Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde Agenda voor de Formele Raad Algemene Zaken (RAZ) - Cohesie d.d. 28 november in Brussel (Kamerstuk 21501-08-967)
21 501-08 Milieuraad
Nr. 968
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 27 november 2024
De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Economische Zaken over de brief van 12 november 2024 over de Geannoteerde
Agenda voor de Formele Raad Algemene Zaken (RAZ) – Cohesie d.d. 28 november in Brussel
(Kamerstuk 21 501-08, nr. 967), over de brief van 1 oktober 2024 over het Verslag informele Raad Algemene Zaken
Cohesiebeleid 6 september 2024 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 962) en over de brief van 4 oktober 2024 over het Visiepaper Cohesiebeleid post 2027
(Kamerstuk 21 501-08, nr. 963).
De vragen en opmerkingen zijn op 21 november 2024 aan de Minister van Economische
Zaken voorgelegd. Bij brief van 27 november 2024 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Van der Plas
De griffier van de commissie, Hessing-Puts
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
2
• Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie en reactie van de bewindspersoon
2
• Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van
de bewindspersoon
3
• Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon
4
• Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie en reactie van de bewindspersoon
7
• Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon
7
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de PVV-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda en hebben nog wat vragen.
1.
Zij willen graag weten hoeveel Nederlands geld er naar het cohesiebeleid gaat, hoeveel
het totale budget bedraagt, of andere lidstaten gelijkelijk bijdragen en welke calculatie
ten grondslag ligt aan de bijdrage.
Antwoord
Het totale budget voor het Cohesiebeleid bedraagt 373 miljard euro voor de periode
2021–20271 in lopende prijzen.
De financiering van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) loopt via het Eigenmiddelenbesluit
(EMB). De inkomsten van de Unie bestaan uit de traditionele eigen middelen (douanerechten),
nationale afdrachten (de bni-afdracht, btw-afdracht en plastic-afdracht) en overige
ontvangsten (bijvoorbeeld inkomsten uit mededingingsboetes). Er is in de Europese
begroting – net als in Nederland – sprake van een scheiding van inkomsten en uitgaven.
Dit wil zeggen dat de beleidsuitgaven niet één-op-één te koppelen zijn aan de bijdragen
van de lidstaten. Er is dus geen specifieke bijdrage voor het cohesiebeleid. De Nederlandse
afdrachten aan de Europese Unie worden verantwoord op de begroting van het Ministerie
van Buitenlandse Zaken.
2.
Deze leden vragen wat het effect van centralisatie van de cohesiefondsen betekent
voor Nederland. Wat is het effect op de invloed, budget en verdeling en welke lidstaten
staan positief tegenover een verregaande centralisatie?
Antwoord
In het algemeen kan worden gezegd dat Nederland bij cohesiebeleid belang hecht aan
een partnerschap tussen nationale, regionale en lokale overheden, in gedeeld beheer
met de Europese Commissie. Regionale uitvoering zou ook in de toekomst mogelijk moeten
kunnen blijven. Ik heb nog geen concrete plannen van de Europese Commissie voor centralisatie
gezien. Mochten deze er wel komen, dan zullen deze onderdeel zijn van het volgende
MFK. Het voorstel voor het volgende MFK vanaf 2028 wordt verwacht in de tweede helft
van 2025. Ik zal uw Kamer hier dan over informeren via de gebruikelijke procedures.
3.
Voornoemde leden vragen tevens welke implicaties het meer dwingende karakter van de
landenspecifieke aanbevelingen heeft voor lidstaten en in het bijzonder Nederland
en of de Minister ongewenste neveneffecten ziet.
Antwoord
Op dit moment zijn er geen concrete plannen voor meer dwingende landenspecifieke aanbevelingen.
Mocht de Europese Commissie dergelijke plannen uitbrengen, dan zal Nederland deze
op de inhoud beoordelen en uw Kamer hier via de gebruikelijke procedures over informeren.
4.
Tenslotte vragen de aan het woord zijnde leden hoe het kabinet staat tegenover het
hergebruik van nog niet besteed cohesiebudget aan defensie gerelateerde onderwerpen.
Antwoord
De cohesiegelden voor dit huidige MFK liggen vast in landenenveloppen, waarbij de
prioriteiten zijn vastgelegd in verordeningen. Middelen dienen volgens de regels van
deze verordeningen te worden besteed en kunnen niet zonder meer worden hergebruikt
of ingezet voor andere doeleinden.
Lidstaten en decentrale overheden hebben binnen de kaders van de cohesieverordeningen
wel ruimte om zelf projecten uit te voeren met middelen uit de cohesiefondsen. Binnen
deze kaders en de huidige doelstellingen is het tot op zekere hoogte mogelijk om cohesiegelden
in te zetten voor defensie gerelateerde of dual-use projecten, bijvoorbeeld op het gebied van infrastructuur, onderzoek en ontwikkeling
(R&D), innovatie en specifieke ondersteuning voor mkb-bedrijven. Projecten op het
gebied van ruimtevaart, autonome systemen, slimme materialen en technologieën als
kunstmatige intelligentie en quantum lenen zit hier bijvoorbeeld goed voor. In de
vorige MFK-periode van 2014–2020 werden er 972 defensie gerelateerde en dual-use projecten gefinancierd, waarvan 30 in Nederland.
Cohesiegelden kunnen in het huidige MFK ook worden ingezet voor de versterking van
de defensie-industrie in het kader van de Act in Support of Ammunition Production
(ASAP). Het ASAP-instrument is gericht op de opschaling van de munitieproductie in
de EU. Lidstaten kunnen ervoor kiezen om bedrijven die financiële middelen ontvangen
uit ASAP cofinanciering te verstrekken vanuit cohesiemiddelen. Zoals aangegeven in
he BNC-fiche over de Mededeling Europese Defensie-Industrie Strategie en Verordening
Europees Defensie-industrie Programma (EDIP), steunt Nederland de mogelijkheid in
het Commissievoorstel voor het EDIP om cohesiegelden te gebruiken voor activiteiten
op het gebied van defensie-industriële versterking (o.a. voor opschaling, industrialisatie
R&D en reserveproductiecapaciteit).
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de
bewindspersoon
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de
geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en het Visiepaper Cohesiebeleid post
2027. Zij hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen bij.
5.
Deze leden hebben kennisgenomen van de wens van de Europese Commissie om cohesiefondsen
meer te centraliseren. Hierdoor kunnen fondsen flexibeler worden ingezet. Voornoemde
leden hebben zorgen of er op deze manier voldoende fondsen naar cohesiedoeleinden
blijven stromen. Hoe is de Minister van plan dit te waarborgen?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 2.
6.
De zeggenschap van de regio’s wordt hierdoor een stuk minder. Hoe gaat de Minister
waarborgen dat dit niet ten koste gaat van de cohesie in de regio’s en zij voldoende
zeggenschap krijgen in de verdeling van EU-fondsen die juist voor hen bedoeld zijn?
Hoe wordt het gevoel van eigenaarschap over deze fondsen voor de regio gewaarborgd?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 2.
7.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien dat er een wens is in de EU om cohesiemiddelen
ook voor steun aan de defensie-industrie en militaire mobiliteitsprojecten in te kunnen
zetten. De Minister schrijft hier echter niets over in de agenda. Hoe staat het kabinet
tegenover deze kentering? Zal er dan ook meer geld te verdelen zijn uit deze fondsen?
Gaat de Minister ervoor zorgen dat er ook voldoende geld beschikbaar blijft voor genoemde
doelstellingen zoals digitalisering of de sociale en groene transitie? Ten koste van
welke doeleinden mogen de beoogde defensieprojecten wat betreft de Minister gaan?
Antwoord
Cohesiegelden kunnen, binnen de huidige doelstellingen, al worden ingezet voor defensie
gerelateerde en dual-use activiteiten die de defensie-industrie versterken en dit gebeurt ook al, zij het niet
op grote schaal. Voor het standpunt van het kabinet ten aanzien van het inzetten van
cohesiegelden voor de defensie-industrie wordt verwezen naar het antwoord op vraag
4.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de documenten
ter voorbereiding op de Raad Algemene Zaken Cohesiebeleid van 28 november 2024. Zij
wensen in dit kader enkele specifieke aandachtspunten te benadrukken en vragen hierover
nadere toelichting van de Minister.
Cohesiegelden en de inzet voor Defensie
8.
Voornoemde leden steunen initiatieven om cohesiegelden flexibeler in te zetten, zeker
wanneer deze middelen nog niet zijn uitgeput. Het voorstel om ongebruikte middelen
te heralloceren naar strategische prioriteiten, zoals defensie en militaire infrastructuur,
wordt positief ontvangen. De huidige geopolitieke situatie vraagt om versterking van
onze collectieve veiligheid. Deze leden vragen de Minister wel te waarborgen dat deze
herbestemming gepaard gaat met een strikte handhaving van de rechtsstatelijke voorwaarden,
zodat EU-middelen niet terechtkomen in lidstaten waar sprake is van structurele corruptie
of rechtsstatelijke tekorten. Hoe zal Nederland bijdragen aan de formulering van zulke
voorwaarden binnen de Raad?
Antwoord
Op dit moment is het reeds mogelijk om – onder voorwaarden – cohesiemiddelen in te
zetten ten behoeve van de defensie-industrie, zie ook het antwoord op vraag 4 en 7.
Daarnaast zijn onder het huidige MFK rechtsstatelijke voorwaarden van toepassing op
de ontvangst van deze middelen. Nederland zet zich er onverminderd voor in om deze
voorwaarden te handhaven. Een aanpassing van de huidige MFK- of cohesieverordening
is op dit moment niet aan de orde.
Investeringen in ruil voor hervormingen
9.
De aan het woord zijnde leden ondersteunen het idee om investeringen uit cohesiefondsen
te koppelen aan hervormingen, naar voorbeeld van de Hervormings- en Veerkracht Faciliteit
(HVF). Dit zou niet alleen de effectiviteit van de middelen vergroten, maar ook zorgen
voor structurele verbeteringen in ontvangende lidstaten. Zij vragen de Minister specifiek
in te gaan op hoe Nederland deze koppeling kan versterken, met name in lidstaten waar
structurele economische en juridische uitdagingen een impact hebben op het cohesiebeleid.
Tevens vragen deze leden hoe voorkomen kan worden dat deze hervormingsvoorwaarden
leiden tot ongewenste centralisatie of aantasting van het subsidiariteitsbeginsel.
Antwoord
De Europese Commissie komt naar verwachting vanaf 1 juli 2025 met voorstellen voor
een volgend MFK. Het kabinet staat open voor een verkenning van de bredere toepassing
van de HVF-werkwijze, waarbij middelen worden uitgekeerd op basis van het behalen
van mijlpalen en doelstellingen, in plaats van gemaakte kosten. Hoewel de eindevaluatie
van de HVF in 2028 wordt verwacht, kunnen de voor- en nadelen van de huidige HVF-werkwijze
al worden afgewogen. Het kabinet ziet hierbij risico’s in de uitvoering die geadresseerd
moeten worden. Ook moeten de adviezen van de Europese Rekenkamer hierin worden meegenomen.
De HVF-werkwijze kenmerkt zich door een uitbetaling op basis van bereikte mijlpalen
en doelstellingen die per lidstaat zijn vastgelegd in herstel- en veerkrachtplannen.
De lidstaten zijn zelf verantwoordelijk voor hun plannen en hun nationale economische
beleid. De plannen moeten wel aan bepaalde eisen voldoen. De toetsing van de plannen
door de Europese Commissie gebeurt aan de hand van criteria die in een verordening
van de Raad en het Europees Parlement zijn vastgelegd.
Rechtsstatelijke Voorwaarden voor Ontvangst van Middelen
10.
De leden van de VVD-fractie benadrukken het belang van rechtsstatelijke waarborgen
als voorwaarde voor het ontvangen van cohesiegelden. De voorbeelden van Hongarije
en Polen tonen aan hoe EU-middelen kwetsbaar zijn voor misbruik. Deze leden verzoeken
het kabinet daarom te pleiten voor een meer automatische en juridisch afdwingbare
koppeling tussen rechtsstatelijkheid en cohesiefondsen, zoals eerder voorgesteld in
het kader van het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK). Wat zijn de concrete stappen
die Nederland op dit terrein onderneemt en hoe kan voorkomen worden dat een unanimiteitsvereiste
dergelijke initiatieven blokkeert? Op welke manier steunt Nederland de Europese Commissie
in haar komende mandaat om de koppeling met rechtsstatelijke voorwaarden te versterken?
In dit verband vragen voornoemde leden ook aandacht voor Slowakije. Welke stappen
ziet de Minister om in Slowakije de rechtsstatelijkheid te waarborgen in relatie tot
de toegang tot Europese gelden?
Antwoord
Het kabinet is van mening dat de rechtsstaat fundamenteel is voor een goed functionerende
Europese Unie. Daarom vindt het kabinet het ook van belang dat het beschikbare instrumentarium
zo volledig en effectief mogelijk wordt ingezet om de rechtstaat te borgen. Voor het
volgende MFK hecht het kabinet wederom aan een sterke koppeling van het ontvangen
van EU-middelen met rechtsstatelijkheidsprincipes. Over de gedetailleerde, overkoepelende
inzet van het kabinet ten aanzien van het MFK zal de Kamer nog worden geïnformeerd
in het voorjaar van 2025.
Het kabinet houdt de situatie in Slowakije nauwgezet in de gaten. Datzelfde geldt
voor de Commissie. Het is primair aan de Commissie om, in haar rol als hoedster van
de Verdragen, te beoordelen of Slowakije de rechtsstatelijke beginselen die in de
Verdragen zijn neergelegd schendt en hier indien nodig tegen op te treden. Als de
schendingen van de beginselen van de rechtsstaat het financieel beheer of de bescherming
van de financiële belangen van de Unie serieus dreigen aan te tasten, kan het financiële
instrumentarium worden ingezet. Het kabinet steunt de Commissie in haar rol als hoedster
van de EU-verdragen.
Draghi en het Europees Concurrentievermogen
Tot slot onderschrijven de leden van de VVD-fractie het belang van cohesiemiddelen
als instrument om het Europees concurrentievermogen te versterken, zoals ook benadrukt
in het rapport van Draghi. Deze leden zien graag dat cohesiefondsen, naast het dichten
van economische verschillen, ook een duidelijke rol spelen in het stimuleren van innovatie,
verduurzaming en digitale transitie.
11.
Op welke manier kan de inzet cohesiemiddelen beter bijdragen aan de versterking van
het concurrentievermogen? Deelt dit kabinet de analyse dat veel middelen uit het MFK
in de EU beter kunnen worden ingezet, bijvoorbeeld ter bevordering van het Europese
Concurrentievermogen? Over welke fondsen gaat het volgens de Minister? Hoe zorgt het
kabinet ervoor dat deze bredere strategische doelen in lijn blijven met Nederlandse
prioriteiten?
Antwoord
Het cohesiebeleid zal moeten bijdragen aan de concurrentiekracht van de EU, door in
te zetten op innovatie, duurzaamheid en een goed geschoolde beroepsbevolking. Fondsen
zoals het Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Just Transition Fund
(JTF) en het Europees Sociaal Fonds (ESF+) dragen daaraan bij. In het visiepaper over
cohesiebeleid na 2027 geeft het kabinet aan hierop in te blijven zetten.
Ik kan nog niet vooruitlopen op de inzet voor het volgende MFK.
12.
Daarnaast willen de aan het woord zijnde leden aandacht vragen voor de aangehouden
motie van de leden Van Campen en Dassen over de aanbevelingen van Draghi en Letta
implementeren in de Benelux (Kamerstuk 21 501-20, nr. 2123). Hoe beoordeelt het kabinet deze motie en is de Minister ook van mening dat het
verstandig is in Benelux-verband al stappen te zetten richting implementatie van deze
aanbevelingen?
Antwoord
De rapporten van Draghi en Letta stellen dat het essentieel is om de Europese interne
markt verder te verdiepen om de productiviteitsgroei te verhogen. Het kabinet ziet
de Europese interne markt met een gelijk speelveld als het fundament van de Europese
economie en het Europese concurrentievermogen. Het kabinet staat zoals vermeld in
de kabinetsreacties op de eerdergenoemde rapporten positief tegenover de voorstellen
voor het wegnemen van ongerechtvaardigde knelpunten op de interne markt en het bevorderen
van eerlijke concurrentie. In beginsel is het kabinet voorstander van implementatie
op EU-niveau. Met name de maatregelen ten aanzien van de interne markt en mededinging
zijn gericht op het bereiken van een Europese markt met een gelijk speelveld, zonder
fragmentatie. Als dit niet mogelijk blijkt zal het kabinet per maatregel overwegen
of implementatie in Benelux verband opportuun is. Voornemen is om onder meer in Benelux-verband
aan te blijven dringen op een ambitieuze horizontale interne-marktstrategie (verwacht
uiterlijk juni 2025) en op een effectieve Europese aanpak van zogeheten territoriale
leveringsbeperkingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de stukken die betrekking hebben
op de Raad Algemene Zaken Cohesiebeleid op 28 november 2024. Zij hebben daarover geen
nadere vragen of opmerkingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
Raad Algemene Zaken Cohesiebeleid op 28 november 2024. Op basis van deze stukken hebben
zij enkele vragen over de centralisatie van cohesiefondsen, de flexibelere inzet van
cohesiefondsen, het nieuwe MFK en andere gerelateerde onderwerpen.
Centralisatie van cohesiefondsen
13.
In de stukken wordt gesproken over centralisatie van het beheer van de cohesiefondsen.
Hierover hebben voornoemde leden enkele vragen. Zij vragen of de Minister van mening
is dat beleidsvorming over regio’s niet effectief kan plaatsvinden zonder hen structureel
te betrekken op basis van het partnerschapsprincipe. In hoeverre wordt dit partnerschapsprincipe
gewaarborgd in de voorgestelde centralisatie?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 2.
14.
Is de Minister het met de aan het woord zijnde leden eens dat de cohesiefondsen eenvoudiger
en toegankelijker zouden moeten worden voor aanvragers en decentrale overheden. Zo
ja, welke maatregelen ziet de Minister voor zich om deze toegankelijkheid te verbeteren?
Antwoord
Vereenvoudigde regelgeving en verbeterde implementatie onder gedegen financieel beheer
blijft een belangrijke voorwaarde voor de investeringen vanuit het cohesiebeleid.
Concrete ideeën voor maatregelen om de toegankelijkheid te verbeteren zijn voorgesteld
in hoofdstuk 4 van het visiepaper over cohesiebeleid na 2027. Zo kan bijvoorbeeld
worden gekeken naar een incrementele verhoging van het voorfinancieringspercentage,
meer gebruik van vereenvoudigde kostenopties, naar rapportageverplichtingen en definities
in regelgeving die het verlenen van steun in de praktijk onnodig bemoeilijken.
15.
Hoe staat de Minister tegenover het voorstel om de huidige cohesieprogramma’s te vervangen
door nationale plannen op basis van het HVF(Herstel- en Veerkracht Faciliteit)-model?
Wat is volgens de Minister de positie hierover in de Raad en wat zijn de belangrijkste
politieke overwegingen bij dit voorstel?
Antwoord
Ik heb hiertoe nog geen concrete plannen hierover gezien. Mocht de Europese Commissie
dergelijke plannen uitbrengen, dan zal Nederland deze op de inhoud beoordelen en uw
Kamer hier via de gebruikelijke procedures over informeren.
Flexibiliteit cohesiefondsen
Naast de voorgenomen centralisatie lezen de leden van de D66-fractie in de aangeleverde
stukken ook over de flexibelere inzet van cohesiefondsen. Zij hebben hierover de volgende
vragen.
16.
Hoe staat de Minister tegenover het voorstel van de voorzitter van de Europese Commissie
Von der Leyen om cohesiemiddelen in te zetten voor het herstel na natuurrampen? Wat
is volgens de Minister de primaire doelstelling van de cohesiefondsen?
Antwoord
Voor de positie van het kabinet ten aanzien van het voorstel RESTORE (Regional Emergency
Support to Reconstruction) van de Europese Commissie wordt verwezen naar de Kamerbrief
van 22 november jl. (Kamerstuk 22 112, nr. 3980).
17.
Hoe kijkt de Minister naar de mogelijke verruiming van de inzet van cohesiemiddelen
voor defensie-industrie en militaire mobiliteitsprojecten? Ziet de Minister hier een
belangrijke rol voor cohesiefondsen en hoe worden de bredere doelen van cohesiebeleid
gewaarborgd?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 4.
18.
Kan het besteden van cohesiemiddelen aan bijvoorbeeld de defensie-industrie ten koste
gaan van de prioriteiten die het kabinet in het visiepaper heeft genoemd, zoals digitalisering,
de sociale transitie of de groene transitie? Zal er volgens de Minister voldoende
middelen overblijven voor deze andere essentiële doelstellingen, gezien de toenemende
flexibilisering van de budgetten?
Antwoord
De cohesiemiddelen die Nederland ontvangt zijn voor een groot deel al gealloceerd
aan projecten die bijdragen aan de digitale, groene en sociale transitie. Nederland
stuurt op dit moment niet actief op het inzetten van cohesiemiddelen voor doeleinden
gerelateerd aan de defensie-industrie. Zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 4
hebben lidstaten en decentrale overheden binnen de kaders van de cohesieverordeningen
ruimte om zelf projecten uit te voeren, ook op het gebied van defensie.
Meerjarig financieel kader
Met het op handen zijnde aantreden van de nieuwe Europese Commissie zal het proces
rondom de vorming van het volgende MFK vorm beginnen te krijgen. De leden van de D66-fractie
hebben hierover, en over de ambities van het kabinet met betrekking tot het MFK, de
volgende vragen.
19.
Kan de Minister zijn visie schetsen op de verdeling van het volgende MFK? Op welke
manier, en mogelijk ten koste van welke andere beleidsgebieden, zal het kabinet zich
inzetten voor extra middelen voor defensie en concurrentievermogen binnen het MFK?
Antwoord
Het huidige MFK is opgedeeld zeven begrotingscategorieën: (1) Interne markt, innovatie,
digitaal; (2) Cohesie, veerkracht, waarden; (3) Landbouw en milieu, (4) Migratie,
(5) Veiligheid en defensie, (6) Extern beleid en (7) Administratieve uitgaven. De
categorieën cohesiebeleid en het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn in omvang ruim
de grootste. Uit het hoofdlijnenakkoord volgt dat het kabinet voor het volgende MFK
inzet op een acceptabele omvang en een voor Nederland acceptabel aandeel in de nationale
bijdragen via het Eigenmiddelenbesluit. Daarbij streeft het kabinet naar een moderne
en toekomstbestendige begroting. De Europese Commissie publiceert een voorstel voor
het volgende MFK (vanaf 2028) naar verwachting in 2025. Het kabinet zal komend jaar
haar inzet op hoofdlijnen nader uitwerken.
20.
Op welke manier spelen de rapporten van Mario Draghi en Niinistö een rol bij het bepalen
van het kabinetsstandpunt over het MFK en de cohesiefondsen? Hoe moeten de conclusies
uit deze twee rapporten volgens het kabinet een plaats krijgen in de vormgeving van
het nieuwe MFK?
Antwoord
De Europese Commissie heeft aangegeven dat de rapporten van Mario Draghi en Sauli
Niinistö zullen worden meegenomen in de voorbereiding van nieuwe voorstellen van de
Commissie, waaronder in de context van het nieuwe MFK. Het kabinet zal volgend jaar
een overkoepelende MFK inzet formuleren.
21.
Hoe kan het HVF als blauwdruk dienen voor het nieuwe MFK, terwijl de eindevaluatie
van het HVF pas eind 2028 wordt verwacht? Welke lessen en inzichten kan het kabinet
al meenemen uit het HVF, ondanks dat de evaluatie nog niet heeft plaatsgevonden?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 9.
22.
Hoe kijkt de Minister naar het mogelijk maken van de inzet van MFK-middelen voor veiligheid
en defensie, en in dat kader ook voor de aanschaf van wapens, gezien de oplopende
spanningen aan de grenzen van de Europese Unie?
Antwoord
MFK-middelen kunnen nu al worden ingezet voor veiligheid en defensie, bijvoorbeeld
op het gebied van R&D (Europees Defensiefonds) en productiecapaciteit (Act in Support
of Ammunition Production). Met middelen uit de EU-begroting kunnen onder het huidige
EU-verdrag geen directe aankopen van wapens worden bekostigd. In algemene zin is het
kabinet voorstander van het intensiveren van investeringen in de Europese defensie-industrie.
Daartoe wordt op dit moment onderhandeld over het Europese Defensie-Industrie Programma
(EDIP). Voor de verordening wordt een totaalbudget van 1,5 miljard euro uit de EU-begroting
voorgesteld, wat uit de tussentijdse herziening van het Meerjarig Financieel Kader
(MFK) overeengekomen ophoging van het budget van het Europees Defensiefonds (EDF)
komt.
De Europese Commissie publiceert een voorstel voor het volgende MFK (vanaf 2028) naar
verwachting in 2025. Het kabinet zal komend jaar haar inzet op hoofdlijnen nader uitwerken.
Overige vragen
Na het lezen van de stukken hebben de leden van de D66-fractie nog enkele overige
vragen: Deze leden hebben kennisgenomen van het feit dat er een discussie heeft plaatsgevonden
tijdens de Raad Algemene Zaken op 19 november jl. over cohesie en concurrentievermogen.
23.
Wat was de uitkomst van deze lunchdiscussie en wat waren de verschillende inbrengen
uit de deelnemende EU-lidstaten?
Antwoord
Het kabinet informeert uw Kamer middels het Verslag van de Raad Algemene Zaken van
19 november over het lunchdebat over de rol van cohesiebeleid bij het versterken van
Europees concurrentievermogen.
Een groep lidstaten benadrukte dat cohesie essentieel is voor economische convergentie
en het betrokken houden van de regio’s bij Europa. Andere lidstaten riepen op tot
een meer op prestatie gebaseerd landenbeleid. Nederland bracht in dat cohesiebeleid
kan bijdragen aan het versterken van het Europees concurrentievermogen, maar benadrukte
ook het belang van zaken als een gelijk speelveld op de interne markt, innovatie,
vrijhandel, structurele hervormingen en een toekomstbestendig begrotingsbeleid.
24.
Voornoemde leden hebben eerder reeds kennisgenomen van het High-Level Report on the
Future of the Single Market. Hierin wordt het principe van «vrijheid om te blijven»
omschreven. Op welke manier moet hier volgens de Minister opvolging aan worden gegeven?
Antwoord
Nederland wil dat cohesiebeleid zich richt op concurrentiekracht en het bevorderen
van convergentie door het versterken van regio’s die op sociaaleconomisch gebied achterblijven.
Op die regio’s dient Cohesiebeleid zich zo veel mogelijk te blijven richten, maar
het zou in principe beschikbaar moeten kunnen blijven voor alle regio’s in de EU.
De aan het woord zijnde leden hebben kennisgenomen van het verslag van de informele
Raad Algemene Zaken – Cohesie d.d. 6 september jl. te Boedapest. Zij hebben daarover
nog enkele vragen.
25.
Hoe ziet de Minister een mogelijke rol van het cohesiebeleid in het adresseren van
de gevolgen van de oorlog in Oekraïne?
Antwoord
Wat het kabinet betreft moet cohesiebeleid bijdragen aan investeringen in innovatie,
vergroening, digitalisering, menselijk kapitaal en sociale inclusie. Cohesiemiddelen
kunnen reeds worden ingezet voor defensie gerelateerde en dual-use activiteiten. Daarnaast is het mogelijk om cohesiegelden te gebruiken voor de cofinanciering
van projecten die voortkomen uit de Act in Support of Ammunition Production (ASAP)
voor de opschaling van munitieproductiecapaciteit in de EU. Verder kan cohesiebeleid
in brede zin bijdragen aan de gevolgen die EU-lidstaten van de oorlog in Oekraïne
ondervinden, bijvoorbeeld door te investeren in versterking van de economische structuren
en sociale- en arbeidsmarktprojecten.
26.
Ondersteunt de Minister het principe van «smart conditionality», waarbij corrupte
overheden die de rechtsstaat ondermijnen worden bestraft en eindbegunstigden, maatschappelijke
organisaties en decentrale overheden niet?
Antwoord
Ja. In de MFK-rechtsstaatverordening zijn manieren vastgelegd om eindbegunstigden
te beschermen tegen maatregelen opgelegd aan de lidstaat. De lidstaat is zelf verantwoordelijk
voor het nakomen van financiële verplichtingen aan de eindbegunstigden. Het kabinet
is hier positief over.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A.M. van der Plas, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken -
Mede ondertekenaar
A.E.A.J. Hessing-Puts, griffier