Brief regering : Sociale veiligheid en toezicht culturele creatieve en mediasector
32 827 Toekomst mediabeleid
Nr. 329
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 november 2024
Er zijn de afgelopen jaren verschillende voorbeelden van misstanden in de culturele,
creatieve en mediasector in het nieuws geweest. Het gaat om vaak schrijnende situaties,
die buitengewoon pijnlijk zijn voor betrokkenen. Zoals door mijn voorganger ook meermaals
is benoemd is er geen plaats voor dit soort misstanden in de sector. Helaas is de
praktijk nog anders, omdat mensen zich niet vrij voelen om ze te benoemen of geen
mogelijkheid hebben elders te gaan werken. Met alle pijnlijke gevolgen van dien. Dat
is onacceptabel: dit zijn de mensen die de cultuur «maken». Zij hebben recht op een
veilige werkomgeving.
De Raad voor Cultuur constateerde in «Over de grens. Op weg naar een gedeelde cultuur»
dat de sector een aantal heel specifieke risicofactoren voor grensoverschrijdend gedrag
kent: veel aanbod en beperkte mogelijkheden tot afname, de toegang tot het werkveld
wordt vaak bewaakt door een kleine groep zogenoemde «poortwachters», los-vaste arbeidsverbanden
zijn gebruikelijk, er zijn romantische opvattingen over het kunstenaarschap, en er
is een grote prestatiecultuur. Het is deze combinatie van risicofactoren die de culturele,
creatieve en mediasector extra kwetsbaar maakt voor grensoverschrijdend gedrag. De
sector is daarnaast extra gevoelig voor misstanden, omdat er sprake is van een versnipperd
landschap met veel kleine en middelgrote organisaties en een groot aantal kleine brancheorganisaties
en vakverenigingen. In dit versnipperde landschap heeft niet iedere partij voldoende
draagkracht en doorzettingsmacht om deze problematiek te lijf te gaan.
Uiteraard is het tegengaan van grensoverschrijdend gedrag in de basis een eigen verantwoordelijkheid
van de sector. Maar in mijn rol als Minister vind ik het belangrijk om een levendige
en inspirerende culturele, creatieve en mediasector mogelijk te maken in onze samenleving.
Die rol komt ook met een zekere verantwoordelijkheid om de hierboven beschreven risico’s
te monitoren en zo mogelijk te mitigeren. In deze brief geef ik aan hoe ik daar in
de komende periode voor wil zorgen.
Sociale veiligheid: inzet op preventie
Uit gesprekken met bis-instellingen, brancheorganisaties en vertegenwoordigers van
de werkenden blijkt dat het bewustzijn rond grensoverschrijdend gedrag sterk gegroeid
is. Organisaties en de mensen die in de sector werken, erkennen dat er een structureel
probleem is, willen daar iets aan doen en zetten daar al stappen in. Preventie wordt
hierbij steeds genoemd als middel om aan de voorkant, structureel, te zorgen dat sociale
veiligheid verbetert. Denk daarbij aan het voeren van het (terugkerende) gesprek over
het onderwerp, de inzet van vertrouwenspersonen en afspraken in de organisatie. Ik
hoor echter ook dat organisaties vaak nog niet weten hoe ze dit het beste kunnen aanpakken.
Er zijn verschillende initiatieven in een aantal deelsectoren; ik denk aan de stichting
Sociale Veiligheid Podiumkunsten die bij de NAPK is opgericht en de Alliantie Dans
Veilig, een samenwerkingsverband van partijen in de danswereld dat als doel heeft
de sociale veiligheid in de danssector te verbeteren. Ik vind het wenselijk dat andere
deelsectoren deze voorbeelden volgen.
Op dit moment heeft steun- en adviespunt Mores een rol om de sector op dit onderwerp
aanvullend te ondersteunen. Mores biedt een vangnet voor degenen die niet bij een
vertrouwenspersoon van hun eigen organisatie of opdrachtgever terecht kunnen of willen.
Naast deze al langer bestaande vangnetfunctie is Mores in 2024 begonnen met de verbreding
van het aanbod met een kennis- en adviesfunctie. Ik vind dat een goede ontwikkeling
en ga ervan uit dat meer nadruk op kennisontwikkeling en preventie op termijn kan
leiden tot een afnemend belang van de vangnetfunctie die Mores nu heeft met vertrouwenspersonen.
De ontwikkeling van een kennis- en adviesfunctie bij Mores loopt samen met het professionaliseren
van de organisatie, die extra snelheid heeft gekregen na het advies van de regeringscommissaris
Seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld1. Mores heeft hierin de afgelopen periode grote stappen gezet; er is een onafhankelijk
bestuur ingesteld met leden die niet werkzaam zijn in de sector. Dit is een weerslag
van de ontwikkelingen die Mores heeft ingezet. Ik heb daarom vertrouwen in de rol
die Mores kan spelen bij het ondersteunen van de sector.
Ik zal de functies die Mores vervult en ontwikkelt ondersteunen voor de periode 2025–2028,
zodat de activiteiten van Mores gelijk lopen met de komende bis-periode. Het gaat
om:
a. Versterking van een kennisfunctie, met een nadruk op hoe sociale veiligheid kan worden verbeterd, hoe het gesprek kan
worden gevoerd binnen organisaties, het stimuleren van de inzet van vertrouwenspersonen
bij de instellingen zelf en het beschikbaar stellen van voor de sector relevante instrumenten;
b. Versterking van een adviesfunctie voor instellingen over preventie;
c. Bestendiging van de vangnetfunctie voor vertrouwenspersonen. Met inzet op preventie en uitbreiding van het netwerk van
vertrouwenspersonen bij organisaties, kan deze vangnetfunctie van Mores voor vertrouwenspersonen
op termijn mogelijk worden afgebouwd of worden opgeheven, maar vooralsnog is deze
functie nodig.
Hiervoor ben ik van plan de lopende subsidie voor 2025 op te hogen van circa € 500.000,–
naar € 650.000,– en ook voor 2026 tot en met 2028 jaarlijks € 650.000,– ter beschikking
te stellen.
Recent zijn er meerdere artikelen in de media verschenen over incidenten en misstanden
bij door het Rijk gesubsidieerde instellingen. Ik vind het belangrijk om regelmatig
met de instellingen die door het Rijk en de rijkscultuurfondsen worden bekostigd het
gesprek over grensoverschrijdend gedrag te voeren. Als (mede)financier verwacht ik
van gesubsidieerde instellingen niet alleen dat zij adequaat beleid ontwikkelen om
grensoverschrijdend gedrag te voorkomen maar ook dat zij adequaat en gericht optreden
als grenzen overschreven worden. De jaarlijkse monitoringsgesprekken die met de instellingen
worden gevoerd zijn een goed terugkerend moment om dit onderwerp te (blijven) agenderen.
Ik vind het belangrijk om een vinger aan de pols te houden als het gaat om grensoverschrijdend
gedrag. Ik zal hiervoor aansluiten bij de beschikbare informatie uit de enquêtes die
regulier worden uitgezet onder werkenden en zelfstandigen, de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden
en de Zelfstandigen Enquête Arbeid (NEA en ZEA). Ik zal bekijken of deze enquêtes
voldoende informatie opleveren om grensoverschrijdend gedrag in de sector structureel
in beeld te houden en indien nodig aanvullende informatie uitvragen.
Verbetering van toezicht
Goed toezicht is in mijn ogen een belangrijke schakel als het gaat om het verbeteren
van de sociale veiligheid. Het past ook bij de eigen verantwoordelijkheid van de sector
om zelf de veilige werkomgeving vorm te geven. In een aantal gevallen van grensoverschrijdend
gedrag hebben raden van toezicht en bestuurders een ongewenste situatie niet kunnen
voorkomen of hebben zij niet daadkrachtig opgetreden. Dat moet anders. Daarnaast zijn
goed bestuur en toezicht ook belangrijk voor de uiteenlopende uitdagingen, van financiële
vraagstukken tot veranderende publieksverwachtingen, waarmee de culturele en creatieve
sector in deze tijd geconfronteerd wordt.
De culturele en creatieve sector kent veel toezichthouders; er is een groot aantal
relatief kleine organisaties, met ieder een eigen raad voor toezicht of bestuur op
afstand. Dat verdere professionalisering nodig is, blijkt onder meer uit een aantal
opmerkingen van de Raad voor Cultuur in haar bis-adviezen voor de periode 2025–2028
over de governance in het algemeen en het interne toezicht van aanvragers in het bijzonder.
Ook breder in de sector zie ik dat er verbeteringen mogelijk zijn.
In de sector zijn de afgelopen jaren stappen gezet naar beter toezicht. Een basis
daarvoor is de Governance Code Cultuur. Deze code geeft richtlijnen voor goed, verantwoord
en transparant bestuur van en door culturele instellingen en richtlijnen voor toezicht
daarop. Ik merk net als Cultuur + Ondernemen, de penvoeder van de code, op dat organisaties
bij de toepassing van de code nog op verschillende vragen en dilemma’s stuiten.
Ik vind het belangrijk dat het toezicht (verder) wordt geprofessionaliseerd. Toezichthouders
dragen immers bij aan een goede bedrijfsvoering, de juiste besteding van verstrekte
subsidiegelden en een veilige werkomgeving. Toezichthouders kunnen de blik van de
sector ook verbreden doordat zij kennis uit andere sectoren en werkvelden vertegenwoordigen.
De Raad voor Cultuur is voornemens een advies uit te brengen over governance in de
culturele en creatieve sector. Ik verwacht dit advies in de loop van 2025 te ontvangen.
Vooruitlopend op dit advies neem ik al een aantal maatregelen, omdat ik zie dat er
grote behoefte is aan handvatten om toezicht op een professionele manier uit te voeren.
Hiermee leg ik een basis, waarop we in de komende periode kunnen voortbouwen. Het
gaat om:
a. Een stimulans voor professionalisering van toezichthoudende functionarissen via een
nieuw programma van Platform ACCT. Het programma stimuleert toezichthouders en bestuurders
hun kennis en vaardigheden op peil te houden door onder andere scholing, bijscholing
en intervisie. Hiervoor zijn middelen beschikbaar via Platform ACCT.
b. Het actualiseren en concretiseren van de Governance Code Cultuur. Ik heb Cultuur+Ondernemen,
als penvoerder en hoeder van deze code, opgeroepen om hiertoe het initiatief te nemen
en daarbij het advies van de raad te betrekken;
c. In mijn rol als subsidieverstrekker zal ik in gesprekken met partijen extra aandacht
hebben voor het waarborgen van een goede governance en de toepassing van de Governance
Code Cultuur.
Ik zie overigens dat ook bij andere overheden aandacht is voor governance en het verbeteren
van toezicht. Waar mogelijk trek ik graag samen met hen op.
Mediasector
In de mediasector spelen dezelfde risicofactoren voor grensoverschrijdend gedrag als
in de culturele en creatieve sector.2 De resultaten uit het onderzoek dat door de Onderzoekscommissie Gedrag en Cultuur
Omroepen (OGCO) is uitgevoerd bevestigen dit.
De governancestructuren en het toezicht in deze sector verschillen echter ten opzichte
van de culturele en creatieve sector. In het (landelijke) publieke deel van de mediasector
is sprake van ledenorganisaties met een verenigingsstructuur, daarnaast bestaan commerciële
spelers met NV- of BV-structuur. Het toezicht op gedrag en cultuur is belegd bij de
eigen toezichthouder voor de mediasector: het Commissariaat voor de Media (hierna:
CvdM). Op het punt van gedrag en cultuur is daarom een eigen traject ingezet ter verbetering.
De NPO en omroepen hebben een plan van aanpak opgesteld waar ik u eerder over heb
geïnformeerd bij brief van 27 maart 2024.3 Over de voortgang van dit traject informeer ik de Kamer bij separate brief voorafgaand
aan de behandeling van de mediabegroting in de Kamer op 2 december 2024.
Met het CvdM en de NPO ben ik in gesprek over een mogelijke aanscherping van de Gedragscode
Integriteit Publieke Omroep 2021. Daarnaast heb ik onlangs het voornemen aangekondigd
om de beperking van de zittingstermijnen voor bestuurders en toezichthouders van omroepverenigingen
in de wet op te nemen.4
Breder is door mediapartijen in de audiovisuele sector (NPO, omroepen en mediaproducenten)
in 2023 een Mediapact gesloten onder de noemer Respectvol Samenwerken. Door ondertekening
van dit convenant committeren partijen zich aan hun inzet en streven om een sociaal
veilige werkomgeving te bieden aan iedereen binnen de mediabranche door middel van
bewustwording, training en gezamenlijke verantwoording.
Mediapartijen zijn momenteel al aangesloten bij Mores. De hierboven genoemde functies
van Mores worden dan ook, aanvullend op de lopende aanpak, ter beschikking gesteld
aan de mediapartijen.
In het Mediadebat van april 2024 (Kamerstuk 32 827, nr. 323) heeft mijn voorganger aangegeven dat zij zou onderzoeken of een klachtenfunctie
kan worden ingericht voor deze sector. Inmiddels heeft de NPO in haar plan van aanpak
aangegeven een klachtenfunctie in te richten. In de voornoemde separate brief zal
hier nader op ingaan.
Tot slot
De culturele, creatieve en mediasector heeft een wezenlijke rol in onze samenleving.
Grensoverschrijdend gedrag past daar niet bij. Het is belangrijk dat mensen in deze
sector werken onder redelijke voorwaarden en omstandigheden. Ik ga ervan uit dat de
bovengenoemde maatregelen voor preventie van grensoverschrijdend gedrag en verbetering
van toezicht in de sector als vliegwiel gaan werken voor de sector om de sociale veiligheid
te versterken.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap