor de inning van de vorderingen. Kan de regering op deze claims reageren? In hoeverre
zijn deze claims realistisch? Graag een uitgebreide toelichting.
De leden van de D66-fractie merken op dat de Dienst Toeslagen in de uitvoeringstoets stelt dat het werkelijke
uurtarief de laatste jaren «flink gestegen is» en dat het in «veel gevallen» hoger
is dan het geldende maximumuurtarief voor de kinderopvangtoeslag. Om hoeveel gevallen
gaat dit en kan de regering een grafiek en een tabel opleveren van de stijging in
het werkelijke uurtarief en het maximumuurtarief en daarbij ook de verwachte cijfers
voor 2026 meenemen?
De leden van de D66-fractie lezen dat het effect van niet indexeren zodanig significant
is dat Dienst Toeslagen proactief ouders moet gaan informeren. Dienst Toeslagen stelt
bovendien zelf dat deze maatregel niet uit te leggen is aan ouders, omdat andere huishoudens
juist profiteren de komende jaren. Welke boodschap gaat Dienst Toeslagen aan hen overbrengen
en wanneer?
De leden van de D66-fractie lezen in de uitvoeringstoets dat ouders als gevolg van
dit regeringsbeleid «minder betaalruimte» over hebben om aan betalingsverplichtingen
te voldoen, en dat er daarom een beroep wordt gedaan op de «invorderingsketen». Deze
leden merken op dat dit een relatief eufemistische formulering is voor meer terugvorderingen
bij ouders omdat ze door de regering in de knel worden gebracht. Hoeveel meer invorderingen
verwacht de regering? Om hoeveel ouders gaat dit? Welke bedragen zijn hiermee gemoeid?
Hoe voorkomt de regering dat het door eigen overheidsbeleid ouders wederom in de problemen
stort? Deze leden lezen dat het risico beperkt wordt «verondersteld». Is de regering
het met hen eens dat het wenselijk is om dit niet enkel te veronderstellen, maar ook
meer diepgravend onderzoek te doen, zeker in het licht van de eerder rampzalige massale
en hardvochtige terugvorderingen?
De leden van de CDA-fractie uiten hun zorgen bij de uitvoeringstoets. Deze leden vragen hoe de regering kijkt
naar de waarschuwing van de Dienst Toeslagen dat de impact van deze maatregel op de
netto kosten van zo’n 100.000 huishoudens zo groot kan zijn, dat de Dienst Toeslagen
wil overgaan tot proactieve informatievoorziening, omdat zij verwachten dat deze huishoudens
minder aan betalingsverplichtingen zullen kunnen voldoen.
De leden van de SGP-fractie zouden graag zien dat de regering reageert op het voorbeeld van de Dienst Toeslagen
dat bij een gezin met twee kinderen en twee dagen opvang, die in 2025 al 96% vergoed
krijgen, de netto kosten naar verwachting met bijna duizend euro stijgen in 2026.
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de regering tegemoet wil komen aan de negatieve
inkomenseffecten voor gezinnen, als gevolg van dit wetsvoorstel, aangezien zij in
veel gevallen al moeite hebben om rond te komen.
De leden van de ChristenUnie-fractie achten het verstandig dat Dienst Toeslagen ouders proactief gaat informeren over
de gevolgen van dit wetsvoorstel. De boodschap die moet worden overgebracht is communicatief
ingewikkeld gezien de beloftes die door deze regering zijn gedaan dat kinderopvang
goedkoop wordt. Deze leden vragen de regering om nader toe te lichten hoe het proactieve
informeren van ouders er precies uit komt te zien, en vragen aanvullend of alle huishoudens
geïnformeerd worden of enkel huishoudens met een vergoedingspercentage van 96%.
8. Evaluatie
9. Consultatie
De leden van de van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat er 260 uiterst kritische reacties zijn ontvangen op de internetconsultatie.
Deze leden vragen wat dit de regering zegt.
De leden van de van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen naar een verdere onderbouwing
van de effecten die dit wetsvoorstel heeft op de financiële positie van gemeenten.
Deze leden vragen wat dit wetsvoorstel hen precies kost. Ook vragen deze leden hoe
de regering denkt dat gemeenten dit kunnen oplossen, ook gezien de kosten beginnen
in het ravijnjaar 2026. Deze leden vragen om een overzicht van de gekorte uitkeringen
aan het gemeentefonds die raken aan kinderopvang. Ook vragen deze leden hoe de Staatssecretaris
van SZW samen met de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ervoor
zorgt dat kinderen met een risico op een achterstand toegang tot voorschoolse educatie
(VE) behouden.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat verschillende reacties uit de
internetconsultatie zien op de betrouwbaarheid van de overheid. Deze leden vragen
om een reflectie van de regering op dit onderwerp. Deze leden constateren namelijk
dat het amendement Van der Lee c.s. er voor heeft gezorgd dat de uurprijzen van de
kinderopvang beter aansluiten bij de tarieven die ouders betalen, waardoor de betaalbaarheid
van de kinderopvang is verbeterd. Zij vragen of het terugdraaien van deze verbetering
past bij een betrouwbare overheid en bij de belofte van bijna gratis kinderopvang.
Ook vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie om duidelijke communicatie richting
de kinderopvangsector, gezien de verschillende afhankelijkheden en momenten in dit
traject, zoals de besluitvorming rondom de voorjaarsnota en het Besluit Kinderopvangtoeslag.
De leden van de D66-fractie lezen dat BOinK in de internetconsultatie erop wijst dat eerdere niet-indexaties
in het verleden aantoonbaar tot uitval van de vraag naar kinderopvang heeft geleid
bij de laagste inkomens. Deelt de regering dit? Hoe verhoudt dit zich tot de ambitie
van deze regering om meer mensen voltijds te laten werken en meer uren werken aantrekkelijker
te maken?
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de toegankelijkheid van VE. Het
valt deze leden op dat de regering maar een summiere reactie heeft op de zorgen uit
de internetconsultatie met betrekking tot VE. De regering spreekt uit wel te gaan
monitoren, maar maakt vooraf geen inschatting van de risico’s voor de toegankelijkheid
van de VE-voorziening. Gaat de regering deze informatie delen met de Kamer? Kan de
regering in gesprek gaan met gemeenten en aanbieders van VE-voorzieningen om de impact
van dit voorstel duidelijk te maken?
De leden van de CDA-fractie vragen waarom de regering het verstandig vindt alle zorgen en risico’s uit de consultatiereacties
naast zich neer te leggen, terwijl juist dit de partijen zijn die verantwoordelijk
zullen zijn voor het bieden van de kinderopvang. Datzelfde geldt overigens voor het
advies van de Raad van State, dat ook resoluut door de regering naast zich neergelegd
wordt. Deze leden vragen ook daar naar de beweegredenen van de regering, die naar
zij hopen iets dieper op de inhoudelijke zorgen en risico’s ingaan, dan «we hebben
het in het regeerakkoord afgesproken».
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering beziet of het noodzakelijk is om «mitigerende maatregelen te
treffen om (de gevolgen van) sterke tariefstijgingen te verminderen». Deze leden vragen
de regering hier nader op in te gaan. Welke mitigerende maatregelen worden overwogen?
Op basis waarvan wordt besloten of mitigerende maatregelen getroffen moeten worden?
Wat moeten deze mitigerende maatregelen voorkomen?
10. Inwerkingtreding
De leden van de VVD-fractie lezen dat het aangepaste besluit uiterlijk 15 oktober 2025 gepubliceerd dient te
zijn, zodat de Dienst Toeslagen een grondslag heeft om de systemen aan te passen om
hogere voorschotten te kunnen uitkeren. Welk tijdspad ziet de regering voor zich om
dit streven te halen?
De voorzitter van de commissie, Tielen
Adjunct-griffier van de commissie, Van den Broek
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
E.E. van den Broek, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.