Brief regering : Uitvoering en lagere regelgeving Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten
36 446 Wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs en enige andere wetten in verband met de invoering van regels voor het verlenen van toelating voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten)
Nr. 15
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 oktober 2024
Er leven en werken in Nederland te veel arbeidsmigranten onder slechte omstandigheden.
                  Veel misstanden komen door malafide uitzendbureaus en hun inleners die een verdienmodel
                  hebben gemaakt van onder andere onderbetaling van arbeidskrachten, het aanbieden van
                  ondermaatse huisvesting, of het niet afdragen van belastingen en premies. Ook zien
                  we dat de lusten en de lasten van arbeidsmigratie niet eerlijk zijn verdeeld in de
                  samenleving. De verantwoordelijkheid om hun werknemers goed te behandelen ligt primair
                  bij werkgevers, uitleners en inleners. Het zou vanzelfsprekend moeten zijn dat werkgevers
                  hun werknemers goed behandelen. Daarnaast is er ook een verantwoordelijkheid voor
                  de overheid om te zorgen dat werkgevers hun arbeidskrachten goed behandelen.
               
Het voorstel voor de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (verder:
                  Wtta) zal een belangrijke bijdrage leveren aan het tegengaan van misstanden in de
                  uitzendsector, zodat arbeidskrachten krijgen waar ze recht op hebben en bedrijven
                  die hun arbeidskrachten wel goed behandelen, geen last hebben van oneerlijke concurrentie.
               
Op 27 maart jl. heeft de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
                  van uw Kamer mijn ambtsvoorganger verzocht om nadere informatie over de uitvoering
                  van en lagere regelgeving bij de Wtta. Op 14 mei jl.1 heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd uw Kamer daar in oktober nader over te informeren.
                  Die toezegging doe ik hierbij gestand. Ik voldoe met deze brief tevens aan het verzoek
                  van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid om geïnformeerd te worden
                  over de planning van de Wtta2. In deze brief ga ik eerst in op de uitvoering van de Wtta. Vervolgens ga ik in op
                  de lagere regelgeving.
               
Uitvoering
De afgelopen jaren is, parallel aan het wetgevingstraject, de uitvoering van de Wtta
                  voorbereid. Daar wordt hard aan gewerkt, niet alleen door mijn ministerie en publieke
                  uitvoerders en toezichthouders, maar ook door private partijen zoals sociale partners
                  en inspectie-instellingen. Alle betrokkenen zijn doordrongen van de urgentie van de
                  maatschappelijke opgave om de uitleenmarkt, met name de uitzendsector, beter te reguleren.
               
De afgelopen tijd heb ik de uitvoeringstoets van Dienst Justis, verkenningen van de
                  uitvoering van de Wtta binnen SZW en een quickscan daarover ontvangen. Na zorgvuldige
                  weging van de uitkomsten, zie ik aanleiding de komende maanden aanvullend onderzoek
                  te doen, voordat ik kan besluiten welke uitvoeringsorganisatie de Wtta gaat kunnen
                  uitvoeren en waar die gepositioneerd wordt. De maatschappelijke opdracht en ambities
                  die we hebben met de invoering van het toelatingsstelsel en de daarbij behorende taken
                  van de Toelatende Instantie zijn daarvoor doorslaggevend.
               
Mijn ambtsvoorganger heeft u in mei jl. geïnformeerd dat zij streefde naar een inwerkingtreding
                  van de Wtta per 1 januari 2026 en handhaving op de toelatingsplicht per 1 januari
                  2027. Dit tijdpad van inwerkingtreding was gebaseerd op de verwachting dat de uitvoerder
                  na verzending van voornoemde brief zou kunnen beginnen met de implementatie. Nu dit
                  niet het geval is, is daarmee het beoogde tijdpad van inwerkingtreding helaas niet
                  langer haalbaar. Welk tijdpad wel haalbaar is, volgt uit de uitwerking die momenteel
                  binnen mijn ministerie wordt uitgevoerd. Ik streef ernaar het nieuwe tijdpad in januari
                  met uw Kamer te kunnen delen.
               
Dat er meer tijd nodig is voor het besluit over de uitvoerder vind ik een tegenvaller.
                  Maar om misstanden structureel aan te pakken, moet ik nu kiezen voor zorgvuldigheid
                  boven snelheid. Omdat ik veel urgentie voel om malafide uitzenders aan te pakken,
                  stel ik voor de Arbeidsinspectie structureel extra middelen beschikbaar om misstanden
                  in de uitzendsector op te sporen en aan te pakken. Met deze extra middelen kan de
                  Arbeidsinspectie haar capaciteit met 35 fte uitbreiden zodat ze meer controles kunnen
                  doen bij uitzendbureaus. Ook verhoog ik de boetes voor ernstige en/of verwijtbare
                  overtredingen van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). Werkgevers die een dergelijke
                  overtreding begaan krijgen straks een boete die kan oplopen tot € 11.250 per overtreding.
               
In de volgende alinea’s licht ik toe 1) wat nodig is voor een effectieve uitvoering
                  van de Wtta, 2) wat daar al aan werk voor verricht is en wat de stand van zaken is,
                  3) welke stappen ik de komende tijd neem om tot een effectieve uitvoering van de Wtta
                  te komen en 4) wat de komende tijd de verdere inzet is op de aanpak van malafide uitzendbureaus.
                  Ik streef ernaar uw Kamer in januari a.s. nader te informeren over de uitvoering van
                  de Wtta.
               
1) Wat is nodig voor een effectieve uitvoering van de Wtta?
De problematiek in de uitzendsector is zeer complex en hardnekkig. Malafide uitzendbureaus
                  zijn zeer vindingrijk. Ze gebruiken onder andere telkens nieuwe rechtspersonen om
                  aan handhaving te ontkomen («vluchtig ondernemerschap») en doen vaak op papier alsof
                  zij aan de regels voldoen, terwijl de praktijk anders uitwijst. Hoofdstukken 1 en
                  2 van de memorie van toelichting bij de Wtta gaan hier uitgebreid op in.
               
De Wtta kan een belangrijke bijdrage leveren aan het aanpakken van de misstanden in
                  de uitzendsector. Daarvoor is ten eerste effectieve wet- en regelgeving nodig die
                  het mogelijk maakt om malafide uitleners van de markt te kunnen weren. Ten tweede
                  is een effectieve uitvoering van die wet nodig waardoor de mogelijkheden van de regelgeving
                  ten volle worden benut om malafide uitleners te weren. Effectieve uitvoering betekent
                  in dit geval dat binnen de uitvoering een samenwerking met alle betrokken partijen
                  tot stand wordt gebracht (onder andere met publieke toezichthouders en private inspectie-instellingen),
                  dat op trends en ontwikkelingen in de uitleenmarkt wordt ingespeeld, en dat de belangen
                  van alle betrokken partijen – met name arbeidskrachten en uitleners – telkens zorgvuldig
                  worden gewogen. Om dit alles mogelijk te maken is een uitvoerder nodig die strategisch
                  opereert als «het hart van het toelatingsstelsel».
               
Het onderscheidend vermogen van de Wtta zit in de combinatie van deze twee factoren:
                  de inhoud van de regelgeving en de strategische uitvoering daarvan. Alleen zo biedt
                  de Wtta de mogelijkheid om door malafide constructies «heen te prikken» en een gelijk
                  speelveld voor alle in- en uitleners te waarborgen.
               
De uitvoering van de Wtta komt te liggen bij een Toelatende Instantie (TI). De TI
                  zal namens de Minister van SZW onder andere de volgende taken uitvoeren: het verlenen
                  en toetsen van toelatingen en ontheffingen van uitleners, het aanwijzen van en toezicht
                  houden op inspectie-instellingen en het ontvangen en beheren van de waarborgsommen.
                  Daarnaast heeft de TI de hierboven beschreven strategische taken. De TI zal werken
                  volgens de principes van het programma Werk aan Uitvoering (WaU). Dit houdt in dat
                  de TI in staat moet zijn om op een menselijke, wendbare en toekomstbestendige wijze
                  de Wtta uit te voeren. Alleen op deze manier kan de TI het vertrouwen krijgen van
                  bedrijven (uitleners, inleners en inspectie-instellingen), publieke stelselpartners
                  zoals de Nederlandse Arbeidsinspectie en de Belastingdienst, de betrokken arbeidskrachten
                  en de maatschappij. Dit vraagt van de TI dat deze op operationeel, tactisch en strategisch
                  niveau als «hart van het toelatingsstelsel» opereert en een gezaghebbende positie
                  heeft.
               
Daarbij wil ik benadrukken dat de TI een complexe taak uitvoert en zal werken onder
                     grote politieke en maatschappelijke druk, met name in de eerste jaren. Het toelatingsstelsel
                     zal tijd nodig hebben om zich in de praktijk te ontwikkelen. Zowel de capaciteit van
                     de TI en private inspectie-instellingen als de kennis en expertise bij alle betrokkenen
                     zal met de jaren moeten groeien. Er zal een opstartfase van enkele jaren nodig zijn
                     waarin alle partijen de tijd krijgen te leren van hun fouten en ervaring op te bouwen
                     met het toelatingsstelsel en de toelatingsplicht. Tegelijkertijd moet het stelsel
                     vanaf het begin zoveel mogelijk malafide uitleners weren. Tussen deze uitgangspunten
                     bestaat een zekere spanning.
                  
De TI moet in staat zijn om, in afstemming met mij vanuit mijn beleidsverantwoordelijkheid,
                     daartussen een goede balans te vinden.
                  
2) Welke stappen zijn gezet?
Om de implementatie van de Wtta zo spoedig mogelijk te laten verlopen, is sinds begin
                  2023 op mijn ministerie een kwartiermakersteam actief. Het kwartiermakersteam ontwikkelt
                  een basisinrichting voor de TI. De basisinrichting bevat de producten die de TI nodig
                  heeft om een vliegende start te maken met de implementatie. Voorbeelden van dergelijke
                  producten zijn procesbeschrijvingen, werkinstructies en een onboarding programma.
                  Ook worden er door het kwartiermakersteam communicatiematerialen voorbereid en zijn
                  er werkgroepen gestart met private inspectie-instellingen (II’en) om de samenwerking
                  tussen TI en II’en voor te bereiden. Als bijlage bij deze brief vindt u een door de
                  kwartiermakers opgestelde beschrijving van hun werk.
               
De Dienst Justis heeft op 15 juli 2024 een uitvoeringstoets opgeleverd met als centrale
                  vraagstelling of Justis de rol van TI zoals beoogd kan uitvoeren. De conclusie van
                  deze toets is dat Justis de Wtta gedeeltelijk kan uitvoeren en gedeeltelijk niet.
                  De uitvoeringstoets van Justis vindt u als bijlage bij deze brief.
               
Toen duidelijk werd dat Justis niet het volledige stelsel kan uitvoeren, is mijn ministerie
                  op zoek gegaan naar alternatieven. Eerder zijn uit een verkenning van ABDTOPConsult3 geen andere opties naar voren gekomen dan Justis of, als alternatief, uitvoering
                  door mijn ministerie. Deze zomer heeft een bestuurlijke verkenner onderzocht of het
                  mogelijk is om de taken van de TI in een combinatie tussen Justis en SZW onder te
                  brengen of in haar geheel onderdeel te laten vormen van het Ministerie van SZW.
               
De verkenner heeft twee elkaar opvolgende rapporten opgeleverd. Uit deze rapporten
                  komt naar voren dat er in beginsel mogelijkheden zijn om de uitvoering bij het Ministerie
                  van SZW te beleggen. De verkenner adviseert om de taken bij één uitvoerder te beleggen
                  en niet te verdelen over meerdere uitvoeringsorganisaties. Een splitsing zou onder
                  andere leiden tot meer kansen op fouten, tot risico’s op onduidelijkheid, en tot een
                  diffuus beeld van de TI. Bij een opsplitsing van taken is er immers niet één TI die
                  als «hart van het toelatingsstelsel» kan opereren. Voorbeelden uit het verleden (o.a. parlementaire
                  enquête toezicht woningcorporaties) bevestigen dit beeld. De rapporten van de verkenner
                  zijn als bijlage bij deze brief meegezonden.
               
Naar aanleiding van het advies van de verkenner heeft een uitvoerende directie van
                  mijn ministerie een quickscan uitgebracht. Inmiddels wordt ook gewerkt aan een uitvoeringstoets.
                  Uit deze stappen komt naar voren dat er een aantal aandachtspunten zijn die nog moeten
                  worden uitgezocht voordat een definitieve uitspraak gedaan kan worden over de uitvoerbaarheid
                  van de Wtta binnen SZW.
               
Dit betreft onder andere de complexiteit van de opgave van het tijdig ontwikkelen
                  en in gebruik nemen van een nieuw zaaksysteem en andere bijbehorende tijdige beschikbaarheid
                  van IV-faciliteiten, de relatie tot de door dit kabinet aangekondigde taakstelling,
                  en de gevolgen van het onderbrengen van een uitvoeringsorganisatie van deze omvang
                  binnen een beleidsdepartement.
               
3) Vervolgstappen
               
Er is nu veel informatie voorhanden over de uitvoerbaarheid van de Wtta. De vraag
                  of alle taken van de TI binnen het Ministerie van SZW kunnen worden uitgevoerd, is
                  nog niet beantwoord. Er is nog nadere uitwerking nodig alvorens ik daar een besluit
                  over kan nemen. Ik heb opdracht gegeven om verder uit te werken op welke wijze de
                  uit de Wtta voortvloeiende taken kunnen worden uitgevoerd binnen het Ministerie van
                  SZW. Dit proces is inmiddels in volle gang. Ik streef ernaar om uiterlijk in januari
                  een besluit te nemen over de uitvoering van de Wtta, en dit met uw Kamer te delen.
               
Met de leden van uw Kamer voel ik grote urgentie om de misstanden in de uitzendsector
                  aan te pakken. Ik betreur dan ook dat de informatie over de uitvoering pas in deze
                  fase naar voren komt, nu het wetsvoorstel al geruime tijd aanhangig is in uw Kamer.
                  Dit is een herbevestiging voor mij dat beleid en wetgeving – ondanks het belang van
                  snelheid – niet goed tot stand kunnen komen zonder voldoende en tijdige aandacht voor
                  de uitvoering ervan. Het is cruciaal dat we zorgvuldig onderzoeken hoe we de uitvoering
                  inrichten om misstanden zo effectief mogelijk aan te pakken.
               
4) Extra inzet aanpak misstanden uitzendsector
               
De noodzaak tot aanpak van de misstanden in de uitzendsector blijft onverminderd groot.
                  Daarom zet ik de komende maanden, parallel aan het verder uitwerken van de uitvoering
                  van de Wtta, extra in op de aanpak van misstanden in de uitzendsector.
               
Ter voorbereiding op de handhaving van de toelatingsplicht in de Wtta wordt de capaciteit
                  van de Arbeidsinspectie uitgebreid met 90 fte. De Arbeidsinspectie ontvangt hiervoor
                  sinds 2023 extra middelen. Hiermee wordt vooral het aantal inspecteurs uitgebreid
                  en opgeleid voor de aanpak van misstanden in de uitzendsector en voor het doen van
                  grensoverschrijdend onderzoek. De werving en opleiding van deze inspecteurs is bijna
                  afgerond. Zij worden in de loop van 2024 en begin 2025 ingezet voor het toezicht op
                  uitzendbureaus op basis van de bestaande wet- en regelgeving. Daarnaast zijn onder
                  meer extra juristen, analisten en projectleiders aangesteld, ter versterking van de
                  gehele handhavingsketen. Dit betekent dat het publieke toezicht op de uitzendbranche
                  in aanloop naar de inwerkingtreding van de Wtta al op korte termijn aanzienlijk wordt
                  versterkt.
               
In aanvulling op deze uitbreiding ga ik het toezicht op de uitzendsector verder intensiveren
                     door de Arbeidsinspectie uit te breiden met 35 fte. Hiermee kan de Arbeidsinspectie
                     haar handhavingscapaciteit gericht op de uitzendsector uitbreiden. Voor deze aanvullende
                     35fte zal goed bekeken worden hoe deze extra inzet van de Arbeidsinspectie zo efficiënt
                     mogelijk aansluit bij de intrede van het toelatingsstelsel. Deze extra capaciteit
                     zal de komende periode na werving en opleiding stapsgewijs ingezet worden.
                  
Onderdeel van deze uitbreiding zijn bijvoorbeeld middelen voor het uitvoeren van de
                     Wet gegevensuitwisseling samenwerkingsverbanden. Die wet geeft toezichthouders mogelijkheden
                     om beter gegevens uit te wisselen, een veel gehoord obstakel in het toezicht op dit
                     moment.
                  
Ik ben blij dat we met het versterken van toezicht en handhaving de pakkans van malafide
                  uitleners vergroten. Maar toezicht en handhaving zijn niet dé oplossing om misstanden
                  in de uitzendsector aan te pakken. Zonder een manier om malafide uitzendbureaus duurzaam
                  uit de markt te weren, kunnen malafide partijen doorgaan met hun «vluchtig ondernemerschap»
                  om aan de handhaving te ontkomen. Met de Wtta kunnen we hier een einde aan maken.
                  Ik zie de uitbreiding van de Arbeidsinspectie dan ook als een versterking van de publieke
                  handhaving zowel in aanloop naar als straks samen met de Wtta.
               
Daarnaast blijf ik onverminderd en met urgentie inzetten op de volgende trajecten
                  waarmee we de mogelijkheden om misstanden in de uitzendsector aan te pakken uitbreiden.
               
Zo werkt de Arbeidsinspectie samen met de Belastingdienst, UWV en SVB binnen het samenwerkingsverband
                  Aanpak Misstanden Uitzendbureaus (AMU). Op aanbeveling van het Aanjaagteam bescherming
                  arbeidsmigranten is dit samenwerkingsverband het afgelopen jaar uitgebreid met een
                  grensoverschrijdend team om gezamenlijke inspecties te kunnen doen en gegevens uit
                  te wisselen met buitenlandse toezichthouders. Stapsgewijs wordt het team uitgebreid
                  naar 48 medewerkers. Een deel van de bovengenoemde capaciteitsuitbreiding gebruikt
                  de Inspectie voor het doen van deze grensoverschrijdende zaken. Dit grensoverschrijdend
                  team heeft inmiddels de eerste onderzoeken in uitvoering en ook zijn er samen met
                  andere lidstaten een aantal concerted and joint inspections gestart. Het samenwerkingsverband
                  werkt samen met de Europese Arbeidsautoriteit (ELA) voor kennis, opleidingen en het
                  uitvoeren van gezamenlijke inspecties met zusterorganisaties. Door middel van de samenwerking
                  binnen AMU kunnen complexe gevallen van malafiditeit effectiever en daadkrachtiger
                  worden aangepakt.
               
Daarnaast is het wetsvoorstel Wet modernisering en uitbreiding strafbaarstelling mensenhandel
                  bij uw Kamer in behandeling4. Dat wetsvoorstel biedt onder andere handvatten om beter strafrechtelijk op te treden
                  tegen misstanden op de werkvloer. Het wetsvoorstel ziet op de aanpak van arbeidsuitbuiting,
                  introduceert de strafbaarstelling van ernstige benadeling en stelt het voordeeltrekken
                  uit arbeidsuitbuiting en ernstige benadeling strafbaar. Dit betekent dat wanneer een
                  persoon of bedrijf via een uitzendbureau arbeidsmigranten tewerkstelt en weet of hele
                  duidelijke signalen krijgt dat de betreffende persoon door het uitzendbureau ernstig
                  wordt benadeeld of wordt uitgebuit, de inlener strafrechtelijk kan worden aangepakt.
                  Ik vind het belangrijk dat met dit wetsvoorstel straks, naast bestuursrechtelijke,
                  ook meer strafrechtelijke instrumenten beschikbaar komen, zodat effectief kan worden
                  opgestreden wanneer sprake is van ernstige misstanden, ook in aanloop naar de inwerkingtreding
                  van de Wtta. Ook ten aanzien van dit wetsvoorstel wordt nieuw personeel aangenomen
                  bij de Arbeidsinspectie en breder in de strafrechtketen.
               
Bij overtredingen moet worden gekeken naar de ernst van de overtreding en verwijtbaarheid
                  van de overtreder. Dat volgt ook uit de uitspraak van de Raad van State van 13 juli
                  2022. Het huidige boetebeleid van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) wordt daarop aangepast
                  waardoor bij alle overtredingen in de Wav bij het bepalen van de hoogte van de boete
                  rekening moet worden gehouden met de verschillende gradaties van verwijtbaarheid en
                  de ernst van de overtreding. Hierdoor wordt het boetenormbedrag verhoogd indien sprake
                  is van grove schuld of opzet van een ernstigere overtreding. In dat geval kan het
                  bedrag van de boete oplopen tot € 11.250. Ik streef ernaar de nieuwe beleidsregels
                  begin 2025 in werking te laten treden. Daarnaast laat ik voor verschillende wetten
                  op het gebied van eerlijk werk een onderzoek uitvoeren naar de boetehoogtes en maatschappelijke
                  effecten daarvan, mede naar aanleiding van een signaal van de Arbeidsinspectie van
                  dit voorjaar.
               
Ook heb ik het commissiedebat arbeidsmigratie van 4 september jl. (Kamerstuk 29 861, nr. 147) aangekondigd een verkenning uit te voeren naar de mogelijkheden van een uitzendverbod
                  in bepaalde sectoren of minimumpercentage van arbeidskrachten die in vaste dienst
                  moeten zijn. Ik verwacht de resultaten van deze verkenning in het eerste kwartaal
                  van 2025.
               
Tevens blijf ik mij vanzelfsprekend inzetten om de andere aanbevelingen van het advies
                  Roemer uit te voeren. Zo zet ik mij onder andere in voor een betere registratie van
                  arbeidsmigranten in het BRP of de RNI, het verbeteren van de kwaliteit van huisvesting,
                  en de ondersteuning aan arbeidsmigranten. Over de complete voortgang van deze aanbevelingen
                  wordt u separaat geïnformeerd.
               
Ook blijf ik continu in gesprek met de Arbeidsinspectie. Zo is er in februari 2023
                  door het Landelijk Informatie en Expertise Centrum (LIEC) een bestuurlijk signaal
                  gestuurd over de RNI. Verschillende organisaties, waaronder de Arbeidsinspectie, Politie
                  en Koninklijke Marechaussee, uiten zorgen dat de RNI-inschrijving kan worden misbruikt.
                  Samen met de Staatssecretaris van BZK en Staatssecretaris van JenV heb ik in juni
                  2024 een reactie gegeven. Het Ministerie van BZK is sindsdien onder andere met de
                  Kamer van Koophandel in gesprek om in kaart te brengen hoe deze problematiek ontstaat
                  en waar mogelijk drempels kunnen worden opgeworpen. Daarnaast wordt er gekeken hoe
                  signalen van mensenhandel aan het RNI-loket beter gemeld kunnen worden. Ook komen
                  er aanvullende instructies voor het toetsen van echtheidskenmerken van documenten.
                  Ook wordt met indieners naar het signaal gekeken of en welke andere maatregelen mogelijk
                  zijn om de gesignaleerde problemen te ondervangen.
               
Op 2 december 2021 is daarnaast de motie Maatoug/Simons5 door uw Kamer aangenomen. Deze motie roept op om de Arbeidsinspectie de bevoegdheid
                     in de arbeidswetten (WML, ATW, Wav) te geven tot bestuursrechtelijke stillegging bij
                     het vermoeden van ernstige benadeling. De Arbeidsinspectie is al bekend met dit instrument
                     op grond van de Arbeidsomstandighedenwet en bij recidive. Deze bevoegdheden worden
                     ook al toegepast door de Arbeidsinspectie.
                  
Op dit moment verkent SZW met de Arbeidsinspectie hoe bestuursrechtelijke stillegging
                     bij vermoedens van ernstige benadeling ingezet zou kunnen worden en welke juridische
                     basis hiervoor nodig is. Het streven is om uiterlijk begin 2025 de Kamer nader te
                     informeren over de uitkomsten van deze verkenning.
                  
Ten slotte ga ik in gesprek met sociale partners en partijen in de uitzendsector (SNA,
                     SNCU) om samen te bekijken wat we in aanloop naar de Wtta kunnen doen om misstanden
                     in de uitzendsector tegen te gaan. Hierbij anticiperen we op de inwerkingtreding van
                     de wet en maken we waar mogelijk afspraken over een meer gerichte handhaving door
                     informatie te delen. Ik vind het belangrijk hierin met marktpartijen op te trekken.
                     Naast de rol voor de overheid zie ik hierin ook een belangrijke rol voor uitleners
                     en inleners. Geen enkel bedrijf heeft het toelatingsstelsel nodig om de wet na te
                     leven.
                  
Lagere regelgeving
Een aantal onderwerpen van het wetsvoorstel zijn nader uitgewerkt in een algemene
                  maatregel van bestuur (AMvB) en een ministeriële regeling. Op verzoek van uw Kamer
                  stuur ik de conceptversies van de AMvB en ministeriële regeling mee met deze brief.
               
De AMvB bevat onder andere de ontheffingsregeling en de uitwerking van de financiële
                  zekerheidsstelling. Daarnaast regelt de AMvB de verdere uitwerking van gegevensuitwisseling
                  tussen de verschillende ketenpartners die nodig is voor het effectief functioneren
                  van het toelatingsstelsel. De AMvB is opgesteld in nauw overleg met sociale partners.
                  Daarnaast is de AMvB getoetst op uitvoerbaarheid door de Nederlandse Arbeidsinspectie
                  en de Belastingdienst. Verder hebben het Adviescollege Toetsing Regeldruk en de Autoriteit
                  Persoonsgegevens advies uitgebracht over de AMvB. Tot slot heeft de AMvB in het voorjaar
                  opengestaan voor internetconsultatie. De uitkomsten van deze toetsen, adviezen en
                  consultatiereacties zijn verwerkt in de voorliggende versie.
               
Enkele fracties van uw Kamer hebben tijdens de schriftelijke behandeling van het wetsvoorstel
                  voorgesteld om op onderdelen van de AMvB een voorhangprocedure toe te voegen. Mocht
                  uw Kamer een of meer voorhangprocedures toevoegen aan het wetsvoorstel, dan stel ik
                  voor deze brief als voorhang voor de AMvB te beschouwen. De AMvB zal dan ook niet
                  eerder aan de Raad van State voor advies worden voorgelegd, dan nadat uw Kamer zich
                  tijdens de behandeling van het wetsvoorstel over de inhoud ervan heeft kunnen uitspreken.
               
Naast de concept-AMvB stuur ik u ook de concept-ministeriële regeling mee. Hierin
                  zijn onder andere het normenkader en het inspectieschema opgenomen. Het normenkader
                  bevat de eisen waaraan uitleners moeten voldoen om toelating te verkrijgen en te behouden.
                  Zij worden hier periodiek op gecontroleerd door private inspectie-instellingen. Het
                  inspectieschema bevat de eisen waaraan inspectie-instellingen moeten voldoen bij het
                  uitvoeren van controles bij uitleners op de naleving van het normenkader. Bij het
                  opstellen van het normenkader en inspectieschema is intensief overleg gevoerd met
                  sociale partners en gebruik gemaakt van bestaande kennis bij marktpartijen over het
                  vrijwillige certificaat van de Stichting Normering Arbeid.
               
Daarnaast zijn het normenkader en inspectieschema in de praktijk getoetst via proefinspecties
                  en heeft de ministeriële regeling opengestaan voor consultatie. De uitkomsten van
                  de proefinspecties en reacties uit de consultatie zijn verwerkt in de meegestuurde
                  versie.
               
Gelijktijdig met verzending naar uw Kamer zal ik het concept-normenkader en concept-inspectieschema
                  voorleggen aan de Raad voor Accreditatie.
               
Tot slot
Het aanpakken van de misstanden in de uitzendsector blijft urgent. Alle pogingen om
                  malafide uitzendbureaus effectief aan te pakken, zijn de afgelopen jaren onvoldoende
                  gebleken. Het is daarom noodzakelijk dat we met maatregelen komen om op een structurele
                  manier de misstanden aan te pakken. Met de Wtta komt er een instrument om deze malafide
                  partijen structureel van de markt weren. De afgelopen maanden zijn er veel stappen
                  gezet om zowel de lagere regelgeving als de uitvoering weer een stap verder te brengen.
                  Zonder zorgvuldig ingerichte uitvoering is een effectieve aanpak van de misstanden
                  echter niet mogelijk. Daarom vind ik het belangrijk de tijd te nemen om de uitvoering
                  zorgvuldig in te richten. Hoewel het geen structurele oplossing is, ben ik blij dat
                  we in de tussentijd de capaciteit van de Arbeidsinspectie uitbreiden. Door deze middelen
                  structureel beschikbaar te stellen, versterken we het overheidstoezicht op de uitzendsector,
                  nu en in de toekomst.
               
Ik herhaal nogmaals dat uitleners en inleners ook zelf een verantwoordelijkheid hebben
                  om hun werknemers goed te behandelen. Ik ben blij dat een groot deel van de werkgevers
                  deze verantwoordelijkheid al zeer serieus neemt. Ik roep de andere werkgevers op om
                  dat ook te doen.
               
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
                  Y.J. van Hijum
Indieners
- 
              
                  Indiener
 Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
