Initiatiefnota : Initiatiefnota
36 574 Initiatiefnota van de leden Six Dijkstra en Kathmann over «Wolken aan de horizon»
Nr. 2 INITIATIEFNOTA
Inhoudsopgave
p.
1. Inleiding
1
2. Probleemstelling
3
3. Argumenten
7
4. Aanpak
9
5. Aanbevelingen
13
6. Financieel kader
16
7. Beslispunt
16
8. Bronvermelding en raadpleging
17
9. Appendix
17
1. Inleiding
Nederland digitaliseert in een rap tempo. In alle bedrijven en organisaties liggen
ingewikkelde vraagstukken over ICT op tafel. Essentiële infrastructuur is tegenwoordig
veel meer dan alleen de snelwegen en bruggen die ons verbinden. Ook de digitale snelwegen
waarover we onze data de wereld rond sturen en de opslag van de gevoelige gegevens
van Nederlanders zijn een kwestie van nationaal belang. Onze dienstverlening, economie
en veiligheid hangen ervan af. Keuzes over technologie zijn daarin allesbepalend en
bij uitstek politiek.
Eén van de grootste technologische ontwikkelingen deze afgelopen jaren is de «cloud».
Het is een soort digitaal duizenddingendoekje: mailverkeer, applicaties, achtergrondprocessen,
opslag of de volledige digitale werkomgeving van een organisatie kunnen draaien op
de computers van iemand anders. De ICT-leveranciers verkopen clouddiensten als een
snoepwinkel met voor ieder wat wils. Onder één abonnement krijg je de databeheer en
diensten voorgeschoteld die prima werken en de organisatie ontzorgen, met allerlei
leuke extraatjes voor een afgeprijsd tarief.
Maar wat is die «cloud» nu precies? Om te beginnen bij de basis: de cloud is een verzamelnaam voor IT-diensten, waaronder data-opslag en operations (het geheel van digitale processen), die worden aangeboden via het internet. De gebruiker
hoeft zelf geen hardware of software aan te schaffen. In plaats daarvan betaalt de
gebruiker met een abonnement voor de diensten en/of de infrastructuur die de leverancier
aanbiedt. Er zijn verschillende modellen voor clouddiensten. De drie bekendste modellen zijn infrastructure-as-a-service (IaaS), platform-as-a-service (PaaS) en software-as-a-service (SaaS). SaaS is de meest verstrekkende van de drie, waarbij de gebruiker het beheer
van zowel de applicaties, als het digitale platform, als de digitale infrastructuur
(servers) waarop deze draaien, uit handen geeft aan de cloudaanbieder.
Er bestaat een publieke cloud en een private cloud. In het geval van een publieke cloud is er een generieke dienst waar veel mensen
gebruik van maken. Voorbeelden hiervan zijn de iCloud, OneDrive, of de diensten van
Amazon Web Services (AWS). Zowel individuele internetgebruikers als bedrijven maken
hier grootschalig gebruik van. In het geval van een private cloud wordt een dienst
speciaal ingericht voor één afnemer, zoals een bedrijf. Daarmee is het IT-personeel
van de organisatie aan zet om eisen te stellen aan de dienst, zoals voor aanvullende
veiligheidsmaatregelen.
Overstappen naar de publieke cloud blijkt aantrekkelijk. De voordelen – gebruiksgemak
en lage kosten – zijn voor de eigen organisatie, de nadelen zijn voor de leverancier,
zoals beheer en onderhoud. Uiteraard is dit niet zonder gevolgen. Met de vrijheid
die Nederlandse organisaties hebben over het inkopen en inrichten van de eigen ICT,
is er een razendsnelle migratie in gang gezet van Rijksorganisaties, Ministeries en
lokale overheden die gebruik maken van clouddiensten. Dit kan logisch zijn voor het
bedrijfsleven, maar niet voor het Rijk. Het is namelijk wel goed voor het kostenplaatje,
maar op grote schaal ook de aanjager van grote nationale veiligheidsrisico’s.
De markt van cloudleveranciers wordt namelijk volledig gedomineerd door slechts drie
Amerikaanse megabedrijven – de «hyperscalers». Hun dominantie neemt toe. Zo heeft
Microsoft 40–45% van de cloudmarkt in handen; Amazon heeft 30–35% veroverd; Google
komt daar achteraan met 5–10%.1 Het aandeel van Europese en Nederlandse leveranciers is zeer mager. Een keuze voor
de cloud betekent vrijwel standaard de keuze voor Microsoft, Amazon of Google. Deze
bedrijven hebben onder Amerikaanse wet- en regelgeving verplichtingen ten opzichte
van de politieke leiding van dat land, waar een stabiele regering in de toekomst allerminst
zeker is.
Dat is kwetsbaar. Terwijl per individuele organisatie de keuze om naar een publieke
cloud over te stappen goed te volgen is, leidt het bij elkaar opgeteld tot een massale
uitstroom van kennis, kunde en gezag over de digitale infrastructuur van Nederland.
Gegevens worden opgeslagen en verwerkt door megabedrijven die hun politieke en economische
belangen buiten Europa hebben liggen en zo alleenheerser worden over het digitale
domein. Door innige samenwerking tussen het Rijk en Microsoft zet Nederland lokale
alternatieven buitenspel. Een ICT’er wordt eerder gevraagd naar ervaring met Microsoft,
dan om innige systeemkennis.
Zonder ingrijpen is het denkbaar dat er op termijn zelfs geen Nederlandse of Europese
cloudindustrie overblijft. Dit schaadt onze nationale veiligheid, kennispositie en economisch verdienvermogen.
De initiatiefnemers dienen daarom deze nota in met aanbevelingen om vaker te kiezen
voor een cloudleverancier van Nederlandse of Europese bodem. De Nederlandse autonomie
kan alleen worden bewaakt als de afhankelijkheid van Amerikaanse megabedrijven afneemt.
Zo verbetert de dataveiligheid, groeit de ICT-kenniseconomie in Nederland en bieden
we op lange termijn serieus tegenwicht aan de vanzelfsprekende Amerikaanse leveranciers.
In onstabiele tijden moet Nederland zich digitaal weerbaar tonen en actief bouwen
aan Nederlands-Europese alternatieven.
Dat vraagt om een nieuwe manier van denken: besluitvorming over ICT-systemen, die
onze digitale infrastructuur bepalen, hoort thuis in het hart van de politiek in plaats
van versnipperd door alle bestuurslagen. Ondanks de erkende onwenselijkheid van de
groeiende afhankelijkheid van techleveranciers door de regering, onder andere in de
agenda Digitale Open Strategische Autonomie (DOSA), verdwijnen systemen in eigen beheer
en de expertkennis die dat mogelijk maakt in rap tempo uit organisaties. Hoewel de
risico’s groot zijn, zowel maatschappelijk als voor de nationale veiligheid,2 is het huidige cloudbeleid niet voldoende om deze te mitigeren.
Het langetermijnplan «Wolken aan de horizon» stelt daarom als doel om in 2029 over
een volwassen nationale cloudinfrastructuur te beschikken waarmee we essentiële overheidsdiensten
in eigen beheer houden. Dit is nodig om digitaal autonoom te zijn en meer zeggenschap
te krijgen over kritische ICT-infrastructuur. Dat doen de initiatiefnemers vanuit
de gedachte «Nederlands waar mogelijk, Europees waar noodzakelijk.»
De initiatiefnemers hanteren de volgende definitie van strategische autonomie: Strategische autonomie bestaat uit het vermogen, de capaciteiten en de controle om
te beslissen over, en te acteren op, essentiële onderdelen van onze economie, samenleving
en democratie.3
2. Probleemstelling
Omdat digitale vraagstukken zich vaak achter de schermen afspelen, worden veiligheidsrisico’s
bij burgers en instanties nog weinig doorleefd. De keuze voor de cloud wordt vaak
gezien als slechts een onderdeel van kantoorautomatisering zonder enige bestuurlijke
relevantie. Dit maakt dat er tot nu toe relatief weinig media- of maatschappelijke
aandacht op gevestigd wordt, waardoor essentiële politieke keuzes over de kritische
digitale infrastructuur van de overheid uitblijven. Terwijl de politiek aan zet is
om risico’s op de lange termijn vóór te zijn, ook als deze nu niet zichtbaar zijn.
Desondanks raakt dit alles de Nederlandse burger. In het kader van hun dienstverlening
verzamelen en verwerken de overheid, het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld
steeds meer gegevens van, over en met betrekking tot burgers. Dit heeft tot gevolg
dat burgers er niet meer aan ontkomen om bewust en onbewust zeggenschap over hun persoonlijke
data aan andere partijen uit handen te geven. Onderhand is het afleveren van data
een voorwaarde geworden om volwaardig mee te kunnen doen in de samenleving. Als zodanig
moeten burgers er redelijkerwijs op kunnen vertrouwen dat er goed rentmeesterschap
over hun data wordt uitgeoefend. Men moet kunnen rekenen op een hoge mate van veiligheid,
privacy en controle. Er zijn betrouwbaarheidsmechanismes nodig die ervoor zorgen dat
de digitale leefomgeving ook in onzekere omstandigheden in stand blijft en dat gevoelige
informatie, zoals de basisregistratie personen of medische gegevens, niet op straat
belandt. Het recht op een veilige openbare ruimte moet even goed gelden in het digitale
domein.
Zodra een samenleving de vereiste mate van betrouwbaarheid niet meer aan haar burgers
kan garanderen, omdat zowel de systemen waarvan de samenleving afhankelijk is, als
de kennis óver die systemen, volledig in buitenlands beheer zijn, raken uiteindelijk
burgers in de knel. Door de grootschalige verhuizing van persoonsgegevens naar landen
waar bedrijven geen loyaliteit hebben richting Nederlanders, raken burgers grip over
hun eigen leven kwijt. De initiatiefnemers vinden dat de essentiële dienstverlening
waarop de samenleving draait, waaronder de diensten van overheden, ziekenhuizen en
universiteiten, te belangrijk zijn om merendeels uit handen te geven aan het buitenland,
zelfs als dat een bondgenoot betreft. Hetzelfde geldt voor de verantwoordelijkheid
over de confidentialiteit, integriteit en beschikbaarheid van gevoelige informatie
van en over burgers.
Om een zo duidelijk mogelijk beeld te geven van de knelpunten in dit dossier, zullen
de initiatiefnemers eerst een uitgebreidere situatieschets geven van het Nederlandse
cloudlandschap en aangeven welke ontwikkelingen er daarin gaande zijn. Vervolgens
beargumenteren ze waarom de situatie zoals hij momenteel is, onwenselijk is en er
een noodzaak bestaat voor een hogere mate van strategische autonomie in de cloud.
Ten slotte komen ze tot aanbevelingen hoe dit gerealiseerd kan worden.
Overheden
De inbedding van niet-Europese publieke cloudproviders groeit gestaag en raakt alle
bestuurslagen. ICT-systemen die voorheen fysiek op locatie aanwezig waren, worden
ingeruild voor cloudoplossingen. Een marktstudie van de Autoriteit Consument & Markt
(ACM) constateert het volgende: «Ook (publieke) organisaties zoals scholen, zorginstellingen
en overheidsinstellingen maken in groeiende mate gebruik van clouddiensten. Nederland
staat daarmee in de top 5 van landen waarin er het meest wordt besteed aan clouddiensten
als percentage van de totale IT-kosten.»4
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) spreekt van een «verSaaSing» van gemeenten,
een trend waarin applicaties én de digitale omgeving waarop zij draaien als een pakket
(software-as-a-service) worden aangekocht van dezelfde leverancier. De verwachting is dat het aandeel SaaS
in het totale applicatielandschap van gemeenten in 2025 toeneemt tot 70%.5 Grotendeels worden SaaS-oplossingen ingekocht bij Microsoft, daardoor vrezen sommige
gemeenten voor een te grote leveranciersafhankelijkheid. Helaas verkennen ze nu enkel
de mogelijkheid om uit te breiden naar andere grote providers als Google Cloud en
Amazon Web Services.6 Nederlandse alternatieven blijven uit.
Sinds 2022 is het de Rijksoverheid toegestaan gebruik te maken van commerciële clouddiensten.
In het cloudbeleid van het Rijk staat dat er maatregelen moeten worden genomen om
afhankelijkheden van buitenlandse technologiebedrijven te beheersen, echter blijkt
de keuze in individuele gevallen telkens uit te vallen in het voordeel van commerciële
clouddiensten, aangeboden door slechts drie grote Amerikaanse bedrijven. Uit het jaarlijkse
overzicht van het Forum Standaardisatie, dat de aanbestedingen van de Rijksoverheid
onderzoekt, blijkt dat de keuze voor clouddiensten steeds vanzelfsprekender wordt.7 De nauwe samenwerking tussen de Rijksoverheid en cloudaanbieders als Microsoft wordt
bekrachtigd door samenwerkingen als het «Strategisch Leveranciersmanagement Microsoft
Rijk»8 (later omgedoopt tot «SLM Microsoft, Google Cloud en Amazon Web Services»9).
Per individuele casus zijn er meestal uitlegbare voordelen voor het kiezen voor dergelijke
grote cloudaanbieders, zoals de beheersbare kosten, lage onderhoudslasten en gebruiksgemak.
De gevolgen op de lange termijn worden echter buiten beschouwing gelaten en zijn ook
geen onderdeel van het inkoopbeleid.
Recent maakte de Stichting Internet Domeinregistratie Nederland (SIDN) nog bekend
dat zij het systeem waarmee nieuwe websites en mailadressen worden toegevoegd aan
het .nl-domein, onder willen brengen in de cloud van AWS. De initiatiefnemers zien
dit als een ontluisterend voorbeeld van onze afhankelijkheid van buitenlandse leveranciers.
Als Nederland het eigen .nl-domein niet meer kan beheren, wat dan nog wel? In Nederland
ontbreekt het arbeidsaanbod om de dienst te beheren, zo was het idee. Daarmee verdwijnt
er weer een onderdeel van de kritische digitale infrastructuur in Nederland uit ons
beheer, terwijl een lokaal alternatief mogelijk is. Voor de initiatiefnemers is dit
reden om op te roepen tot een heroverweging van dit besluit en een duidelijke aanleiding
dat er maatregelen nodig zijn om de beschikbaarheid en het gebruik van betrouwbare
Nederlands-Europese clouddiensten te vergroten.
In de beantwoording van Kamervragen over deze keuze van de SIDN, die onder andere
door de initiatiefnemers gesteld zijn, zet de Minister van Economische Zaken en Klimaat
ferm in op het behouden van het domeinregistratiesysteem in Nederland mits dit mogelijk
blijkt.10 Sindsdien constateren de leden dat er goed overleg is met de Nederlandse cloudsector,11 dat het Rijksbrede cloudbeleid wordt herzien met oog op strategische autonomie12 en dat het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een strategische
verkenning heeft aangekondigd naar digitale soevereiniteit.13 Toch bereikt Nederland een mate van afhankelijkheid van buitenlandse hyperscalers
die de initiatiefnemers grote zorgen baart en niet in lijn is met de uitgesproken
ambitie om de strategische autonomie te bevorderen.
Publieke sector
Dit is niet enkel een probleem bij overheden. Ook andere vormen van publieke of semi-publieke
organisaties stappen massaal over naar de clouddiensten van Amerikaanse hyperscalers.
Uit onderzoek van de TU Delft blijkt dat bij Nederlandse universiteiten het gebruik
van Microsoft voor hun mailservers is uitgegroeid van nog slechts een paar procent
in 2018 tot wel 50% in 2022.14In datzelfde onderzoek wordt aangegeven dat de massale groei sinds 2019 te verklaren
is door een Kamerbrief uit juli 2019 van de Minister van Justitie en Veiligheid,15 waarin staat dat het Ministerie – samen met het Strategisch Leveranciers-management
Microsoft – tot een verbeterplan is gekomen om de privacyveiligheid op Microsoft clouddiensten
te borgen. Ter illustratie: deze brief is door de TU Eindhoven vervolgens expliciet
genoemd als aanleiding om de maildiensten naar Microsoft te verhuizen, omdat de zorgen
rondom privacy en veiligheid voldoende waren weggenomen. Als grootste IT-opdrachtgever
van Nederland is de Rijksoverheid een toonbeeld voor andere organisaties. In de Kamerbrief
staat niets vermeld over de gevolgen van leveranciersafhankelijkheid of autonomie.
Het onderzoek belicht de risico’s hiervan op o.a. de academische vrijheid, privacy
van studenten en docenten, en de «soft power» die de techgiganten in handen hebben
door de groeiende afhankelijkheid.
Ook in de zorg, waar een veelvoud aan gevoelige gegevens wordt verwerkt, is er een
zorgwekkende centralisatie van data gaande die via leveranciers van medische apparatuur
in de cloud van Amazon belandt. In 2023 berichtte Follow the Money16 over het Navify-platform, door farmacieconcern Roche Diagnostics. Dit platform brengt
de diagnose en behandelgeschiedenis van patiënten samen, waarin hun gegevens enkel
gepseudonimiseerd zijn. De Autoriteit Persoonsgegevens wijst er herhaaldelijk op dat
pseudonimisering vaak een onvoldoende waarborg is van gegevens, gezien deze – vooral
in het geval van specialistische en persoonlijke behandelplannen – mogelijk herleidbaar
zijn naar individuen.17 Bovendien is het maar de vraag of de verstrekkers van patiëntgegevens deze voldoende
afgeschermd invoeren.
De kwalijkheid van deze situatie lijkt niet doorgedrongen bij veel bestuurders van
zorginstellingen. Een citaat van de directeur van Calculus Software, verantwoordelijk
voor de opslag van driekwart van de Nederlandse huisartsendossiers, is veelzeggend:
«Voor niemand is het een heel groot probleem als bekend is dat je diabetes hebt.»18 Ook al deze dossiers staan opgeslagen in de cloud van Amazon.
Met oog op de verstrekkende bevoegdheden van de Amerikaanse overheid, bestaat de mogelijkheid
dat zij via Amazon – maar de facto geldt dit voor elke Amerikaanse aanbieder – toegang
kan opeisen tot een groot gedeelte van de Nederlandse medische gegevens. Hoewel gegevensdeling
met organisaties in de VS sinds 2023 weer geoorloofd is onder bepaalde voorwaarden,19blijkt uit de berichtgeving van Follow the Money dat Amazon via een uitzonderingsclausule
het recht heeft om data met de overheid te delen. De combinatie van het soort werk
dat in de publieke cloud wordt gedaan en de onzekere mate van privacy die deze diensten
leveren, is reden tot zorg.
Deze situatie is zoals hij is omdat er momenteel geen goed alternatief voor handen
lijkt te zijn die zowel qua schaalbaarheid als functionaliteit kan bieden wat de grote
hyperscalers kunnen bieden. Europese spelers hebben in het verleden nagelaten in de
cloudmarkt te stappen en noodzakelijke investeringen in de binnenlandse techsector
blijven uit. Een belangrijke verklaring hiervoor is het feit dat de Amerikaanse industrie
een duidelijk andere financiële structuur heeft dan de Europese, waarbij veelal beduidend
meer financiële risico’s genomen worden om innovatie en doorgroei te stimuleren. Inmiddels
lijkt het spel bepaald, maar dat is allesbehalve een reden om stil te zitten. De initiatiefnemers
zien nog altijd een belangrijke rol voor Nederland weggelegd om haar rol als digitaal
knooppunt van de wereld te behouden. Dat dit een politieke kentering vraagt, staat
echter wel vast.
De initiatiefnemers zullen nader onderbouwen waarom het nodig is om alsnog erop in
te zetten de situatie te veranderen.
3. Argumenten
De kern van de zaak is het volgende: er is in de afgelopen tien jaar teveel met een
houding van laissez-faire en neoliberale kortzichtigheid naar deze kwestie gekeken.
Lokale en landelijke overheidsinstanties maakten, vaak gedwongen door bezuinigingen,
de keuze om hun data en operations weg te zetten bij een Amerikaanse hyperscaler, omdat op de korte termijn dit vaak
goedkoper leek dan om eigen hardware te onderhouden of een kleinere aanbieder in de
hand te nemen.
Door pragmatisme hebben we als Nederland iets belangrijks uit handen gegeven wat we
tezamen terug moeten veroveren: grip op en eigenaarschap over onze data en onze digitale
diensten. Dit is een principiële kwestie. Hieronder zetten we de belangrijkste argumenten
onder elkaar.
Met verschuivende geopolitieke verhoudingen is het noodzakelijk dat de Europese Unie
op eigen benen kan staan wat betreft vitale infrastructuur, en dat betreft ook belangrijke
digitale diensten en gegevensopslag. In dat kader is een soevereine cloud ook een
nationale veiligheidsbelang, dat ook raakt aan vraagstukken omtrent economische veiligheid,
kennisveiligheid en de stabiliteit en continuïteit van kritieke processen en de bijbehorende
toeleveringsketens.20
De cloud zou daarnaast in de toekomst als pressiemiddel kunnen worden ingezet door
de Verenigde Staten. Het is in zijn geheel beschouwd een onderdeel van onze kritieke
infrastructuur, want we hebben een groot probleem als alles tegelijkertijd wegvalt.
Er is geen serieuze fall-backoptie.
De Verenigde Staten hebben bovendien aantoonbaar andere normen dan Europa op het gebied
van veiligheid en privacy. De CLOUD-Act stelt ze in staat om gegevens uit het buitenland
via cloudproviders te verzamelen. Ook het voorliggende amendement Section 702 op de
Amerikaanse Foreign Intelligence Surveillance Act (Fisa) geven het land verstrekkende
wettelijke handvatten om inlichtingen in het buitenland in te winnen.21 Uit onder andere de Snowden leaks is gebleken dat de Verenigde Staten een programma heeft om Europese bondgenoten te
bespioneren. Zo heeft de NSA in het verleden een tap geplaatst op de telefoon van
de Duitse bondskanselier Angela Merkel.22 De lokalisatie van datacentra op Europees grondgebied neemt zorgen omtrent Amerikaanse
dataverzameling niet weg, aangezien de ligging van het hoofdkantoor van de dienstaanbieder
doorslaggevend is voor de geldende wetgeving omtrent omgang met data. Bovendien liggen
de economische en politieke belangen van een Amerikaanse provider bij uitstek in de
Verenigde Staten.
Teveel regie in het digitale domein bij grote tech-multinationals houden is verder
onwenselijk. Zelfs als mocht blijken dat deze partijen middels Europese wetgeving
goed te reguleren zijn, dan nog hebben een select aantal bedrijven state-level capabilities die ze in staat stellen om onze digitale leefomgeving sterk naar hun commerciële
belangen te vormen. Cruciale operations van Nederlandse overheden en bedrijven worden nu bepaald door deze commerciële instanties.
En dat terwijl er genoeg diensten zijn die in Nederland kúnnen draaien. Met name chat-
en mailverkeer en langetermijn-opslag kunnen op een veilige en gebruiksvriendelijke
manier bij Nederlandse en Europese leveranciers belegd worden. Een dergelijke aanpak
voor overheidsdiensten kan in ieder geval betekenen dat communicatie en databeheer
onder Nederlandse en Europese regels vallen, die betere bescherming bieden en onderhevig
zijn aan democratische controle.
Het veelvuldig uitbesteden van digitale infrastructuur zal leiden tot een negatieve
spiraal van het wegvloeien van kennis, middelen en geld. Zolang je namelijk clouddiensten
blijft uitbesteden aan partijen buiten Nederland of Europa, moet je op termijn steeds
meer clouddiensten gaan uitbesteden, omdat je als land steeds minder kennis en middelen
overhoudt voor je cloudinfrastructuur. Uiteindelijk leidt dit ertoe dat Nederland
steeds meer digitale autonomie zal verliezen, waarbij een reëel risico is dat Nederland
bijvoorbeeld zijn eigen paspoortregistraties en -systemen niet meer zelf kan bijhouden.
Een vergelijkbare situatie is al ontstaan bij de Nederlandse onderzeeboten-industrie.
Sterke nationale leveranciers dragen juist bij aan het behouden en ontwikkelen van
kennis in het digitale domein.
Met een gezonde voedingsbodem voor cloudleveranciers met toekomstperspectief binnen
Nederland kunnen we specialistische kennis opbouwen. Het werkveld wordt nu in grote
mate opgeleid tot Microsoft 365- of AWS-expert waardoor systeemkennis verloren gaat.
Veel experts en betrokkenen hebben bij de initiatiefnemers aangegeven dit te observeren
en zich hier grote zorgen om te maken. Het is niet voldoende dat personeel van Microsoft
of Amazon in Nederland rondloopt, omdat deze bedrijven hun belangrijkste softwareontwikkelingen
in Amerika uit laten voeren. In plaats daarvan moet lokaal geïnvesteerd worden in
talent en moeten er strategische langetermijnbesluiten genomen worden.
Het is tot slot van groot belang dat Nederlandse waarden in Europese en internationale
context geborgd zijn. Belangrijk hierbij is dat er een incompatibiliteit bestaat tussen
het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en de Grondwet van de Verenigde
Staten. Zo geldt de Amerikaanse Grondwet niet voor Nederlandse burgers, maar geldt
het EVRM wel voor Amerikaanse burgers. Ook is artikel 10 van het EVRM (recht op vrijheid
van meningsuiting) anders dan het First Amendment (freedom of speech) en verschillen de opvattingen over het begrip privacy tussen Europa en Amerika. Onze
positie als digitaal knooppunt en infrastructurele expertise bieden de unieke kans
om toonaangevend te zijn in de standaarden die Nederland hanteert op bijvoorbeeld
veiligheid en privacybescherming. Door nationale en Europese leveranciers te laten
voldoen aan de door Nederland gestelde kaders en normen, worden deze in de praktijk
gebracht.
Vanuit de Tweede Kamer is reeds een motie aangenomen om datadeling met partijen die
niet in de EER zitten te heroverwegen en bij voorkeur voor een Europees cloudalternatief
te kiezen (Motie-Rajkowski c.s.).23 De Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering heeft in de verzamelbrief
Digitalisering maart 2024 in reactie daarop het volgende aangegeven: «Een belangrijk
onderdeel van deze toetsing is de Data Transfer Impact Assessment (DTIA), een instrument
dat de Rijksoverheid momenteel ontwikkelt om de doorgifte van gegevens zorgvuldig
te beoordelen. Dit model, dat nog in de conceptfase zit, zal naar verwachting in het
derde kwartaal van 2024 klaar zijn. Het bevat vragen over de beschikbaarheid van alternatieven
binnen de EER.»24
Hoewel de initiatiefnemers benieuwd zijn naar de DTIA, vinden ze dat bij dergelijke
modellen de nadruk nog teveel ligt op de individuele afwegingen van departementen
bij de keuze voor een publieke leverancier en het bredere belang van strategische
autonomie daarmee onvoldoende geborgd is.
4. Aanpak
De scheefgroei van het cloudlandschap is een belangrijk probleem, maar vooralsnog
geen urgent probleem. Zoals eerder gezegd: de effecten zijn nog niet voelbaar. Hoewel
dat niet ten gunste komt van de maatschappelijke aandacht, kunnen we hier juist wel
ons voordeel mee doen. Dit maakt namelijk dat we de tijd kunnen nemen om de situatie
bij te sturen zonder paniekvoetbal te spelen.
De langetermijnaanpak «Wolken aan de horizon» heeft als einddoel om in 2029 over een
volwassen nationale cloudinfrastructuur te beschikken. Dat geeft Nederland vijf jaar
vanaf het moment van indienen van deze initiatiefnota om orde op zaken te stellen.
In het kader van strategische autonomie streven de initiatiefnemers ernaar dat er
in 2029 een volwassen cloudlandschap bestaat waarin Nederlandse en Europese aanbieders
een volwaardig en schaalbaar alternatief op de clouddiensten van niet-Europese hyperscalers
kunnen bieden. Dit betekent niet dat de huidige dominante hyperscalers niet meer op
de Nederlandse markt hun diensten mogen aanbieden, maar wel dat er een eerlijkere
markt komt met meer variëteit aan aanbod.
In het kader van strategische autonomie moet voor ten minste de meest kritieke en
gevoelige data en diensten de Nederlandse soevereiniteit in de cloud zijn gewaarborgd.
De initiatiefnemers benadrukken dat in ieder geval communicatie, mailarchieven en
data-opslag met prioriteit worden meegenomen. Om een stip op de horizon te zetten,
worden er doelstellingen geformuleerd over het aandeel binnen het applicatielandschap
van Nederlandse overheden dat draait op Nederlands-Europese diensten.
Nederland moet structureel investeren in een economische voedingsbodem waarin Nederlandse
mkb-bedrijven op het gebied van de cloud en de digitale infrastructuur kunnen ontstaan
en zich kunnen ontwikkelen, zelfstandig dan wel verenigd.
Om de Nederlandse kenniseconomie te beschermen op het gebied van de cloud en digitalisering,
moet er structureel geïnvesteerd worden in generieke opleidingen gerelateerd aan cloud
computing en digitale infrastructuur. Deze opleidingen dienen mensen op te leiden
voor een brede inzet binnen het werkveld in plaats van hen op te leiden om te werken
met specifieke (gesloten) software.
Om deze horizon te bereiken, moeten een aantal zaken in gang worden gezet. Deze worden
hieronder uiteengezet. Uiteraard zijn er ook een aantal veelgehoorde en serieus te
nemen argumenten tegen het inzetten op de bouw van een soevereine cloud, bijvoorbeeld dat het probleem niet
reëel is of dat de oplossing niet haalbaar is. De initiatiefnemers hebben de belangrijkste
tegenargumenten opgesomd en geven voor elk daarvan een weerlegging. Dit is opgenomen
in de appendix.
Levensvatbare alternatieven
Er moeten vruchtbare omstandigheden gecreëerd worden zodat (deels) Nederlandse cloudaanbieders
hun diensten van de grond kunnen krijgen. Het is onvoldoende om enkel naar Duitsland
en Frankrijk te kijken, in de ideale situatie is Nederland ook volwaardig betrokken
bij initiatieven.
Allereerst moet in kaart worden gebracht wat het Nederlandse, Europese of open source
aanbod momenteel is, welke beperkingen in kwaliteit, betrouwbaarheid of beschikbaarheid
deze clouddiensten nog hebben, hoe deze beperkingen verholpen zouden kunnen worden,
en welke verdere belemmeringen er zijn om deze diensten door te laten groeien in schaal
en volwassenheid. Volgens techexpert Bert Hubert zullen de huidige kwaliteitsbeperkingen
hoofdzakelijk zitten in de facetten van schaalbare objectopslag (functionaliteit à
la Amazon S3, Google Cloud Storage of Azure Blob Storage), managed Kubernetes, Infrastructure as Code (IaC), Identity and Access Management (IAM) en managed databases.25
Vervolgens moet er door Nederland een regierol genomen worden om zo Nederlandse telecommunicatie-,
hosting- en cloudaanbieders, waar nodig in samenwerking met gelijkgezinde landen zoals
Duitsland, België en Scandinavische landen, in een positie te brengen om deze beperkingen
te kunnen overbruggen en toekomstbestendige clouddiensten te realiseren. Hierbij wordt
bij voorkeur toegewerkt naar een «Bijenkorf Cloud Megascaler» naar het model van Clingendael.26 In de gesprekken moeten bij voorkeur ook overheidspartijen aan tafel zitten die zelf
kennis hebben over het inrichten van cloudinfrastructuur, zoals ODC Noord, DICTU,
DUO en RDW.
Beseft moet worden dat het cloudvraagstuk verder gaat dan enkel waar externe digitale
infrastructuur beschikbaar is. De eerder genoemde verSaaSing maakt juist dat het in
de cloud draaien van applicaties een belangrijke vereiste is voor veel afnemers. In
de uitvoering kan inspiratie worden opgedaan uit de wijze waarop de Duitse overheid
bezig is met het uitrollen van de open-source cloudoplossing Nextcloud voor haar dataopslag
en operations. Afstappen van de commerciële cloud betekent dat in sommige gevallen alternatieven
gezocht moeten worden voor de momenteel door de Nederlandse overheid gebruikte Amerikaanse
cloud-only applicaties. Voor de veelgebruikte videovergaderapp Microsoft Teams kan bijvoorbeeld
naar het open-source Jitsi als alternatief gekeken worden.
De Important Project of Common European Interest (IPCEI)-regeling staat toe dat overheden ingrijpen in de markt voor specifieke doeleinden.
Nu er ook vanuit Nederland IPCEI-gelden zijn vrijgemaakt voor cloudtechnologie, moeten
die nuttig ingezet worden. Deze en eventuele additionele gelden kunnen helpen om clouddienstverlening
van de grond te krijgen waar de markt dit niet eigenstandig kan. De Nederlandse positie
op cloudtechnologie kan actief bevorderd worden door deze technologie op te laten
nemen in de Nationale Technologiestrategie (NTS)27 en een prominenter thema te laten zijn in de agenda Digitale Open Strategische Autonomie
(DOSA).28
Overheidsbeleid
De overheid moet als launching customer deze diensten afnemen en in het beginstadium
actief participeren in het opzetten van de diensten. Het beleid, waaronder het Rijkscloudbeleid
en het aanbestedingsbeleid, moet worden bijgesteld zodat strategische (digitale) autonomie
een belangrijk uitgangspunt wordt en een clouddienst van Nederlands-Europese bodem
daarmee de voorkeur geniet boven een van buiten de EU. Aanbestedingen van de Rijksoverheid
mogen niet langer «toegeschreven» worden naar een Amerikaanse hyperscaler, maar moeten
eerlijke, open en transparante eisen bevatten waardoor ook Nederlands-Europese partijen
een kans maken om een aanbestedingstraject te winnen.29 De initiatiefnemers vinden het vreemd dat er een Nederlands overheidsonderdeel is
dat vernoemd is naar private partijen en dat zich enkel richt op het leveranciersmanagement
van Microsoft 365 en Azure, Google Cloud en AWS. In het buitenland wordt SLM Rijk
wel eens gekscherend het «Ministerie van Microsoft» genoemd.30 Een dergelijk overheidsonderdeel zou zich in plaats daarvan moeten richten op leveranciersmanagement
van clouddiensten die de Nederlandse strategische autonomie versterken. Naast dat
dit binnen de Rijksoverheid geborgd moet zijn, zou de bewindspersoon die toeziet op
Digitalisering ook het gesprek aan moeten gaan met lokale overheden en vitale sectoren
om hen mee te nemen in deze beweging richting een soevereine cloud.
Hierbij geldt de volgordelijkheid dat de Nederlands-Europese cloudmarkt eerst zodanig
gevormd moet zijn dat dit aan de aanbodkant mogelijk is, voordat deze eisen in werking
treden. Ook moet er rekening gehouden worden met de eventuele contractduur tussen
de overheid en clouddienstverleners die een snelle overstap zou kunnen bemoeilijken,
evenals enige vendor lock-in. Er zou dan sprake zijn van een warm-up-periode. Als harde deadline voor het uitfaseren van de niet-Nederlandse cloud wordt
het jaar 2029 vastgesteld.
Overheidsdepartementen moeten werk maken van een strakke exitstrategie waardoor ze,
het liefst binnen drie maanden, in staat zijn hun gehele omgeving in rap tempo te
migreren tussen clouddiensten. De Haven-standaard voor platformonafhankelijke cloudinfrastructuur
van de VNG, een generieke laag tussen applicaties en infrastructuur, is een mooi voorbeeld
van hoe geborgd kan worden dat migratie altijd tijdig mogelijk is.31 Een dergelijke standaard zou er ook voor bredere cloudoplossingen moeten komen.
De initiatiefnemers stellen voor dat CIO Rijk onder verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris
(of toekomstige bewindspersoon die toeziet op Digitale Zaken) eigenaarschap krijgt
over de uitvoering van het langetermijnplan cloud, door in het Besluit CIO-stelsel
Rijksdienst op te nemen dat deze verantwoordelijk is voor de borging van strategische
(digitale) autonomie op de lange termijn. Dit uiteraard in nauwe samenwerking met
het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, vanwege de raakvlakken met de agenda’s
DOSA en NTS.
Strategische kennisborging
De overheid moet verder in gesprek gaan met technische opleidingsinstituten om gezamenlijk
de software en applicaties binnen dit curriculum zo open mogelijk in te richten. Al
vele decennia zien we een sterke lobby van grote internationale techbedrijven bij
opleidingen om gebruik te maken van hun specifieke en gesloten software. Dit kan er
uiteindelijk toe leiden dat het gros van het werkveld alleen nog bekend is met de
applicaties van deze bedrijven, waardoor er een grote mate van afhankelijkheid gecreëerd
wordt. Daarom dienen de software en applicaties binnen technische opleidingen zoveel
mogelijk gebaseerd te zijn op open software en standaarden.
De overheid dient zelf zo veel mogelijk over te stappen op het gebruik van op open
standaarden gebaseerde Nederlandse of Europese software en applicaties. Nederlandse
overheden zijn namelijk te afhankelijk geworden van de software en applicaties van
grote internationale bedrijven. Dit betekent bijvoorbeeld dat de overheid geen alternatieven
heeft in de situatie dat deze bedrijven vervelende voorwaarden stellen op het gebied
van data-gebruik en overige clouddienstverlening. Dat is extra onwenselijk in combinatie
met het eerder benoemde aspect van het wegvloeien van kennis en middelen door deze
steeds groter wordende afhankelijkheid. Hierdoor moeten er namelijk steeds gevoeligere
systemen aan deze bedrijven worden overgedragen.
Datacentra
Er is tot slot regie nodig op datacentrumcapaciteit zodat schaalbaarheid voldoende
geborgd is. Het wordt de uitdaging om een volwassen Nederlandse cloudlandschap te
bewerkstelligen, waarbij gezien de bredere afwegingen rondom ruimtelijke ordening
en netcapaciteit zo min mogelijk datacentra bijgebouwd moeten worden. De instrumenten
om op de inzetbaarheid te sturen moeten duidelijk zijn en op het juiste moment ingezet
worden. Hieraan moet in de Nota Ruimte expliciet aandacht worden besteed.
Het is aan te raden dat de overheid ook een eenduidige meerjarenstrategie voor de
ontwikkeling van nieuwe datacenters opstelt. Waar er in de samenleving begrijpelijkerwijs
grote weerstand tegen mega-datacentra is, kan met strategisch geplaatste kleinere
datacentra voldoende capaciteit voor eigen gebruik worden gerealiseerd en kunnen de
reststromen zoals warmte in bijvoorbeeld woonwijken effectief worden hergebruikt.
5. Aanbevelingen
De initiatiefnemers komen tot de volgende aanbevelingen:
1. Pak de regie over digitale soevereiniteit. De versnippering over verschillende departementen, dienstverleners en afdelingen
leidt ertoe dat strategische autonomie niet voldoende wordt bewaakt bij keuzes over
Rijks-ICT. De Kamer is aan zet om richting te geven aan keuzes over digitale infrastructuur.
Dit vergt een beter inzicht op de staat van de ICT bij de overheid en een stip aan
de horizon waar men naartoe werkt.
o Richt een Rijksmaildienst en een Rijkschatdienst op. Enkele departementen binnen de overheid, zoals Algemene Zaken en Defensie, beheren
hun eigen communicatiekanalen. Schaal deze voorbeelden op tot één algemene Rijksmaildienst,
waar op termijn breed gebruik van wordt gemaakt zodat communicatie en de bijbehorende
archieven in eigen beheer zijn. Met een betrouwbaar alternatief kan e-mailcommunicatie
binnen en met de Rijksoverheid snel uit de publieke cloud verdwijnen en in eigen beheer
komen. Neem parallel aan de ontwikkeling van de maildienst ook de uitkomsten mee van
de verkenning naar een eigen chatapplicatie voor Ministers en ambtenaren (motie-Palmen)32 om ook te komen tot een soevereine Rijkschatdienst.
o Stel normen. Normeer het minimumaandeel cloudopslagdiensten en cloudapplicaties dat door Nederlands-Europese
leveranciers aan de Rijksoverheid wordt aangeboden op 30% voor 2029.
o Centraliseer de kennis. Er moet een centraal overzicht komen van het applicatielandschap van de brede Rijksoverheid,
inclusief uitvoeringsorganisaties, zodat de Kamer de vinger aan de pols kan houden
over de eigen ICT. Vergroot, in lijn met de I-strategie Rijk 2021–2025, de transparantie
en het inzicht in informatievoorziening, specifiek daar waar het betreft de licenties
en kosten van (cloud)infrastructuur. Onderzoek of de huidige departementale ICT-budgetten
toereikend zullen zijn om de benodigde soevereine clouddiensten te kunnen afnemen.
Zo niet, breng in kaart welk financieel tekort er zou ontstaan en rapporteer dit aan
de Tweede Kamer.
o Verkrijg inzicht in cloudmigraties. Onderzoek waarom overheidsinstanties genegen zijn te kiezen voor een commerciële
Amerikaanse cloudoplossing voor hun dataopslag en operations, ondanks de tegenstrijdigheid van deze beslissingen met Nederlandse ambities op het
gebied van autonomie. Neem in het onderzoek mee welke specifieke besluiten, uitspraken
en onderzoeken hebben bijgedragen aan de snelle migratie naar buitenlandse leveranciers.
o Trek nauw op met medeoverheden. Ook op decentraal niveau is er sprake van een vergaande afhankelijkheid van buitenlandse
techbedrijven. Ga in gesprek met het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten (VNG) om inzichtelijk te maken strategische (digitale) autonomie
versterkt kan worden op lokaal niveau.
o Stimuleer autonomie bij vitale bedrijven. Ga in gesprek met NIS2-doelgroepen buiten de overheid, zijnde bedrijven in de vitale-sector,
om te bespreken hoe strategische (digitale) autonomie bij deze doelgroepen versterkt
kan worden.
o Reserveer ruimte voor de nodige datacapaciteit. Besteed expliciet aandacht aan datacentrumcapaciteit voor Nederlandse cloudoplossingen
in de Nota Ruimte. Datacentra op Nederlands grondgebied zijn duurzaam en komen ten
goede van de strategische autonomie.
2. Zorg voor een gezonde voedingsbodem en eerlijke concurrentie. De Rijksoverheid is de grootste ICT-afnemer van Nederland en heeft een enorme marktmacht
die onvoldoende wordt benut. Aanbestedingen bij Nederlandse bedrijven moeten zorgen
voor een gezonde voedingsbodem voor de binnenlandse techindustrie. Maak als overheid
afspraken om als launching customer op te treden voor een Nederlands-Europese clouddiensten.
o Kom de Nederlandse cloudsector tegemoet. Breng in kaart op welke onderdelen Nederlandse cloudaanbieders momenteel tekortschieten
om een adequate clouddienstverlening aan te kunnen bieden aan grote overheidsdepartementen
of bedrijven.
o Leg duurzame contacten en stimuleer samenwerking. Faciliteer als overheid gesprekken tussen Nederlandse telecommunicatie-, hosting-
en cloudaanbieders, Overheidsdatacenters (ODCs) en spelers in bijvoorbeeld Duitsland,
België of Scandinavische landen om te komen tot een gezamenlijke volwaardige cloudoplossing,
zoals de «Bijenkorf Cloud Megascaler» naar het model van Clingendael.
o Hef het «Ministerie van Microsoft» op. Het rijksdepartement SLM Microsoft, Google Cloud en Amazon Web Services bevoordeelt
in de huidige vorm buitenlandse techgiganten. Het is een symptoom van de doorgeslagen
afhankelijkheid van technologische grootmachten, wederom mogelijk gemaakt door het
gebrek aan samenhang tussen afnemende organisaties. Breng de aanwezige expertise onder
in een departement verantwoordelijk voor strategisch leveranciersmanagement voor cloudomgevingen
die de Nederlandse strategische autonomie juist versterken.
o Hervorm het aanbestedingsbeleid van de Rijksoverheid. Niet langer mag door departementen naar leveranciers «toegeschreven» worden en terminologie
specifiek voor aanbieders als Microsoft 365 of AWS moet uit aanbestedingen blijven.
In plaats daarvan moeten er eerlijke, transparante aanbestedingseisen komen waarbij
ook alternatieve aanbieders mee kunnen doen.
o Licht de huidige voorrangspositie van publieke cloudleveranciers goed door. Laat de Audit Dienst Rijk (ADR) actief onderzoeken of departementen hun aanbestedingen
naar Amerikaanse hyperscalers «toeschrijven», breng de ADR in stelling om op te treden
als dit het geval is en laat de ADR hier in de toekomst blijvend toezicht op houden.
o Ondersteun nationale partijen in aanbestedingen. Speel een faciliterende rol in het partijen op weg helpen om te kunnen voldoen aan
aanbestedingen, door proactief met aanbieders samen te werken naar Zweeds voorbeeld.
o Laat Europese financiering ten goede komen van de Nederlandse industrie. Zet een gedeelte van de aan Nederland toegekende € 71,2 mln Important Project of Common European Interest
Cloud Infrastructure and Services (IPCEI-CIS)-gelden strategisch in om deze initiatieven te versterken en actief te
participeren. Help organisaties om het budget uit het Digital Europe Programma optimaal te benutten bij de keuze voor Nederlands-Europese leveranciers.
o Stimuleer cloudtechnologie in bestaande trajecten. Neem cloudtechnologie bijvoorbeeld op als sleuteltechnologie in de Nationale Technologiestrategie
(NTS).
o Maak het onderwijs technologieneutraal. ICT’ers verdienen een opleiding tot meer dan een Microsoft- of Amazon-expert. Stimuleer
technische opleidingsinstituten om tot een curriculum gericht op open standaarden
voor software en applicaties te komen. Sluit Nederlandse cloudpartijen aan bij bestaande
publiek-private samenwerkingen die gericht zijn op ICT-opleidingen.
3. Handhaaf het eigen beleid. Het Nederlandse beleid maakt van autonomie en privacy een hoofdpunt. Een gebrek aan
regie maakt dit beleid echter boterzacht, waardoor het over de breedte van het Rijk
niet wordt nageleefd. Het bevorderen van de Nederlandse autonomie wordt een harde
eis en de verantwoordelijkheid over dit punt wordt duidelijker belegd.
o Maak van strategische autonomie een doel op zich. Neem in de herziening van het Rijks Cloudbeleid op dat strategische autonomie een
belangrijk uitgangspunt is voor de overheid als geheel. Stel daarbij vast dat soevereine
cloud een voorwaardelijkheid is voor o.a. kritieke en gevoelige overheidsonderdelen
en neem 2029 als harde deadline voor de uitfasering van niet-Nederlandse cloudaanbieders.
Dit kan op getrapte wijze, waarin diensten met een lage eisendrempel als eerst worden
omgeschakeld zodat Nederlandse partijen via die weg hun entree maken.
o Veranker strategische autonomie in aanhangige wetgeving. Neem in de herziening van de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) op dat
strategische (digitale) autonomie en soevereiniteit in de cloud voor BBN2 een vereiste
is.
o Stel de CIO Rijk verantwoordelijk. Door een gebrekkige rolverdeling voelt niemand zich écht verantwoordelijk voor het
handhaven van de strategische autonomie. Kom met een wijziging van het Besluit CIO-stelsel
Rijksdienst zodanig dat de CIO Rijk in zijn taakstelling verantwoordelijk wordt voor
het waarborgen van de Nederlandse langetermijnbelangen op strategische (digitale)
autonomie binnen de Rijksoverheid. Door de verantwoordelijkheid voor besluiten over
(grote) ICT-aanbestedingen te beleggen bij de CIO Rijk, monitort deze de rijksbrede
langetermijndoelen op het gebied van strategische autonomie.
o Maak duidelijk hoe bestaande kaders worden nageleefd. Er bestaat een implementatiekader risicoafweging cloudgebruik.33 Het is bij individuele migraties nu onduidelijk hoe invulling wordt gegeven aan deze
regels en welke punten leidend zijn bij het maken van een afweging. De onderbouwing
bij keuzes over ICT-migraties worden transparant en centraal bijgehouden, zodat beslissingen
over de digitale infrastructuur van de overheid controleerbaar zijn.
o Stel vlotte exitstrategieën als randvoorwaarde. Verplicht NIS2-doelgroepen (overheid en vitale sectoren) om een exitstrategie en
bijbehorende budgetten te hebben voor hun clouddiensten, waarbij gehanteerd moet worden
dat een migratietijd maximaal drie maanden mag duren. Stimuleer gebruik van een platformonafhankelijke
standaard voor cloudinfrastructuur met het «pas-toe-of-leg-uit»-principe, analoog
met de Haven-standaard van de VNG. Dit om vendor lock-in te voorkomen.
o Maak open standaarden de norm. Neem in afstemming met Forum Standaardisatie in het digitaliseringsbeleid van de
Rijksoverheid op dat open standaarden voor software en applicaties de norm worden.
Zo worden ICT-diensten schaalbaar en kan er beter tussen departementen en overheden
worden samengewerkt.
6. Financieel kader
Deze initiatiefnota voorziet geen verschuivingen op de begroting.
De initiatiefnemers gaan uit van een kostenplaat vergelijkbaar met de huidige. Er
is echter zeer beperkt inzicht in de huidige cijfers omtrent door departementen afgenomen
clouddiensten en onderhoud van eigen infrastructuur binnen de overheid, evenals of
een Nederlands-Europese cloudaanbieder voor een vergelijkbaar bedrag de benodigde
alternatieve diensten zou kunnen leveren. Mocht de afname van soevereine clouddiensten
echter significant duurder blijken, dan moet de Tweede Kamer hierover door de regering
geïnformeerd worden en moet besloten worden hoe het tekort gefinancierd kan worden.
Overheidsinvesteringen in de vorming van een Nederlands cloudlandschap kunnen gefinancierd
worden uit de reeds gereserveerde € 71,2 mln van IPCEI-CIS. Er wordt zo veel mogelijk
met Europese subsidieprogramma's gericht op het versterken van infrastructuur, autonomie
en industrie.
7. Beslispunt
De Kamer wordt gevraagd om in te stemmen met de aanbevelingen en de regering te verzoeken
deze over te nemen.
Six Dijkstra
Kathmann
8. Bronvermelding en raadpleging
De volgende experts en belanghebbenden zijn geraadpleegd bij het opstellen van deze
initiatiefnota:
• Bert Hubert, persoonlijke titel
• Ron Roozendaal, persoonlijke titel
• Brenno de Winter, persoonlijke titel
• Dr. Corinne Cath, TU Delft
• Maaike Okano-Heijmans, Instituut Clingendael
• Alexandre Ferreira Gomes, Instituut Clingendael
• Ludo Baauw, Intermax
• Simon Besteman, Dutch Cloud Community
• Wido den Hollander, Your.Online
9. Appendix
Er zijn een aantal veelgehoorde tegenargumenten waarom het niet verstandig zou zijn
strategische autonomie in het clouddomein na te streven. De initiatiefnemers zetten
hieronder de prominentste op een rij en geven een weerlegging.
1. Het haalbaarheidsargument
«Nederlandse cloudaanbieders kunnen nooit de schaalbaarheid en functionaliteit bieden
die hyperscalers bieden.»
Nederlandse en Europese leveranciers zullen op korte termijn nog niet in staat zijn
om de buitenlandse cloudaanbieders volwaardig te vervangen. Dit betekent ook dat als
Nederland hier nu niet in investeert, we ook op de lange termijn afhankelijk blijven
van big tech hyperscalers. Juist daarom vinden de initiatiefnemers het van belang om de voedingsbodem
voor nationale en Europese alternatieven te verbeteren, zodat er op termijn voldoende
kennis, kunde en schaal wordt opgebouwd om steeds meer diensten dichterbij huis te
kunnen vestigen. Voor diensten met bijzondere specificaties die op maat moeten worden
ontwikkeld, zoals paspoortregistraties of vitale infrastructuur, kunnen nationale
en Europese partijen dan ook in de toekomst een uitkomst blijven bieden. Bovendien
heeft de Nederland juist aangetoond dat ze een aantal zaken al wél kan. Zie bijvoorbeeld
de platforms die ontwikkeld en beheerd worden door partijen als ODC Noord, DICTU,
RDW en DUO. Ook tijdens de coronacrisis heeft de overheid, na enige opstartproblemen,
voor miljoenen burgers ondersteunende ICT-faciliteiten kunnen bieden.
2. Het «boot gemist»-argument
«We lopen al teveel achter op de hyperscalers om hun niveau ooit bij te kunnen benen.»
Achterlopen zou nooit een reden moeten zijn om af te haken. We meten juist tegengewicht
bieden, anders zal de kennis van cloudinfrastructuur en -diensten in de toekomst helemaal
uit Nederland en Europa verdwijnen. Daarom moet Nederland brede kennis behouden over
clouddiensten, waarbij dit niet alleen gaat over bekend zijn met de Microsoft, Google
en Amazon-omgevingen. Daardoor zullen we namelijk de afhankelijkheid in stand houden.
Dus zelfs als volwaardige alternatieven op de hyperscalers uitblijven, moet Nederland
lokale alternatieven, zeker voor bijzondere en kritische infrastructuur, op peil brengen.
3. Het cybersecurity-argument
«De cloudpakketten van hyperscalers bieden betere digitale bescherming dan bedrijven
zelf zouden kunnen realiseren wanneer ze data in eigen beheer hebben.»
De razendsnelle toename en de complexiteit van cyberveiligheidsrisico’s maken het
eigen beheer van data en digitale diensten steeds minder aantrekkelijk. Het is echter
veel te gemakkelijk om te zeggen dat commerciële clouddiensten een totaaloplossing
bieden. Ten eerste, serieuze cyberveiligheidsrisico’s hangen meestal af van menselijk
handelen. Juist het idee dat commerciële clouddiensten waterdicht zijn kan leiden
tot schijnveiligheid en het bewustzijn verminderen. Ten tweede, ook grote Amerikaanse
aanbieders kunnen kwetsbaarheden bevatten, zoals kritieke zero days. Dit hebben we in de afgelopen jaren ook voldoende gezien. De impact van deze digitale
achilleshielen is bij wereldwijde aanbieders vele malen groter dan bij kleinere partijen.
Bovendien vormen deze partijen een aantrekkelijk strategisch doelwit voor statelijke
cyberactoren, zoals de Chinese hackersgroep Storm-0558 die in 2023 clouddiensten van
Microsoft succesvol heeft aangevallen en tienduizenden overheidsmails heeft buitgemaakt.
Het Amerikaanse Department of Homeland Security identificeerde naar aanleiding van
dit incident «een reeks operationele en strategische keuzes van Microsoft die tezamen
wezen op een bedrijfscultuur waarin investeringen in bedrijfsbeveiliging en rigoureus
risicomanagement geen prioriteit kregen,wat strijdig is met de centrale positie van
het bedrijf in het technologie-ecosysteem en het niveau van vertrouwen dat klanten
in het bedrijf stellen om hun gegevens en bedrijfsvoering te beschermen».34 Ten slotte willen de initiatiefnemers benadrukken dat de afhankelijkheid van buitenlandse
clouddiensten en de daarmee verdwijnende kennis van de eigen systemen op zichzelf
ook een veiligheidsrisico is.
4. Het encryptie-argument
«Via DPIA’s en andere assessments kan al worden vastgesteld dat hyperscalers hun klanten
middels encryptie voldoende privacy bieden.»
Door cloudaanbieders kunnen cryptografische maatregelen zoals confidential computing getroffen worden om klantdata te beveiligen op een manier dat ook de aanbieder zelf
technisch niet bij deze data kan. Deze diensten worden vaak aangeboden als «cloud
for sovereignty»-pakketten. Hier moet wel de kanttekening bij geplaatst worden dat
ook dit systeem nooit waterdicht is, omdat het uiteindelijk de aanbieder is die de
maatregel implementeert, en Amerikaanse aanbieders onder Amerikaanse wetgeving gedwongen
kunnen worden om heimelijk dit soort maatregelen ongedaan te maken.35 Omdat de geopolitieke situatie een hoge mate van onvoorspelbaarheid kent, is lastig
vast te stellen hoe robuust de waarborgen van Amerikaanse aanbieders zullen blijken.
Door een te grote afhankelijkheid in te bouwen van enkele niet-Europese leveranciers,
ontnemen we onszelf ook de mogelijkheid om over te stappen op een alternatief, mocht
dit onverwacht toch nodig zijn. Dit kan je alleen bereiken door alternatieve diensten
te hebben. Bovendien zijn de hyperscalers van een dusdanig grote omvang dat boetes
bij niet-naleving van privacywetgeving niet voldoende toereikend zijn. Ten slotte
verengt dit argument het vraagstuk van digitale strategische autonomie onterecht tot
een kwestie van vertrouwelijkheid, waarbij voorbij gegaan wordt aan de cruciale aspecten
onafhankelijkheid (c.q. als land zelf keuzes kunnen maken), zelfstandigheid en kennisborging.36
5. Het lokalisatie-argument
«Er is al wettelijk bepaald dat data fysiek in Nederland wordt opgeslagen. Dat is
waarborg voldoende.»
Het opslaan van Europese data op eigen grondgebied biedt juridisch gezien onvoldoende
waarborgen dat deze data niet inzichtelijk zijn voor niet-Europese mogendheden. De
eerder genoemde Amerikaanse CLOUD-Act biedt de Amerikaanse regering namelijk al verstrekkende
bevoegdheden, ook voor data die is opgeslagen op Europees grondgebied. Het in de Verenigde
Staten voorliggende amendement Section 702 op de Amerikaanse Foreign Intelligence
Surveillance Act (Fisa) geeft het land ook verstrekkende wettelijke handvatten om
inlichtingen in het buitenland in te winnen. Bovendien kan blijken dat de aanbieder
als gevolg van capaciteitsissues ook buiten Nederland data opslaat. Dit is niet altijd
volledig transparant voor de gebruiker. Ook hier geldt dat dit argument het vraagstuk
van digitale strategische autonomie onterecht tot een kwestie van vertrouwelijkheid
verengt.
6. Het verdragsargument
«Er zijn verdragen tussen Europa en de Verenigde Staten die garanderen dat de VS niet
zomaar bij Europese data komt.»
Ook hier kan wederom worden aangegeven dat de verstrekkende bevoegdheden van de Verenigde
Staten vanuit de CLOUD-act en het voorliggende amendement Section 702 op de Fisa niet
moet worden onderschat. Bovendien moet ook worden benoemd dat de economische en politieke
belangen van niet-Europese leveranciers waarschijnlijk niet altijd primair op de privacy
van Europese burgers gericht zijn. De geldende verdragen laten namelijk onverlet dat
de Verenigde Staten ook buiten verdragen om druk kan uitoefenen op de Europese markt
wegens haar dominantie.37 De VS is eerder bereid én in staat gebleken om Europese belangen indirect aan te
tasten, door sancties op te leggen die nadelig zijn voor ons continent. De onvoorspelbaarheid
van het Amerikaanse politieke leiderschap moet extra aanzetten tot stevige Europese
alternatieven.
7. Het «niets te verbergen»-argument
«Ik heb als burger geen geheimen. Het maakt mij niet uit wie mijn data inziet.»
Ten eerste heeft iedereen iets te verbergen. Het is van groot belang dat niet alleen
burgers zelf zorgvuldig met hun gegevens omgaan, maar ook dat overheden en bedrijven
hier verantwoord mee omgaan. Het belang hiervan komt voort uit de noodzaak om zowel
privacygevoelige informatie van burgers af te schermen (denk aan vertrouwelijkheid
van medische gegevens), als om burgers te beschermen tegen identiteitsfraude (denk
aan vertrouwelijkheid van het BSN). Het is bovendien met een goede reden dat doxing,
het online delen van persoonsgegevens met als doel onder andere intimidatie of activisme,
strafbaar is. Mensen kunnen er ongelofelijk veel last aan ondervinden als hun persoonsgegevens
lekken en het is bovendien een nagenoeg onomkeerbare handeling. Ten tweede is het
soeverein kunnen borgen van de vertrouwelijkheid van data niet alleen een kwestie
van privacybescherming voor burgers, maar ook een groter vraagstuk van nationale veiligheid.
De overheid draagt verantwoordelijkheid voor een grote hoeveelheid online gegevens
én operations, die als geheel van belang zijn voor het functioneren van de overheid, de Nederlandse
economische en kennisveiligheid, en kritieke processen in de samenleving.
8. Het Europa-argument
«In de EU doen andere landen voldoende via bijvoorbeeld GAIA-X, dus we hoeven als
Nederland niet een te actieve rol te spelen.»
Nederland is trots op haar rol binnen Europa en op haar rol als internationaal digitaal
knooppunt. Deze positie heeft Nederland natuurlijk niet zomaar gekregen. Als we ons
hier niet voor blijven inzetten zal deze belangrijke rol vervallen. Daarom past het
Nederland om toonaangevend te zijn op het gebied van digitalisering op basis van Nederlands-Europese
waarden. Door de voedingsbodem voor nationale cloudleveranciers te verbeteren, stelt
Nederland zichzelf daarbij in staat om invulling te geven aan haar ambitie op dit
gebied. Dit versterkt bovendien de digitale kennis- en diensteneconomie waar Nederland
bekend om staat.
9. Het francoscepsis-argument
«Met een Europese cloud worden we afhankelijk een land als Frankrijk, dat we ook niet
blind kunnen vertrouwen.»
Het is inderdaad onwenselijk dat blind gevaren wordt op diensten uit andere EU-landen
waarbij Nederland zelf niet betrokken is. Voor dataopslag en digitale diensten is
het van belang dat Nederland zelf kennis en capaciteiten in huis heeft. Derhalve dient
de soevereine cloud een sterke Nederlandse component te hebben, zodanig dat Nederland
een duidelijke mate van strategische autonomie over de diensten heeft. Het aandeel
uit Nederland hoeft niet volledig te zijn, maar er moet tenminste sprake zijn van
een gelijkwaardig partnerschap tussen Nederlandse partijen en die uit andere landen.
10. Het datacentrumargument
«We hebben niet genoeg datacentrumcapaciteit om zelf onze data te hosten.»
Datacentra maken een razendsnelle efficiëntie- en verduurzamingsslag door. Het is
van groot belang om een eenduidige nationale visie op te stellen over de waardevolle
plaatsing van datacentra in de geringe ruimte die wij in Nederland beschikbaar hebben.
Daarin bestaat een wezenlijk verschil tussen bijvoorbeeld een datacentrum van een
big tech-bedrijf gebouwd voor eigen gebruik en een datacentrum dat gedragen en behuisd
wordt door Nederlands-Europese belanghebbenden. Het is voorstelbaar dat de al beschikbare
ruimte efficiënter gebruikt zal worden, maar de vraag naar serverruimte neemt eveneens
toe. Hiervoor moet de samenwerking met Europese bondgenoten worden opgezocht om datacentra
ruimtelijk inpasbaar te houden en ook te laten passen in het Nederlandse waardenraamwerk.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.P.S. Six Dijkstra, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Barbara Kathmann, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.