Brief regering : Schriftelijke beantwoording openstaande vragen gesteld tijdens de eerste termijn van het commissiedebat langdurige zorg op 13 februari 2025
34 104 Langdurige zorg
Nr. 427
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 februari 2025
Op 13 februari jl. vond het commissiedebat Langdurige Zorg plaats. Namens het kabinet
was de Staatssecretaris van Langdurige en Maatschappelijke Zorg (LMZ) uitgenodigd.
In de eerste termijn van dit debat zijn vragen gesteld over een aantal onderwerpen
uit mijn portefeuille: private equity (door de leden De Korte (NSC) en Bevers (VVD)),
woningbouw en huisvesting voor ouderen (door de leden Dobbe (SP), De Korte (NSC) en
Rikkers-Oosterkamp (BBB)) en is een toelichting gevraagd op de ingeboekte besparingen
in verband met opschalen van digitale zorg (door de leden Krul (CDA) en Bikker (CU)).
Met het oog op de tweede termijn van het debat op 6 maart a.s. waarvoor u ook mij
heeft uitgenodigd, beantwoord ik in deze brief schriftelijk enkele openstaande vragen.
Daarnaast bevat deze brief een antwoord op de door het lid Paulusma (D66) aan de Staatssecretaris
van LMZ gestelde vragen over het Generiek Kompas. Ik stuur deze brief dan ook mede
namens de Staatssecretaris van LMZ.
Private equity
Wat betreft de vragen over private equity van de leden De Korte (NSC) en Bevers (VVD)
wil ik allereerst opmerken dat ik het eens ben met uw Kamer dat er in de zorg geen
plek is voor zorgaanbieders of investeerders, zoals sommige private equity partijen,
die puur en alleen in de zorg actief zijn voor hun eigen financieel gewin. Tegelijkertijd
is het wel van belang dat aanbieders voldoende vermogen hebben om bijvoorbeeld te
kunnen blijven investeren en innoveren, ten behoeve van de zorg. Ik wil de risico’s
voor de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid ondervangen, zonder dat dit
tot gevolg heeft dat het aanbod van zorg wordt beperkt met als gevolg dat de wachtlijsten
alleen maar zullen toenemen. Daarom heb ik op 29 januari jl. het wetsvoorstel Integere
bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders naar uw Kamer gestuurd. Daarmee creëer
ik de mogelijkheid om voorwaarden aan winstuitkering te stellen voor die categorieën
van zorgaanbieders die zijn uitgezonderd van het verbod op winstuitkering.
Met het oog op uw vragen is verder relevant om op te merken dat mijn voorganger uw
Kamer reeds een brief heeft gestuurd met een onderzoek dat EY in opdracht van VWS
heeft uitgevoerd naar de omvang van private equity in de zorg, waaronder ook in de
verpleeg, verzorgingshuizen en thuiszorg (VVT)1. In bijlage B daarvan is een lijst opgenomen met alle zorginstellingen die momenteel
door private equity gefinancierd zijn, waaronder vijf VVT-instellingen. Of dit ook
geclusterde woningen met 24-uurszorg betreffen is niet verder onderzocht. EY heeft
daarnaast ook een uitgebreide analyse gedaan naar de effecten van private equity participatie
op de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg, gebaseerd op verschillende
databronnen die beschikbaar waren. Uit die analyse blijkt dat er (op basis van die
beschikbare data) geen aantoonbare verschillen bestaan tussen zorginstellingen met
private equity participatie en die zonder private equity participatie wat betreft
de publieke belangen kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid. Naar de bovengenoemde
factoren, zoals dat er meer personeel wordt aangetrokken bij door private equity gefinancierde
zorgvilla’s, is geen onderzoek gedaan.
Verder verwijs ik naar de moties die op het gebied van private equity zijn aangenomen
door uw Kamer, waaronder een motie over een verbod op private equity. Ik verwacht
nog in het eerste kwartaal van 2025 in een Kamerbrief aan te geven hoe ik hiermee
zal om gaan.
Bouw en huisvesting
Het lid De Korte (NSC) verwees naar de eerder aangenomen motie van haar en het lid
Slagt-Tichelman om het aantal geclusterde woningen met 24-uurszorg in beeld te brengen2 en vroeg of hierover al een onderzoek is uitgezet. In overleg met het Ministerie
van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) is een monitor opgezet om onder
meer het aantal geclusterde woningen voor ouderen in beeld te kunnen brengen. In de
zomer van 2025 worden de eerste resultaten van deze monitor verwacht en zal ik uw
Kamer hierover nader informeren.
Het lid Dobbe (SP) heeft gevraagd welke afspraken de Minister van VRO en ik gaan maken
rondom de bouw en realisatie van Zorgbuurthuizen. Het Zorgbuurthuis is een vorm van
geclusterd wonen. Met de woningdealregio’s is afgesproken dat het aantal geclusterde
woningen voor ouderen wordt uitgebreid. Het is aan de lokale partijen in welk vorm
dit zal gebeuren. Zij kunnen hierbij ook kiezen om meer Zorgbuurthuizen in te richten.
Het lid Rikkers-Oosterkamp (BBB) vroeg hoe de overheid een rol gaat pakken in de woningbouwprojecten.
Samen met de Minister van VRO zet ik mij in voor het programma «Wonen en zorg voor
ouderen». In dit programma wordt ingegaan op de regie van de Rijksoverheid op de woningbouw.
Daarnaast wordt ook aandacht besteed aan de leefomgeving. Onder meer via de WOZO-voortgangrapportages
en de rapportages van de Minister van VRO over het bouwprogramma, is uw Kamer geïnformeerd
over de voortgang van dit programma.
Besparing opschalen digitale zorg
Tijdens het debat vroegen de leden Krul (CDA) en Bikker (CU) om een toelichting op
de besparingen die zijn gekoppeld aan de maatregel «opschaling digitale zorg». Deze
besparingen zijn gebaseerd op het rapport »Geschat potentieel digitale zorg» van het
onderzoeksbureau SiRM.3 Uit het onderzoek blijkt dat passende inzet van digitale zorg via productiviteitsverbeteringen
bijdraagt aan de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorg. Passende
inzet van digitale zorg verbetert bovendien, mits goed geïmplementeerd, de zorgervaring
en geeft patiënten meer regie over hun gezondheid. Opschaling (meer zorgorganisaties
en meer patiënten) en laagdrempelige uitbreiding naar nieuwe doelgroepen is daarom
belangrijk. De geraamde extra netto besparingen op de Wlz bij opschaling van digitale
zorg lopen geleidelijk op van € 45 miljoen in 2027 tot € 270 miljoen structureel vanaf
2031. Hierbij is rekening gehouden met tijdelijke investeringsmiddelen van € 22,8
miljoen per jaar in de periode 2027–2030 om zorgaanbieders te ondersteunen bij de
transitie. Ik ben voornemens om de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) via een aanwijzing
te verzoeken om de bijbehorende besparingen in haar maximumtarieven te verwerken.
Zoals gebruikelijk zal ik dit pas doen nadat ik de voorgenomen aanwijzing dertig dagen
heb voorgehangen bij de Eerste Kamer en de Tweede Kamer.
Generiek Kompas
De Staatssecretaris van LMZ heeft u toegezegd schriftelijk terugkoppeling te geven
over gesprekken die zij met veldpartijen heeft gevoerd over het Generiek Kompas «Samen
werken aan kwaliteit van bestaan», mede in relatie tot de door het lid Paulusma (D66)
aangehouden motie tijdens het tweeminutendebat Ouderenzorg van 27 november 20244. Op verzoek van uw Kamer heeft zij zowel met de Patiëntenfederatie (PFN) een gesprek
gevoerd, als met een afvaardiging van de Kompasraad5. Ze heeft geluisterd naar de kansen en zorgen die de partijen met haar hebben gedeeld.
Juridische context
Het Generiek Kompas is op 1 juli 2024 geregistreerd in het Register van het Zorginstituut
en is daarmee de opvolger van het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg, het addendum over
de Wlz-zorg thuis en het Kwaliteitskader Wijkverpleging. In de Wet kwaliteit, klachten
en geschillen zorg (Wkkgz) heeft het veld een belangrijke rol bij de totstandkoming
van kwaliteitsstandaarden en het ontwikkelen van meetinstrumenten. Het Zorginstituut
toetst hierbij of aan de wettelijke voorwaarden uit de Wkkgz (artikel 11b) wordt voldaan.
Daarbij is de tripartite indiening door een representatieve vertegenwoordiging vanuit
cliënten, zorgverleners, aanbieders en inkopers een belangrijke voorwaarde. Het Generiek
Kompas is voorgedragen door de volgende 14 partijen:
− Vanuit organisatie van cliënten en/of naasten: ANBO-PCOB (mede namens de Seniorencoalitie),
LOC Waardevolle Zorg, MantelzorgNL, NCZ.
− Vanuit organisaties van zorgverleners: V&VN, Verenso, BPSW, NIP.
− Vanuit organisaties van (zorg)aanbieders: ActiZ, ZorgThuisNL, Sociaal Werk Nederland,
SPOT, BVKZ.
− Vanuit organisaties van zorginkopers: Zorgverzekeraars Nederland.
De PFN is bij de totstandkoming van het Generiek Kompas betrokken geweest, maar heeft
besloten om het Kompas niet te steunen. Met de betrokkenheid van bovengenoemde partijen
is voldaan aan de eis van tripartite indiening, zo heeft het Zorginstituut geoordeeld.
Mijn rol bij de inhoud van kwaliteitsstandaarden beperkt zich tot de zogeheten noodremprocedure
(artikel 11d) bij verwachte toename van de collectieve zorguitgaven.
De Staatssecretaris van LMZ is bereid om de inhoud van de Wkkgz op dit punt en ieders
rol daarbij nader toe te laten lichten aan de hand van een technische briefing vanuit
mijn ministerie.
Terugkoppeling gesprekken over het Generiek Kompas
Met het Generiek Kompas beogen partijen om de ouderenzorg anders te organiseren en
op een andere manier naar kwaliteit van zorg te kijken. De ouderenzorg staat immers
voor een grote uitdaging, namelijk om in de toekomst met minder personeel toch goede
zorg en kwaliteit van leven te bieden aan kwetsbare mensen. Dit is een belangrijke
opgave voor de hele sector en ook voor de Staatssecretaris van LMZ. Hierbij zet het
Generiek Kompas de behoefte van de persoon die hulp nodig heeft centraal. Met hulp
van het informele netwerk en technologie waar dat kan, met formele zorg waar dat nodig
is. De komst van het Generiek Kompas geeft zorgaanbieders daarmee handvatten om te
voldoen aan de wettelijke verantwoordelijkheid om kwalitatief goede zorg aan te bieden
(artikel 2, lid 1 Wkkgz). Meer specifieke kaders over de zorgverlening per doelgroep
of meer specifieke zorghandelingen zijn veelal uitgewerkt in (beroeps)richtlijnen
of standaarden.
De Staatssecretaris van LMZ heeft in haar gesprekken veel overeenstemming gehoord
als het gaat om de beweging die het Generieke Kompas inzet, ook bij de PFN. De PFN
heeft daarbij een aantal belangrijke thema’s voor het leren en ontwikkelen genoemd,
waaronder medicatieveiligheid, valpreventie, belastbaarheid van mantelzorgers en proactieve
zorgplanning. Ook de partijen van het Kompas erkennen dit. Deze thema’s zijn daarom
opgenomen in het implementatieplan dat de partijen hebben opgesteld en onder regie
van de Kompasraad wordt uitgevoerd, onder de opdracht: Uitwerking bouwsteen 5- Alternatief
voor het volgen van de «beweging» van het Kompas6.
De discussie die partijen met elkaar voeren gaat over hoe zorgaanbieders deze thema’s
op een zinvolle manier kunnen meten, zodat wat gemeten wordt bruikbaar is voor het
leren en ontwikkelen door de individuele zorgaanbieder en de sector als geheel. Daarover
is een verschil van inzicht over nut- en noodzaak van het verplicht aanleveren van
bepaalde indicatoren, behoudens jaarlijkse cliëntervaringsmetingen. De Staatssecretaris
van LMZ vindt het belangrijk dat het leren en ontwikkelen in de sector ook vanuit
een landelijk perspectief op een goede manier vorm kan krijgen en dat het perspectief
van cliënten en naasten hier een nadrukkelijke rol in krijgt. Ze zal het Zorginstituut
vragen of hij een rol kan vervullen in te voeren vervolggesprekken tussen de PFN en
de Kompasraad.
Zorgaanbieders moeten conform het Generiek Kompas uiterlijk 31 maart hun kwaliteitsbeelden
aanleveren bij het Zorginstituut. Deze worden medio april openbaar toegankelijk gemaakt
op de website Zorginzicht van het Zorginstituut. ZN gaat deze gegevens vervolgens
analyseren met de betrokken partijen, waaronder de Patiëntenfederatie, en richt een
monitor in die naar verwachting rond de zomer gepubliceerd wordt. Deze monitor heeft
het karakter van een eerste nulmeting.
In de gesprekken over het Generiek Kompas heeft ZN het belang aan inzicht in kwaliteit
benadrukt. De Staatssecretaris van LMZ is daarom blij dat juist ZN regie voert op
dit traject en als constructief-kritische partij betrokken is. Als uit de analyse
blijkt dat er bijsturing nodig is op deze aanpak kunnen de Kompaspartijen hier actie
op ondernemen. De Kwaliteitsraad van het Zorginstituut zal hierbij betrokken worden.
Tevens vindt elk kwartaal overleg plaats tussen de Kompasraad en VWS, IGJ, NZa, CAK
en CIZ om de voortgang van de implementatie te monitoren. Op deze wijze houdt de Staatssecretaris
van LMZ, met inachtneming van ieders rol en verantwoordelijkheid, vinger aan de pols.
Hiermee heb ik de nog openstaande vragen uit het commissiedebat van 13 februari jl.
beantwoord.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M-F. Agema
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.