Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de aanpak krapte arbeidsmarkt (Kamerstuk 29544-1086)
2022D04354 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties
de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid over de op 17 december 2021 ontvangen brief inzake de aanpak
krapte arbeidsmarkt (Kamerstuk 29 544, nr. 1086).
De fungerend voorzitter van de commissie, Peters
De griffier van de commissie, Post
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
7
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks en de PvdA-fractie
7
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
9
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
10
Vragen en opmerkingen van het lid van de Bij1-fractie
11
Vragen en opmerkingen van het lid van de fractie Den Haan
15
II
Antwoord/Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van
demissionair Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid betreffende de
aanpak van de krapte op de arbeidsmarkt. Om de krapte op de arbeidsmarkt te bestrijden,
is de hulp en de betrokkenheid van verschillende sociale partners noodzakelijk. De
leden van de VVD-fractie hebben daarbij nog enkele aanvullende vragen.
Om werkgevers en werkzoekenden met elkaar te laten matchen is het nodig de competenties
van werkzoekenden uit hun bestanden inzichtelijk maken.1 De leden van de VVD-fractie vragen hoe het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekering
(UWV) en gemeenten dat in praktijk gaan brengen. Tevens vragen de leden van de VVD-fractie
hoe het kabinet in samenwerking met gemeenten meer mensen uit de bijstand zonder startkwalificatie
naar praktijkopleidingen gaat begeleiden.2 Ziet het kabinet meer ruimte en mogelijkheden om verdere ontschotting tussen loketten,
gemeenten en andere overheidspartners mogelijk te maken?
«Werkgevers laten zien dat mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt van grote meerwaarde
kunnen zijn voor hun bedrijf, als zij de juiste werkomstandigheden realiseren...» De leden van de VVD-fractie vragen hoe de uitwerking hiervan eruit zal zien. Mensen
met een lange historie buiten de arbeidsmarkt, hebben vaak fysiek en mentaal moeite
om te herintreden op de arbeidsmarkt. Welke mogelijkheden ziet het kabinet om deze
mensen langdurig te activeren? Omdat de doelgroep een lastig te bereiken groep is
gebleken te zijn, vragen de leden van de VVD-fractie tevens hoe de boodschap «jij
bent nodig» bij de doelgroep gebracht gaat worden.
«Binnen deze aanpak van de krapte zien we mogelijkheden de invulling van vacatures
voor werkgevers zo eenvoudig en overzichtelijk mogelijk te maken. Dat is belangrijk
voor een effectieve aanpak.» De leden van de VVD-fractie vragen of de genoemde aanpakken (e.g. Open Hiring, Banenmarkten,
Leerbanen en praktijkleren en Jobcarving) ook mkb-vriendelijk zijn in de uitvoering.
De leden van de VVD-fractie vragen het kabinet om te zorgen voor een passende aanpak
ter ondersteuning van het mkb.
«Hoewel er dus al veel gebeurt om de krapte tegen te gaan, is voor mij helder dat
de huidige krapte op de arbeidsmarkt extra kansen biedt ...» De leden van de VVD-fractie zien tevens een toenemende behoefte aan flexibele arbeid.
De leden van de VVD-fractie vragen of de verdere modernisering van de arbeidsmarkt
met de toenemende behoefte aan flexibele arbeid ook niet een oplossing kan zijn voor
de bestaande krapte op de arbeidsmarkt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de
aanpak van de krapte op de arbeidsmarkt die het kabinet heeft gestuurd en hebben nog
enkele vragen over de plannen uit de brief.
De betreffende brief is verstuurd door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(SZW) uit het vorige kabinet. In zijn inleiding schrijft hij dat het aan het nieuwe
kabinet is om eigen keuzes te maken en een nadere invulling te geven aan de plannen.
De leden van de D66-fractie vragen of het kabinet voornemens is om voortvarend aan
de slag te gaan met de uitvoering van de plannen die zijn opgesteld door het vorige
kabinet of dat zij hier nog aanpassingen voor willen doen.
De leden van de fractie van D66 onderschrijven dat er dankzij de inzet van velen al
veel matches tot stand komen. Deze leden constateren echter ook dat de doorstroom
naar andere sectoren nog beperkt is3, onder meer omdat een overstap naar een andere sector niet altijd eenvoudig is. De
leden van de D66-fractie vragen daarom naar de stappen die het kabinet wil zetten
om het voor mensen makkelijker te maken om over te stappen naar een sector waar sprake
is van krapte.
De leden van de D66-fractie lezen dat het aantal personen in de bijstand momenteel
10.000 lager ligt dan een jaar eerder. Welke in- en uitstroomcijfers liggen hieraan
ten grondslag, vragen deze leden. Is er sprake van een verhoogde uitstroom naar betaald
werk, vragen deze leden. In welke sectoren vond het afgelopen jaar de meeste uitstroom
naar werk plaats, vragen deze leden ook. Ook vragen deze leden in hoeverre er bij
de gesprekken met gemeenten, sociaal werkbedrijven en de regionale mobiliteitsteams
ook wordt gekeken naar de grote uitdagingen voor de Nederlandse arbeidsmarkt waar
het gaat om de zorg en energietransitie.
De leden van de D66-fractie lezen dat er sprake is van een onbenut arbeidspotentieel
van 1 miljoen mensen. Een deel hiervan zit bij mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt,
waarvan een deel momenteel gebruik maakt van een uitkering. Er is ook een aanzienlijke
groep van niet-uitkeringsgerechtigden met een onbenut arbeidspotentieel. Deze leden
lezen dat het kabinet met de uitzendbranche en met maatschappelijke initiatieven in
gesprek gaat om specifieke doelgroepen te bereiken. Wat zijn die doelgroepen, zo vragen
deze leden. Wat kan er gedaan worden om ook deze groepen niet-uitkeringsgerechtigden
beter te begeleiden naar werk en welke fondsen zijn hiervoor beschikbaar, zo vragen
deze leden. Voorts vragen zij op welke manier gemeenten ook een financiële stimulans
kunnen ontvangen om deze groep actief te begeleiden. Deze leden horen graag meer over
de inzet voor deze groep.
De leden van de D66-fractie constateren dat Nederland kampioen deeltijdwerken is.
Met 31 uur per week werken Nederlanders internationaal gezien gemiddeld weinig, zo was te lezen in het interdepartementaal beleidsonderzoek
(IBO) Deeltijdwerk. Het verschil in aantal betaalde uren tussen vrouwen en mannen
is substantieel: waar mannen gemiddeld 36 uur per week werken, werken vrouwen 26 uur
per week. Is het kabinet van mening dat een deel van de oplossing voor de krapte op
de arbeidsmarkt ook schuilt in het stimuleren van het uitbreiden van het aantal werkuren,
zo vragen deze leden. Deze leden vragen naar de stappen die het kabinet zet om mensen
die in deeltijd werken te helpen om meer uren te gaan werken en hun zorgen te verminderen.
Hoe zorgt het kabinet er niet alleen voor dat werken loont, maar ook dat meer werken
loont, zo vragen deze leden.
Is het kabinet het met deze leden eens dat vooral in de arbeidsparticipatie van vrouwen
de grootste winst te behalen is. Welke specifieke maatregelen neemt het kabinet om
de arbeidsparticipatie van vrouwen te verhogen, zo vragen deze leden. Onderschrijven
zij de urgentie van de in het regeerakkoord afgesproken vergoeding van kinderopvang
als belangrijk instrument om vrouwen te stimuleren meer te werken, zo vragen deze
leden. In de zorg en het onderwijs werken veel vrouwen, vaak ook in deeltijdsfuncties.
Een deel daarvan wil graag meer werken, maar is gebonden aan bepaalde roosters of
deeltijdcontracten. Wat kan het kabinet doen om met werkgevers en werknemers in gesprek
te gaan over oplossingen hiervoor, zo vragen deze leden, bijvoorbeeld door slimmer
roosters te gaan maken, jaarlijks te vragen of iemand meer uren zou willen werken
en in beeld brengen wat dat oplevert, of zelfs een bonus te introduceren voor iedereen
die fulltime aan de slag gaat.
De leden van de fractie van D66 onderschrijven de urgentie en het draagvlak die het
kabinet bij gemeenten, sociale ontwikkelbedrijven, arbeidsmarktregio’s, de uitzendbranche,
werkgevers, de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) en onderwijsinstellingen
ervaart. Deze leden zijn geïnteresseerd in de lessen die getrokken kunnen worden uit
de verschillen die waarschijnlijk bestaan tussen de verschillende gemeenten. Worden
gemeenten actief geholpen om gebruik te maken van de ervaringen uit andere gemeenten
en hun ervaringen te delen met collega’s, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie zijn blij dat mensen worden voorbereid op de transities
van deze tijd en wendbaar en weerbaar worden dankzij de inzet van het kabinet op een
leven lang ontwikkelen. Zij vragen het kabinet in hoeverre er bij het aanbod van cursussen
ook rekening wordt gehouden in hoeverre zij bijdragen aan het opleiden van mensen
voor de meest kansrijke beroepen. Is er zicht op welke cursussen en opleidingen er
met de eerdere vrijgemaakte budgetten sinds de start van de coronacrisis zijn gevolgd,
zo vragen deze leden. Zo ja, in hoeverre sluit dit aan bij de kansrijke sectoren,
vragen deze leden. Zij vragen, mede in reactie op berichten in de media4, of het kabinet kan bevestigen dat slechts dertig procent van de aangeboden opleidingen
zich richt op kansrijke beroepen. In hetzelfde bericht valt te lezen dat de helft
van het gesubsidieerde aanbod überhaupt niet toegankelijk was voor mensen met een
mbo3-opleiding of lager. Kan het kabinet hier op reageren, zo vragen deze leden. Deze
leden vragen het kabinet hoe het er voor gaan zorgen dat de budgetten terecht komen
bij de personen die dit het hardste nodig hebben. De leden van de D66-fractie wijzen
hier dan vooral op de doelgroep die de weg naar de beschikbare budgetten zelf wellicht
minder goed weten te vinden. Wat kan het kabinet doen om hen kennis te laten maken
met het aanbod, zo vragen deze leden.
De leden van de fractie van D66 vragen voorts of er ook stappen gezet worden om ervoor
te zorgen dat jongeren een meer toekomstbestendige studie kiezen of zich in ieder
geval beter bewust zijn van het arbeidsmarktperspectief dat een studie biedt. Deze
leden vragen welke stappen er worden gezet om jongeren te informeren over en bewegen
naar een opleiding ten behoeve van werken in een sector met een groot tekort aan arbeidskrachten,
zoals de zorg en techniek.
De leden van de D66-fractie constateren dat de tekorten aan arbeidskrachten in sectoren
zoals de zorg en tuinbouw oplopen. Deze leden lezen bijvoorbeeld in het Clingendael-rapport
«gedeeld belang bij circulaire migratie» dat er sprake is van een win-winsituatie
voor alle betrokken partijen als arbeidskrachten die geen burger zijn van de EU de
mogelijkheid krijgen om hun kennis en kunde enige jaren in Nederland in te zetten
en verder te ontwikkelen, om daarna de in Nederland opgedane ervaring in te kunnen
zetten in hun thuisland. Deze insteek sluit aan bij een Brede Welvaartsbenadering
van arbeidsmigratie, waar diverse adviesorganen voor pleiten. Het is hierbij natuurlijk,
net zoals bij EU-arbeidsmigranten, van essentieel belang dat fatsoenlijk omgegaan
wordt met de arbeidsvoorwaarden en huisvesting van deze circulaire migranten. Momenteel
ziet het beleid voor niet-EU-arbeidsmigranten voornamelijk op hoogopgeleide, goedbetaalde
kenniswerkers, terwijl we juist tekorten zien ontstaan in sectoren als de zorg, tuinbouw
en andere sectoren waar werknemers met een opleidingsniveau als mbo-3, -4 of hbo benodigd
zijn. Het is van groot belang dat deze arbeidsmigranten ook echt weer teruggaan naar
hun land van herkomst, zodat er geen sprake is van een brain drain, maar een brain
gain met Nederlandse ervaringen. Tegelijkertijd profiteert Nederland enkele jaren
van de kennis en kunde én de arbeidscapaciteit van deze vakmensen. De leden van de
D66-fractie constateren dat er weinig ruimte is voor organisaties om te laten zien
onder welke voorwaarden circulaire arbeidsmigratie goed kan werken. In het coalitieakkoord
is afgesproken om beleid te maken om «een gerichte visumverlening en tijdelijke legale
en circulaire arbeidsmigratie mogelijk te maken binnen strikte wederzijdse afspraken».
Ziet het kabinet mogelijkheid om op korte termijn meer experimenteerruimte te scheppen
voor projecten met circulaire arbeidsmigratie op het middenniveau, vanuit een win-winsituatie
voor beide kanten en vanuit de Brede Welvaartsbenadering, zo vragen deze leden.
Op dit moment bestaat er een regeling, die het theoretisch mogelijk maakt om tewerkstellingsvergunningen
voor seizoenarbeid aan te vragen (https://ind.nl/werk/werken-in-nederland/paginas/seizoenarbeider.aspx). De indruk van de leden van de D66-fractie is dat deze regeling in de praktijk weinig
wordt gebruikt en dat aanvragen veel worden afgewezen op grond van een strenge arbeidsmarkttoets
van het UWV (prioriteitgenietend aanbod gaat boven instroom derde landers). Klopt
dit? En is het kabinet het met de leden eens dat we door een zeer strikte toepassing
van deze toets krapte in de hand werken? Hoe kunnen we op dit vlak leren van de manier
waarop Duitsland en België hiermee omgaan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van het kabinet over
de aanpak krapte arbeidsmarkt (d.d. 17 december 2021). Deze leden hebben hierover
nog enkele opmerkingen en vragen.
Het kabinet geeft aan urgentie te voelen en draagvlak bij gemeenten, UWV, sociale
ontwikkelbedrijven, arbeidsmarktregio’s, uitzendbranche, werkgevers, SBB, onderwijsinstellingen
om gezamenlijk een impuls te geven aan de matching van werkzoekenden en werkgevers.
De leden van de CDA-fractie zijn blij dat het kabinet invulling geeft aan de motie
Ceder – Palland (35 925 XV, nr. 63) waarin het de regering verzoekt om in overleg te treden met gemeenten, regionale
mobiliteitsteams en sociaal ontwikkelbedrijven om te bezien of en hoe de sociaal ontwikkelbedrijven
een grotere rol kunnen spelen bij het aan het werk helpen van mensen die nu langs
de kant staan, met behulp van de middelen uit het aanvullend sociaal pakket. Hoe wordt
dit concreet? Welke impuls is dit? Waar blijkt uit dat de positie van sociaal ontwikkelbedrijven
wordt verstrekt/ beter wordt benut in bijvoorbeeld matchen of toe leiden naar werk?
Ten aanzien van het huidig beleid inzake krapte op de arbeidsmarkt (punt 4. Sectorale
aanpak): Hoe betrekt het kabinet c.q. wordt invulling gegeven aan de motie Amhaouch
c.s. (4.11.2021, nr. 38 35 925 XIII) om met een aanvalsplan de tekorten in de technische sector aan te pakken en de Ministeries
van Economische Zaken en Klimaat (EZK), Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap (OCW) gezamenlijk een plan te laten maken om middelen bedoeld
voor zij-instroom ten behoeve van tekortsectoren slim in te zetten?
De leden van de CDA-fractie lezen dat in 2021 het aantal mensen met een bijstand-
of WW-uitkering is gedaald. Is hierin ook een verschil te zien per regio en dat dit
mogelijke verschil ook te verklaren?
De eerder genoemde leden zijn benieuwd uit welke sectoren in het afgelopen jaar meer
mensen de WW instroomde en in hoeverre dit verschilt met de jaren voor de Corona-pandemie?
Is het daarnaast mogelijk om in kaart te brengen naar welke sectoren de mensen die
uit de bijstand- of WW-uitkering uitstromen?
Kan het kabinet een prognose geven of en zo ja globaal aangeven met hoeveel het verwacht
dat het aantal mensen dat een bijstand- of WW-uitkering krijgt in 2022 daalt? De leden
van de CDA-fractie zien ook graag een onderbouwing van het antwoord op de voorgaande
vraag.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het verkend wordt om het project Simpel Switchen
in de Participatieketen en samen met Divosa het «bufferbudget», een budget om inkomensschommelingen
bij (parttime) werken vanuit de bijstand op te vangen. Dit om de onzekerheid veroorzaakt
door variabele inkomsten te verminderen. Wanneer kunnen hiervan de eerste onderzoeksresultaten
aan de Kamer worden toegezonden?
Met betrekking tot het punt «Impuls aan de matching» lezen de leden van de CDA-fractie
dat er hier veel wordt gesproken over en ingezet (en verwacht) op een extra campagne
of extra voorlichting, uitlichten en een website maken et cetera. Kunnen we niet beter
gericht inzetten op faciliteren in plaats van nieuwe of extra communicatie?
Bijvoorbeeld faciliteren van combinatiebanen en administratieve hobbels daarvoor weg
te nemen? Of het gericht inzetten op van krimpsectoren/ banen naar groeisectoren/
banen door ook de middelen voor om- en bijscholing daarop te richten en gericht mensen
te benaderen (bijv. uit BBZ-trajecten)?
Er zijn veel middelen beschikbaar voor leven lang ontwikkelen. Terecht wat de leden
van CDA-fractie betreft. De vraag die bij de leden leeft is echter of we deze nu goed
inzetten zodat we hier ook daadwerkelijk de doelgroepen bereiken, mensen arbeidsfit
houden en mensen toe leiden/ omscholen naar tekort sectoren. Wat is de reactie van
het kabinet op berichten dat (d.d. 26/1/22, Eenvandaag Avro-Tros) «miljoenen voor
omscholing nauwelijks terecht komen in de sectoren die het nodig hebben»?
Wat gaat het kabinet doen om de middelen gerichter te doen landen ten bate van krapte
sectoren zoals techniek/bouw, ict, zorg, onderwijs?
Op bladzijde 6 en 7 lezen de leden van de CDA-fractie over de aanvullende financiering.
36 miljoen kan verdeeld worden bijvoorbeeld via een 50/50 verdeling voor werkgevers
en gemeenten. Kijkt het nieuwe kabinet hier ook zo tegen aan?
Waar moeten we dan aan denken bij de impuls: pilots of iets meer van hetzelfde dankzij
wat extra budget?
4 miljoen kan ingezet worden voor landelijke campagne met website waarmee initiatieven
beter zichtbaar worden waarbij het belangrijk is de vindbaarheid van loketten voor
werkzoekenden en werkgevers te vergroten. De leden van de CDA-fractie kunnen zich
bij die vindbaarheid iets voorstellen maar denken dat die niet vergroot wordt voor
werkzoekenden en werkgevers door daar nog een website aan te wijden. Hoe kijkt het
(nieuwe) kabinet daartegenaan? Welke mogelijkheden ziet het kabinet om de vindbaarheid
van loketten voor werkzoekenden en werkgevers te vergroten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende documenten en
hebben geen verdere vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks- en de PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie en van de PvdA-fractie hebben met enige teleurstelling
kennisgenomen van de brief inzake de Aanpak krapte arbeidsmarkt. Zij missen een stevige
aanpak en regie op dit onderwerp.
In algemene zin vragen de leden om een reflectie van het kabinet op de rol van loonontwikkeling
in tijden van krapte. Is er in sectoren met grote krapte ook hogere loonstijging te
zien? In hoeverre kan loonstijging een oplossing zijn voor krapte? Welke rol ziet
het kabinet daarin voor zichzelf? Is het kabinet het eens met de leden dat het om
die reden vreemd is dat het onderwerp arbeidsvoorwaarden/hoger loon een beperkte rol
krijgt in de 27 oplossingen vanuit het UWV om meer personeel te betrekken?5
Aan het lid Maatoug is toegezegd om ook in te gaan op de bredere inzet van de rijksoverheid
ten aanzien van krapte. De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie lezen dit niet
terug in de brief. Zij merken ter verduidelijking op dat het gaat om het personeelsbeleid
van de rijksoverheid zelf. Werkt de rijksoverheid zelf bijvoorbeeld met jobcarving,
open hiring of maatwerktrajecten? Wat is het beleid van de rijksoverheid voor mensen
die zich willen omscholen naar een krapteberoep? Hoe ziet het kabinet de eigen rol
in publieke sectoren zoals de zorg, kinderopvang, politie, defensie en onderwijs?
De leden hopen dat de vraag hiermee verduidelijkt is en dat het kabinet hierop nadere
toelichting kan geven.
Huidige beleid ten aanzien van krapte
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie lezen dat de matching moet worden verbeterd.
Kan het kabinet toelichten welke concrete maatregelen hiervoor worden genomen?
De leden lezen ook dat werkzoekenden en werkenden die met ontslag worden bedreigd,
terecht kunnen bij de regionale mobiliteitsteams (RMT). Dit is echter pas sinds de
coronacrisis het geval. Wat was er vóór de coronacrisis voor deze mensen, en is de
het kabinet voornemens om de regionale mobiliteitsteams structureel te maken, en ook
toegankelijk te maken voor mensen die niet hun baan zijn verloren vanwege de coronacrisis?
Kan het kabinet aangeven wie nu regie heeft bij de regionale mobiliteitsteams? Zijn
dit gemeenten, UWV, of sociale partners? Is het kabinet bereid om gemeenten en UWV
opdracht te geven om aan de slag te gaan met deze publieke voorziening?
De leden vragen verder naar de samenwerking van de Regionale mobiliteitsteams met
O&O-fondsen. Is het kabinet bereid om er voor zorg te dragen dat mensen die zich bij
het UWV melden ook via budgetten vanuit O&O-fondsen, bijv. uit de techniek, om te
laten scholen?
Hierbij vragen de leden ook aandacht voor de rol van de sociale ontwikkelbedrijven.
De leden vragen het kabinet toe te lichten in welke mate in de verschillende regio’s
gebruik is gemaakt van de inzet van sociaal ontwikkelbedrijven voor het aan het werk
helpen van mensen met een ondersteuningsbehoefte. Ook vragen de leden hoe wordt voorkomen
dat met de regionale mobiliteitsteams een parallelle uitvoeringsstructuur ontstaat
naast de bestaande uitvoering door de sociaal ontwikkelbedrijven? Welke stappen gaat
het kabinet zetten om ervoor te zorgen dat bijvoorbeeld de dienstverlening vanuit
sociaal ontwikkelbedrijven ook structureel beschikbaar komt voor mensen met een kwetsbare
arbeidsmarktpositie die nu een uitkering hebben van het UWV?
Voorts lezen de leden dat de departementen verantwoordelijk zijn voor sectorspecifiek
beleid. Kan het kabinet per departement toelichten wat het beleid is ten aanzien van
krapte? Wat zijn de overeenkomsten tussen de sectoren en hoe werken de departementen
samen? Is er een beeld van de gezamenlijke uitdagingen? Zo nee, gaat het kabinet dit
in beeld te brengen? Wordt er op dit moment gecoördineerd vanuit het Ministerie van
SZW? Zo nee, waarom niet, en is het kabinet bereid dit te gaan doen?
Ingrediënten voor aanpak krapte
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie missen een landelijke structuur en landelijke
regie op dit vraagstuk. Zij zien veel «informeren», «inspireren» en «stimuleren»,
maar missen een vereenvoudiging van het systeem. Is het kabinet bereid om één landelijke
infrastructuur op te zetten, die voor iedereen (alle werkenden, werkzoekenden, uitkeringsgerechtigden,
niet-uitkeringsgerechtigden, etc.) toegankelijk en herkenbaar is? De leden zijn van
mening dat dit ook erg kan helpen om de vindbaarheid van loketten te vergroten.
Voorts vragen de leden of het kabinet ook aandacht heeft voor de belemmeringen die
werkgevers ervaren om mensen in dienst te nemen. Wat zijn deze belemmeringen en wat
doet het kabinet eraan om deze weg te nemen? Hetzelfde geldt voor werkzoekenden: welke
belemmeringen ervaren zij om aan het werk te gaan en wat doet het kabinet om deze
belemmeringen weg te nemen? Wat zijn de inzichten uit het programma Verdere Integratie
op de Arbeidsmarkt (VIA) en zijn deze ook breder bruikbaar?
De leden lezen ook dat er wordt ingezet op praktijkleren. Kan het kabinet toelichten
wat het gaat doen om te komen tot een structurele financiering van praktijkleren in
de derde leerweg bij erkende leerbedrijven, inclusief sociaal ontwikkelbedrijven?
Financiering
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie lezen dat er 36 miljoen euro wordt ingezet
voor «het realiseren van de impuls aan de matching». Zij vragen het kabinet nader
toe te lichten wat dit betekent en waar het geld concreet aan zal worden uitgegeven.
Is hier sprake van een nieuwe subsidieregeling, en zo ja, is dat het juiste middel?
Waarom kiest het kabinet er niet voor om de 40 miljoen rechtstreeks in te zetten voor
de re-integratie van de mensen die nu aan de kant staan, bijvoorbeeld door hiermee
de slagkracht van sociaal ontwikkelbedrijven te versterken, en/of het geld te besteden
aan extra re-integratiebudget voor gemeenten, die al een tijdje vragen om meer budget
om meer mensen aan het werk te kunnen helpen?
Ook vragen de leden tot wanneer de financiering voor de RMT’s lopen?
Tot slot hebben de leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie nog enkele vragen over
omscholing en deeltijdwerken. Zij vragen het kabinet of zij bekend is met de situatie
dat iemand in deeltijd wil gaan werken om zichzelf om te scholen, maar de werkgever
dit niet toestaat, waardoor iemand zijn contract verliest, of moet stoppen met de
opleiding? Kan in zo’n geval een beroep worden gedaan op de Wet flexibel werken? Wat
is het oorspronkelijke doel van de Wet flexibel werken?
Voorts vragen de leden of het kabinet ook van mening is dat omscholing naar kraptesectoren,
zeker de publieke sector en de energietransitie, zoveel mogelijk gestimuleerd moet
worden? Vindt het kabinet het ook een probleem dat verzoeken om in deeltijd te werken
vanwege omscholing naar kraptesectoren worden afgewezen terwijl er krapte is op de
arbeidsmarkt? Klopt het dat het voor het UWV en gemeenten nu niet toegestaan is om
langere scholingstrajecten aan te bieden bijvoorbeeld richting ICT, onderwijs en zorg?
Is het kabinet bereid om UWV- & gemeente-medewerkers meer professionele ruimte toe
te staan om ook langjarige scholing beschikbaar te stellen?
De leden vragen het kabinet om aan te geven hoe vaak dit een belemmering is dan wel
een reden voor iemand om zich niet om te laten scholen? Kan het kabinet dit ook specifiek
voor de sector onderwijs uiteenzetten? Zo nee, kan dit worden onderzocht? Er zijn
diverse zij-instroom programma’s en subsidies opgezet via het Ministerie van onderwijs
om het lerarentekort aan te pakken. Is bij de opzet en uitvoering van dit soort programma’s
ook contact met het Ministerie van sociale zaken en werkgelegenheid gezocht om samenhang
te creëren in beleid, waardoor dit soort belemmeringen voor omscholing niet kunnen
ontstaan? Zo niet, is het kabinet bereid om hier samen met beide ministeries naar
te kijken?
De leden vragen of het kabinet zich er van bewust is dat een omscholingstraject vaak
een flink inkomensverlies betekent, waardoor het voor mensen vaak noodzakelijk is
om ernaast in deeltijd te blijven werken? Erkent het kabinet dat het gebrek aan inkomen
tijdens omscholingstrajecten een grote belemmering is voor mensen om zich te laten
omscholen naar kraptesectoren?
Tot slot vragen de leden wat het beleid hieromtrent is bij overheidsorganisaties?
Is het mogelijk en/of wordt het gestimuleerd om in deeltijd te gaan werken bij omscholing
(al dan niet naar een kraptesector)?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de brief. Zij hebben daarover
nog enkele vragen.
Inleiding
De leden van de SGP-fractie constateren dat er sprake is van krapte op de arbeidsmarkt
en dat het kabinet 40 miljoen uittrekt voor de aanpak van deze krapte.
– Wat is het handelingsperspectief van het kabinet voor de lange termijn om de krapte
op de arbeidsmarkt tegen te gaan?
– In hoeverre verwacht het kabinet dat de krapte is te verhelpen met het uittrekken
van extra geld?
– Hoe monitort het kabinet de effecten van dit pakket op de arbeidsmarkt?
– En welke aspecten van de krapte zijn niet financieel op te lossen, en hoe gaat het
kabinet daarop inzetten?
– Hoe wordt ingezet op verbreding van het arbeidspotentieel?
– Wordt een gedeelte van deze 40 miljoen ook hiervoor ingezet? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom
niet?
– Welke maatregelen neemt het kabinet om specifiek het mkb tegemoet te komen en ondersteuning
te bieden in deze situatie? Zij hebben veelal geen (uitgebreide) HR-afdeling die op
creatieve manier in kan springen op de arbeidskrapte. Hoe kijkt het kabinet aan tegen
het openen van een kennisloket voor strategisch HR-beleid, specifiek ten behoeve van
deze bedrijven?
– Welke mogelijkheden ziet het kabinet voor gedeeld werkgeverschap in deze krapte? Wil
het kabinet nader onderzoek doen naar een pilot voor gedeeld werkgeverschap? Met name
in geval van seizoensarbeid zou dit helpend kunnen zijn, zodat flexibiliteit en wendbaarheid
wordt vergroot.
De leden van de SGP-fractie lezen op bladzijde 2 van de brief dat er mede als gevolg
van de regionale mobiliteitsteams (RMT’s) veel matches tot stand komen. Hierbij wordt
verwezen naar algemene cijfers over de daling van het aantal personen met een bijstandsuitkering
en WW-uitkering. Deze cijfers geven de effectiviteit van de werkwijze van de RMT’s
onvoldoende weer. Daarom de volgende vragen:
– Kan het kabinet een beeld schetsen van de effectiviteit van deze RMT’S? Is bekend
hoeveel kandidaten zich in 2021 bij ieder team hebben gemeld? En hoeveel van hen na
bemiddeling van de RMT daadwerkelijk de transitie van «werk naar werk» of van «geen
werk naar werk» hebben gemaakt?
– Hoeveel procent van de personen die via de RMT’s de stap naar werk hebben gemaakt
zijn bemiddeld door uitzendbureaus?
– Is het kabinet bereid om de Kamer per kwartaal te informeren over de resultaten van
de RMT’s?
De leden van de SGP-fractie zien meerwaarde in het ontschot werken van de RMT’s. De
mogelijkheid om onafhankelijk van de uitkeringssituatie een passend aanbod aan ondersteuning
te bieden is positief. Zij hebben hierover enkele vragen:
– Wat zijn de ervaringen met deze «ontschotte» mogelijkheid tot het bieden van maatwerk
in de ondersteuning?
– Kan het kabinet per arbeidsmarktregio een overzicht geven van het aantal werkzoekenden
respectievelijk met werkloosheid bedreigden die via de inzet van het RMT aan een (nieuwe)
baan zijn geholpen?
– In welke mate is hierbij in de verschillende regio’s voor het aan het werk helpen
van mensen met een ondersteuningsbehoefte gebruik gemaakt van de inzet van sociaal
ontwikkelbedrijven?
– Kan het kabinet inzichtelijk maken dat de RMT’s voor deze meer kwetsbare werkzoekenden
niet leiden tot een parallelle uitvoeringsstructuur naast de bestaande uitvoering
door de sociaal ontwikkelbedrijven?
– Hoe wil het kabinet in de toekomst deze «ontschotte» mogelijkheden voor maatwerk waarborgen,
ook als de RMT’s dit niet meer kunnen doen?
– Welke stappen gaat het kabinet zetten om ervoor te zorgen dat bijvoorbeeld de dienstverlening
vanuit sociaal ontwikkelbedrijven ook structureel beschikbaar komt voor mensen met
een kwetsbare arbeidsmarktpositie die nu een uitkering hebben van het UWV?
De leden van de SGP-fractie vinden het verder van belang dat bij de investeringen
om krapte op de arbeidsmarkt tegen te gaan expliciet aandacht wordt gegeven aan mensen
met een afstand tot de arbeidsmarkt, zoals mensen met een beperking. Daarbij is begeleiding
en soms ook praktijkgerichte scholing heel waardevol. Deze leden krijgen signalen
dat de financiering vanuit de Participatiewet hiervoor onvoldoende is, omdat de kosten
voor de begeleiding naar werk veel hoger zijn dan de beschikbare middelen. Bent u
bereid om op basis van de werkelijke kosten het re-integratiebudget bij te stellen?
Welke stappen wil het kabinet hierin zetten? De sociaal ontwikkelbedrijven geven in
verschillende sectoren praktijkleren vorm en leiden groepen kandidaten op om ze vervolgens
toe te leiden tot werkgevers. Welke inzet kunnen we van het kabinet verwachten om
te komen tot een structurele financiering van praktijkleren in de derde leerweg bij
erkende leerbedrijven, inclusief sociaal ontwikkelbedrijven?
De leden van de SGP-fractie lezen dat het kabinet een impuls wil geven aan de landelijke
matching. Daarover de volgende vragen:
– Kan het kabinet de drie genoemde mogelijkheden nader toelichten?
– Is het mogelijk om bij de landelijke aanpak extra aandacht te geven aan sectoren waar
sprake is van krapte? Bijvoorbeeld door via een campagne personen te stimuleren om
in bijvoorbeeld de zorg of techniek aan de slag te gaan?
De leden van de SGP-fractie constateren dat met name ook in sectoren waar veel sprake
is van seizoensarbeid, zoals bijvoorbeeld in de land- en tuinbouwsector, in het komende
seizoen een serieus tekort aan (teelt- en oogst)medewerkers wordt verwacht. Hoe denkt
het kabinet deze sector(en) tegemoet te kunnen komen? Hoe kunnen mensen die in ons
land aan de kant staan ook gestimuleerd worden hier aan het werk te gaan? Daarnaast
vragen deze leden naar de A1-verloning. Waar via een arbeidsmarkttoets vaak geen tewerkstellingsvergunning
wordt verleend vanwege prioriteitgenietend aanbod in eigen land, komen mensen via
de «achterdeur» door middel van een uitzendconstructie hier steeds vaker wel aan het
werk. Zo blijken er bedrijven te zijn die overeenkomsten aangaan met uitzendbureaus
in bijvoorbeeld Litouwen en Polen. Deze uitzendbureaus werven arbeidskrachten in Oekraïne,
die ze vervolgens uitzenden in Litouwen, Polen en nu ook in Nederland. Dit gebeurt
tegen Nederlands werknemersloon, maar wel met sociale lasten van Litouwen/Polen. Deze
leden vinden dit onwenselijk, omdat er zo geen inzicht lijkt te zijn in plaats en
verblijf van arbeidsmigranten van buiten de EU, geen zicht is op de vraag of men een
goede zorgverzekering heeft en er sprake is van oneerlijke concurrentie voor andere
werkgevers in de sector. Wat vindt het kabinet hiervan, en welke stappen gaat het
kabinet hiertegen ondernemen, ook in Europees verband?
Aanvullende financiering
Op bladzijde 6 van de brief wordt toegelicht hoe het budget van 40 miljoen naar verwachting
zal worden ingezet. De leden van de SGP-fractie hebben hierover de volgende vragen:
– Is het kabinet voornemens om dit budget op de in brief geschetste wijze in te zetten?
Zal het budget volledig worden aangewend voor het aanvalsplan?
– Als de beschikbare 36 miljoen 50/50 wordt verdeeld tussen werkgevers en gemeenten,
kan het kabinet dan toelichten waarom deze verdeling redelijk is?
– Wordt een deel van de hierboven genoemde 36 miljoen ook beschikbaar gesteld voor private
partijen zoals de uitzendbranche die enkele keren in de brief wordt genoemd. Zo ja,
welk deel en op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Vragen en opmerkingen van het lid van de fractie van de BoerBurgerBeweging
Het lid van de BoerBurgerBeweging-fractie (BBB-fractie) heeft kennisgenomen van de
brief over de aanpak «krapte op de arbeidsmarkt» en heeft daar nog een aantal opmerkingen
en vragen bij.
Het kabinet geeft in zijn inleiding al een mooie schets over nijpende sectoren waar
grote tekorten spelen: toch is hier 1 sector die niet benoemd staat maar aan de vooravond
van een potentiële catastrofe staat: dat is de landbouwsector. Met piekwerkzaamheden
in de komende seizoenen in het vooruitzicht, zitten veel landbouwbedrijven met de
handen in het haar: er is geen personeel te vinden die dat werk wil of kan doen. Landbouwbedrijven
maken daarbij vooral gebruik van de diensten van arbeidsmigranten maar zien deze de
laatste jaren steeds meer afgevloeid raken richting distributiecentra en soortgelijke
bedrijven, waar zij jaarrond verzekerd zijn van werkzaamheden. Een feit blijft dat
onze voedselproductie tijdens de oogstperioden te maken heeft met forse pieken in
de werklast, die nu niet ingevuld dreigen te raken. Onderkent het kabinet deze uitdaging?
Ondanks het massale aanbod van vacatures maken nog steeds veel mensen gebruik van
een bijstandsuitkering of WW-uitkering, het lid van de BBB-fractie vraagt dan ook
of het kabinet kansen ziet om het onbenutte arbeidspotentieel in Nederland ook voor
deze sectoren inzetbaar te maken. Het betreft veelal werkzaamheden waar geen startkwalificaties
nodig zijn, maar vereist wel een goede en professionele begeleiding van de te bemiddelen
mensen. Ziet het kabinet mogelijkheden hier werk van te maken? Het lid van de BBB-fractie
denkt dan bijvoorbeeld aan een mogelijke rol die weggelegd zou kunnen zijn voor de
«sociaal ontwikkelbedrijven» of de mobiliteitsteams en de mensen die daarin participeren.
Wat hierbij volgens het lid van de BBB-fractie mee zou kunnen helpen is een regeling
voor mensen die nu een WW-uitkering genieten: als zij na het aanvaarden van seizoenswerk
recht op WW behouden dat gebaseerd is op het inkomen uit werk dat zij deden voordat
zij werkeloos werden. Er is volgens het lid van de BBB-fractie namelijk al een regeling
waarbij mensen de uitkering kunnen herleven als zij minder dan 87,5% van het dagloon
van het oude werk ontvingen. Wat het lid van de fractie BBB betreft zouden alle mensen
die erop achteruit gaan omdat zij minder betaald werk accepteren, hun uitkering moeten
kunnen herleven, ook als het dagloon 90% of 95% is. Dit kan de geringe drempel die
hierdoor ontstaat wellicht wegnemen, en de arbeidsmarkt zo in deze tijdelijk contracten
verlichten. Is het kabinet bereid om te kijken of hier een uitzondering op gemaakt
kan worden? Net als bij de bijstandsgerechtigden is, wat het lid van de BBB-fractie
betreft, het voorkomen van inkomensschommelingen noodzakelijk.
Datzelfde geldt voor de tijdelijk pauzering van uitkering voor (langdurig) bijstandsgerechtigden,
het lid van de BBB-fractie vindt het positief om daar vol op in te zetten en op deze
wijze het deelnemen aan het arbeidsproces voor deze mensen zo laagdrempelig mogelijk
te maken. Een goede campagne en bewustwording van deze mogelijkheden lijkt het lid
van de fractie BBB, zoals het kabinet zelf ook al aangeeft, een voorwaarde. Het lid
van de fractie BBB vindt het dus mooi dat het kabinet daarop inzet en het lijkt ons
van belang daarbij aan te sluiten op bestaande kennisdelingsstromen.
Vragen en opmerkingen van het lid van de Bij1-fractie
1. Inleiding
Het lid van de BIJ1-fractie heeft kennisgenomen van de brief van de voormalig Staatssecretaris
Sociale zaken en Werkgelegenheid, waarin hij aangeeft hoe het kabinet van plan is
de krapte op de arbeidsmarkt het hoofd te bieden. Met 126 vacatures per 100 werklozen
is de arbeidsmarkt ongekend krap. Werkgevers staan te springen om mensen. Historisch
lage werkloosheid is goed nieuws, maar kent ook risico’s, namelijk het stilvallen
van bedrijvigheid en innovatie. In het najaar van 2021 heeft het kabinet aangekondigd
dat er 40 miljoen euro beschikbaar komt voor de aanpak van de krapte. In de brief
zijn de contouren geschetst voor een programmatische aanpak gericht op meer mensen
aan het werk helpen in deze tijd van krapte. Het is aan het nieuwe kabinet om daar
eigen keuzes in te maken en daar zo nadere invulling aan te geven.
Het lid van de BIJ1-fractie vraagt in hoeverre de matching van werkzoekenden en de
vacatures op de arbeidsmarkt effectief zijn. In de brief wordt niet duidelijk aangegeven
hoe de matching in de praktijk werkt.
Het lid van de BIJ1-fractie refereert naar een gelijktijdig lopend Schriftelijk overleg
over de verenigbaarheid van de 24-weken-eis met de Opvangrichtlijn. Dit lid vindt het opvallend dat het kabinet zoveel energie steekt in het onderzoeken
of het beperken van toegang tot de arbeidsmarkt voor asielzoekers wettelijk mogelijk
is, terwijl de krapte op de arbeidsmarkt grote risicoś met zich meebrengt.
Uit recente cijfers van het Centraal Bureau voor de Statisttiek (CBS) blijkt dat er
sprake is van een onbenut arbeidspotentieel van 1 miljoen mensen. Dat komt deels doordat
sommige mensen de stap vanuit de uitkering naar werk nog niet durven te zetten, bijvoorbeeld
vanwege laag zelfvertrouwen of slechte ervaringen in het verleden. Het lid van de BIJ1-fractie vraagt of het kabinet duidelijk in kaart kan brengen welke
ervaringen dit zijn en hoe die kunnen worden weggenomen?
Aan de andere kant zijn veel vacatures niet geschikt voor mensen die al langere tijd
geen werk of om andere redenen een afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Het kabinet
ziet kansen om werkzoekenden en werkgevers over de drempel te trekken om tóch die
stap naar werk te zetten en passende vacatures te maken voor de doelgroep. Het lid van de BIJ1-fractie vraagt hoe het kabinet dat voor zich ziet? Het lid van
de BIJ1-fractie vraagt in welke richting het kabinet denkt? Gesubsidieerde banen?
2. Huidig beleid ten aanzien van de krapte op de arbeidsmarkt
In het debat over het steun- en herstelpakket op 8 december heeft het kabinet de toezegging
gedaan aan het lid Maatoug om in deze brief ook in te gaan op de bredere inzet van
de rijksoverheid ten aanzien van krapte. Ook voor de coronacrisis was er sprake van
krapte. In 2018 heeft het kabinet in een brief aan de Kamer uiteengezet hoe het kabinet
de toenemende krapte aanpakt volgens 4 lijnen.
1. Het verbeteren van de structurele werking van de arbeidsmarkt, zodat vraag en aanbod
elkaar sneller kunnen vinden. Dit doen we door werken aantrekkelijker en lonender
te maken, en door de matching te verbeteren. Om matches tot stand te brengen kunnen
werkgevers gebruikmaken van de dienstverlening in de 35 arbeidsmarktregio’s via de
werkgeversservicepunten en op landelijk niveau via de landelijke werkgeversservicepunten
UWV en gemeenten. Werkzoekenden en werkenden die met ontslag bedreigd worden kunnen
daarnaast aanvullende dienstverlening ontvangen vanuit 35 regionale mobiliteitsteams.
Werkzoekenden en werkgevers kunnen ook terecht met vragen over scholing en loopbaan
bij de regionale leerwerkloketten.
Het lid van de BIJ1-fractie vraagt hoe het kabinet werken aantrekkelijker en lonender
maakt? Dit lid heeft meerdere malen gevraagd het minimumloon te verhogen tot een aanvaardbaar
niveau. Kan het kabinet aangeven waarom dit niet wordt gedaan? Het lid van de BIJ1-fractie
vraagt wat dit kabinet gedaan heeft aan de zgn. armoede-val. Het kan toch niet zo
zijn dat door te gaan werken mensen er financieel op achteruit gaan?
Ook vraagt dit lid wat het kabinet doet aan arbeidsmarktdiscriminatie.
2. Mensen voorbereiden op de transities van deze tijd, zodat zij wendbaar en weerbaar
zijn. Om dit te bewerkstelligen zet het kabinet onder meer in op een leven lang ontwikkelen
(LLO). Het kabinet denkt hierbij onder meer aan NL Leert Door, de SLIM-regeling, praktijkleren
via het mbo en vanaf 2022 het STAP-budget6.
Het lid van de BIJ1-fractie zou graag willen zien hoeveel mensen in deze regelingen
effectief werken aan hun toekomst.
3. Iedereen inschakelen die kan werken teneinde de arbeidsparticipatie te verhogen. Het
kabinet denkt in dit kader hierbij onder meer aan het project Simpel Switchen in de
Participatieketen.
Het lid van de Bij1-fractie begrijpt dat het kabinet iedereen in wil schakelen, maar
vraagt onder welke voorwaarden.
4. Een sectorale aanpak om sectorspecifieke uitdagingen te adresseren. Omdat de oorzaken
van krapte per sector verschillen en dus maatwerkoplossingen vereisen, zijn de departementen
verantwoordelijk voor sectorspecifiek beleid. De Ministeries van SZW, EZK, BZK, VWS,
OCW en Defensie zijn actief ten aanzien van de krapte in tekortsectoren, bijvoorbeeld
in de zorg, onderwijs, kinderopvang, techniek en ICT.
Het lid van de BIJ1-fractie vraagt of het niet mogelijk is dit sectorspecifieke beleid
te ontschotten en met een gezamenlijke aanpak de krapte aan te pakken?
3. Ingrediënten voor aanpak krapte op de arbeidsmarkt met inzet onbenut arbeidspotentiee
Het kabinet geeft in reactie op de motie Matoug een aantal richtingen aan voor de
inzet van onbenut arbeidspotentieel. Daarbij valt te denken aan:
• Open Hiring7
• Banenmarkten
• Leerbanen en praktijkleren
• Jobcarving8
Het lid van de fractie van BIJ1 vraagt of dit niet richtingen zijn die al eerder zijn
geprobeerd? Zo ja, waarom denkt het kabinet dat deze richtingen nu wel het gewenste
resultaat zullen opleveren?
Via een eenduidige en overzichtelijke menukaart (uit te werken met betrokken partijen)
maakt het kabinet de routes inzichtelijk voor werkzoekenden en werkgevers. Onderdeel
van die menukaart kan bijvoorbeeld zijn dat bij Open Hiring altijd de inzet van een
life coach hoort en dat deelname aan banenmarkten vergezeld gaat van inzet van om-
en bijscholing (indien nodig uiteraard). Ook is het mogelijk om een standaard ondersteuningsaanbod
bij uitstroom van (langdurig) bijstandsgerechtigden te stimuleren, waaronder 1) het
tijdelijk pauzeren van de uitkering (zodat terugval makkelijk is) en 2) de inzet van
loonkostensubsidie. Met een dergelijke aanpak verhoogt het kabinet een eenduidige
en transparante uitvoering. Nog te vaak horen ze namelijk dat werkgevers en werkzoekenden
niet op de hoogte zijn van alle mogelijkheden tot ondersteuning en dat het aanbod
versnipperd is.
Het lid van de BIJ1-fractie wil graag weten waarom het aanbod versnipperd is. Hoe
zorgen we ervoor dat iedereen van dit aanbod op de hoogte is en dat ook gemeentelijke
diensten deze maatregelen kennen en aanbieden?
Om de onzekerheid veroorzaakt door variabele inkomsten te verminderen, verkent het
kabinet bovendien in het kader van het project Simpel Switchen in de Participatieketen
samen met Divosa het «bufferbudget», een budget om inkomensschommelingen bij (parttime)
werken vanuit de bijstand op te vangen.
Het lid van de BIJ1-fractie is benieuwd naar deze verkenning en zou graag willen weten
wanneer de verkenning kan worden ingezet. Juist in deze onzekere tijden zou simpel
switchen van enorm belang kunnen zijn.
5. Simpel Switchen in de Participatieketen en opvolging onderzoek «Als verrekenen
een beperking is»
De komende periode werken SZW, Divosa en vele andere partners in het project Simpel
Switchen in de Participatieketen samen verder aan het versoepelen van de overgangen
tussen uitkering en werkIn december 2021 is het stappenplan Simpel Switchen9 opgeleverd. In dit stappenplan zijn alle inzichten, goede voorbeelden en producten
verzameld die gemeenten helpen hun inwoners zo goed mogelijk te ondersteunen bij het
zetten van de stap van uitkering naar werk of andersom. Om mensen stappen te durven
laten zetten van uitkering naar werk is integrale ondersteuning – over sociale domeinen
heen – noodzakelijk. SZW, VWS en OCW zetten hiertoe gezamenlijk het onderzoek «Verkenning
integrale ondersteuning in het sociaal domein» uit om te onderzoeken wat er (nog)
nodig is om integrale ondersteuning zo doeltreffend en doelmatig mogelijk te organiseren.
De resultaten hiervan worden begin 2023 opgeleverd.
Het lid van de BIJ1-fractie vraagt waarom dit zo lang moet duren.
Vragen en opmerkingen van het lid van de fractie Den Haan
Het lid van de fractie Den Haan heeft kennisgenomen van de brief over de aanpak van
de krapte op de arbeidsmarkt. Het lid van de fractie heeft een aantal vragen:
1. In de brief staat een aanpak beschreven om meer mensen weer aan het werk te helpen.
Ouderen worden daarin niet specifiek genoemd terwijl zij wel het lastigst weer aan
het werk komen. Hoe gaat het kabinet specifiek de doelgroep oudere werkzoekenden weer
aan het werk helpen? Welke aanpak is hiervoor ontwikkeld?
2. In het verleden was er een ouderenambassadeur (John de Wolf) die met een gerichte
aanpak enerzijds oudere werknemers ondersteunde en empowerde met het zoeken naar werk
maar ook het vooroordeel ten aanzien van oudere werknemers probeerde weg te nemen.
Is het mogelijk om een dergelijk (succesvol) programma weer in te zetten?
3. Wat vindt het kabinet van een bewustwordingscampagne en een taskforce om de vooroordelen
ten aanzien van oudere werknemers (minder flexibel, minder productief, meer ziek)
weg te nemen?
4. Wat gaat het kabinet doen om oudere werkzoekenden, die nu zijn aangenomen vanwege
arbeidstekorten, een structurele oplossing te bieden om deze mensen een blijvend perspectief
te geven?
5. UWV en gemeenten ontvangen structureel middelen om hun doelgroepen te ondersteunen
maar zetten weinig tot geen specifieke inzet in om oudere werkzoekenden aan het werk
te helpen. Is het kabinet ervan overtuigd dat bij UWV en gemeenten voldoende gekwalificeerde
mensen zitten om hier verandering in te brengen? Wat gaat het kabinet doen om juist
deze groep lokaal te ondersteunen?
6. Het aantal personen met een WW-uitkering daalde van circa 250.000 personen begin 2021
naar iets meer dan 180.000 personen in september 2021. Kan het kabinet een overzicht
geven van de leeftijdscohorten en het percentage dat in die leeftijdscohort weer een
baan heeft gevonden?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.P.H.J. Peters, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
H.J. Post, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.