Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 749 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 teneinde te voorzien in herziening van de regels voor niet tijdig beslissen op aanvragen op grond van de Vreemdelingenwet 2000 (Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken)
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 17 mei 2022
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het
voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen
zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet
genoegzaam voorbereid.
INHOUDSOPGAVE
Algemeen
2
1.
Inleiding
2
2.
Hoofdlijnen
3
3.
Belang tijdig beslissen
5
3.1
Hoe wordt zoveel mogelijk gewaarborgd dat beslissingen binnen de geldende termijnen
worden genomen?
5
4.
Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND
7
5.
Verlengen beslistermijn in asielzaken met drie maanden
7
6.
Alternatieve maatregelen om tijdig beslissen te bevorderen
8
6.1
Periodieke rapportage: de toegang tot zicht op een beslissing
8
6.2
Beroep tegen niet tijdig beslissen
9
7.
Consultatie
10
8.1
Inzet op tijdige besluitvorming; dwangsommen niet contraproductief
10
8.2
Afschaffen dwangsommen leidt tot discriminatie; strijd met de Grondwet en het Handvest
van de Grondrechten van de EU
10
8.3
Afschaffen dwangsommen doet afbreuk aan de rechtsbescherming; geen pressiemiddel meer
voor een individuele vreemdeling om het uitblijven van een beslissing aan te vechten.
Periodieke rapportage geen alternatief
11
8.4
Niet voldoende gemotiveerd dat afschaffing van de regels voor dwangsommen ook in niet-asielzaken
nodig is
11
9.
Overig
13
Algemeen
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de wijziging van
de Vreemdelingenwet 2000 teneinde te voorzien in herziening van de regels voor niet
tijdig beslissen op aanvragen op grond van de Vreemdelingenwet 2000 (Wet herziening
regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken) (Hierna: het wetsvoorstel). Zij
hechten groot belang aan het effectief besluiten over asielzaken, maar delen de mening
van de regering dat het verbeuren van dwangsommen geen passend middel is om het nemen
van een tijdige beslissing te waarborgen. Wel hebben deze leden nog een aantal vragen
en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel.
Zowel de overheid als de vreemdeling is gebaat bij een snelle en zorgvuldige asielprocedure
en bijbehorende besluitvorming. Bovengenoemde leden hechten grote waarde aan een betrouwbare
overheid die snel en zorgvuldig beslist. Deze leden zijn daarnaast van mening dat
het hebben van het instrument van dwangsommen niet enkel ertoe dient kortere wachttijden
te bewerkstelligen zoals de regering lijkt te stellen, maar dat het burgers ook een
instrument in handen geeft haar overheid aan te spreken als zaken niet goed gaan.
Door het invoeren van deze wet ontneemt de regering dit instrument uit handen van
burgers, zonder dat daarvoor wat in de plaats komt. Daarom hebben deze leden nog een
aantal vragen over dit wetsvoorstel.
De leden van de D66-fractie merken op dat zowel de rechtbank in Arnhem (ECLI:NL:RBDHA:2022:2641)
als de rechtbank in Den Bosch (ECLI:NL:RBDHA:2022:3777) recentelijk uitspraken hebben
gedaan over de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen Immigratie en Naturalisatie
Dienst (IND). Deze wet voldoet volgens de rechters niet aan de Europese regelgeving.
Het opschorten van de dwangsommen heeft ertoe geleid dat vreemdelingen geen enkel
middel meer in handen hebben de IND te bewegen tot tijdige besluitvorming, aldus de
rechter. Daarom legde de rechter alsnog een dwangsom op aan de IND. Kan de regering
reageren op deze uitspraak? Hoe ziet de regering de haalbaarheid van voorliggend wetsvoorstel
als de rechter al een streep lijkt te trekken door de tijdelijke wet?
De leden van de PVV-fractie zijn een groot voorstander van het afschaffen van de dwangsomregeling
voor asielzoekers. Als het aan deze leden had gelegen, was deze regeling er niet eens
geweest. Na verschillende initiatieven van de leden van de PVV-fractie, zoals de motie
Emiel van Dijk (Kamerstuk 35 476, nr. 9) en de indiening van een initiatiefwetsvoorstel (Kamerstuk 35 406), heeft de voorgaande regering een wetsvoorstel ingediend om deze geldverslindende
regeling te beëindigen. Helaas is de regering daarbij wel door de knieën gegaan door
de rechtsbijstand voor asielzoekers te behouden. Met als gevolg dat asielzoekers van
de regering de mogelijkheid krijgen samen met asieladvocaten te blijven procederen
op kosten van de Nederlandse belastingbetaler. Op die manier worden procedures oneindig
opgerekt, vertraagd en gefrustreerd met als uiteindelijk resultaat dat asielzoekers
in Nederland kunnen blijven.
De leden van de PVV-fractie vragen de regering of het onderliggende wetsvoorstel een
definitief einde maakt aan de dwangsomregeling voor asielzoekers. Deze leden hebben
kennisgenomen van de uitspraken van de rechtbank Arnhem van 24 maart j.l. en van de
rechtbank Den Bosch van 22 april j.l. waarin is geoordeeld dat op grond van het EU-recht,
de Staat wel degelijk dwangsommen moet betalen aan asielzoekers als de IND niet tijdig
beslist op een aanvraag van een verblijfsvergunning. Welke gevolgen hebben deze uitspraken
voor het voorliggende wetsvoorstel, zo vragen de leden van de PVV-fractie. Welke initiatieven
onderneemt de regering het rekken van asielprocedures en procedure stapelen door asielzoekers
aan te pakken?
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het bovengenoemde wetsvoorstel.
Hoewel deze leden achter het doel van het wetsvoorstel staan, hebben zij een vraag
over de motivering van het voorliggende wetsvoorstel.
De leden van de SP-fractie hebben met kritische belangstelling kennisgenomen van het
wetsvoorstel. Hierover hebben zij diverse vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Zij vinden het goed dat er gezocht is naar een structurele oplossing voor de extreme
dwangsomregeling bij procedures in het kader van de Vreemdelingenwet 2000. Deze leden
hebben hierover nog enkele vragen.
2. Hoofdlijnen
De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten hoe dit wetsvoorstel
zich verhoudt tot het gelijkheidsbeginsel. Kan de regering inzichtelijk maken welke
instrumenten zowel de burger, de rechterlijke macht als wetgevende macht in handen
houdt en krijgt wanneer voorliggende wet wordt aangenomen? Kan de regering reflecteren,
gelet op de problemen die de asielketen de afgelopen jaren heeft ervaren, of zij dit
voldoende acht om burgers in staat te stellen hun recht te halen, c.q. voldoende instrumenten
biedt om zich te verweren tegen de overheid? Zo ja, waarom? Hoe gaat de regering monitoren
of de besluitvorming voldoende voortgang boekt en burgers voldoende hun weg weten
te vinden indien zij van mening zijn dat de overheid tekort schiet?
De leden van de D66-fractie vragen de regering voorts waarom zij kiest voor uitbreiding
van de uitzondering op de dwangsomregeling naar alle vreemdelingenzaken, aangezien
zij in de memorie van toelichting aangeeft dat de problematiek met de dwangsomverplichting
vooral optrad in asielzaken. Vooral voor de nareistermijn van drie maanden kan dit
tot problemen leiden. De regering geeft aan artikel 29, tweede tot en met vierde lid,
van de Vw 2000 aan te willen passen, maar in een separaat wetstraject op een later
moment. Bovengenoemde leden vragen de regering, gelet op het belang van deze wijziging,
te heroverwegen dit later via een separaat traject te doen, en in plaats daarvan deze
wijziging tegelijkertijd met voorliggend wetsvoorstel te realiseren.
De leden van de D66-fractie constateren dat in de nota naar aanleiding van het verslag
bij de tijdelijke wet dwangsommen en tijdens de plenaire behandeling van dit wetsvoorstel
door de regering werd gesproken over het opnemen van een veiligheidsklep in de wet
om ervoor te zorgen dat in individuele gevallen daadwerkelijk een besluit wordt genomen
wanneer termijnen worden overschreden. Deze leden hebben de indruk dat deze veiligheidsklep
niet is opgenomen in voorliggend wetsvoorstel en vragen de regering of dit klopt.
Zo ja, waarom niet, aangezien dit destijds wel door de regering is toegezegd maar
vooral nog moest worden uitgewerkt. Indien de regering niet kiest voor het toevoegen
van een veiligheidsklep, op welke andere manier waarborgt de regering dan dat in individuele
zaken ook daadwerkelijk een besluit wordt genomen? De regering schreef hierover namelijk
eerder al aan de Kamer dat de rapportageverplichting hiervoor een te algemeen instrument
is.
De leden van de SP-fractie begrijpen de doelstelling van de regering. Het uitkeren
van 1 miljoen euro aan dwangsommen per week is een pijnlijke realiteit. Deze leden
onderschrijven dat spaarzaam moet worden omgegaan met overheidsgelden en dat het een
vreemd gegeven is dat de Staat zichzelf boetes oplegt. Maar volgens deze leden is
dit niet het werkelijke probleem waar deze wet om zou moeten gaan. Het gaat hier in
werkelijkheid om het politiek onvermogen om de IND niet in staat te stellen haar taken
uit te laten voeren. Deze leden zullen vanuit dit perspectief dit wetsvoorstel bekijken.
De leden van de SP-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de oorsprong van
het wetsvoorstel ligt bij de toename van het aantal dwangsommen. Deze leden vragen
de regering dit toe te lichten. Klopt het dat dwangsommen als stok achter de deur
dienen voor bestuursorganen om aan hun verplichtingen te voldoen? Als dat het geval
is, is dan hier niet het wezenlijke probleem dat de IND al jaren met achterstanden
kampt? Als de regering het hiermee eens is resteert de vraag hoe het afschaffen van
dwangsommen de regering in staat zou moeten stellen sneller te beslissen. Kan de regering
dit toelichten?
Daarnaast lezen de leden van de SP-fractie dat de regering van mening is dat dwangsommen
niet langer een passend middel zouden zijn om tijdige beslissingen te waarborgen.
Kan de regering dit toelichten? Want als de regering deze mening is toegedaan, waarom
worden dwangsommen dan niet horizontaal afgeschaft? De regering kiest er immers toch
voor de dwangsommen alleen in het vreemdelingenrecht af te schaffen? De argumenten
die in de memorie van toelichting worden aangedragen, namelijk dat de asielinstroom
met fluctuaties te maken heeft, dat onderzoeken in het buitenland langer duren en
dat bewijsmiddelen vaak ontbreken, overtuigen de leden van de SP-fractie nog onvoldoende.
Deze problemen kunnen toch het hoofd worden geboden door de IND voldoende (reserve)capaciteit
te geven? Het wetsvoorstel zorgt ook ervoor dat de termijnen, conform de Procedurerichtlijn,
vaker verlengd kunnen gaan worden. Zo wordt op dit moment vaak niet voldaan aan het
vereiste dat er een onverwacht grote toestroom is van asielzoekers. Waarom lukt het
de IND niet om zaken tijdig te beslissen in tijden waarin geen sprake is van onverwacht
grote instroom van asielzoekers? Kan de regering toelichten aan welke voorwaarden
moet worden voldaan teneinde een verlenging van drie maanden toe te passen? Kan de
regering daarnaast toelichten waarom, als het vaker mogelijk is de termijnen te verlengen,
het nodig zou zijn de dwangsommen bij de IND af te schaffen? Waarom zorgt die extra
verlenging niet voor voldoende ruimte om dwangsommen te voorkomen?
De leden van de SP-fractie constateren dat het wetsvoorstel niets verandert aan de
mogelijkheid om in beroep te gaan tegen besluiten die te lang op zich laten wachten
bij de bestuursrechter. Het wetsvoorstel zorgt er echter wel voor dat geen dwangsommen
kunnen worden verbeurd. Kan de regering dit toelichten? Wat is de ratio hierachter?
Leiden die beroepsprocedures niet juist tot extra kosten voor de Staat, wat de regering
juist wil voorkomen, die nergens toe hoeven te leiden omdat er geen stok achter de
deur is?
Om de redenen die de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (Hierna: de Afdeling)
ook noemt, hebben de leden van de ChristenUnie-fractie het eerder acceptabel gevonden
dat de IND tijdelijk uitgezonderd werd van de regel dat een dwangsom betaald moet
worden bij niet tijdig beslissen. Nu ligt de wet voor die beslissingen over verzoeken
van vreemdelingen permanent uitzondert van deze regel in de Algemene Wet Bestuursrecht
(Awb). Hier kleven volgens deze leden wel grotere bezwaren aan, waar zowel de Afdeling
als verschillende geconsulteerde instanties ook op wijzen. Volgens de bovengenoemde
leden moet de IND zodanig toegerust zijn dat beslissingen in het overgrote deel van
de gevallen binnen de toegestane termijnen genomen kunnen worden. De aard van de vreemdelingenzaken,
zelfs niet alleen van asielzaken, is niet zodanig anders dat dit terrein uitgezonderd
zou moeten worden van het middel waar de Awb in voorziet om tijdig beslissen te bevorderen,
namelijk de dwangsom. Het uitzonderen van juist deze aanvragen is volgens deze leden
dan inderdaad een onderscheid op grond van nationaliteit, dat onvoldoende gerechtvaardigd
is.
3. Belang tijdig beslissen
3.1 Hoe wordt zoveel mogelijk gewaarborgd dat beslissingen binnen de geldende termijnen
worden genomen?
De leden van de SP-fractie onderschrijven het belang van tijdige beslissingen bij
de IND. Vreemdelingen ervaren stress van beslissingen die lang op zich laten wachten
en dat wreekt zich met name in asielaanvragen waarin de beslissing een letterlijke
kwestie van leven of dood kan zijn. Het is daarom pijnlijk dat de IND al jaren niet
in staat wordt gesteld tijdige beslissingen te nemen. De vraag wat er nodig is de
IND hiertoe wel instaat te stellen komt onvoldoende aan bod in de memorie van toelichting.
Kan de regering hier nog eens bij stilstaan? Er wordt gesproken over een meerjarige
stabiele financiering van de IND, met het liefst reservecapaciteit teneinde hoge instroom
op te kunnen vangen. Ook in het regeerakkoord komt dit naar voren: «De financiering
van de partners in de asielketen (met name IND en COA) moet stabieler en daarmee toekomstbestendiger
worden. We investeren hiertoe 200 miljoen euro structureel. We versterken de expertise
bij de IND inzake de beoordeling van de LHBTI’ers en bekeerlingen waarbij externe
expertise wordt betrokken.» Op dit moment zijn er nog geen voorstellen bij de Kamer
ingediend. Wanneer kan de Kamer deze verwachten? Betekent de verdiepingsslag die wordt
gemaakt bij de beoordeling van LBHTI’ers en bekeerlingen dat dit ten koste gaat van
verbreding van de capaciteit van de IND?
De leden van de SP-fractie merken op dat andere maatregelen genoemd in de memorie
van toelichting, die ruim een jaar oud zijn, er niet voor hebben weten te zorgen dat
de achterstanden in 2021 werden weggewerkt. Zelfs de deadline voor het wegwerken van
de achterstanden door de zogenaamde Taskforce is verschillende keren naar achteren
geduwd. Met de hoge instroom van vreemdelingen in de tweede helft van 2021 en met
het uitbreken van de oorlog in de Oekraïne wordt de IND opnieuw blootgesteld aan een
enorme werklast. Kan de regering aangeven hoe zij hierop adequaat gaat reageren? Welke
mogelijkheden ziet de regering nog? Wanneer verwacht de regering dat de capaciteit
van de IND op orde is? Kan de regering aangeven hoeveel fte nu beschikbaar is, hoeveel
fte nodig is en wanneer die doelstelling wordt gehaald? Kan de regering tevens schetsen
hoe het verloop van personeel bij de IND eruitziet? Is het bijvoorbeeld zo dat medewerkers
maar korte tijd bij de IND werken, waardoor telkens op nieuw kennis en kunde vertrekt?
De leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks hebben kennisgenomen van het voorliggende
wetsvoorstel. Hierin lezen zij dat de regering beargumenteert dat dwangsommen niet
langer een passend middel zijn om tijdige beslissingen te waarborgen. Deze leden erkennen
dat het afhandelen van beroepszaken een werklast meebrengen voor de IND, maar stellen
daar tegenover dat deze werklast door de regering zelf is veroorzaakt. Zo is in het
verleden het personeel van de IND vroegtijdig afgeschaald, waarbij onvoldoende rekening
is gehouden met pieken in de instroom die voor kunnen komen. Nu een groot deel van
de achterstanden bij de IND is weggewerkt, vinden de aan het woord zijnde leden tevens
dat de noodzaak voor het afschaffen van de dwangsommen is komen te vervallen.
De leden van de SGP-fractie vragen hoe wordt gewerkt aan het verhogen van de beslissnelheid,
en welke financiële c.q. instrumentele middelen hiervoor aanvullend nodig zijn. Hoe
wordt gewaarborgd dat er ook een prikkel blijft om zorgvuldig, maar ook zo snel mogelijk
te beslissen? Dit is immers ook in het belang van de aanvrager, zodat ook schrijnende
situaties voorkomen worden. Hoe staat het nu met de werkvoorraad en de afhandeling
van nieuwe asielaanvragen binnen de wettelijke termijnen van de IND? Deze leden vragen
de regering in te gaan op de stand van zaken van de uitvoering van de aanbevelingen
uit het rapport Onderzoek doorlooptijden IND van Significant Public. Zij vragen de
regering daarbij ook aan te geven en cijfermatig te onderbouwen, bijvoorbeeld middels
een overzicht van aantal fte per jaar, hoe in de achterliggende jaren, sinds 2017,
de besliscapaciteit van de IND is uitgebreid.
De leden van de Volt-fractie merken op dat de regering schrijft dat maximaal wordt
ingezet op het wegnemen van obstakels die in de weg staan aan het tijdig beslissen
in vreemdelingenzaken, voor zover zij binnen de macht van de overheid liggen. De regering
schrijft ook dat verschillende oorzaken aan te wijzen zijn voor de opgelopen doorlooptijden,
waaronder de vroegtijdige afschaling van personeel in 2017 in combinatie met de licht
verhoogde asielinstroom en een financieringssystematiek die net verder reikte dan
de korte termijn, waarbij onvoldoende rekening mee is gehouden.
De leden van de Volt-fractie zijn positief over de maatregel een meerjarige stabiele
financiering te treffen, zodat beter geanticipeerd kan worden. Deze leden zijn van
oordeel dat asiel en migratie onderdeel zijn van het normale leven en dat de schrijnende
staat van de Nederlandse opvang voorkomen had kunnen worden. Het Nederlandse asiel-
en migratiebeleid van de afgelopen jaren, waarbij onvoldoende is aangesloten bij internationale
verplichtingen, heeft bijgedragen aan het oplopen van de doorlooptijden en de daarbij
komende kosten. Te weinig aanmeld- en opvanglocaties en een tekort aan personeel en
expertise leiden tot situaties zoals wij die nu zien in Ter Apel. Dat had voorkomen
kunnen worden.
In het wetsvoorstel missen de leden van de Volt-fractie een deugdelijke onderbouwing
van de noodzaak voor het afschaffen van de dwangsom bij het overschrijden van de termijnen.
Kan de regering aangeven welke maatregelen zij neemt om de doorlooptijden te verkorten,
in welke mate de afzonderlijke maatregelen bijdragen aan het verkorten van de problematiek
omtrent de doorlooptijden? Kan de regering daarbij aangeven waarom het afschaffen
van de dwangsommen noodzakelijk is in relatie tot het totaal aan maatregelen dat genomen
wordt? Er wordt afgeweken van de reguliere bestuursrechtelijke systematiek, waarbij
een effectief rechtsmiddel wordt weggenomen. Dat verdient een stevigere onderbouwing
van de noodzakelijkheid. Deze leden vragen de regering ook welke impact zij verwacht
op het vertrouwen in de overheid, door het afschaffen van een effectief rechtsmiddel
voor aanvragers? Hoe verhoudt deze maatregel zich tot de verantwoordelijkheid die
de overheid heeft haar burgers met respect te benaderen en te ondersteunen?
4. Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND
De leden van de VVD-fractie staan positief tegenover de permanente opschorting van
dwangsommen bij de IND. Zij achten het van groot belang dat de IND tijdig beslist
op aanvragen van een asielzoeker, maar geloven niet dat dwangsommen hier het passende
instrument voor zijn, zeker in het geval van schommelende aantallen waar niet op geanticipeerd
kan worden. Het vergroten van de IND-capaciteit en een effectievere organisatie en
besturing zijn dit wel. Kunt u aangeven welke acties de regering onderneemt teneinde
de effectiviteit van de IND te vergroten?
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van uitspraken van de rechtbank Arnhem
van 24 maart jl. en van de rechtbank Den Bosch van 22 april jl.. Zoals deze leden
begrepen is door beide rechtbanken geoordeeld dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen
IND onverbindend is. Dit roept vanzelfsprekend vragen op over het wetsvoorstel Wet
herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken. Hebben deze leden het
goed begrepen dat de Staat in beroep gaat tegen beide uitspraken? Zo ja, kan de regering
dat toelichten? Deelt de regering de mening dat, zo lang de zaak nog onder de rechter
is, het verstandig is deze aanhangige wet aan te houden in afwachting van een definitief
oordeel? Kan dit antwoord worden toegelicht? Daarnaast zijn deze leden erg benieuwd
naar de inhoudelijke reactie van de regering. Hoe oordeelt de regering over het verwijderen
van de stok achter de deur zoals de twee rechtbanken nu hebben geoordeeld?
5. Verlengen beslistermijn in asielzaken met drie maanden
De leden van de D66-fractie lezen dat de regering de beslistermijn in asielzaken met
drie maanden wil verlengen teneinde het aantal termijnoverschrijdingen te verminderen.
Deze leden vinden het oprekken van termijnen geen effectief middel om de kern van
het probleem, het gebrek aan snelle en zorgvuldige besluitvorming in asielzaken, op
te lossen. Deze leden vragen de regering in een overzicht weer te geven wat het verschil
zou zijn geweest als deze maatregel de afgelopen twee jaar al was doorgevoerd. Kan
de regering laten zien hoeveel minder termijnoverschrijdingen dan hadden plaatsgevonden?
De leden van de PvdA en GroenLinks-fracties wijzen erop dat er meerdere mogelijkheden
in de huidige wetgeving bestaan om de beslistermijnen te verlengen. Deze mogelijkheden
bestaan met name op grond van de Procedurerichtlijn, de Vreemdelingenwet 2000 en de
Awb en bieden de regering de mogelijkheid de beslistermijnen te verlengen en daarbij
dwangsommen te vermijden. Waarom acht de regering het nodig zowel de verlengingsmogelijkheden
op te rekken als dwangsommen als stok achter de deur af te schaffen? Kan de regering
uitweiden waarom de huidige mogelijkheden voor het verlengen van beslistermijnen niet
toereikend genoeg zouden zijn? Kan de regering daarnaast een toelichting geven op
welke uitzonderingen deze verlengingsmogelijkheid ziet en kan de regering daarbij
met name ingaan op het nieuwe artikel 42, vijfde lid «naar behoren gerechtvaardigde
gevallen»?
De leden van de ChristenUnie merken het volgende op ten aanzien van het voorstel een
verlenging van de beslistermijn met drie maanden mogelijk te maken. De regering stelt
dat deze verlening ook mogelijk is volgens de Procedurerichtlijn. De totale beslistermijn
kan op de gronden die nu al gegeven zijn, in totaal 21 maanden bedragen. Voor deze
leden is het niet duidelijk waarom beslissingen in vreemdelingenzaken, nu de beslistermijn
al zo verlengd kan worden, dan ook nog uitgezonderd zouden moeten worden van dwangsommen
bij niet tijdig beslissen. Deze leden zouden daar graag een toelichting van de regering
op ontvangen.
6. Alternatieve maatregelen om tijdig beslissen te bevorderen
De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten welke maatregelen zij
hebben genomen, sinds het buiten werking stellen van de dwangsomregeling, om tijdige
besluitvorming te bewerkstelligen. Welke alternatieve maatregelen zijn overwogen?
Waarom is daar uiteindelijk niet voor gekozen? De regering is van mening dat dwangsommen
een obstakel zijn naar snel beslissen, dat het contraproductief werkt en een verlammende
uitwerking heeft op de IND. Kan de regering laten zien dat sinds de invoering van
de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND er inderdaad minder obstakels zijn snel
te beslissen en dat er ook daadwerkelijk sneller wordt besloten?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering een inventarisatie heeft gedaan
naar de wijze waarop in andere lidstaten van de EU wordt gewaarborgd dat tijdig op
aanvragen wordt besloten. Zij vragen de regering hoeveel andere EU-lidstaten een vergelijkbare
dwangsomregeling hebben.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering aangeeft dat dwangsommen er zijn
om tijdige besluitvorming door het bestuursorgaan te bevorderen en dat dit in het
geval van vreemdelingenzaken niet werkt. Deelt de regering de mening dat het belangrijkste
argument voor de voorliggende wetswijziging niet moet worden gezocht in specifieke
omstandigheden zoals de vroegtijdige afschaling van personeel in 2017, waarop ook
beter had kunnen worden geanticipeerd, maar meer algemeen in de onverwachte schommelingen
in de asielinstroom? Hoe wenselijk vindt de regering het überhaupt dat een overheidsinstantie
die zo afhankelijk is van wat in andere landen en regio’s gebeurt, beboet moet worden
als plotseling de instroom van asielzoekers explodeert? Anders gezegd, erkent de regering
dat niet zozeer de bijzondere omstandigheden, als wel het bijzondere karakter van
de werkzaamheden van deze overheidsdienst deze wetswijziging rechtvaardigt? De leden
van de SGP-fractie menen dat de argumentatie in de memorie van toelichting op dit
punt zou kunnen worden aangescherpt.
6.1 Periodieke rapportage: de toegang tot zicht op een beslissing
De leden van de D66-fractie lezen dat «aan de besproken maatregelen het vertrouwen
[wordt] ontleend dat de doorlooptijden van de IND in 2021 weer op orde zijn». Inmiddels
zitten wij halverwege 2022 en hebben wij sinds enige tijd weer te maken met een grotere
asielinstroom, wat de druk op de asielketen vergroot. Deze leden vragen de regering
een overzicht te geven van de doorlooptijden in 2021 en wat de gemiddelde wachttijden
waren voor asielzoekers in dat jaar. Daarnaast vragen zij wat op dit moment de doorlooptijden
en wachttijden zijn. Voorts vragen deze leden dat als de regering zoveel verwacht
van de rapportageverplichting, waarom deze dan niet nu al periodiek wordt opgesteld
en met de Tweede Kamer wordt gedeeld? Per wanneer kan de Tweede Kamer de eerste rapportage
verwachten?
De leden van de SP-fractie begrijpen dat de regering voorstelt ieder kwartaal te rapporteren
over de situatie bij de IND. Door monitoring verwacht de regering beter bij te kunnen
sturen. Hoewel deze gedachte begrijpelijk is willen deze leden vragen of dit niet
juist tot nog meer werklast leidt in plaats van verlichting van de werklast? Werkt
dit niet contraproductief? Kan de regering hierop reageren? Waarom weegt dit nadeel
op tegen het voordeel van deze monitoring?
Voor de leden van de PvdA en GroenLinks-fracties staat het beoogde doel, tijdige besluitvorming
die voor alle partijen van belang is, voorop. Zij zijn van mening dat het afschaffen
van dwangsommen niet bijdraagt aan dat doel. Daarnaast vinden deze leden dat het door
de regering beoogde alternatief, periodieke rapportage, volstrekt onvoldoende is om
tijdige besluitvorming te kunnen afdwingen, aangezien een individuele vreemdeling
hier geen rechten aan kan ontlenen. Waarom heeft de regering ervoor gekozen om de
stok achter de deur, namelijk dwangsommen, te willen afschaffen, zonder daarbij met
een reëel alternatief te komen?
De leden van de ChristenUnie-fractie erkennen dat periodieke rapportage van nut zou
kunnen zijn om tijdig in te kunnen grijpen bij oplopende beslistermijnen en werkvoorraden.
Deze leden zijn er echter niet van overtuigd dat dit instrument een alternatief kan
zijn voor het middel van de dwangsom, als stok achter de deur. Zij zouden de regering
willen vragen waarom zij meent dat dit wel zo is, te meer daar zij zelf aangeeft dat
het genereren van dergelijke rapporten nu al tot de normale werkzaamheden behoort,
welk effect hebben deze rapporten dan nu? Deze leden denken eerder dat deze rapporten
op zichzelf toch voor extra werk zorgen. Kan de regering onderbouwen waarom dat niet
zo zou zijn?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering in de memorie van toelichting het
vertrouwen uitsprak dat de doorlooptijden van de IND in 2021 weer op orde zouden zijn.
In hoeverre is deze verwachting ook uitgekomen? Kan de regering een actueel overzicht
geven van de doorlooptijden op dit moment? Wat betekent op orde zijn in dit verband?
Welke doorlooptijd wordt als wenselijk beschouwd?
De leden van de Volt-fractie zetten vraagtekens bij de effectiviteit van de periodieke
rapportage. Deze leden zijn van mening dat een periodieke rapportage bij kan dragen
aan het verbeteren van procedures en relevant beleid. Zo wordt het parlement in staat
gesteld om tijdig bij te sturen. Hoe is de regering voornemens in beleid vast te leggen
wat met de periodieke rapportages wordt gedaan? Welke instrumenten gaat de regering
inzetten om bij te sturen op het moment dat blijkt uit de rapportages dat de tijdigheid
niet naar behoren is?
6.2 Beroep tegen niet tijdig beslissen
De leden van de PvdA en GroenLinks-fracties hebben kennisgenomen van de inzet van
de regering, in lijn met het advies van de Afdeling, het in asielzaken weer mogelijk
te laten worden dat er beroep kan worden ingesteld tegen niet tijdig beslissen bij
de bestuursrechter. Echter wijzen zij erop dat dit beroep volledig tandeloos is geworden
indien wordt overgegaan tot het afschaffen van dwangsommen. Bovendien vinden de aan
het woord zijnde leden dat de regering onvoldoende oog heeft voor de mogelijke bijeffecten
van dit wetsvoorstel. Zo wijst de Nederlandse Vereniging voor de Rechtspraak (NVvR)
erop dat het aantal schadeclaims bij uitblijvende beslissingen juist kan stijgen door
verzoeken tot schadevergoeding via de burgerlijke rechter. Het antwoord van de regering,
dat aangeeft dat hier «hopelijk» geen sprake van zal zijn, is onvoldoende en naïef.
Kan de regering een meer onderbouwde toelichting geven over de mogelijke bijeffecten
van het wetsvoorstel?
De leden van de SGP-fractie lezen dat het wetsvoorstel een periodieke rapportage en
de mogelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen behelst. In het nader verslag
over de Tijdelijke wet schreef de regering dat ook werd gedacht aan een wettelijk
instrument dat waarborgt dat als uit de periodieke rapportages blijkt dat in bepaalde
categorieën zaken, een substantieel deel van de te nemen beslissingen langere tijd
uitblijft, de beslissingen in de individuele zaken alsnog daadwerkelijk worden genomen.
Dat zou kunnen worden beschouwd als een soort veiligheidsklep die in bepaalde strikt
omschreven gevallen opengaat en waarborgt dat beslissingen niet onevenredig uit de
termijn lopen. Om welke reden is hiervoor niet gekozen in het uiteindelijke wetsvoorstel?
Welke alternatieven zijn hiervoor overwogen met welke voor- en nadelen? Om welke reden
acht de regering de voorgestelde maatregelen in dit wetsvoorstel een voldoende prikkel
om te komen tot snelle afhandeling van de asielprocedures?
7. Consultatie
De leden van de D66-fractie constateren dat met deze wet de bestuursrechter uiteindelijk
ook geen dwangsom meer kan opleggen. Deze leden vragen wat er dan gebeurt als de IND
zich niet houdt aan de uitspraak van de rechter, zeker gelet op het punt dat bovengenoemde
leden eerder maakte over het ontbreken van een veiligheidsklep. Welke dwangmiddelen
zijn er dan nog wel? Deze leden maken zich zorgen over het ontbreken van deze stok
achter de deur. Onder andere de NVvR schrijft in rectie op het wetsvoorstel dat «vooral
nu de rechter geen middel meer heeft om naleving van zijn uitspraken af te dwingen,
kan aan de effectiviteit van het rechtsmiddel beroep worden getwijfeld». De leden
van de D66-fractie vragen de regering of zij specifiek op dit punt van zorg wil ingaan
en toelichten waarom hier volgens haar geen sprake van is.
De leden van de ChristenUnie-fractie herkennen zich in de bezwaren die in de consultatieronde
door de diverse instanties zijn ingebracht en die hieronder zijn opgesomd. Zij achten
de reactie daarop van de regering niet overtuigend.
8.1 Inzet op tijdige besluitvorming; dwangsommen niet contraproductief
De leden van de ChristenUnie-fractie kunnen de redenering dat de dwangsommen contraproductief
zijn, niet volgen. Zij zien niet in dat de dwangsommen verlammend zouden werken. Het
bedrag aan dwangsommen is zo opgelopen als gevolg van eerdere beslissingen waardoor
de IND niet meer toegerust was voor haar taak. Schommelingen met pieken en dalen in
het aantal verzoeken zijn inherent aan het werk van de IND. Deze leden zijn van mening
dat als de organisatie op orde is gebracht en is toegerust op haar taak de dwangsommen
ook op dit gebied een nuttige en effectieve stok achter de deur kunnen zijn om de
behandelingsduur niet te zeer te laten oplopen,
8.2 Afschaffen dwangsommen leidt tot discriminatie; strijd met de Grondwet en het
Handvest van de Grondrechten van de EU
De leden van de SP-fractie constateren dat diverse organisaties, waaronder de Afdeling,
in hun reacties en consultaties constateerden dat dit wetsvoorstel leidt tot discriminatie
en/of in strijd zou zijn met de Grondwet of het Handvest van de Grondrechten van de
EU. Deze kritiek komt voort uit het uitzonderen van het vreemdelingenrecht op de dwangsommen
in het algemeen bestuursrecht. In een uitspraak van de rechtbank in Den Bosch wordt
deze kritiek ook benoemd. Kan de regering hierop reageren? Waarom zouden dwangsommen
geen passend middel meer zijn in het vreemdelingenrecht? Waarom is dit onderscheid
geoorloofd? Is de regering helemaal niet gevoelig voor de constatering dat hier een
apart systeem op basis van nationaliteit wordt gecreëerd, ook al is dat wellicht niet
de intentie?
De leden van de PvdA en GroenLinks-fracties hebben kennisgenomen van de standpunten
van experts van onder meer de Vereniging van Asieladvocaten en Juristen Nederland
(VAJN) en VluchtelingenWerk Nederland (VWN), die erop wijzen dat het afschaffen van
dwangsommen alleen vreemdelingen betreft en derhalve strijdig is met artikel 1 van
de Grondwet. De argumentatie van de regering dat hier geen sprake van zou zijn omdat
de grondslag van het wetsvoorstel is gelegen in de disproportionele toename van te
vergoeden dwangsommen in met name asielzaken, is volgens deze leden onjuist. De oorzaak
hiervan ligt namelijk niet bij de dwangsommen, maar onder meer bij het beleid personeel
van de IND vroegtijdig af te schalen. Kan de regering andere argumenten aandragen
waarom het wetsvoorstel niet strijdig is met artikel 1 van de Grondwet?
De leden van de Volt-fractie merken op dat uit de consultatie duidelijk wordt, dat
de afschaffing van de dwangsommen waarschijnlijk in strijd is met de Grondwet en het
Handvest van de Grondrechten. Deze leden delen dat standpunt, in zoverre dat het wetsvoorstel
mogelijk leidt tot een ongerechtvaardigd onderscheid tussen personen die een aanvraag
doen op verschillende rechtsgronden. De noodzakelijkheid en proportionaliteit is onvoldoende
onderbouwd. Kan de regering toelichten waarom zij dit onderscheid niet in strijd met
artikel 1 van de Grondwet en artikel 20 van het Handvest van de Grondrechten acht?
Hoe verhoudt dit voorstel zich volgens de regering tot de termijnen in het Gemeenschappelijk
Europees Asiel Systeem (GEAS)? Deze leden willen benadrukken dat de gevolgen van een
slechte asielprocedure en lange doorlooptijden direct impact hebben op de rechten
en effectieve situatie van mensen.
8.3 Afschaffen dwangsommen doet afbreuk aan de rechtsbescherming; geen pressiemiddel
meer voor een individuele vreemdeling om het uitblijven van een beslissing aan te
vechten. Periodieke rapportage geen alternatief
De leden van de SP-fractie willen graag stilstaan bij de betekenis van dit wetsvoorstel
voor de rechtsbescherming van rechtszoekenden. Dwangsommen zijn bedoeld om naleving
door bestuursorganen van rechtelijke uitspraken te waarborgen. Het is een stok achter
de deur. Dit roept dan ook de vraag op of het afschaffen van dwangsommen een vrijbrief
zijn aan bestuursorganen van rechtelijke uitspraken. Kan de regering hierop reageren?
Kan de regering tevens ingaan op het perspectief van de NVvR dat dit wetsvoorstel
in feite de rechtsbescherming van rechtszoekenden en de rechtsstatelijke verhouding
tussen de uitvoerende macht en de rechtspraak aantast?
8.4 Niet voldoende gemotiveerd dat afschaffing van de regels voor dwangsommen ook
in niet-asielzaken nodig is
De leden van de CDA-Fractie constateren met de Afdeling, dat de Tijdelijke wet alleen
geldt voor aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Het nu
aanhangige wetsvoorstel geldt voor alle aanvragen op grond van de Vreemdelingenwet
2000. Deze verruiming wordt in de memorie van toelichting alleen toegelicht met de
stelling dat «ervan uit wordt gegaan dat de hiervoor beschreven nadelige consequenties
van het kunnen verbeuren van dwangsommen optreden bij alle procedures op grond van
de Vreemdelingenwet. Daarom is dit voorstel niet beperkt tot asielzaken».
Met de Afdeling zijn de leden van de CDA-fractie van mening dat uitzonderingen op
een hoofdregel zo beperkt mogelijk dienen te zijn. De motivering voor uitbreiding
van de uitzondering op de dwangsomregeling naar alle vreemdelingenzaken is, gelet
hierop, ook na kennisneming van het nader rapport, ontoereikend. Immers motiveert
de regering in dat nader rapport de uitbreiding door middel van een verwijzing als
volgt: «dergelijke overschrijdingen kunnen bijvoorbeeld hun oorsprong vinden in onvoorziene
pieken in de instroom ten gevolge van crisissituaties elders in de wereld of fluctuaties
in de aard van die instroom. Andere voorbeelden zijn de duur van het onderzoek in
het buitenland of het gegeven dat in vreemdelingenrechtelijke procedures, anders dan
in andere bestuursrechtelijke zaken, bewijsmiddelen vaak ontbreken of hieraan niet
de waarde kan worden toegekend die wij in het Nederlands rechtsverkeer gewend zijn.
Het bijzonder ingrijpende karakter van de te nemen beslissingen weegt uiteraard zwaar
mee. Een beslissing over bijvoorbeeld de vraag of een vreemdeling vanwege de situatie
in zijn land van herkomst voor bescherming in aanmerking komt, moet steeds met de
grootst mogelijke zorg worden genomen; een herkansing is in beginsel niet mogelijk.
De beoordeling van veel aanvragen is, gelet op de aard ervan, vaak een zeer intensief
en tijdrovend proces. Daarbij kan worden gedacht aan de afdoening van asielaanvragen
van LHBTI, van bekeerlingen, of van vreemdelingen jegens wie de verdenking is gerezen
dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan misdrijven als bedoeld in artikel 1F van
het Vluchtelingenverdrag».
De CDA-fractie merkt op dat deze motivatie enkel steekhoudend is voor vluchtelingen
die een veilig heenkomen zoeken in Nederland, maar dat ook onder de Vreemdelingenwet
vallen de aanvragen voor Machtiging tot Voorlopig Verblijf (MVV) c.q. visum gedaan
door bijvoorbeeld buitenlandse studenten en werknemers die vanuit een voor Nederland
visumplichtig land voornemens zijn in Nederland te komen werken en/of studeren voor
een langere periode dan 90 dagen en waarbij de aanvraag qua bewijsvoering en ingrijpendheid
van de beslissing niet noemenswaardig anders hoeft te zijn dan bij andere aanvragen
die vallen onder de werking van de Awb. Kan de regering motiveren waarom zij ervoor
kiest de uitzondering van de dwangsomregeling uit te breiden tot alle gevallen die
onder de Vreemdelingenwet 2000 vallen en niet alleen asielzoekers?
De leden van de SP-fractie constateren dat dit wetsvoorstel verder gaat dan zijn voorganger
in de vorm van de tijdelijke wet. Waar de tijdelijke wet dwangsommen slechts afschafte
voor asielzaken, voorziet deze wet in het afschaffen van dwangsommen in alle procedures
op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Kan de regering deze keuze toelichten?
De leden van de PvdA en GroenLinks-fracties hebben kennisgenomen van het voornemen
van de regering de afschaffing van de dwangsommen van toepassing te laten zijn op
alle zaken die onder de Vreemdelingenwet 2000 vallen. Zij wijzen erop dat VWN, de
Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) en de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken
(ACVZ) geen noodzaak zien voor deze zeer brede reikwijdte. Deze leden zijn daarnaast
van mening dat het antwoord van de regering op dit punt van kritiek volledig ontoereikend
is. Kan de regering uitleggen waarom zij tracht dwangsommen bij alle zaken onder de
Vreemdelingenwet 2000 af te schaffen?
9. Overig
De leden van de D66-fractie merken op dat de Afdeling constateert dat het wetsvoorstel
«vrijwel alleen personen betreft die niet de Nederlandse nationaliteit hebben» waarmee
«het voorstel daarmee leidt, ook al is dat niet beoogd, tot een indirect onderscheid
op grond van nationaliteit, dat objectief gerechtvaardigd moet worden». De regering
weerlegt dit door te stellen dat «de gemaakte uitzondering zijn grondslag vindt in
de aard van de besluitvorming en niet in het feit dat het om vreemdelingen gaat».
Deze leden stellen vast dat juist de aard van de besluitvorming gericht is op vreemdelingen,
de oorsprong van de wetgeving heet zelfs de vreemdelingenwet, en zij hebben daarom
enigszins moeite met deze weerlegging van de regering. Kan de regering nogmaals expliciet
toelichten waarom zij van mening is dat een uitzondering op het algemeen geldende
bestuursrechtelijk kader van de Awb gerechtvaardigd is, zeker nu het niet meer gaat
om een tijdelijke maar een permanente uitzondering?
De leden van de D66-fractie vragen de regering waarom er niet voor is gekozen om de
wet zo in te richten dat deze alleen in werking treedt bij piekmomenten in de asielinstroom,
zoals de IND eerder heeft voorgesteld. Is de regering bereid een evaluatiebepaling
in de wet op te nemen, waarin onder andere aandacht wordt besteed aan de duur van
de wachttijden en hoe snel na een rechtelijke uitspraak daadwerkelijk een besluit
wordt genomen?
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
Adjunct-griffer van de commissie, Tielens-Tripels
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
P.F.L.M. Tielens-Tripels, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Voor |
GroenLinks-PvdA | 25 | Tegen |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 20 | Voor |
D66 | 9 | Tegen |
BBB | 7 | Voor |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Tegen |
ChristenUnie | 3 | Tegen |
DENK | 3 | Tegen |
FVD | 3 | Voor |
PvdD | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Tegen |
JA21 | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.